De Beweging. Jaargang 12(1916)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 209] [p. 209] Een krans voor Virginie Loveling Door W.L. Penning Jr. Welvaak uw dichterwereld in, Vol kleine hartedieven, Hoe loofde ik weêrkeer immermeer, U loven was u lieven. Zoo las mijn kranke moeder u, Mijn vrouw ook menigmalen; En hoorend van uw jaardag nu, Zie 'k beider blik nog stralen. Graag drukte ik hier wel menig hand, Verknocht aan Flaminganten, Kolommenbouw uit beider land U wijdend in hun kranten. En voel 'k niet meê Paul Fredriek's hart Nu slaan met sneller slagen, Wijl hem in eenzaamheid en smart Uw lichtbeeld op komt dagen? [pagina 210] [p. 210] En helpt mij straks een grijze vrind Weêr naar een dicht-top stijgen, Dan streelen ons op Meiewind Uit oude Vlaamsche twijgen Veel stemmen even klaar als zacht: De treffend sober-schoone, Waardoor ge al drieërlei geslacht Wist roerend meê te tronen. Fijnst-kleine schepping is me úw boek En 't Zusterboek gebleven, Van greep zoo ongemeen als kloek In 't algemeene leven. Hoort gij om eenvouds tooi en toon Kind der natuur u noemen, Hoe mogen we u, om álle schoon, Kunstpriesteresse roemen! * Mêevierend uwe tachtig jaar, Vèr staan we als feestgenooten: Zuid-Neêrland neme een sluipkans waar, 't Noord - vindt de grens gesloten. ‘Bestel me in Gent!’ smeekt hulde en dank, De Post bromt: ‘Onbereikbaar!’.... Wellicht Gijzelf naar 'k hoop niet krank, Doch Vrijheid - op de lijkbaar?.... Terugziend, tot op prilsten dag, Ervaart ge een Kroondag - droever Dan angstgedachte ooit Treurdag zag Langs heel uw levensoever. [pagina 211] [p. 211] ‘Al kan geen Vlaamsche ziel geknecht Tot buigend Ja en Amen, U roepen we op voor ieders recht - Leeuw aller vol'kren samen....’ Zoo zucht ge, en geeft uw feest teloor; Dien zucht, o lieve grijze! Hoor 'k donk're wereldwolken door Van 't Zuid naar 't Noorden reizen. Geen grens ook die de Erin'ring stuit; Haar volgend, slaan we uw dicht op; En daar - God zegen u - daaruit Gaat al nog heerlijk licht op. Beleef gij, óverleef nog lang Gods uur van Vrede en Vrijheid; Op de offergraven wijde úw zang 's Lands droefheid, fierheid, blijheid. * Gedachtnis - ook aan Rosalie Wijde uwen dag intusschen; In onverbreek're harmonie Gedenkt gij Zusterkussen. Usaam beschreef me eens Frans de Cort, Wiens geest blijft medewaken, Droef spottend dat mijn Krans verdort Eer 'k tot een kans kan raken. ‘Fluks in den arm neem 'k Pol de Mont,’ Kwam dwaas in me op te wellen. ‘“Meê-onbereikbaar”’ klaag 'k al rond.... Dicht'res, naar wie 'k geen bode vond, Goeds - moge u God bestellen! Rijswijk (bij den Haag) 17 Mei 1916. Vorige Volgende