voorgrond stonden, en dat zij diezelfde problemen in andere verhoudingen brengen en in een scherper licht stellen.
Daarom is het een allereerste eisch, dat Nederland krachtig en voortvarend wordt geregeerd. Die eisch geldt wel steeds, maar nu in 't bijzonder, omdat de snelheid van de ontwikkeling der staatkundige en ekonomische verhoudingen in Europa ongekend groot is, en de richtingswisseling onverwacht en schits kan optreden. Het bittere ‘te laat’, dat in den Europeeschen strijd zoo'n groote rol speelt, geldt niet alleen voor de krijgskunde, maar ook voor de kunst van regeeren. Krachtig en voortvarend moet daarom de regeering zijn. Het zou een onvergeeflijke fout zijn dit tot een tegenstelling te maken van de zoo geliefde vaderlandsche deugd der bedachtzaamheid. Ook deze is geboden en in niet geringe mate. Wanneer echter het beraad eenmaal rijp is, dan zal elk verder wachten, overbodig talmen, formalistisch pluizen, de rijpheid doen overgaan in een langzaam verweekend en verzwakkend bederf.
In kracht en voortvarendheid ligt geen enkele richting aangewezen noch van conservatief of geavanceerd, noch van militairistisch of pacifistisch, maar wel het streven om vrij te komen en vrij te blijven van de nevelen der vóoroordeelen en verstelselde of verstijfde meeningen, om scherp de feiten te zien, helder de kansen op te stellen, zuiver vóordeelen en nàdeelen te wegen, ten einde op het juiste oogenblik de daad te verrichten, die door de omstandigheden wordt gevergd.
Het schijnt wellicht dat een dergelijke algemeenheid niet alleen geen verdediging maar ook geen betoog behoeft. Ieder is ervan overtuigd. Schuilt de moeilijkheid dan alleen in het bezit - of soms in het vinden en op de juiste plaats stellen - van de personen die over het vermogen van krachtig, voortvarend en toch bedachtzaam te regeeren beschikken? En is over dergelijke vragen elke algemeene bespreking onmogelijk?
In het antwoord op deze vraag ligt een levenskwestie voor de demokratie opgesloten. Ongetwijfeld is het voor de volksregeering moeilijk om steeds voor goede regeerders te zorgen, maar meer dan ooit moet dat moeilijke thans toch geschieden. In tijden van groote beroering en verwikkeling doorstaat de demokratie een proef, waaruit zal moeten blijken of ook uit haar