| |
| |
| |
Taal- en RechtswetenschapGa naar voetnoot1)
Door
Jacob Israël de Haan
(Vervolg van Dl. III blz. 225)
Kantongerecht wordt omschreven als ‘laagste der bestaande rechtscolleges’. Echter: het kantongerecht is niet een college. De kantonrechter is alleensprekend rechter. |
Keur: hierbij ontbreekt de beteekenis: ‘strafverordening gemaakt door de besturen van Waterschappen, Vennootschappen en Veenpolders’. Men zie de Wet van 20 Juli 1895, de zoogenaamde Keurenwet. |
Klacht: hierbij ontbreken de woorden: klachtdelict en klachtmisdrijf. Bovendien: klachten worden niet ingediend bij den rechter, maar bij officieren of hulp-officieren van justitie (Sv. 14). Het woord ‘hulpofficier’ wordt omschreven, maar te ruim. Zij kunnen den officier van justitie op de terechtzittingen niet vervangen. |
Korenfactoor wordt omschreven als ‘makelaar in koren’. Dit is volkomen fout. De korenfactoor bewaart koren voor anderen. |
Krijgsraad: deze bestaan niet enkel uit militairen. Ook rechtsgeleerden hebben zitting. Voorzitter is een rechtsgeleerde. |
Landsadvooaat is de advocaat van de Regeering. Niet te verwarren met Rijksadvocaat. |
| |
| |
Laster: is smaad of smaadschrift tegen beter weten in (Sr. 262). |
Landloooper: wordt verward met ‘bedelaar’. Landlooper is hij, die zonder middelen van bestaan rondzwerft (Sr. 432). |
Leekerechter wordt omschreven als: ‘wereldlijk rechter’. De gewone beteekenis is die van ‘niet-jurist’, in de uitdrukking: ‘leekenrechtspraak’ b.v. de jury, de kantonrechterplaatsvervanger kan leek zijn, de leden van de Raden van Beroep bedoeld in de Ongevallenwet 1901 zijn deels leeken. |
Legitieme portie is niet het rechtmatig erfdeel, maar het wettelijk erfdeel. Eene omschrijving geeft B.W. 960. |
Levensverzekering: de bewerker verwart de levensverzekering ten behoeve van eenen derde, met de levensverzekering te eigen behoeve. Bij de eerste soort van verzekering is ‘verzekerde’ degene, die de vastgestelde som krijgt bij het overlijden van het ‘verzekerd lijf’. |
Leveringscontract wordt omschreven als: ‘contract betreffende eene leverantie’. Is dat eene verklaring? Een leveringscontract is eene koopovereenkomst, waarbij de waren worden geleverd in gedeelten, b.v. meel, aardappelen. |
Licentie: hierbij ontbreekt de licentie als bedoeld in artikel 33 van de Octrooiwet van 1910 Stbld. 313. |
Lijdelijk: niet vermeld worden de lijdelijkheid van den rechter en van den hypotheekbewaarder. |
Loket: hierbij ontbreekt het bekende woord ‘loketovereenkomst’, dat is de overeenkomst, waarbij men de beschikking krijgt over een safeloket. Dit laatste woord vermeld. |
Makelaar wordt omschreven als ‘tusschenpersoon in den handel’. Dit is veel te ruim. Tusschenpersonen in den handel zijn ook: cargadoors, expediteurs, commissionairs enz. De juiste omschrijving van makelaars vindt men in K. 62: ‘door het plaatselijk bestuur aangestelde tusschenhandelaars’. |
Mededader (Sv. 47), ontbreekt, evenals medeplegen (Sr. 47). De omschrijving van medeplichtig is veel te ruim. Eene goede omschrijving vindt men in Sr. 48. |
Merkenwet: wet van 30 September 1893 houdende bepalingen op de fabrieks- en handelsmerken: ontbreekt. Fabrieks- |
| |
| |
merk en Handelsmerk worden vermeld zonder verwijzing naar de Merkenwet. |
Mijnwet is fout vermeld. Is deze wet belangrijker dan de Merkenwet? De Mijnwet is de Wet van 27 April 1904 (Stbl. no. 73) houdende nadere bepalingen betreffende de mijnontginning met wijziging der Wet van 21 April 1810 (Bulletin des Lois no. 285). |
Minderjarig is niet juist omschreven. Zij, die vóór hun een-en-twintigste jaar trouwen zijn meerderjarig (B.W. 385). |
Misdrijf wordt omschreven als: ‘strafbare daad, misdaad, wanbedrijf, elke overtreding, die bij de wet strafbaar is gesteld’. Hiervan is ongeveer geen woord juist. Voor 1886 was deze omschrijving eenigermate juister. ‘Misdrijf’ tegenover ‘overtreding’ is de naam van de zwaardere strafbare feiten (Van Hamel § 23). |
Moratorium wordt verward met surséance van betaling. |
Nietigverklaring wordt omschreven als vernietiging van eene verbintenis. Hier is verwarring tusschen nietigheid en vernietigbaarheid. Eene nietige handeling wordt nietig verklaard, Eene vernietigbare handeling wordt vernietigd. Nietigverklaring betreft niet alleen verbintenissen, maar ook b.v. een huwelijk. Fouten vindt men ook bij de verklaring van het woord vernietigen. |
Noodweer wordt omschreven als ‘zelfverdediging, waartoe men door den nood gedwongen wordt’. Dit is gedeeltelijk te eng, gedeeltelijk verward met den ‘noodtoestand’. Men zie Sr. 41. |
Notoriëteit de zoogenaamde ‘akte van notoriëteit’, meer bekend onder den naam ‘akte van bekenheid’ wordt niet afgegeven door den notaris, maar door den kantonrechter (B.W. 127, 128). Op het woord ‘bekendheid’ wordt ‘akte van bekendheid’ beter vermeld, ofschoon nog niet juist. |
Onderhoudplichtig: de meest-bekende beteekenis wordt niet vermeld, nl. ‘verplicht tot het verschaffen van levensonderhoud’ b.v. B.W. 280; 344a; 375 vv. Evenmin vindt men deze beteekenis bij: ‘alimentatie’. |
Onrechtmatig wordt omschreven als ‘niet gegrond op recht en billijkheid’. Dit laatste is niet in overeenstemming met de vormingswijze van het woord en met de rechtsspraak van den Hoogen Raad op artikel 1401 B.W. |
| |
| |
Ontheffen: hierbij wordt niet vermeld ontheffing van de ouderlijke macht en van de voogdij. |
Ontoerekenbaar: ten aanzien van dit woord bestaat verwarring met ‘toerekeningsvatbaar’. Ik schreef daarover in W. 9802 en W. 9822. Men zie ook W. 6173, 6176 en 6264. |
Ontzetten: als voorbeeld wordt gegeven de volzin: ‘De burgemeester wordt uit zijn ambt ontzet’. Wat beteekent dit anders dan ‘ontslagen’? ‘Ontzetting’ uit de ouderlijke macht of de voogdij wordt ntet genoemd. Evenmin ontzetting van bepaalde rechten als bijkomende straf. Evenmin de ontzetting van rechters (R.O. 11). |
Oplichten wordt omschreven als ‘bedriegen, beetnemen’. In het strafrecht heeft het woord zeker eene engere beteekenis. Men zie Sr. 326. Evenzoo is de omschrijving van ‘oplichter’ niet voldoende juist. |
Opposant en oppositie niet vermeld wordt de rechtsterm: oppositie tegen een verstekvonnis, oppositie tegen afgifte van kooppenningen (Rv. 457). |
Opruien wordt omschreven ‘ophitsen, tot ontevredenheid aanzetten, opstoken’. Dit is te ruim. Opruien is: in het openbaar aanzetten tot het plegen van eenig strafbaar feit. (Sr. 131). |
Opzettelijk wordt omschreven als voorbedachtelijk, met het bepaalde voornemen’. Of eene omschrijving van het woord ‘opzettelijk’ noodig is en mogelijk in enkele woorden blijve buiten beschouwing. Deze omschrijving is fout. Opzet is niet hetzelfde als ‘voorbedachte raad’ en behalve in de zoogenaamde wilstheorie ook niet hetzelfde als ‘voornemen’. |
Orderbriefje wordt gelijkgesteld met ‘acceptatie’. Dit is fout. Acceptatie is de verbintenisscheppende handteekening van den betrokkene op den wissel (K. 112 v.v.). |
oud-eigen, een soort van grondrente ontbreekt. (Asser-Scholten II, bldz. 250). Het Handelsblad van Zaterdag 10 Juli 1915, Avondblad, Derde Blad, deelt het geval mede van eenen huiseigenaar, die door de gemeente Amsterdam werd aangemaand tot betaling van f 1.92½ voor op zijn pand rustend oud-eigen. Hij vroeg inlichtingen aangaande ‘oud-eigen’ bij de samenstellers van het Handelsblad. Deze wendden zich tot de ambtenaren van de betrokken afdeeling ten Stadhuize. De andere
|
| |
| |
namen, die Prof. Scholten vermeldt: uitgang, cijns, tijns, ontbreken in Van Dale eveneens. |
Overeenkomst: de bewerker heeft de bepaling van het B.W. overgenomen (art. 1349). |
Dit is in het algemeen niet te laken, maar in dit geval is de bewerker toch weder niet gelukkig geweest, want de omschrijving van de wet past alleen op de zoogenaamde verbintenis-scheppende overeenkomsten. |
Overliggen wordt vermeld als term in het zeewezen: ‘langer dan den gewonen of den bepaalden tijd liggen’. Echter ontbreken de woorden: overligdagen en overliggeld. |
Pandbrief: ‘hypotheekvereeniging’ moet zijn: ‘hypotheekbank’. De pand- of verbandbrieven op schepen worden niet vermeld (K. 315). |
Bij ‘pandhuis’ ontbreekt de pandhuiswet van 3 Nov. 1910, Stbl. No. 321, houdende wettelijke bepalingen tot regeling van banken van leening. |
Passantenhuis is als rechtsterm foutief omschreven. De passantenhuizen worden genoemd in artikel 4 van de zoogenaamde Gestichtenwet. Zij zijn bestemd tot verblijf voor doortrekkende gevangenen en andere onder verzekerde bewaring vervoerd wordende personen. |
Penitentiair hieerbij ontbreekt: penitentiairrecht. |
Pistole: deze is niet mogelijk in de gevangenissen, doch alleen in de huizen van bewaring (Beginselenwet, artikel 9). |
Possessoir: ter verklaring wordt o.a. deze zin gegeven: ‘de possessoire rechtsvordering is summier, zij wordt spoediger behandeld dan de gewone.’ Daarvan is geen woord juist. |
Preferente schulden: de preferentie is niet alleen van belang in een faillissement, doch overal waar minder baten zijn dan schulden, b.v. bij de vereffening van eene onbeheerde of beneficiaire nalatenschap. Faillissement is niet gelijk bankroet. |
Proceskosten: ter verklaring wordt deze zin gegeven: ‘hij werd veroordeeld tot eene boete en de proceskosten.’ Echter: sinds 1896 draagt de beklaagde ook in geval van veroordeeling de proceskosten niet. |
Procureur: deze is niet een ambtenaar, evenmin als b.v. een arts. |
| |
| |
Procureur-generaal wordt omschreven als iemand, die met het openbaar ministerie bij het oppergerechtshof belast is. Echter: de procureur-generaal is het hoofd van het parket bij de Gerechtshoven en bij den Hoogen Raad. |
Provisioneel beteekent zeer zeker ‘voorloopig’, maar ik betwijfel of ‘provisioneele opheffing van een gerechtelijk beslag’ de zaak duidelijk maakt. |
Psychomant wordt vermeld als ‘geestenbezweerder’. Daarentegen ontbreken: ‘psychopaath’ en ‘psychopathenwet’. |
Raadsheer wordt omschreven als ‘lid van een raad, van een gerechtshof, senator’. Het eerste is zeker fout ten aanzien van de leden van den Raad van State, Gemeenteraad, Raad van Beroep enz. ‘Raadsheer’ is ook de naam voor de leden van den Hoogen Raad. |
Rangregeling wordt verward met de uitdeelingslijst in faillissement. |
Ratio leges, moet zijn ratio legis. Ik zou daarop niet eene aanmerking maken, wanneer de fout niet tevens in de vorige druk voorkwam. |
Rauwelijk wordt omschreven als ‘zonder verzachtende omstandigheden’. Dit is geheel fout. ‘Rauwelijks’ beteekent ‘zonder dat eerst iets anders is voorafgegaan’. Bijvoorbeeld in Fw. 236. De ‘rechtstreeksche dagvaarding’ bedoeld in Sr. 141 wordt dikwijls rauwelijksche dagvaarding genoemd. Van Dale vermeldt wel rouwelings dagvaarden (met een o) en omschrijft dit als ‘dagvaarden voor eene hoogere rechtbank zonder dat de zaak voor eene lagere gediend heeft’. Die omschrijving is fout. Dadelijk voor eenen hoogeren rechter dagvaarden laat het Nederlandsche strafgedingsrecht niet toe. |
Rechter-commissaris: hierbij wordt niet vermeld de taak van den rechter-commissaris in het voorbereidend strafonderzoek. Wel wordt vermeld: ‘rechter van instructie’ als ‘die met het onderzoek belast’. Dit is natuurlijk fout. Rechter van instructie is de niet geheel juiste benaming voor den rechter-commissaris in strafzaken. |
Rechtsmiddel wordt omschreven als ‘middel aan de wet ontleend’. Dat is geen verklaring. Het woord ‘rechtsmiddel’ komt in twee geheel verschillende beteekenissen voor. In de
|
| |
| |
eerste plaats gesteld tegenover ‘rechtsgrond’ (Rv. 53; Rv. 48). In de tweede plaats als ‘middel om tegen een vonnis op te komen’, dus: verzet, hooger beroep, cassatie enz. |
Reconventioneel wordt omschreven als ‘ten laste van den eischer’. Dit is niet juist. Reconventioneel is het bijvoeglijk naamwoord, dat behoort bij het zelfstandig naamwoord reconventie. Dit laatste is goed omschreven. |
Reederij: de lange omschrijving is fout. Eene voldoende geeft de wet in K. 320. |
Regeeringscommissaris. De omschrijving is niet bepaald fout, maar vaag. Men zie Gw. 110. |
Regresrecht wordt omschreven als ‘recht om schade op een ander te verhalen’. Dit is fout. Regresrecht is het recht van den houder van eenen wissel tegen vroegere houders en tegen den trekker in geval de wissel niet is geaccepteerd of niet is betaald. |
Rehabilitatie wordt omschreven als ‘herstel in eer en rechten, voornamelijk van gefailleerden’. Dit laatste is onjuist. Rehabilitatie komt nog wel in de Faillissementswet voor (art. 206-213) maar zij heeft geen rechtsgevolgen. |
Renversaal wordt omschreven als ‘schriftelijke tegenbelofte of tegenverzekering’. Dat is niet eene verklaring. ‘Renversaal’ is een ander woord voor de contre-lettre bedoeld in B.W. 1910. Het is een akte, waarbij een vroegere akte wordt veranderd. |
Respondeeren wordt o.a. omschreven als: ‘eene dissertatie mondeling verdedigen’. Dat is fout. Responsiecollege is goed omschreven. |
Revisie wordt omschreven als ‘het beroep in cassatie van arresten, door den Hoogen Raad in eersten aanleg gewezen’. Deze omschrijving kan slaan op revisie in burgerlijke zaken (Rv. 359) ofschoon zij ook dan nog fout is (Rv. 361). Revisie in burgerlijke zaken komt evenwel in werkelijkheid nooit voor. Geregeld komt voor revisie van strafvonnissen. Dit is herziening van een veroordeelend gewijsde wegens vermoedelijke onjuistheid in bepaalde bij de wet genoemde gevallen (Sr. 375). |
Rijksadvocaat wordt omschreven als ‘advocaat, die voor de belangen van het rijk optreedt’. Dit is te ruim, hier- |
| |
| |
onder valt ook de landsadvocaat. Men zie Simons' Strafvordering op art. 141. |
Rijksgesticht: Ommerschans is niet meer een Rijksbedelaarsgesticht. |
Rijksopvoedingsgesticht: de bestemming is niet juist aangegeven. Men zie de wet van 12 Februari 1901, art. 4. |
Samenloop wordt niet vermeld als strafrechtstem. |
Scheepsraad wordt omschreven als ‘krijgsraad, die aan boord gehouden wordt’. De scheepsraad is de raadpleging door den schipper van officieren en voornaamste scheepsgezellen (K. 367). |
Scheepsverklaring wordt omschreven als: ‘verklaring der scheepsofficieren voor den raad van tucht’. De scheepsverklaring is de verklaring van den schipper en een voldoend deel der bemanning aangaande de reis, afgelegd voor kantonrechter of consul (K. 379). De ‘raad van tucht’ bestaat niet meer. |
Sequester wordt omschreven als ‘beslag, inbeslagneming’. Neen: de sequester is een persoon, die de gesequestreerde zaken in bewaring neemt. |
Smaad wordt omschreven als ‘hoon, beleediging’. Neen: smaad is slechts een bijzondere vorm van beleediging. De juiste omschrijving vindt men in Sr. 261. |
Staatsrecht wordt omschreven als: ‘recht van den eenen staat tegenover den anderen, internationaal recht, dat de organisatie van den Staat regelt, onderscheiden in: eigenlijk staatsrecht, constitutioneel recht en administratief recht’ Dat is nu toch werkelijk al te erg. Staatsrecht is het recht, dat de bouw en de werking van de staatsorganen regelt. |
Stelen, zelfs dit eenvoudige woord is fout omschreven: ‘heimelijk wegnemen, zich onrechtmatig toe-eigenen’. Stelen is: wegnemen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. |
Strafinrichting: behoefde dat woord wel nader verklaard te worden? Een gelukkige hand heeft de bewerker niet. De Kruisberg bij Doetinchem is een rijksopvoedingsgesticht voor jongens en dus juist niet eene strafinrichting. |
Stroopen wordt niet vermeld in de beteekenis van Sr. 314. |
Stukloon ontbreekt. |
Surséance wordt omschreven als: ‘door de rechtbank vergunde opschorting van betaling, waarbij de vrije beschikking
|
| |
| |
over de goederen behouden blijft’ Neen: het recht van beheer en beschikking is de schuldenaar tijdens de surséance uitdrukkelijk ontnomen. (Fw. 230.). De rechtbank kan de surséance alleen verleenen, wanneer eene groote meerderheid der schuldeischers daarvoor heeft gestemd. |
Tiendwet ontbreekt ofschoon zeven en twintig afleidingen van ‘tiend’ vermeld worden. |
Toerekenbaar wordt verward met ‘toerekeningsuatbaar.’ |
Tuchthuis wordt omschreven als: ‘gevangenis voor crimineel veroordeelden, wel te onderscheiden van de huizen van bewaring, waarin correctioneel veroordeelden worden opgenomen.’ Neen: tuchthuizen bestaan niet meer, evenmin als crimineel veroordeelden en correctioneel veroordeelden. Dit alles was ongeveer juist voor 1886. |
Uitleveringstractaat wordt vermeld, uitleveringswet ontbreekt. |
Uitlokken ontbreekt als rechtsterm (Sr. 47). |
Verbeterhuis wordt omschreven als: ‘gevangenis voor correctioneel-veroordeelden, huis van correctie.’ Men vergelijke ‘tuchthuis’ en vrage zich af, waar de correctioneel veroordeelden zich nu ten slotte bevonden. |
Verbeurdverklaren, wordt omschreven als ‘door den fiscus in beslag nemen, inzonderheid tot straf.’ Neen: verbeurdverklaring komt ook buiten het fiscale recht voor als straf. (Sr. 33). |
Verduisteren: dit is niet ontfutselen, doch opzettelijk wederrechtelijk zich eenig goed toe-eigenen, dat men reeds onder zich had, anders dan door misdrijf. Eene eigenaardige beteekenis heeft het woord in Rv. 727. |
Verschoonen: het verschooningsrecht van getuigen en van voogden wordt niet genoemd. |
Verwijzing wordt omschreven als: ‘veroordeeling, vonnis’. Dit is niet juist. De rechtbank in raadkamer verwijst den beklaagde naar de openbare terechtzitting. |
Vlotbaar, dit woord komt in het B.W. voor in artikel 577 ‘vlotbare stroomen’. De bewerker van Van Dale verklaart ‘vlotbaar’ als ‘kunnende vlotten of drijven’. Over het achtervoegsel ‘baar’ raadplege men het Groote Woordenboek. Af- |
| |
| |
leidingen met ‘baar’ van stammen van bedrijvende werkwoorden worden door den bewerkers van het Groote Woordenboek aangemerkt als zeldzaam. Ik kan er twee vermelden. ‘Verbindbaar in den zin van ‘verbindend’ b.v. ‘de verbindbaarheid van eene gemeente-verordening’. Deze uitdrukking wordt gebruikt door den Hooge Raad in een vonnis van 3 Juni 1912 (W. 9354) en door inzenders in W. 9369 en 9377. En ‘vangbaar’ gebruikt door wildstroopers in uitdrukkingen als ‘een vangbare strik’ en ‘een strik vangbaar maken’. Men vindt deze woorden in het verslag eener rechtszaak in ‘Het Handelsblad’ van 27 October 1914 Ochtendblad. |
Voeging wordt genoemd ‘tusschenkomst tusschen twee gedingvoerende partijen’. Neen: de wetgever onderscheidt voeging en tusschenkomst. (Rv. 285.) |
Volgbriefje wordt omschreven als ‘bestelbiljet, bewijs van aflevering’. Neen: het volgbriefje is ten aanzien van goederen wat de wissel is ten aanzien van geld. |
Voogd wordt omschreven als: ‘iemand, wien door de wet of de overheid of door een familieraad de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige weezen te zorgen’. Allerlei fouten: de familieraad kan niet eenen voogd benoemen; de testamentaire voogdij is vergeten; niet alleen weezen staan onder voogdij, zelfs niet alleen halve weezen. Ook na echtscheiding, wanneer beide ouders dus nog leven komen de minderjarige kinderen onder voogdij. |
Voogdijraad wordt omschreven als: ‘college van personen, geschikt en bereid om zich het lot van minderjarigen aan te trekken’. Neen: voogdij oefent de voogdijraad nooit uit. Al zijne verschillende werkzaamheden met enkele woorden aan te geven is niet mogelijk. Men zie B.W. 385 b. |
Voorwaardelijk: hierbij ontbreken: voorwaardelijke veroordeeling en voorwaardelijke invrijheidstelling. |
Wanbedrijf wordt omschreven als ‘misdrijf, overtreding’. Volkomen fout. ‘Wanbedrijf’ is de Hollandsche vertaling van ‘délit’. De naam dus voor de niet zeer zware feiten (misdaad) en de niet zeer lichte feiten (overtredingen). De verdeeling in drieën is overigens sinds 1 Sept. 1886 vervallen. |
Wanheid in den zin van slechtheid, een mooi sterk
|
| |
| |
woord, dat echter verouderd is, ontbreekt. Men vindt het in K. 351. |
Waterstaat, hier is verwarring tusschen den waterstaat en de waterschappen. Het ministerie van waterstaat, handel en nijverheid is gedeeld in een ministerie van waterstaat en in een van landbouw, handel en nijverheid. |
Wederantwoord wordt omschreven als: ‘antwoord op een antwoord, dupliek’. Neen: het antwoord op een antwoord is de repliek. |
Wilsbeschikking: wordt omschreven als ‘beschikking over den wil’. Het is mogelijk, dat het woord in dien zin voorkomt. Zeker zijn uitdrukkingen als ‘uiterste wilsbeschikking’ en ‘hoogere wilsbeschikking’ meer gebruikelijk. |
Wraken: als voorbeeld wordt gegeven ‘een kantonrechter wraken, hem ongeschikt, onbevoegd achten om over eene zaak te oordeelen’. Iedere rechter kan worden gewraakt. Dit heeft met zijne bevoegdheid niets te maken. De wrakingsgronden vindt men in Rv. 29 en Sv. 321. B.v. belang bij het geding, bloedverwantschap met een der partijen, vijandschap enz. |
* * *
Ten slotte: naar aanleiding van hetgeen ik had geschreven over de minder zorgzame behandeling der rechtskundige vakwoorden in het Groote Woordenboek der Nederlandsche Taal ontving ik van zeer bevoegde zijde een schrijven, waaruit ik het volgende overneem: ‘Ik verzeker u, dat in de laatste jaren door de redactie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal behoorlijk rechtsgeleerde voorlichting bij het schrijven der artikelen wordt gevraagd. “Auteursrecht” en “Grondrente” zijn terecht indertijd in hun gebrekkigheid gesignaleerd in Rechtsgeleerd Magazijn XI, 1, en de Redactie heeft daarna gedaan, wat zij doen kon, namelijk, toen het deel der A en dat der G, waarin de gelaakte artikelen voorkwamen, compleet waren, bij de “Verbeteringen” met rechtsgeleerde voorlichting een andere omschrijving van die zaken te geven. Men vindt een verbeterd artikel “Auteursrecht” in Dl. II, 1ste stuk blz. IV (Deel Akant-Berispelijk) en een verbeterd artikel “Grondrente” in Dl. V (Glaasje-Harspleister) op blz. IV.’ |
-
voetnoot1)
- Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal, vijfde geheel opnieuw bewerkte uitgave, bewerkt door P.J. van Malssen Jr., 's Gravenhage - Leiden, Mart. Nijhoff en A.W. Sijthoff's Uitgevers-Mij.
|