De Beweging. Jaargang 11(1915)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] Moeder-liedjes Door J.I. van den Brandeler-den Beer Poortugael I Droomkindje Mijn kind, sluimer zacht... De nacht is gekomen Met duister en droomen En schaduwenpracht Mijn kind, sluimer zacht. De maan schijnt alleen Blank glanzende stralen Om 't wiegeken heen: Gedempte verhalen Voor 't kindje alleen. En moederke wacht In 't duister gedoken Dat niets wordt verbroken Van 't schoonste der nacht: - Droom-kindje dat lacht. [pagina 131] [p. 131] II Zooals aan zee... Zooals aan zee de kleine schelpen zijn Doorzichtig rose in hun breekbaarheid, Op 't golvend strand als teeder neergespreid Door stille handen liefdevol en fijn, Zoo ligt gij kindje tusschen 't ijl beweeg Der wind-bewogen bedgordijnen; 't licht Valt crème-doorweven op 't bebloosd gezicht Dat in den slaap zich even zijwaarts neeg; Twee rose armpjes raken onbewust Van eigen schoonheid 't donker hoofdje aan En in de wimpers blinkt er nog een traan Die mét het kindje in den lichtglans rust. III Het zonlicht over 't wiegken glijdt... Het zonlicht over 't wiegken glijdt En voor mijn kind een bedje spreidt Van louter lichte dingen. Haar handjes strálen in dien gloed En d' oogjes blinken wonder-zoet Of zij het zonlicht vingen. O kind, wanneer de jaren gaan En gij met open ziel zult staan Temidden van het leven, Vang dan als nu den lichten schijn Die in en om uw dag zal zijn Als zonnegloed geweven. [pagina 132] [p. 132] IV Zonnestraal Kindje met uw tooverlach Die vanuit uw oogjes gleed En een ieder beiden deed Die uw lachen komen zag, Speel maar met den zonnestraal Die op 't donzen dekje danst En uw kopje goud omglanst Dalend, rijzend telkenmaal Als uw handjes rozig warm Grijpen naar dien schitter-schijn, Blij zoo mooi be-zond te zijn, Trotsch op moeders arm. V Komende zomer Kindje, er zal een zomer komen Zooals nimmer was te voren, Die ons bêi zal toebehooren Met zijn levens-vreugde-droomen, Met zijn blijde groene velden En de open klare luchten, Glanzend wijde wolken-vluchten, Bloemensproken ongetelde. - Kind, het zal één jubel wezen Die geen droefheid kan verstoren: Onze ziel tot zón gerezen Zal den zomer toebehooren. Vorige Volgende