om ook het werkelijk groote en waardevolle in het eigen volk volstrekt niet zeker vermag aan te wijzen.
‘In de laatste maanden is in tal van brochures en tijdschriften de vraag besproken waarom wij Duitschers in het buitenland zoo gehaat zijn. Wie omtrent die vraag helder wil oordeelen doet het best als hij de volgende zinnen uit het boek van Sombart in het oog vat:
In den grond hebben wij Duitschers in geestelijk beschavingsopzicht niemand noodig. Gedenken wij toch de onuitputtelijke rijkdom van het duitsche wezen, dat alles in zich bevat wat menschelijke kultuur aan werkelijke waarden vermag voort te brengen’.
‘Deze waarlijk pijnlijke zelfverheerlijking, deze kultuurbluf, dit hooggezwollen bewustzijn dat men enkel te geven en niets te ontvangen heeft, de daarin begrepen geringschatting van alle omringende beschavingen, deze zijn het, die in het optreden van vele Duitschers iets gelegd hebben, dat de ontwikkelde buitenlander met begrijpelijke verbittering en minachting vervullen moest. En al die Duitschers die sedert jaren in deze toon gesproken en geschreven hebben, laten deze zich bekennen dat zij aan de wereldoorlog juist zoo veel schuld hebben als de nijd en andere lage beweegredenen van het buitenland. Alleen zijn zij meestal in de gelegenheid, de bloedige gevolgen van de ophitsing van hun veilige kamer uit te kunnen waarnemen, terwijl onschuldigen hun leven en hun gezondheid voor deze uitwerking van hun onbezonnen en prikkelende woorden moeten ten offer brengen.
Er is in de laatste jaren veel gesproken over de “omsingeling” van Duitschland. De allerergste en gevaarlijkste vereenzaming van Duitschland gebeurt echter niet van buiten af, maar van uit de donkere grond van onze eigen vaderlandsche inbeeldsels, alsof namelijk wij, als Germanen, vanzelf bron, wezen en doel van alle beschaving zijn. Weg met al zulke onnoozele spooksels! Wie zich het sterkst voelt, die mag met zelfkennis en met het erkennen van anderer waarde het eerst een begin maken. Willen wij Duitschers erin slagen onze sterke, maar eenzijdige begaafdheid ook maatschappelijk en vormelijk te ontwikkelen, dan moeten wij ons in de eerste plaats van alle hoogmoedige