De Beweging. Jaargang 11
(1915)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 240]
| |
De Duitsche rechtsgeleerden en de oorlog
| |
[pagina 241]
| |
Aldus gezien heeft de Juli-aflevering van het ‘Archiv für Rechts- und Wirtschaftsphilosophie’ veel van een smeekschrift. De leider Prof. Josef Kohler opent met eene bijdrage: ‘Das Notrecht’. Schrijver begint met een uitvoerig geschiedkundig overzicht. Achtereenvolgens worden behandeld het oud-Duitsche recht, het oud-Fransche, het Kanonieke, het Natuurrecht, Hegel, Feuerbach ‘mit seiner an der Erde kriechenden Strafrechtstheorie’, Kant, enz. Dit lijkt alles zeer onschuldig. Het vertrapt België wordt niet genoemd. Maar men bemerkt het: de schrijver pleit. Vooral wanneer hij tot het Staatsnoodrecht overgaat: ‘Vor allem aber ist der Staat eine Einrichtung, dessen Bestand um jeden Preis erhalten werden muss.’ En voorts: ‘Dagegen ist das Verhältnis des einen Staates zum anderen im höchsten Masse durch das Notstandsrecht geregelt. Der Staat, der um seine Existenz zu kämpfen hat, handelt recht, wenn er in seinem Kampfe in die Rechte anderer Staaten eingreift, auch in die Rechte der Neutralen, denn seine Existenz geht vor, für diese ist alles und jedes zu opfern.’ Breuk van volkerenovereenkomsten is toegelaten: ‘Natürlich gilt dies auch dann, wenn der Staat früher Versprechungen gemacht und Abkommen getroffen hat.’ Dat Duitschland geheel rechtvaardig handelde toen het België binnenviel staat voor Prof. Kohler vast. Duitschland bevond zich in nood ‘und alles, was früher verabredet war, hatte hiergegen kein Gewicht’. België had Duitschland moeten doorlaten. Dat was slechts: ‘eine ziemlich unbedeutende Schmälerung seiner Territorialgewalt’, niet anders dan: ‘eine höchst unschuldige Konzession, die man einem Staate zumuten kann’. Toen Duitschland België binnenviel: ‘hat es gehandelt in Ausübung des Notrechtes, und zu gleicher Zeit hat es eine heilige Pflicht gegen sich selbst und gegen die Kulturwelt erfüllt.’ Dat België daarbij in eene kleine moeilijkheid geraakte is de schuld van de Belgische bewindlieden. Zij hebben eene verontschuldiging: ‘Sie kannten das grosse, hehre, einzige Deutschland viel zu wenig’. Inderdaad!
De bekende strafrechtsgeleerde Prof. Von Liszt is tevens schrijver van een boek ‘Das Völkerrecht’. Daarvan is, (o, spot des Rechts!) de tiende uitgave verschenen. Kohler's Archiv | |
[pagina 242]
| |
neemt enkele bladzijden uit het Voorwoord over. Wij halen slechts eenen zin aan: ‘Damit aber ist dem Deutschen Reiche, das gegen die englische Weltherrschaft kämpft, die führende Rolle bei der Weiterbildung des Völkerrechts vorgezeichnet und gesichert’. * * *
De ‘Deutsche Juristen-Zeitung’ heeft 1 Augustus weder een dubbel nummer doen verschijnen. Dr. Hachenburg bewerkt zijne maandelijksche Juristische Rundschau. De Minister van Buitenlandsche Zaken der Vereenigde Staten is in de ‘Deutsche Juristen-Zeitung’ meermalen uitgemaakt voor een warhoofd en een dwaas. Thans nu hij is afgetreden en de uitvoer van krijgsgeraad verboden zou willen zien, wordt hij bovenmatig geprezen: ‘Wir verfolgen das Auftreten Bryans mit gespannten Blicken’.
Vermeld wordt het Duitsche antwoord op de Amerikaansche Lusitania-nota: ‘Die Sprache ist fest und würdig. An einzelnen Stellen dringt ein mächtiges sittliches Empfinden durch.’ Het is merkwaardig met welke goedmoedige zelfgenoegzaamheid deze Duitsche Heer van maand tot maand lof en blaam uitdeelt. Amerika gedraagt zich tamelijk goed. Zwitserland en Zweden maken het bevredigend.
De nieuwe Engelsche staatsleening is eene mislukking en bovendien strijdig ‘mit dem Geiste der englischen Verfassung.’ Gelukkig dat men in Duitschland daarover waakt.
De Duitschers beweren, dat Russische soldaten deden alsof zij zich wilden overgeven en plotseling op de Duitschers aanvielen. Dit is een krijgslist en de Haagsche Volkerenovereenkomsten achten krijgslisten toegestaan. Dr. Hachenburg ontkent dat niet. Maar hij vervolgt: ‘Aber dem Gegner ist auch erlaubt sich gegen die List zu wehren. Dadurch istdas Verbot der Totung des die Waffen streckenden oder wehrlosen Feindes wieder aufgehoben. Das steht nicht ausdrücklich im Landkriegsabkommen. Aber es folgt aus ihm. Der Führer, der am 26 Juni das Feuer auf die Russen mit den weiszen Tüchern befahl, wird sich aller- | |
[pagina 243]
| |
dings kaum über die Auslegung des völkerrechtlichen Uebereinkommens den Kopf zerbrochen haben.’
Oostenrijk heeft den 12den Juni 1915 eene Keizerlijke Verordening afgekondigd tegen Verraders. Merkwaardig: de rechter is bevoegd ‘als Sühne für die Rechtsverletzung nach freiem durch die Würdiging aller Umstände geleitetem Ermessen des Gerichts eine angemessene Entschädigung zuzusprechen.’ Eene burgerrechtelijke schadevergoeding is dit niet. Het is eene straf, waarbij de wetgever den rechter geheel heeft vrijgelaten.
In eene vroegere bijdrage vermeldden wij drie rechtsgeleerden van Duitsche geboorte, die zich niet kunnen vereenigen met de oorlogsrechtsopvattingen van de Duitsche bewind- en bevelvoerders. Een hunner prof. Oppenheim te Cambridge wordt thans door de ‘Deutsche Juristen-Zeitung’ schandelijk belasterd. Prof. Oppenheim werd in 1889 buitengewoon Hoogleeraar te Freiburg in Baden, in 1891 gewoon Hoogleeraar te Basel: ‘Auch dort hat er nach neuen, uns zugekommenen Feststellungen sich damals schon in einer die guten Sitten verletzenden Weise benommen und so weit Aergernis erregt, dasz er nach seiner Verurteilung es vorgezogen hat aus Basel zu verschwinden’. Dit is ergerlijk. Prof. Oppenheim was voor den Oorlog in Duitschland zeer gezien. Met Prof. Kohler en Dr. Hans Wehberg was hij leider van het ‘Zeitschrift für Völkerrecht’.
* * *
Eene nieuwe aflevering is verschenen van het ‘Archiv des öffentlichen Rechts’. Zij opent met eene bijdrage van Prof. Robert Riloty: ‘Bismarck. Gedenkrede zur Hundertjahrfeier von Bismarcks Geburtstag’. In twee jaartallen vat Prof. Piloty zijne redevoering samen: 1815 Jahr der Aufrichtung; 1915 Jahr der Entscheidung. Na eene verheerlijking van Duitschland en de Duitschers geeft prof. Piloty eene beschrijving van het karakter van den Engelschen Minister Sir Edward Grey: ‘aus dessen düsteren Falschmünzerzügen alles Krumme und Slechte, was ein Shakespeare oder Dickens in eine menschliche Verbrecherseele hin- | |
[pagina 244]
| |
einzusinnen vermochte, wie in Stahl geschnitten herausspricht’. En deze man belaagt: ‘ein ehrliches, arbeitsames, von reinen Idealen erfülltes Volk, wie es das deutsche ist’. Wat prof. Polity wenscht is: ‘ein grösseres und stärkeres Deutschland’. Laat het den landen gezegd zijn, die het eerst in aanmerking willen komen voor een vergrooting van dit eerlijke, arbeidzame, vredelievende Duitschland.
* * *
Wij eindigen dit overzicht onder den indruk van de zichtbare gevolgen van het Duitsche wapengeweld in Rusland. Het valt ons niet moeilijk ons hart vrij te houden van eenige bewondering voor het volk, dat de meeste en de beste kanonnen heeft. Een oorlog is niet een zaak van lichaamskracht, maar ook eene zaak van eenheid en van sterke geestelijke spanning. Eenheid en spanning zijn thans in Duitschland aanwezig. Maar het doel is een hatelijke heerschappij-overmacht van die bestanddeelen van het Duitsche volk, die steeds gehaat en gevreesd waren door die van de Duitsche Dichters, die ons het naast waren. En de Arabic in den grond geschoten. Een uitgaand schip. De leugen van de lading krijgsgeraad als bij de Lusitanië is hier niet mogelijk. Zij is blijkbaar voor het inwendig gebruik van Duitschland niet meer noodig. Met het hartsgevoel van de volken buiten Duitschland behoeft geen rekening meer te worden gehouden. Duitschland kan alleen winnen of verliezen door wapengeweld. Arm volk! Welk een nederlaag door zooveel luidgevierde overwinningen. De wijsgeer en regeerder onder de Duitsche Rechtsgeleerden Dr. Von Bethmann Hollweg heeft het kenwoord voor dezen oorlog gevonden. In een zijner redevoeringen smeekte hij, dat God den dag spoedig zou laten komen, waarop de volken zullen breken, die voor Duitschland niet willen buigen. Zoo blijft ook Holland slechts de keus: ‘buigen of breken.’ Is dit nog waarlijk de keus? Dan zij ons antwoord ‘breken’. De wijze, waarop de Duitsche Regeering dezen oorlog heeft gevoerd en de Duitsche rechtsgeleerden alle onrecht hebben goedgepraat dringt ons het woord uit ons hart voor onze keel: ‘Eer dood dan Duitsch’. |
|