| |
| |
| |
Taal- en RechtswetenschapGa naar voetnoot1)
Door
Jacob Israël de Haan
Het vervaardigen van een verklarend Woordenboek, gelijk Van Dale, is een zeer moeilijk werk. Niet alleen de algemeen gebruikte woorden worden opgenomen, maar ook een groot aantal vakwoorden. Van deze laatste worden korte omschrijvingen gegeven. De bewerking van een dergelijk woordenboek wordt veelal opgedragen aan een of meer taalkundigen. Het spreekt vanzelf, dat deze meermalen te kort zullen schieten bij de verklaring van vakwoorden. De medewerking van deskundigen behoorde te worden gevraagd bij de verklaring van vakwoorden. Twintig jaar geleden is reeds geklaagd over onjuiste omschrijving van woorden als auteursrecht en grondrente in het Groote Woordenboek en wel door de samenstellers van het Rechtsgeleerd Magazijn jrg. 1895 bladz. 137Ga naar voetnoot2). Vroeger had Mr. A.A. de Pinto reeds aanmerking gemaakt op de omschrijving van de woorden toerekenbaar en toerekeningsvatbaar (W. 6173). Dr. A. Kluyver heeft de juistheid van de opmerkingen van Mr. De Pinto erkend. (W. 6176). Naar aanleiding van eene bijdrage van Mr. J. Kruseman ‘Strafrecht en alcoholisme’Ga naar voetnoot3) is Mr. De Pinto nogmaals op het gebruik dier twee
| |
| |
woorden teruggekomen. (W. 6264). Onjuiste verklaringen in het Groote Woordenboek zijn een ernstig gevaar, daar zij door bewerkers van andere woordenboeken kunnen worden overgenomen. Wellicht zou het aanbeveling verdienen over de rechtswetenschappelijke vakwoorden overleg te plegen met de commissie benoemd door het bestuur van de Nederlandsche Juristenvereeniging teneinde een verslag uit te brengen omtrent de gebreken der Nederlandsche rechtstaal en de middelen tot verbetering (W. 9326, 9385).
De vraag mag gesteld worden of het veel nut heeft in een algemeen woordenboek bijzondere vakwoorden op te nemen. De bewerker van Van Dale's woordenboek heeft de vraag bevestigend beantwoord. Blijkens het voorwoord is deze nieuwe uitgave ‘met nauwgezette zorg herzien en bijgewerkt. Duizenden woorden en uitdrukkingen of woordbeteekenissen zijn nieuw opgenomen inz. op het gebied van wetenschap en techniek. Onjuiste omschrijvingen of verklaringen werden door meer juiste vervangen’. Ten aanzien van de rechtswetenschappelijke vakwoorden blijkt van deze nauwgezette zorg niet veel, gelijk ik hieronder hoop aan te toonen. Ik wil wel zeggen, dat ik zeer sterk den indruk heb, dat ook de andere vakwoorden niet met de noodige zorg behandeld zijn. Ik zou den bewerker ernstig in overweging willen geven bij de bewerking van eene mogelijke volgende uitgave de medewerking van vakkundigen te vragen. Men zal wellicht zeggen, dat een vakkundige voor de woorden van zijn eigen vak geen Van Dale noodig heeft, en dat ten bate van leeken eene mindere mate van nauwkeurigheid volstaan mag. Tegen eene dergelijke opvatting heb ik bezwaar en zal ook de geachte bewerker bezwaar hebben. Nu de vakwoorden opgenomen zijn, behooren zij juist te wezen. Een betrekkelijk niet groot aantal woorden zijn met hunne omschrijving uit eene of andere wet overgenomen. Dit is in het algemeen niet eene onjuiste wijze van handelen. Aanbeveling zou het verdienen zooveel mogelijk bij elke wetsterm naar het desbetreffende wetsartikel te verwijzen.
Het aantal opgenomen rechtskundige werkwoorden is groot. Over de keuze kan men twisten. Zeker is het dat de opgenomene niet steeds meer bekend zijn dan de niet-opgenomene. Een aantal
| |
| |
bijzondere wetten zijn zorgvuldig aangegeven met den volledigen naam en met den dag van de invoering. Anderen worden zonder meer genoemd. Nog anderen ontbreken. Zeer nauwkeurig wordt vermeld de Vreemdelingenwet, minder nauwkeurig de Zegelwet, geheel niet de wet op het Nederlandschap en het ingezetenschap. Het is goed de bijzondere wetten wel te vermelden, omdat de gebruiker van het Woordenboek dan eene aanwijzing krijgt, waar hij nadere gegevens krijgen kan. Overigens zal ik den bewerker slechts weinig aanmerkingen maken over het weglaten van sommige vakwoorden.
Ik wil niet geacht worden de juistheid toe te geven van de woorden, waarop ik geene aanmerking maak. Ook dit: ik heb het Woordenboek (2060) bladzijden) tweemaal geheel doorgelezen. Toch bestaat de mogelijkheid, dat ik een woord ten onrechte onbemerkt heb laten voorbijgaan. Een werk als ik hier heb gedaan kan trouwens niet goed door eenen enkelen rechtskundige gedaan worden. Daarvoor is de kennis van eenen enkelen rechtskundige niet algemeen genoeg. Wellicht wil de Commissie uit Nederlandsche Rechtsgeleerden voornoemd zich over het Woordenboek erbarmen. Intusschen: ik deed, wat ik doen kon. Misschien willen deskundigen ten aanzien van andere vakken van wetenschap, nijverheid, kunst enz. het Woordenboek onderzoeken gelijk ik het ten aanzien van de rechtswetenschappelijke vakwoorden onderzocht.
Hier volgen de woorden en uitdrukkingen, die mij tot eenige opmerking aanleiding gaven.
* * *
Aanklager: ‘als de aanklager niet bewijst, spreekt men den gedaagde vrij’. Blijkbaar denkt de bewerker aan een strafgeding (vrijspreken). Gedaagde daarentegen is een woord uit het burgerlijk gedingsrecht. Het geheele zinnetje is fout en overbodig. |
Aanrekenbaar: wordt gegeven als gelijkwaardig met toerekenbaar. Wie gebruikt dat woord? |
Aanslag wordt niet vermeld als woord gelijkwaardig met strafbare poging (Sr. 79). |
| |
| |
Aanvullingsbegrooting wordt omschreven: ‘om het tekort op de begrooting aan te vullen’. Ik betwijfel of deze omschrijving juist is. Een aanvullende begrooting dient om de toestemming van de Kamer te krijgen voor eene uitgave, die niet bij algemeene begrooting werd aangevraagd. De middelen tot dekking worden aangewezen door de middelenwet (Gr. 123). Dit woord ontbreekt. |
Aanwas wordt omschreven als ‘recht op de vergrooting van erfdeel of legaat’. Ik betwijfel of iemand, die niet wist wat het recht van aanwas is, het nu weten zal. De bewerker had het eerste lid van B.W. 1049 kunnen overnemen. |
Aanwijzing wordt als rechtswoord omschreven als: ‘feiten, gebeurtenissen en omstandigheden die een misdrijf of den dader ervan aanwijzen’. Duidelijker is de bepaling der wet in Sr. 406. Een verwijzing naar het woord vermoeden ware wenschelijk geweest. Voor het laatste woord is de bepaling der wet overgenomen (B.W. 1953), doch de wetsbepaling is waarlijk niet fraai. |
Abandonnement wordt omschreven als woord in het zeerecht: ‘het dan een der reeders verleende recht, afstand te doen van zijn aandeel in schip en winsten, waardoor zijne aansprakelijkheid ophoudt’. Dit is een verwarring tusschen abandonnement (K. 663 v.v.) en abandon (K. 321 v.v.) waarvoor het Wetboek van Koophandel het woord afstand gebruikt. Het werkwoord is abandonneeren: zoowel bij abandon, als bij abandonnement. |
Aberratio criminis: hiervoor wordt algemeen gebruikt aberratio ictus. Verwijzing naar een bekend leerboek van het Strafrecht, Van Hamel, Simons, ware goed geweest. |
Accept: dit woord is meer gebruikelijk voor een orderbriefje (K. 208) dan voor eenen geaccepteerden wissel. |
Adviseeren: als rechtswoord beteekent dit ook aanteekenen van brieven. Het woord komt voor in de Ongevallenwet 1901 art. 86 en in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering art. 125a. |
Afdreigen (Sr. 318) wordt verward met afpersen (Sr. 317). Van afpersen wordt de bepaling gegeven gelijk de wet ze geeft. Van afdreigen niet. |
| |
| |
Anticipatie: dit is het recht van den verweerder tot verkorting van den termijn van dagvaarding (Rv. 136). |
Appel: appel aanteekenen. Dit is te eng. Alleen in strafzaken gaat men in appel door een aanteekening ter griffie. In burgerlijke zaken begint het appel door dagvaarding of verzoekschrift. |
Appellabel =ontbreekt. |
Appointement wordt omschreven als rechtsbescheid. Wat is dat? Het woord komt voor o.a. in Rv. 363 en Sv. 364. Daarnaar had behooren te worden verwezen. |
Arbeidscontract wordt omschreven als: ‘wettelijke overeenkomst tusschen patroons en arbeiders betreffende loon, arbeidstijd enz.’. Wat is eene wettelijke overeenkomst? De bewerker is blijkbaar in de war met de collectieve arbeidsovereenkomst, waarvan B.W. 1637 n. eene goede en duidelijke bepaling geeft. Van arbeidsovereenkomst geeft de wetgever eveneens eene goede en duidelijke bepaling in B.W. 1637a. |
Arrestant wordt omschreven als iemand die beslag legt of doet leggen. Wat beduidt die tegenstelling? Elk beslag wordt gelegd door eenen deurwaarder, ten verzoeke van den arrestant. |
Assignatie: de omschrijving van het Woordenboek is niet foutief, maar veel te ruim. Ieder geldpapier aan order in de lastgevingsstijl valt onder deze omschrijving, dus ook de wissel. Een betere omschrijving geeft K. 210. |
Assurantie: de omschrijving van het Woordenboek is hier veel te eng. Eene betere omschrijving geeft K. 246. |
Makelaar in assurantiën wordt omschreven als: ‘benaming voor het bedrijf van den verzekeraar’. Dit is geheel fout. Een makelaar in assurantiën (K. 64, 260, 261) is evenals elke makelaar een tusschenpersoon. Bijzonder geregeld is de makelaar in zee-assurantiën (K. 681 v.v.). |
Auteursrecht wordt omschreven als: ‘recht van eigendom, dat de auteur heeft op het door hem geleverde werk; eigendomsrecht eener courant op haren inhoud’. Dit is volkomen fout. Een goede en duidelijke bepaling geeft artikel 1 van de wet van 23 September 1912 houdende nieuwe regeling van het auteursrecht. De bewerker had deze bepaling kunnen overnemen. |
| |
| |
Auteurswet wordt omschreven als: ‘wet van 21 Juni 1881 herzien in 1912, waarin de auteursrechten omschreven ziju’. Dit is fout, want de wet van 23 September 1912 is eene geheel nieuwe wet. |
Authentiek wordt omschreven ‘in den wettelijken vorm door een bevoegd ambtenaar opgemaakt en daardoor in rechten geldig’. Het eerste gedeelte is juist (B.W. 1905). Het tweede gedeelte is door den bewerker bijgevoegd en kan niet anders doen dan aanleiding geven tot de onjuiste meening, dat onderhandsche akten in rechten niet geldig zijn. |
Bankbreuk wordt omschreven als: ‘het in gebreke blijven van den koopman om aan zijn geldelijke verplichtingen te voldoen, wat bij de wet strafbaar is gesteld’. Dit is volkomen fout. Onjuist zijn ook de omschrijvingen van eenvoudige en bedriegelijke bankbreuk. Voor de juiste omschrijvingen zie men Sr. 340 v.v. |
Beklemrecht wordt omschreven als: ‘erfelijk recht eene bouwhoeve of een stuk land voor eene onveranderlijke onopzegbare jaarlijksche som in pacht te hebben’. Fout en de juiste omschrijving geeft Prof. P. Scholten in Assers Handleiding deel II, blz. 240. |
Beleedigen: ‘opzettelijk zijne eer of goeden naam aanranden door hem iets ten laste te leggen.’ Dit is de wettelijke omschrijving van smaad (Sr. 261) met twee fouten erin aangebracht. Beleediging is in het Wetboek van Strafrecht niet de naam van een misdrijf, maar van een groep misdrijven: smaad, smaadschrift, laster, lasterlijke aanklacht, eenvoudige beleediging. Laster is smaad of smaadschrift tegen beter weten in. (Sr. 262). Men zie de artikelen 261 v.v. van het Wetboek van Strafrecht. |
Bemerking: ten aanzien van dit woord kan ik den bewerker, tot mijn genoegen, prijzen. In W. 9584 beklaagt een inzender N.C. zich dat de H.R. in een vonnis van 7 November 1913 (W. 9579) het woord ‘bemerking’ heeft gebruikt in den zin van ‘opmerking’, n.l. in den volzin: ‘aan welke beslissing het Hof heeft aangeknoopt de bemerking dat’. Volgens den inzender in het Weekblad is dit gebruik een laakbaar Germanisme. Wellicht dwaalt de inzender. Het Groote Woordenboek althans teekent bij ‘bemerking’ aan: ‘zoowel in vroeger eeuwen
|
| |
| |
als ook in later tijd een gewoon woord, in de laatste jaren vaak beschouwd als germanisme en daarom afgekeurd’. Ook Van Dale teekent bij ‘bemerking’ aan: ‘dit is geen germanisme’. |
Beneficium: hierbij worden een aantal beneficia opgegeven. Ik betwijfel of uitdrukkingen als beneficium juris dikwijls gebruikt worden. Onjuist is de omschrijving van het beneficium deliberandi, het recht van beraad. Dit komt niet alleen voor in het erfrecht (B.W. 1070) maar ook in het huwelijksgoederenrecht. (B.W. 188). De termijn is niet een jaar, maar in het erfrecht vier maanden en in het huwelijksgoederenrecht een maand. |
Berner-Conventie: hierbij wordt alleen vermeld de Berner Conventie met betrekking tot den letterkundigen eigendom. Er is ook eene belangrijke Berner-Conventie ten aanzien van het spoorwegvervoer. |
Bewijs wordt omschreven als: ‘de gronden, waarop een bewering steunt’. Dit is zeker niet duidelijk. Onduidelijk is de omschrijving van bewijslast: ‘verplichting om te bewijzen het ten laste gelegde’. De bewerker denkt blijkbaar aan een strafgeding, doch juist in een strafgeding is van een bewijslast geen sprake. |
Boedelhouder wordt omschreven als: ‘langstlevende echtgenoot’. Dit is veel te ruim. Men zie de artt. 182 en 466 B.W., en Asser-Scholten deel I blz. 529. |
Boete wordt omschreven als: ‘geldstraf wegens eene overtreding van lichteren aard’. Dit is fout: boete kan ook worden opgelegd voor een groot aantal misdrijven. |
Bouwverordening wordt omschreven als: ‘verordening of gemeentewet...enz.’ Het woord gemeentewet als gelijkwaardig aan verordening is zeker niet zeer gebruikelijk. Ik heb het nooit ergens gevonden. |
Casco-assurantie wordt omschreven ‘waarbij schip en lading verzekerd zijn’. Hoe komt men er aan? Cascoassurantie is verzekering van het casco en casco is door den bewerker zelven goed omschreven als ‘scheepsromp’. Men zie K. 593. |
Carnet wordt omschreven als ‘aanteekenboekje’. Het is meen ik vooral de naam voor het makelaarsboekje (K. 66). |
| |
| |
Cassatie: de bewerker is in de war met hooger beroep. Hij omschrijft ‘Hof van Cassatie’ als: gerechtshof dat in hooger beroep uitspraak doet’. Cassatie is vernietiging van een vonnis wegens wetschennis. (R.O. 99; Rv. 398; Sv. 346). |
Cedent: wordt o.a. omschreven als ‘degene, die een wissel endosseert’. Ik meen, dat cedent alleen wordt gebruikt van degene, die eene vordering op naam aan een ander overdoet. (B.W. 668). |
Cellulair stelsel is niet het stelsel van eenzame, maar van afzonderlijke opsluiting. De gevangene komt in aanraking met het gevangenispersoneel en hij is gerechtigd tot het ontvangen van bezoeken. |
Chantage is afdreiging, niet afpersing. Eene goede omschrijving geeft Sr. 318. |
Civiele partij en zich civiele partij stellen. De lange omschrijving is fout. Zich civiele partij stellen beteekent schadevergoeding vragen in een strafproces, wanneer men door een strafbaar feit nadeel heeft geleden. (Sr. 202, 2534). |
Code Napoleon: niet de vijf Fransche algemeene wetboeken heeten aldus, maar alleen de Code civil. Het is niet waar, dat de Code Civil is afgeschaft bij de wet van 16 Mei 1829. Artikel 1 dier wet bepaalt dat de Code Civil zal zijn afgeschaft te rekenen van den dag der invoering van het burgerlijk wetboek der Nederlanden. Een K.B. van 10 April 1838 heeft dien dag bepaald op 1 October 1838 en tot dien dag heeft de Code Civil in Nederland gegolden. Men spreekt niet van het Code Civil, maar van den Code Civil (Asser-Scholten Deel I blz. 13). |
Codicil wordt omschreven als: ‘bijvoegsel, wijzigende bepaling bij een testament’. Onjuist: een codicil is zeer wel mogelijk zonder eenig testament. Eene goede omschrijving geeft B.W. 982. |
Collectief: hierbij ontbreekt: ‘collectief arbeidscontract’ (B.W. 1637 n). |
Commissionnair: de bewerker heeft de bepaling van de wet (K. 76) overgenomen. Echter met de bekende fout erbij, n.l. zaken van koophandel, waar behoorde te staan: daden van koophandel. |
| |
| |
Conclusie: als voorbeeld wordt gegeven: ‘de advocaatgeneraal nam conclusie in de zaak’. Dit is niet bepaald fout. De advocaat-generaal kan conclusie nemen in gevallen genoemd in Rv. 324 en in cassatie-zaken. Doch de bewerker bedoelde de conclusiën (eisch, antwoord, repliek, dupliek) van de partijen in een burgerlijk geding en dan is zijn voorbeeld fout. |
Conservatoir beslag: in de omschrijving staan twee fouten: conservatoir beslag is sinds de wet-Hartogh ook mogelijk op onroerend goed, (Rv. 770 A) en vrees voor verduistering is voldoende grond (Rv. 727). |
Contradictoir wordt omschreven als: ‘tegenstrijdig’. Een contradictoir vonnis is een vonnis op tegenspraak, het tegendeel van een verstekvonnis. |
Correctioneel en correctionaliseeren worden vermeld. Doch sinds de invoering van het tegenwoordig Wetboek van Strafrecht (1 September 1886) is de drieledige verdeeling van de strafbare feiten vervallen en zijn deze woorden dus buiten gebruik. Het komt mij voor, dat de bewerker voortdurend aan het recht van voor 1886 denkt. |
Crimineel: hierbij ontbreken crimineele aetiologie en crimineele potitiek, beide bekende woorden. Aetiologie wordt vermeld onder de letter A. |
Culpa en culpoos als woorden uit de strafrechtwetenschap ontbreken. Wel wordt vermeld het ongebruikelijke ‘culpabiliteit’ in den zin van strafbaarheid. |
Curateele wordt omschreven als: ‘voogdij over iemands geldmiddelen inzonderheid wegens zwakheid van geestvermogens of verkwisting’. Fout. Curateele is het brengen van een meerderjarige min of meer in den toestand van een minderjarige (B.W. 506). |
Curator: bij een faillissement: ‘een door den rechtercommissaris aangesteld persoon....De curator wordt benoemd door de Rechtbank (Fw. 14). Men kan dit lezen in iedere aankondiging van ieder faillissement. |
Deelbare verbintenis: wordt omschreven ‘welke voor gedeeltelijke uitvoering vatbaar is’ Eene verwijzing naar B.W. 1335 en 1426 ware noodig geweest ter voorkoming van misverstand. |
| |
| |
Deurwaarder: de taak van de eerste deurwaarders (Reglement IV, art. 6) wordt niet genoemd en juist uit deze taak is de naam ‘deurwaarder’ te verklaren. |
Dienst wordt vermeld als mannelijk. Ook wij leerden vroeger, dat ‘dienst’ en ‘last’ de twee eenige mannelijke zelfstandige naamwoorden zijn, die door middel van het achtervoegsel st gevormd zijn van werkwoordstammen. Artikel 1 van de Spoorwegwet van 1875 spreekt evenwel van ‘ondernemers eener spoorwegdienst en van ‘uitoefening der dienst’. |
Dispache: wordt omschreven als ‘contract wegens zeeschade’. Dit is onjuist: de dispache is niet eene overeenkomst. Zij is eene berekening en verdeeling der averij-grosse, opgegemaakt door deskundigen (K. 724), welke regeling verbindend wordt door homologatie door de rechtbank (K. 724). |
Doorcognoscement ontbreekt. Den 28sten Juni 1915 heeft Mr. D.A. Delprat aan de Hoogeschool te Amsterdam een proefschrift verdedigd over het doorcognoscement. |
Dupliek: de bewerker denkt blijkbaar uitsluitend aan het strafgeding. In een burgerlijk geding gaat de dupliek vooraf aan de pleidooien. |
Dwangarbeid wordt omschreven als ‘gedwongen arbeid’. Dit is niet juist: in de Nederlandsche gevangenissen is verplichte arbeid (Sr. 14) en in de huizen van bewaring is arbeid verplicht (Sr. 20). Toch is dit geen dwangarbeid. |
Eenzelvig: in de beteekenis van ‘identiek’ komt het woord weinig voor. In België spreekt men van ‘eenzelvigheidsbewijzen’, waar wij gebruiken ‘identiteitsbewijzen’. Dezelfde verloren gegane beteekenis heeft het woord nog in K. 93....‘en van de eenzelvigheid der goederen blijke’. Enkele malen vindt men het woord in dien zin bij de rechtsgeleerde schrijvers: Mr. J.A. Levy, Tijdschrift voor Strafrecht Deel XIII, bldz. 49 ‘Un médecin malgré lui’: ‘Mijn tweede stelling heeft betrekking tot de ‘eenzelvigheid van fatalisme en determinisme’. En bij Mr. Dr. A.A.H. Struycken ‘Het Rechtsbegrip’ bldz. 57. Merkwaardig: het werkwoord ‘vereenzelvigen’ wordt geregeld gebruikt in den zin van ‘identifieeren’. |
Eigendom: ‘in eigendom hebben’ wordt omschreven als ‘bezitten’. Dit is eene onvergeefbare fout. Bezit is een feitelijke
|
| |
| |
toestand (B.W. 585) waaruit zekere rechten voortvloeien. Eigendom is een rechtstoestand (B.W. 625). |
Eindvonnis wordt omschreven als ‘vonnis in het hoogste beroep’. Dit is fout. Een eindvonnis is een vonnis, waarbij de rechter beslist over de dagvaarding. Tegenover eindvonnissen staan praeparatoire, provisioneele en interlocutoire vonnissen (Rv. 46). Een vonnis van een lageren rechter kan zeer wel een eindvonnis zijn. |
Endossement: hierbij wordt vermeld, dat het alleen geldig is, wanneer het twee handteekeningen bevat. Dit is niet juist. De enkele handteekening van den endossant is voldoende. Men zie K. 133 v.v. |
Erfpacht: hierbij wordt vermeld, dat erfpachtsrecht wordt gevestigd voor een tijd van tien tot negen en negentig jaren. Op welke wetsbepaling berust deze beperking in den tijd? |
Erfstelling wordt omschreven als ‘beschikking bij uitersten wil’. Dit is onjuist: onder uiterstenwilsbeschikkingen vallen ook de legaten. Voor de grens zie men B.W. 1001 en 1004. |
‘Erfstelling over de hand’ is geheel onjuist beschreven. Men zie B.W. 1020 v.v. |
Error juris wordt omschreven als ‘rechterlijke dwaling’. Dat is volkomen fout. Error juris is ‘rechtsdwaling’, een woord vooral in het Strafrecht gebruikelijk om aan te geven, dat de beklaagde gedwaald heeft wat de wetsbepalingen betreft. |
Exceptie wordt omschreven als ‘verantwoordinggeschrift des beklaagden’. Hiervan is geen woord juist. Exceptief verweer staat in het burgerlijk recht tegenover principaal verweer (Rv. 141, 348). Met een enkel woord het verschil aangeven is niet doenlijk. |
Factoor wordt omschreven als ‘handelsgemachtigde, zaakwaarnemer’. Het woord komt voor in W.v.K. sub 9. Daar beteekent het meer: ‘bewaarnemer’ b.v. ‘graanfactoor’. Voorts in W.v.K. 11, waar het meer de beteekenis heeft van ‘filiaalhouder’. |
Faillissement: wordt omschreven als: ‘staat van onvermogen, de staat waarin een koopman (of vennootschap) verkeert, die zijne betalingen heeft gestaakt en ten gevolge daarvan door de rechtbank van het beheer zijner zaken is
|
| |
| |
ontheven.’ Sinds 1896 kunnen niet enkel kooplieden in staat van faillissement worden verklaard, maar kan dat gebeuren met iederen schuldenaar, die in den toestand verkeert, dat hij heeft opgehouden te betalen (Fw. 1). Overigens: het woord ‘faillissement’ heeft zeer vele beteekenissen: faillietverklaring, toestand van failliet zijn, failliete boedel enz. Een signifisch onderzoek van dit woord hoop ik later te geven. |
Felonie wordt omschreven: ‘In Engel. meineed, staatsmisdaad’. Het Engelsche Strafrecht kent evenals het Duitsche en het Fransche eene verdeeling van de strafbare feiten in drieën: treason, felony en misdemeanour. Voor bijzonderheden zie men Stephen's ‘Digest of the Criminal Law’. |
Gebod: Bij de wet van 20 Juni 1913 is bepaald, dat de huwelijksgeboden niet meer zullen plaats hebben op twee achtereenvolgende Zondagen, doch eens op Zaterdag (B.W. 107). |
Gebruiker: wordt omschreven als: ‘een persoon die iets van een ander in gebruik heeft, meestal huurder van een huis, een erf, een land enz.’ Gebruiker is hij, die het zakelijk recht van gebruik heeft. (B.W. 865 v.v.). De aanhaling van B.W. 870 door den bewerker is dus niet juist. |
Geding: niet vermeld is de veel gebruikte uitdrukking: ‘kort geding’ (Rv. 289). |
Gemeenterecht: niet vermeld wordt de gewone beteekenis: geheel van bepalingen, waardoor de inrichting en het bestuur van eene gemeente worden geregeld. B.v. Mr. J. Oppenheim: ‘Het Nederlandsch Gemeenterecht’. |
Geprivilegieerd in den zin van ‘bevoorrecht’ (‘geprivilegieerde schuld’) ontbreekt. |
Geslachtsverhouding: ‘de verhouding tusschen het aantal mannen en vrouwen in een land, een streek’ Dr. H.H. van Eyk gebruikte in dezen zin het woord ‘geslachtsbreuk’ in ‘Het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde’ van Zaterdag 29 Mei. |
Getuige: ‘een getuige wraken’ wordt omschreven als ‘zijn getuigenis afwijzen’. Dit is niet fout, maar ook niet duidelijk. Een gewraakte getuige (B.W. 1950, 1951. Sr. 165). Bij het woord ‘wraken’ is de uitdrukking ‘een getuige wraken’ beter verklaard. |
| |
| |
Gevangenis: hierbij wordt ter verklaring gegeven de uitdrukking: ‘op straf eener gevangenis van drie tot zeven dagen’. Dit is onjuist. Het minimum der gevangenisstraf is steeds één dag. (Sr. 10). De wet geeft bijzondere maxima. |
Gewijsde: in de lange omschrijving is een hopelooze verwarring tusschen burgerlijk recht en strafrecht. Eene voldoende, ofschoon niet geheel juiste bepaling is deze: ‘een gewijsde is een vonnis, waartegen geen verzet, hooger beroep of cassatie meer mogelijk is.’ |
Graanfactoor wordt omschreven als: ‘gemachtigde, tusschenpersoon bij den graanhandel’. De graanfactor is iemand, die graan voor anderen opslaat. |
Grondrente: deze wordt niet betaald aan den grondeigenaar, gelijk gezegd wordt, maar door den grondeigenaar. (B.W. 784). Grondrente is verdrongen door hypotheek. Het Groote Woordenboek geeft ook eene onjuiste bepaling. Men vindt daarover eene aanmerking in het ‘Rechtsgeleerd Magazijn’ Jaargang 14 aflevering 1, mede te vinden in W. 6623. Ik schreef daarover in W. 9802. |
Handelsbedrijf wordt omschreven als: ‘elk rechtsgeldig bedrijf, dat den ruil van goederen of andere voorwerpen ten doel heeft’. Behoeft een zoo eenvoudig begrip omschreven te worden? En welk eene omschrijving! Handelsbedrijf is het bedrijf van eenen koopman. Dat begrijpt ieder. |
Hechtenis wordt omschreven: ‘berooving van vrijheid, gevangenschap’. Dit is onjuist. Hechtenis is naast gevangenisstraf een lichter vorm van vrijheidsstraf voor volwassenen, hoofdzakelijk wegens overtredingen. |
Hulploon: ‘het loon, dat de helpers bij eene schipbreuk van rechtswege kunnen bedingen’. Wat beteekent dat: ‘van rechtswege bedingen’? In K. 561 staat een goede omschrijving. |
Hypotheek: hierbij is de wettelijke omschrijving overgenomen (B.W. 1208). Maar deze is niet juist. Een juiste geeft Prof. Scholten in Asser's Handleiding Deel II blz. 369. |
Inbreng: bij het huwelijk spreekt men meer van aanbreng. Bij maatschap eerder van inbrengen. Inbreng als woord in het erfpacht is zeer bekend, maar ontbreekt (B.W. II, 16, 2). |
Incident: wordt omschreven als ‘tusschenkomend ge- |
| |
| |
schil, waardoor de voortzetting van het geding voor korter of langer tijd wordt geschorst, omdat van de beslissing van het incident soms afhangt, of het geding al dan niet zal worden voortgezet’. Dit is zeker fout. Een andere zaak is, of het mogelijk is in enkele regels samen te vatten wat men in een burgerlijk rechtsgeding onder een incident verstaat. Een incidenteel geschil is een klein geschil als gedeelte van een grooter, b.v. of in eene zaak een aangeboden bewijsmiddel is toegelaten, enz. |
Ingezetene: de omschrijving is te ruim. Rijksingezetene wordt men eerst na een verblijf van achttien maanden. De wet van 12 December 1892 op het Nederlandschap en het ingezetenschap had hier behooren te zijn genoemd. |
Insolvent wordt omschreven als ‘onvermogend om te betalen’. De wettelijke omschrijving te vinden in Fw. 173 is veel enger. |
Instructie wordt omschreven als: ‘voorbereidend onderzoek’. Dit is te ruim. De instructie is slechts een gedeelte van het voorbereidend onderzoek. |
Interlocutoir: ‘een interlocutoir vonnis’ wordt omschreven als ‘beslissing in eene bijzaak van het proces’. Dit is fout: interlocutoir zijn die incidenteele vonnissen, waarbij de rechter beslist over de bewijsvoering b.v. een getuigengehoor beveelt (Rv. 46 tweede lid). |
(Wordt vervolgd). |
-
voetnoot1)
- Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal, vijfde geheel opnieuw bewerkte uitgave, Bewerkt door P.J. van Malssen Jr. 's Gravenhage-Leiden, Martinus Nijhoff en A.W. Sijthoff's Uitgevers-Mij. 1914. Ik schreef erover in W. 9802 en 9810.
|