De Beweging. Jaargang 11
(1915)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 141]
| |
Taal en rechtswetenschapGa naar voetnoot1)
In het Maandblad (Achawah) No. 246 zet de Heer L. Wagenaar zijne belangrijke beschouwingen voort over ‘De beteekenis van het woord (Gazan) in haren oorsprong en ontwikkeling’. De schrijver is thans genaderd tot de beteekenis van in het Gerechtshof. Om drie redenen zou ik gaarne de aandacht willen vestigen op deze beschouwingen. Ten eerste: omdat zij van waarde zijn voor de kennis van het Talmudische Strafrecht, waarvan de beoefening door de Nederlandsche rechtsgeleerden wordt verwaarloosd. Ten tweede: omdat zij kunnen leiden tot beter begrip van de beteekenis van sommige plaatsen in de Heilige Schrift. Ten derde: omdat de werkwijze van den Heer Wagenaar voor den significusGa naar voetnoot2) van groot belang is.
De tegenwoordige Hebreeuwsche taal gebruikt alleen in de beteekenis van: ‘voorzanger in de synagoge’. Dr. Jac. van GinnekenGa naar voetnoot3) vermeldt bij Gaz(z)an ook de beteekenis ‘opziener’. Dit is eene geheel verouderde beteekenis. De oorspronkelijke beteekenis is die van ‘ambtenaar’.
| |
[pagina 142]
| |
rechtbank moesten zich bevinden (Sanhedrin 17 b) twee schrijvers en twee . Rashie noemt hen ‘boden van de rechtbank om de schuldigen te geeselen en de partijen op te roepen voor de rechtbank’. Nog een eigenaardige taak hadden de Gazoniem. Wanneer eene rechtszaak niet op éénen dag was afgehandeld moesten zij den tweeden dag de rechters een voor een vragen naar hun oordeel van den vorigen dag. Dus waren de rechters gedwongen zich nauwkeurig rekenschap te geven van hetgeen zij den vorigen dag hadden gezegd.
De was mede belast met de uitvoering van de geeselstraf. Latere toevoegingen aan de Mischna bespreken het geval, dat de meer slagen geeft dan het aantal waartoe de schuldige veroordeeld is. Ook wordt de vraag besproken, waarop men bij zijne aanstelling meer moet letten: op kennis of op lichaamskracht.
Het bovenstaande kan strekken tot beter begrip van de plaats Samuel I 8:3. In de vertaling van den Statenbijbel wordt daar van de zonen van Samuel gezegd: ‘Doch zijne zonen wandelden niet in zijne wegen, maar zij neigden zich tot gierigheid en namen geschenken en bogen het regt’. De laatste woorden zijn letterlijk juist vertaald. De Hebreeuwsche tekst luidt . Men zou hieruit kunnen opmaken, dat de zonen van Samuel zich lieten omkoopen tot een onrechtvaardige rechtspraak. Rashie geeft evenwel eene geheel andere verklaring. Deze, dat Samuel als rechter rondging om Israël te richten (Samuel I 7:16), doch dat zijne zonen de rechtszoekenden tot zich lieten komen ten voordeele van hunne schrijvers en gazoniem. ‘Het recht buigen’ beteekent ‘de rechtspraak naar zich toe trekken’. Men vergelijke Grondwet 156: ‘Niemand kan tegen zijnen wil worden afgetrokken van den regter, dien de wet hem toekent.’ In de Mishna en in den Talmoed komt meermalen voor verbonden met . Dit beteekent ‘vergadering’. Hetzelfde woord komt ook voor in de samenstelling - , dat wil zeggen ‘bedehuis’. Hieruit is de fout ontstaan, dat men - hetwelk beteekent ‘gerechtsdienaar’ heeft vertaald door ‘voorganger in de synagoge’. Vandaar de wonderlijke meening,
dat de geeselstraf bij de
| |
[pagina 143]
| |
Joden in de bedehuizen werd ten uitvoer gelegd. Men vindt deze onjuiste meening op verschillende plaatsen in den Statenbijbel. Mattheus 10:17 ‘en in hunne synagogen zullen zij u geeselen’. Mattheus 23:34 ‘zult gij geeselen in uwe synagogen’Ga naar voetnoot1). Markus 13:9 ‘want wij zullen u overleveren in de raadsvergaderingen en in de synagogen, gij zult geslagen worden’. Lucas 21:12 ‘u overleverende in de synagogen en gevangenissen’. Handelingen 22:19 ‘dat ik in de gevangenis wierp en in de synagogen geeselde, die in u geloofden’. Het is een van de grondbeginselen van de significa, dat men een woord niet kan verstaan zonder nauwkeurige kennis van de geschiedenis van de zaak, waarvoor het woord de naam is. Men denke aan het woord ‘wissel’, Wechsel, lettre de change. In wezen is de wissel eene voorwaardelijke betalingsbelofte geworden. De naam echter is nog steeds passend bij de oude opvatting van Pothier: ruil van geldsommen met een betalingslast. Daaraan herinneren ook de woorden ‘trekken’, ‘betrokkene’, ‘tirer’, ‘tiré’. In het Duitsch heet de trekker: ‘Ausschreiber’. Dit woord past bij de Duitsche opvatting van den wissel. Bij de vertaling van oude geschriften moet men rekening houden met de oude beteekenis van de woorden. Dit beginsel lijkt reeds van zelf sprekend. Toch wordt het algemeen verwaarloosd. Door DuitscheGa naar voetnoot2) taalgeleerden is de waarde van dit beginsel aangetoond. Wanneer men de zeden en gewoonten van een volk niet kent, kan men de Taal niet verstaan. De letterlijke zin van een woord is vaak juist het tegendeel van de werkelijke beteekenis. Bijvoorbeeld: een verbond sluiten, beteekent in de Heilige Schrift letterlijk: een verbond snijden: . Dit woord is onbegrijpelijk zoolang men niet weet, dat bij het sluiten van een verbond een dier werd geslacht. Ik herinner aan het Romeinsche ‘foedus ferire’Ga naar voetnoot3). | |
[pagina 144]
| |
Evenzoo kan het voorkomen, dat eenzelfde woord twee tegengestelde beteekenissen heeft. Als voorbeeld neem ik , dat ‘heiligen’ beteekent. Daarentegen beteekent ‘ontuchtige vrouw’ en ‘schandjongen.’ Beide woorden komen in ééne tekst voor in Deuterononium 23:18. Men zie voorts Koningen I 14:24. Koningen I 22:47. Koningen II 23:7. Waarschijnlijk beteekende eenvoudig: ‘gewijd’Ga naar voetnoot1). In de oude godsdiensten van Kanaan waren de ontuchtige vrouwen en knapen dikwijls aan afgoden gewijd en vormden bepaalde handelingen een deel van den veelgodendienst. Dr. Van Ginneken vermeldt (Kaddisj) in den zin van zoon. Eene zelfde vernauwingGa naar voetnoot2) van beteekenis vindt men bij het Romeinsche sacerGa naar voetnoot3) in den volzin: ‘patronus si clienti fraudem fecerit sacer esto’Ga naar voetnoot4). Hier beteekent sacer: vervloekt. Het Hebreeuwsche beteekent waarschijnlijk oorspronkelijk niet anders dan groeten. Later kreeg het eenerzijds de beteekenis van zegenen en anderzijds die van vloeken. Gesenius vermeldt, dat het overeenkomstige woord in het Ethiophisch dezelfde twee beteekenissen heeft.
Door den Heer Brummelkamp zijn de bijbelplaatsen met aangehaald bij de behandeling van artikel 248 bis van het Wetboek van Strafrecht. Intusschen is de bekende plaats Deuteronomium 23:18 zeer betwistGa naar voetnoot5). Eene bekende stelling is deze, dat het Hebreeuwsch niet de oorspronkelijke taal is geweest van de Joden, maar van de volken van Kanaan. De Joden zouden dan de taal van de onderworpen volken hebben aangenomen. Vele woorden zouden echter een geheel andere beteekenis hebben gekregen dan zij in de taal van de veelgodendienende Kananieten hadden gehadGa naar voetnoot6). Ik vestig de aandacht op hetgeen Prof. Graetz heeft geschreven over den Rabbijn Isaak BarnaysGa naar voetnoot7). Het één-godendom heeft op het
| |
[pagina 145]
| |
Hebreeuwsch zeer grooten invloed gehad. Men denke slechts aan een geheimzinnig woord als verwant met (Een)Ga naar voetnoot1).
Ook Hebreeuwsche werkwoorden vertoonen het verschijnsel, dat verschillende vormen geheel tegenovergestelde beteekenissen hebben. Bijvoorbeeld vertaald door inwortelen (Jeremia 12:2) en uitwortelen (Job 31:8). Voorts in den vertaald door zondigen (Exodus 32:31) en in den door ontzondigen (Leviticus 14:52). Ook in het Hollandsch vindt men een enkel voorbeeld van een werkwoord met twee geheel tegengestelde beteekenissen. Bijvoorbeeld: afmaken. Een schrijver maakt een boek af, dat wil zeggen voltooit het. Een beoordeelaar maakt een boek af, dat wil zeggen vernietigt hetGa naar voetnoot2). Het overeenstemmende Hebreeuwsche werkwoord vertoont hetzelfde verschijnsel. Bijvoorbeeld: Koningen I, 6:38 ‘En in het elfde jaar was dit huis volmaakt’ tegenover Psalmen 73:26: ‘Bezwijkt mijn vleesch en mijn hart’. Ik wijs met schroom op deze overeenstemming. Want uit zulke overeenstemmingen is het geloof ontstaan aan bovenmenschelijke taalkrachten of taalwetten, zoowel phonethische als signifische. De vraag naar de Waarde van wetmatige verschijnselen houdt alle significi bezig: Lady Welby, Wundt, Paul, Bréal, Dauzat. Ik kan de vraag hier thans slechts aanduiden. Toch dit: het is niet juist te spreken van een eigenschap van het Hebreeuwsche werkwoord zich in de vervoeging om te zetten in zijn tegendeel. Dit is eene zeer
gevaarlijke beeldspraak. De goede werkwijze is deze: de beteekenisverandering van elk werkwoord zielkundig te onderzoeken en alleen verschijnselen als gelijksoortig te beschouwen, die zielkundig gelijksoortig zijn. Het is de groote verdienste van de schrijvers in De Nieuwe Taalgids deze ‘psychologische methode’ te hebben bekend gemaakt en te hebben gesteld tegenover de logische. Wellicht is een enkele schrijver te ver gegaan. Dr. Bolkenstein sprak zelfs van een ‘fetischdienst der psychologie’. Misschien vindt men in sommige geschriften van Dr. C.G.N. de Vooys
| |
[pagina 146]
| |
reeds weder een teruggangGa naar voetnoot1). In verband met het voorgaande wijs ik op het in de nieuwere zielkunde bekende verschijnsel der ambivalentie. WundtGa naar voetnoot2) geeft op twee bladzijden eene volledige beschrijving van het Hebreeuwsche werkwoord met alle wijzen en tijden. Hij vindt in het Hebreeuwsche werkwoord de bevestiging van allerlei beweringen. Indien zijne kennis van het Hebreeuwsch grooter ware geweest, zou hij diepte en duisternis hebben gevonden. Daarvan ten slotte een voorbeeld. In het Weekblad van het Recht No. 9070 schreef ik over de eenheid van Woord, Gedachte en Ding. Ik wees op het Grieksche λογος en op het Hebreeuwsche . Ook het Hebreeuwsche beteekent ‘zeggen’ en ‘denken’Ga naar voetnoot3). De Statenbijbel vertaalt steeds door zeggen, ook waar denken eene betere vertaling ware geweest: Genesis 31:31; Samuel I 20:26; Psalmen 39:1; Job 32:7; Prediker 7:23 vertaalt de Statenbijbel: ‘Ik zeide: ik zal wijsheid bekomen’. De Rabbijn J. VredenburgGa naar voetnoot4) ‘Ik dacht nu ben ik wijs’. Een zeer merkwaardige plaats is Exodus 2:14. . De Rabbijn A.S. Onderwijzer vertaalt: ‘denkt gij mij te dooden?’ RashieGa naar voetnoot5) geeft eene zeer geheimnisvolle verklaring van deze plaats. Mozes had eenen Egyptenaar gedood, naar de meening van zijne volksgenooten door het uitspreken van Gods volledigen Naam. Toen Mozes daarna dreigend tegen eenen Jood optrad zeide deze: ‘Zegt gij iets om ook mij te dooden?’. Zóó wordt ook de Statenvertaling begrijpelijk: ‘Zegt gij dit, om mij te dooden’. Het woordje dit is cursief gedrukt om aan te duiden, dat het in de oorspronkelijke tekst ontbreekt. Intusschen blijft de beteekenis van eene geheimnisvolle en loont dit woord een signifisch onderzoek ten zeerste. |
|