De Beweging. Jaargang 11(1915)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] De schoone avond Door Jan van Nijlen 'k Verliet de stad; zij was de schoone bruid Die de avond in haar naaktheid deed ontluiken, En als een stroomgod goot het leven uit Van vreugde en wellust zijn gevulde kruiken. 'k Sta in een park; de lucht is nog aan 't gloeien Boven de stad; hier is zij donker paars, En langs den rimpelloozen vijver bloeien Met duizend bloesems de kastanjelaars. O rijke, vruchtbare tweeslachtigheid Der aarde, die het menschlijk hart doet beven In tweestrijd: wellust en neerslachtigheid, Twee vormen en een enkle naam: het leven! Hij kent dat leven niet, wiens mond niet proefde De vrucht der steden en haar zoet venijn, Dat aan het hart van zoekers en bedroefden De wellust schenkt als aardsche medecijn! Hij kent dat leven niet, die op een avond 't Schoon niet beseft van een kastanjeboom In bloei en niet gevoelt hoe zoet en lavend De streeling is van zijn verwaaid aroom! Vorige Volgende