De Beweging. Jaargang 11
(1915)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 208]
| |
Gedroomd bezoek aan Dr. Albert Verwey, den vijftiger vandaagGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 209]
| |
Al verder minlijk diene u 't lot;
Doch hoe 't zich weert of wendt,
Uzelf is 't nieuwe perk betrouwd;
Gij zult het dienen onverflauwd,
En 't minnen tot aan 't end.’
Toeluistrend sta 'k met vrolijk hart....
Dan - ongemelde gast,
En schroomvol hier in 't Letterperk
Niet meegewagend van uw werk -
Heb ik den vridend verrast.
Wiens komst ik zàg voor achttien jaar,
Wiens blik mij voor blijft staan
Als 't merk van goedheids montren aard;
Met ‘rustig zelfbezit’ gepaard,
Trok eenvoud hoflijk aan.
Elkaar voorkomend te gemoet,
Vertrouwlijk werden wij:
Bleek niet ‘Homunculus’, voorlangGa naar voetnoot1)
Scherpzinnig keurder van mijn zang,
Oud-schuilnaam van Verwey?
Had dus uw Groen-tijd in mijn hof
Gepoosd bij bloem en kruid,
Den sikkel zwaaiend door uw graan
Zaagt ge ongeplukt mijn boomgaard staan -
Ter markt hielpt ge al het fruit!
Zoo kreeg onze omgang vast beslag;
In gaaf verschilden wij,
In richting, leeftijd, kunde, alvoort -
Maar immermeer kwam 't hart aan 't woord,
En levenswinst aan mij!
| |
[pagina 210]
| |
Mijn naoogst borg ik in uw schuur;
Nu, rijp gewas of groen,
Daarover liep geen raad of praat;
Heeft ooit Poëtenstrijd gebaat,
Ons lustte een ruimer doen:
Wàt u vervulde, wáár 'k om vroeg
Uit wereld, lied of boek,
Meêdeelzaam bracht ge en kalmbereid
Uw ziel, uw zorg, uw kostbren tijd -
En zon liet elk bezoek.
En kleur en glans bracht elke brief,
Waar fier mijn eigen schouw
Uw beeltnis toont, en 't woonvertrek
Een groep van klein maar rein bestek -
Met heel 't gezin uw Vrouw.
Zij-ook nam deel aan mijn bestaan;
Niet vreemd bleef mij haar geest,
Den uwen kloek en fijn verwant,
Waardeerend in beraden hand
De pen die vleit noch vreest.
Hoe zacht-ontziende heeft die hand
Aan menig vreemde of vriend
Die moede en zwaarbeladen zat -
Weg, steg en staf verloren had -
Den broederdank verdiend.
Luid bovenal voor land en volk
En voor de menschheid, dank!
- Om winst van schoonheid, waarheid, recht,
Hebt ge eerlijk uw talent belegd
In vrijen geestesklank:
| |
[pagina 211]
| |
Die riep èn jongre èn tijdgenoot
Te werk op uw gebied;
Hun-allen rustloos voorgegaan
Verpoost ge, ontroerd -: Zwelt vreugde u aan -
Eén brengt den heildronk niet....
Toch is 't alsof die jonge held,
Ter stille rust lang heen,
Als medegast op 't levensfeest
In schoon bestaan uw trots geweest,
Feestwijdend mêe-verscheenGa naar voetnoot1).
Door u had ik zijn Morgen lief,
Verjongde mij zijn hand;
Aanvaard, bij rijk verjaarsfestoen
Als uit zijn naam het lauwergroen,
Versch uit mijn Avondland.
Zoo heeft verbond van jong met oud
Weerzijdschen vriend gevierd,
Daar waar op gulden Middaggrens
Eenzelfde krans den eedlen Mensch
Gelijk den Kunstnaar siert.
* * *
Verwey! Aartskwelgeest noeme ik vaak
Den drang-aldoor naar 't Lied,
Op dag als déze geef ik mij -
En, hoe bejaard mijn Muze ook zij,
- Gij, Jubilaris, valt mij bij -
Kortademig werd zij niet....
Rijswijk, bij Den Haag 15 van Bloeimaand 1915. |
|