De Beweging. Jaargang 11(1915)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Novembernacht aan de Leye Door Maurits Uyldert De Schildwacht: Eerst nevel - nu de regen traag en kil Die door den herfstnacht langs de kale velden Van uit den hemel sijpelt, of gezweept In losse vlagen met den wind verwaait! Ik lig hier in de loopgraaf en alleen, Ik wacht den vijand die daarginder loert Achter de vale heuvlen van den nacht, En voel hoe al mijn peinzen strak zich spant Rondom het liefste en nooit vergeten beeld. - O liefde, die mij tot den dood verzelt En kruitwalm niet noch moordend haten schuwt! - Hoe ver, en los van de aarde, steeg mijn hart, Hoe ver ligt nu dat staag verbeid gelaat, Bleek en doodstil in mijn gepeins gesnoerd, Roos van mijn diepst verlangen - en toch weet ik: Zíj leeft - en ook: dat ik niet meer besta. De kille regen zweept en striemt het gras: De nacht is wijd en eenzaam; eenzaam? hoor! Bij vlagen waait het grommen van geschut Van uit de verte tot mijn oor, ik luister: [pagina 41] [p. 41] Daar vóór mij, in de duisternis verborgen, Loert, waakt en wacht de vijand, duizendvoudig, Soldaten moede en door de regen kil. De dood gaat door hun rijen grauw en stom. O, wrede vriend, uw hand rust ook op mij, Die 't hete vloeien van mijn bloed verstijft. Dit is het vreemde dat mijn denken leeft, Mijn hart beweegt, mijn adem zucht; mijn stem Fluistert nog soms een zoeten naam, en toch... Ben ik niet lang reeds in uw hand, o dood? Ik heb mij met uw koele rust verzoend... Mijn aards verlangen werd een verre droom. De regen ritselt op het dorre gras En in de verte grauwt de laatste dag, Maar zonder dageraad; de regen vlaagt, Omsluierde gedaanten zweven heen En drijven langs de vale velden voort. Ginds ligt het lood gereed dat mij verlost Van kwellend wachten; en ik peins, hoe vreemd: Ik die het leven liefhad, fier en fel Zoals een roofdier dat zijn prooi bespringt, Voel nu het wachten op den stillen dood Als de vervulling van mijn zoetsten droom. Is al mijn gloeiend, zwellend, weemoed-rijk En vaak beschreid verlangen nu vervloeid In roerloos hunkren naar het laatste schot: - De dood, die ons toch allen eenzaam maakt - Naar eenzaamheid oneindig als de dood? Vorige Volgende