De Beweging. Jaargang 10(1914)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 309] [p. 309] Het wonderleed Door A. van Leiden I. 'n Wonderleed, Dat loodzwaar drukt, Dat neerhangt als een Zwoele dampkring, Dat mij 't bloed perst Tot 't suist en kookt, Dat door zijn vage dofheid Al mijn levenslicht verteert: Ik heb 't lief Dat wonderleed. II. 'n Eindloos strand, Fel beschenen Door 'n gouden zon. Schuimend wuift de zee En draagt de koelte. 'n Fijne witte sluier Gaas, doorschijnend. Schemerend vertrilt de horizont. Achter 't wazend wit Waaruit de heerlijke Godinne rijst Als had haar 't schuim gebaard: Aphrodite; [pagina 310] [p. 310] III. Zoo werd ook mijn geluk geboren Eerst vaag en onbestemd. Zoo jubelde 't in mij, Om mij, aan die zee, Die eindloos scheen, In haar steeds wisselende, Eentoon'ge, pracht. Vermoeiend en verkwikkend, Dreigend, onweerstaanbaar, Teder, zacht, Helder lachend, Klagend, weenend.... Toen kwam 't leed. IV. 't Werd nacht. Diep zwarte ondoordringbaar, Heilloos, hopeloos, onpeil'bre nacht. Mijn hevig fel bewogen ziel Vond plots een diepe duisternis, Waar eerst verblindend licht Haar dronken wankelend Voortgaan deed. Van vreugd' tot vreugde Moe gejubeld, van geluk te vast omstrengeld Waar niets meer te wenschen bleef. Waar verkillend licht Den schijn verscheurde Zoodat schrijnend scherp 't Wangedrocht Dat zich als Liefde had vermomd In groezele naaktheid voor mij stond. [pagina 311] [p. 311] V. Toen kwam 't wonderleed Dat hulde in een zwart gewaad En aan mijn oog onttrok Wat mij verblindend, Zinbekorend had doen dwalen. Mijn ziel vond rust, De wonder diepe smart Bracht zachtheid aan Waar in den schijn van valsche liefde Een brooddronken wreedheid Had geheerscht. VI. Mijn ijdelheid ontviel me. Die slag die mij deed vallen Gaf mij mezelf terug. En in mijn hopeloz' ellende Hervond ik wat mij was ontgaan: Mijn kracht. Ik kon mijzelf weer achten. Als was ik uit een bange slaap ontwaakt, Zoo ging ik voortaan weer met opgeheven hoofd. 'n Wijzer en een beter mensch. Dat bracht mij 't wonder-leed. Daarom heb ik 't lief Dat wonderleed. Vorige Volgende