tegenwoordig mode, maar wijst men op bepaalde rotte plekken in 't organisme, dan krijgt men in de kranten van Van Geuns of Wybrands den naam van stuntelig, huilerig-ethisch, zooal niet van oproerkraaier.
Hoe leeft de inlander? Voor den buitenstaander schijnt 't leven van den tropenbewoner een liefelijke idylle, zooals Bernardus de St. Pierre of Jean Jacques Rousseau ons die voortooveren: de rijke moederaarde geeft ruimschoots vruchten, en armoede is er onbekend.
Een boek als van Tillema over de Semarangsche woningtoestanden, waar blijkt dat in de krotjes der bevolking een veel grootere sterfte heerscht als in Rusland, een gezondheidsverslag van Batavia, of de gewone dagelijksche nieuwtjes, van hongerigen, die naar 't stadsverband moesten gedragen worden, leeren wel anders.
Dat heeren-, dessa- en cultuurdiensten nog steeds zwaar drukken, toonde ik reeds vroeger aan; bovendien de oneigenlijke diensten, de prentah's, de onnoodige oproepingen, alles zonder betaling.
Indien men denkt, dat de inlander als vergoeding stellig weinig belasting heeft te betalen, is ook dat een illusie. Sinds 1899, toen eenige heerendiensten werden afgeschaft, moet de inlander hoofdgeld betalen. De boer moet de welbekende landrente betalen. Volgens de nieuwste regeling (Stbl. 1907 No. 277) die nog lang niet overal is ingevoerd, varieert die belasting naar gelang van de grondsoort, tot een maximum van 20% van de opbrengst. Zoo moest men in 1909 in de Preanger ƒ 4.07 per bouw sawah betalen. Ook de bedrijfsbelasting viel in 1907 den inlander ten deel, waar jaarlijksche inkomens van ƒ 50 - ƒ 60 reeds belast worden met 72 cts en zoo progressief tot ƒ 630 en hooger steeds 4½%.
Een europeaan begint pas te betalen bij een inkomen van ƒ 900, en betaalt daarvan ƒ 1.50, terwijl een javaan van datzelfde inkomen ƒ 40 betaalt!
Ook de slachtbelasting is zeer drukkend: van elk kalf, dat de inlander slacht, moet hij ƒ 3 belasting betalen. Reeds Mr. C.Th. van Deventer (Overzicht Econ. Toest. pag. 35) zeide: ‘de minste tegenspoed, de minste onbedachtzaamheid is dikwijls voldoende om het tuitelig evenwicht in het huishoudelijk budget te versto-