woorden voor een luchtig spel houdt en niet gelooft aan vastheid van meening of kracht van overtuiging. Dan ziet men in het vrije denken geen gevaar, omdat men alle denken voor ongevaarlijk houdt. En naar gelang men op theoretisch gebied een grootere mate van vrijheid eischt en geeft, kan men dan op praktisch terrein den hinderlijksten dwang uitoefenen of dulden. Daartegen nu op te treden schijnt mij geoorloofd. Niet uit sympathie met magnetisme, spiritisme enz., maar ter wille van onze volksvrijheid. Want de massa kent niet dat verschil tusschen denken en doen, dat den intellektueelen verborgen blijft, wanneer ze, hun gedachten den vrijen loop latend, elke mogelijke toepassing daarvan verwaarloozen.
De verlichte negentiende eeuw heeft ons geleerd uit de hoogte neer te zien op die tijden en volken, die, meenend in het bezit van een absolute waarheid te zijn, andersdenkenden vervolgden en veroordeelden. Zij vond het niet altijd het beste middel tot uitroeiing van een kettersche leer haar aanhangers tot martelaars van hun overtuiging te maken. Zou het nu echter in onze dagen wel wijs zijn, als men, meenend de ware kunst te bezitten, hen die anders handelen gaat vervolgen en veroordeelen en zoo tot martlaars van hun praktijk maken? Kiezen we ook hier, meer dan tot nog toe, de vrijheid! 't Is waar, elke vrijheid brengt haar gevaren mede, zoo ook deze. Niemand verlangt haar dus onbeperkt, ook het bovengenoemde adres vraagt redelijke waarborgen en wenscht hem die er misbruik van maakt verantwoordelijk te stellen voor de gevolgen. Maar het protest gaat tegen den absoluten dwang. Daaraan kan zelfs de tegenstander van magnetisme, spiritisme enz. met een goed geweten meedoen, omdat hij ze gaarne in de gelegenheid wil stellen hun onmacht te toonen.
Doch de zaak is ernstiger. Naast eerbied voor de vrijheid van anderen past den beoefenaren van elke wetenschap en kunst bescheidenheid. Dus ook U, zal men ons toevoegen. Zeker! Evenmin als den meesten onderteekenaars van het adres past het mij over de geneeskunde zelf te oordeelen. Maar over de plaats van de geneeskunde in het maatschappelijk leven en over de bevoegdheid der artsen mag toch de belanghebbende leek, in alle bescheidenheid, een woord meespreken. En als hij dan in het belang van de maatschappij zoowel als van de geneeskunde meer-