De Beweging. Jaargang 9
(1913)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 79]
| |
De Indische beweging (Brief uit Ned. Indië)Douwes Dekker gevangen genomen; de drie Jongjavanen die in een brochure, door de europeesche pers constant het onafhankelijkheidspamflet genoemd, verkondigden dat het niet fair play was van regeeringswege een bedrag van ruim 60 mille uit te geven voor onafhankelijkheidsfeesten, welk bedrag in hoofdzaak zou komen uit de zakken der overheerschten, eveneens gevangen genomen, met behulp van de militaire macht, hoewel er van verzet hunnerzijds geen sprake was. De regeering schijnt dus nu met de meeste felheid elke gedachte, elk ontkiemen van eenheidsgevoel, van vooruitgang de kop te willen indrukken. De zwaar betaalde regenten, die met een veranderden stand van zaken niets te winnen hebben, en de onontwikkelde koelies, benevens de ambtenaren die meenen zich daardoor een goedkeuring in de conduitelijst te bezorgen, zullen in November wel de onafhankelijkheid gaan injubelen - oppassers van regenten en wedono's collecteeren voor de ‘onafhankelijkheid’ in kampongsloppen - en ongetwijfeld zal de europeesche pers zulks in kleuren en geuren relateeren, en verkondigen dat die desperados, warhoofden, leugenaars, onbenulligen, zooals ze betiteld worden, in 't geheel niet den geest of de gedachten van hun volk weergeven. Men zou zich in Holland vergissen door aan die krantenberichten geloof te slaan: het opleven van alle aziatische volken heeft de intellectueele inlanders tot ontwaken gebracht, en doet hen vragen waarom zij steeds in slaafschheid zullen gehouden worden. Hoe die beweging ontstaan is zal thans niemand kunnen verklaren, doch van een veranderde toestand was 't eerste symptoom de rus- | |
[pagina 80]
| |
sisch-japansche oorlog, waarvan de geruchten thans zijn doorgedrongen tot hoofd en hart van elken koelie. Daarna de revolutie in het chineesche rijk van 't midden, met het uiterlijk gevolg, dat sinds 1910 de gestaarte chinees met baadje en pofbroek een curiosum werd. Vlak daarop de kersteningspolitiek. Ik geef grif toe, dat behalve de besnijdenis en de pelgrimsvaart naar Mekka de meeste javaansche volksgebruiken van hindoesche of animistische oorsprong zijn, zooals wajang, gamelan, de sembah, het nilå en dergelijke. Toch voelt de javaan zich mohamedaan, en zal hij zich verzetten wanneer men hem kerstenen wil, zooals ook de hollandsche boer zich zou verzetten, wanneer men hem tot de heidenen rekende omdat bij hem tot dezen dag in zwang zijn de paaschvuren, Wodans strijdros in de gestalte van sinterklaasjes, of 't haantje op zijn kerk, de oude heilige germaansche vogel. Ongeveer in 1903 begint zich 't ontwakend volksbewustzijn op Java te openbaren. Mas Ngabei Soediro Hoesodo reist de verschillende regenten af, om ze te winnen voor 't denkbeeld van een studiefonds voor indische jongelieden. Raden Kamil en Raden Atmodirono trachten hun best te doen in 't belang van de massa. In 1908 werd in de dokterdjawaschool te Weltevreden geboren de bekende vereeniging Boedi Oetomo. Goenawan en Soetomo waren de geestelijke vaders. Zes maanden later werd in het oude Mataram het eerste congres gehouden, waar beslist de democratische geest bleek te heerschen. Toen werden de regenten, conservatief van nature en door eigenbelang, bevreesd; zij richtten een Regentenbond op en wisten de democraten uit Boedi Oetomo te verwijderen. De tijdgeest werd hierdoor niet bedwongen: de Regentenbond ging ter ziele en B.O. werd een zeer antiek-liberale futlooze organisatie. Abdoel Moeis, thans ook als z.g. opruier gevangen gezet, riep terecht uit: ‘B.O. is impotent door haar te veel leunen op gouvernementsambtenaren.’ In 1912 ontstaan de merkwaardigste organisaties: de Sarekat Islam en de Indische partij. De intellectueele Javaan zag in, dat B.O. hem niets verder zou brengen, daar B.O. langzamerhand in 't aloude systeem der despotische vorstjes was teruggegleden: de vorst, die over leven, tijd, geld en vrouw van zijn ondergeschikten te gebieden heeft en | |
[pagina 81]
| |
aan de andere kant de getrouwe ‘abdidalems’ (slaven) die voor hem moeten hurken en kruipen. Zoo zijn de meeste regenten nóg op Java. De koelie was door gemis aan onderwijs - de dessaschooltjes zijn een paskwil, uitsluitend geschikt om lichtgeloovige Kamerleden zand in de oogen te strooien - nog onontwikkeld; van zijn regenten en hunne satellieten had de ontwikkelde ‘middenstand-’ Javaan niets te wachten; de europeesche ambtenaren gingen en gaan nog van het systeem uit: ‘schiet er maar op los,’ ‘gezag en prestige,’ ‘recht van den overheerscher’: trouw gesteund door de overige Nederlanders, in Indië nagenoeg uitsluitend kapitalisten, de menschen van den handel en cultures. De europeesche pers wilde zijn abonné's niet verliezen en spuwde gal en venijn over die arrogante, oproerkraaiende inlanders, die door hun leiders waren onderricht, dat zij heusch niet gedwongen konden worden om voor ƒ 25 de bouw hun sawahs te verhuren aan de suikerfabriek, of een heelen dag zwaar te werken voor 15 cts. de man, 7½ cts. de vrouw en 5 cts. het kind, welke loonen geen uitzondering waren! Door niemand gesteund richtten de intellectuels en de kooplieden de bekende Sarikat Islam op. De stoot is gegeven in Solo door een hadji en de kroonprins van Solo dien de regeering zoo gauw mogelijk tracteerde op een snoepreisje naar Holland. De regeering trachtte onophoudelijk voort te gaan met het fnuiken der S.I. - Regeeringsambtenaren moesten de vergaderingen bijwonen; bestuursleden klakkeloos aangehouden, vergaderingen geschorst of verboden. De vereeniging richtte toko's op, streefde uit eigen kracht naar het oprichten van coöperatieve vereenigingen, wat vergeefs was, daar Indië nog geen coöperatieve wet rijk is. Een enkel relletje, dat onafscheidelijk is van iedere jeugdige beweging, was genoeg om het dagblad, dat er zich op beroemt het ‘Suikerblad’ te zijn, tot de gemeenste scheldwoorden te brengen. Eindelijk nadat 15 mille aan notarissen en advocaten geofferd was, werd de rechtspersoonlijkheid aangevraagd en geweigerd. Alles stond weer op losse schroeven en de S.I. moet zien weer zoo'n bedrag te verzamelen om te trachten rechtspersoonlijkheid voor elke afzonderlijke afdeeling aan te vragen. Als dat maar lukt! Want de Javaan, die zich in vertrouwen uit, | |
[pagina 82]
| |
is heilig overtuigd, dat de regeering hem stelselmatig er onder tracht te houden. Verbittering tegen de regeering heeft deze handelwijze gesticht, die nog veel heviger zal worden door de gevangenneming van de schrijvers der bovenbedoelde brochure, die geschiedde op een wijze alsof men met moordenaars of struikroovers te doen had, in plaats van met beschaafde mannen (een van hen, Tjipto, n.b. ridder der Oranje Nassauorde wegens zijn buitengewone opofferingen tijdens de pestbestrijding) die verklaarden een stem in de regeering te willen hebben, en het onkiesch vonden, dat de regeering inlanders liet offeren voor de onafhanlijkheidsfeesten; inlanders, die de regeering vier eeuwen lang had verwaarloosd. Wat de regeering met de z.g. pamfletschrijvers voor heeft is thans nog onbekend; misschien wel ze voor 'n jaar of tien onder de papoea's zetten, of moerassen dempen? Intusschen waren de indo-europeanen reeds jaren lang ontevreden over den gang van zaken. Die geld hadden konden in Holland studeeren, de overige konden klerkje worden of koeliewervers. Dokter, ingenieur, apotheker, leeraar, veearts, chemiker, niets kan de onvermogende indische jongen tot op den huidigen dag in Indië worden, en de pur-sang minacht hem om zijn weinige kennis, zijn nederige positie en zijn slecht hollandsch. Reeds vroeger was de vereeniging Insulinde opgericht, waar geen kracht van uitging: men schaamde zich er nog voor indo te zijn of ‘sinjo’, ‘blauwe’ of ‘liplap’ zooals de beschaafde volbloed hem betitelde. Toen trad Douwes Dekker, de naneef van Multatuli op. Hij wekte den indo op zich niet te schamen voor zijn donkere huidskleur, en te eischen betere levensvoorwaarden. D.D., welke twee letters op menig europeaan werken, als de roode doek op den stier, zooals hijzelf dat uitdrukt, is iemand in de kracht van zijn leven, en gehuwd met een volbloed europeesche. In den zuidafrikaanschen oorlog verliet hij, door een groot rechtvaardigheidsgevoel gedreven, de tropen en streed aan de zijde der Boeren mee. Na den vrede keerde hij van Ceylon, waar hij als krijgsgevangene gebracht was, weer naar zijn geboorteland terug. Hij richtte de I.P. op, met als doel een ideaal nog grootscher als dat der S.I. Zijn strijdkreet was niet: ‘Indië voor de Indo's’, zooals | |
[pagina 83]
| |
de Javanen hadden geroepen: ‘Java voor ons’, maar: ‘Indië voor de Indiërs.’ Onder dat nieuwe woord ‘Indiërs’ verstond D.D. allen, die Insulinde lief hadden als hun eigen land, dus zoowel inlanders, als chineezen, als indo's. Ook volbloeds, die Insulinde als hun tweede vaderland beschouwden, rekende hij onder 't begrip ‘Indiër.’ Hij zag in, dat Indië niet langer een bezitting, een wingewest kon blijven; hij zag de schatten die met handel en cultures verdiend werden, terwijl de Eurasian zich met de minste en slechtste postjes moest behelpen, omdat hij geen geld en geen gelegenheid had om zich te ontwikkelen. Hij gevoelde ook voor het schromelijk onrecht, aan andere rassen door volbloeds aangedaan. Ook aan de I.P. weigerde de regeering rechtspersoonlijkheid, op grond van den gevaarlijken ‘geest’ van D.D. Een medewerker van de Expres (28 April 1913) zegt terecht: ‘de huidige geest, zooals hij thans gedemonstreerd wordt door duizenden, en nogmaals duizenden, is een uitvloeisel van een jarenlang onderdrukt gemoed, dat meer direct in verband staat met de koloniale wijze van regeeren’. Ten slotte ontnam de regeering, die steeds meer volbloeds trachtte te importeeren, tot douanebeambten en politiecommissarissen toe, aan den indo 't recht controleur B.B. in Indië te worden. De regeering beweerde dat er geen animo meer voor was, doch D.D. toonde duidelijk aan, dat men kunstmatig die school deed verloopen, door de instelling van een z.g. schiftingscommissie, die de eischen abnormaal verzwaarde. Deze woorden vond de regeering lasterlijk, en D.D. werd veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf. De voorgenomen reis naar de Filippijnen; het afbreken van den tocht in Hongkong; de reis naar Nederland en de terugtocht naar het oostersche vaderland zijn u welbekend. De groote vraag of Indië rijp is voor een meer zelfstandig bestuur, hetzij nu, hetzij over een jaar of vijftig, blijft steeds een kwestie van gissing. Een verklaring als van Idenburg: ‘Holland zal aan Indië nooit zelfstandigheid toestaan’, een krachtpatserig optreden zooals dat van de justitie tegenwoordig: rechts en links beslaglegging, huisen briefonderzoek, gevangennemingen, zware straffen, drukpersdelicten bij twintigtallen, zullen den stroom misschien wel een tijd lang kunnen remmen, doch slechts om hem in het verbor- | |
[pagina 84]
| |
gene des te heftiger en verbitterder te doen voortgaan. Optreden van bestuursambtenaren die aandeelen in een toko in beslag nemen, omdat die opgericht was met geld van de S.I. of van ambtenaren die aan leden der I.S. verboden van de telefoon gebruik te maken, zijn ook prachtig geschikt om de haat tegen ons volbloeds aan te wakkeren. Dat vooral tegen inlanders russisch wordt opgetreden kan men nagaan als men bedenkt dat de op de grondwet berustende rechten van ‘onschendbaarheid van woning’ en ‘onschendbaarheid van brievengeheim’ niet voor den inlander gelden. Elke politieoppasser, meestal de grootste schavuit van zijn dessa, kan ten allen tijde de woning van een inlander of chinees binnendringen, zonder eenig bevel van hoogerhand. Dit brengt mij vanzelf op den grootsten grief, dien de inlander - zooals ook de chinees - tegen ons bestuurssysteem heeft: de rechtsongelijkheid. Hierbij kan men weer onderscheiden de feitelijke en de wettelijke ongelijkheid. De feitelijke bestaat hierin, dat men hem veel zwaarder pleegt te straffen dan den overheerscher, dat hij gebukt gaat onder een systeem van onwettige en onbeschreven prentahs (bevelen, raadgevingen). De wettelijke in het strafsysteem, dat herhaaldelijk zwaarder straffen bedreigt voor inlanders, en feiten speciaal door hen begaan strafbaar stelt, en in 't civielrechterlijk systeem, dat alle vooruitgang stremt. Wat 't prentahsysteem betreft, dat drukt nagenoeg uitsluitend op den inlander. Voorbeelden te over kan men hiervan vinden in de Verslagen der z.g. welvaartscommissie (onderzoek naar 't Recht en de Politie.) Het meest onrechtvaardig is wel 't beruchte Besoekibesluit, uitgevaardigd door den onder veel dankbetuigingen ontslagen resident Bosman. Wanneer de dader in geval van brand in een suikerriettuin niet direct gevonden wordt, moet voor ‘straf’ de bevolking der omliggende dessa's dagen en nachten lang op 't verkoolde veld bivakkeeren, soms weken achtereen, terwijl ze ondertusschen geen cent verdienen en bezittingen en oogst aan die onschuldige lieden ontstolen worden. Of 't systeem Constant waar - eveneens uitsluitend ten bate van de europeesche cultures - ingeval van rietbrand heele dessa's dagelijks wandelingen moeten maken naar den regent, waar ze uren moeten wachten, om de dorpelingen zoodoende tam (mateng) te maken. Of, zooals in andere afdeelingen, dat verdachten aan rietbrand | |
[pagina 85]
| |
onder leiding van een wedono aan elkaar geketend met ketelmuziek worden opgebracht. Of het bestuur van Malang, dat ter wille van de pestbestrijding eischte dat de atappen huisdaken eensklaps door pannendaken zouden worden vervangen, op kosten der bevolking natuurlijk. Oud en jong werd in heerendienst geprest tot het maken van pannen. Of zooals in Meester-Cornelis, waar eenige jaren geleden twee Japanners vermoord werden, terwijl de daders aanvankelijk onbekend bleven, en waar de flinke, kranige assistent-resident allen handel deed stop zetten, zoodat de bevolking tot armoede verviel. Of assistent-residenten die fungeerend notaris waren, en die bekend stonden om 't buitengewoon groot aantal grondhuurcontracten. Met honderden kunnen deze voorbeelden vermeerderd worden; dat men zóó zelfs niet tegen Chineezen en Arabieren durft op te treden kan men zich denken. De contractkoelie in Deli verdient op groote ondernemingen 34 cts., een vrouw 20 cts.; hij heeft daarvoor vaderland, familie en kennissen verlaten en is voor minstens drie jaar feitelijk gevangene; is hij z.g. brutaal, lui of wat dan ook, voor alles gaat hij de gevangenis in.Ga naar voetnoot1) De tabakkers, steunpilaren der maatschappij, vrijgesteld van alle grond- of overschrijvingsbelasting, omdat hun grond sultansgrond is, kunnen tienduizenden besteden aan feesten, fonteinen e.d. Aan Sumatratabak alléén wordt de laatste zes jaar in Amsterdam ongeveer 60 millioen 's jaars verhandeld. Om tot D.D. terug te keeren: dat zijne veroordeeling uitsluitend geschiedde om zijn ‘boozen geest’ te bezweren was duidelijk. In de Expres van 25 Februari 1913 toont B.P. dan ook helder aan dat bekwame ambtenaren als Prof. van Vollenhoven, Prof. Snouck Hurgronje, Bekaar en zooveel anderen heel wat gezegd hebben wat niet vleiend was voor 't gouvernement, terwijl niemand er aan dacht hen te vervolgen. En evenals met D.D. is 't thans ook gegaan met Tjipto c.s., de schrijvers der onafhankelijkheidsbrochure, die rustig thuis of op hun kantoor zaten en die zonder bevel van inhechtenisneming, (want dat is voor een inlander niet noodig!) | |
[pagina 86]
| |
door een schout gearresteerd werden, en zonder dat 't hun vergund was van hun familie afscheid te nemen regelrecht naar de gevangenis werden gevoerd. De bevolking dacht evenmin aan opstand als Tjipto zelf, maar met veel machtsvertoon (uit vrees?) waren alle publieke gebouwen met troepen bezet en zelfs de cavalerie van 't naburige Tjimahi gerequireerd. Ik onderstel, dat 't officieel zal heeten, dat een gruwelijke samenzwering door de schranderheid der regeering is ontdekt, en dat door 't kloek en vastberaden optreden een groot bloedbad werd voorkomen. Een brochure waarin aangedrongen werd met de z.g. onafhankelijkheidsfeesten geen geld te verbrassen, doch daarvoor een telegram aan de koningin te zenden! 't Is om te lachen, als 't niet zoo bedroevend was. Ontwikkelde Jongjavanen door de regeering als struikroovers behandeld! De heele rechtspraak voor den Javaan is een conglomeraat van onbillijkheden. Ageert een Europeaan tegen een inlander dan is dat een landraadzaak, de Europeaan heeft weinig kosten, kan naar verkiezing zelf verschijnen, of er zijn huisjongen op afsturen; is daarentegen een inlander eischer dan moet zijn zaak door een der drie raden van justitie behandeld worden; moet hij een advokaat hebben. De inlander ziet dan maar meest van zijn vordering af, zelfs als hij pro deo kan ageeren, want tevoren zou hij al zoo dikwijls naar een der drie hoofdplaatsen moeten gaan, dat hij dat niet betalen kan. Een cheribonsch Javaan zou in Batavia een advokaat moeten raadplegen, wat voor hem in de meeste gevallen onmogelijk is. Heeft een inlander een politieovertreding begaan, dan komt hij voor de beruchte rol, waar de assistent-resident als alleensprekend rechter fungeert, zonder beroep of andere voorziening. Is een inlander geslagen door een Europeaan, dan wordt 't een residentierechtzaak. De controleur B.B. fungeert hier als onbezoldigd ambtenaar aan het openbaar ministerie. Daar de controleur zijn eigen werkzaamheden heeft, komt 't vaak voor, dat een zaak verjaard is, vóór ze is voorgebracht. Loopt alles mee, dan wordt de Europeaan voor 't residentiegerecht geroepen, gepresideerd door den landraad-voorziter, en heeft hij wèl recht van appèl. Een groote grief van de inlandsche ambtenaren zijn de traktementen, en de treurige beginjaren. Iemand van de hoofden- | |
[pagina 87]
| |
school, die geleerd heeft van natuurkunde, geschiedenis, economie en wat al niet, wordt hulpschrijver op ƒ 10 in de maand, een traktement waarvoor men tegenwoordig geen goede kokkie of huisjongen kan krijgen (een inlandsch chauffeur verdient gemiddeld ƒ 40!) Dat blijft hij jarenlang, wordt dan schrijver op ƒ 15, en ten slotte djoesoetoelis wedono op ƒ 25. Waarmee de grootste helft haar baton de maréchal heeft bereikt. Zulke hongerloonen leiden natuurlijk tot oneerlijkheden, en dan wordt in koor het lied van den onbetrouwbaren inlander aangeheven. Bekels (dorpsburgemeesters) krijgen totaal geen tractement, doch slechts een lapje grond, dat zij zelf niet kunnen bewerken, omdat hun de tijd ontbreekt. Toch moeten zij rijtuig houden, wekelijks de conferentie bijwonen zonder een cent vergoed te krijgen voor reisen verblijfkosten of schrijfbehoeften. Dit laatste is trouwens met alle inlandsche ambtenaren 't geval. 't Gevolg is weer, dat in suikerstreken alle ambtenaren van hoog tot laag geld of suiker van de fabriek cadeau krijgen. Iedereen weet dit, doch 't heet geen omkooping, maar schadevergoeding voor tijdverlies of getuigengeld. Kan men 't den prijaji's eigenlijk wel zoo heel erg kwalijk nemen? Weduwenpensioen is evenzoo een onbekende luxe voor inlandsche ambtenaren. Het overige dorpsbestuur krijgt evenmin salaris (b.v. de tjariks, kebajans baoes, of hoe ze meer heeten.) Ook de leden van den priesterraad, die erfeniskwesties berechten, zijn onbezoldigd; dat deze geestelijkheid daardoor onbetrouwbaar is, en de bevolking geducht afzet, is een bekend feit. De regeering beweert geen geld te hebben, maar kan wel direct meer dan 60 mille uittellen voor onafhankelijkheidsfeesten! Ook het belastingstelsel is een groot onrecht. Volgens Bekaar (Moederland en Koloniën. Begrooting 1912) ‘is 't inlandsch inkomen met 20% belast, waarbij dan nog de heerendiensten komen, die op 25 dagen per jaar al zeer matig zouden berekend zijn.’ Bekaar vergeet dan nog te noemen: de dessadiensten, de diensten ingeval van rampen van hoogerhand, de herhaalde oproepingen voor inlandsche ambtenaren, en de onwettige prentahs! Eigenaardig is nog Bekaars opmerking, dat de betrekkelijk weinige europeesche ambtenaren - ‘de dure bovenbouw’ - 't gouvernement jaarlijks 15 millioen kosten aan pensioenen, en de tallooze inlandsche ambtenaren te samen één millioen. | |
[pagina 88]
| |
Indo's en volbloeds smeeken om een burgerschool in Bandoeng. Maar wat heeft 't volk te willen in Indië als 't den G.G. niet behaagt! Of de H.B.S. te Batavia zóó overbevolkt is, dat de eerste klas uit acht parallel-afdeelingen bestaat, of Bandoeng een steeds groeiende stad is met een gezegend bergklimaat, 't doet er niet toe! Bandoeng moet naar men zegt gereserveerd blijven voor de jezuitische secte van den Heiligen Aloysius, die daar een H.B.S. wil stichten. Mijn treurzang wil ik thans eindigen. Laten de Nederlanders zich afvragen, of het de Jong-javanen zijn die haat en verbittering kweeken!
X.X. |
|