| |
| |
| |
Politieke feiten en richtingen
De sociaal-demokraten als overwinnaars.
Het was na den uitslag der verkiezingen duidelijk dat de sociaal-demokraten voor een moeilijke taak zouden komen te staan. Weliswaar hadden zij slechts 18 van de 100 zetels bezet, en dan nog onder de buitengewoon gunstige omstandigheid dat zij in de herstemming steun kregen van beide fronten waartegen zij gestreden hadden, doch ieder zag in hen de ware overwinnaars. Om welke reden?
Door die vraag zoo scherp mogelijk te beantwoorden, wordt het begrijpelijk waarom de aandacht zich op hen concentreerde. Allereerst moest het ieder treffen dat het roode stemmenaantal met zoo'n grooten sprong vooruitging. Dat gaf een nieuwe politieke kracht te zien waarvan vooral de groei imponeerde. Niet alleen het heden maar ook de toekomst dier partij telde daardoor reeds nu mede. Niet het minst daar het de groote steden en industrieele centra waren, die deze nieuwe politieke macht deden ontstaan. Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en zelfs Den Haag en Haarlem, naast de Zaan en Enschede.
Dat zou echter op zich zelf niet voldoende zijn om een partij van 18 Kamerzetels zoozeer op den voorgrond te brengen als inderdaad het geval was. De ware reden is te vinden in het herstemmingsadvies der S.D.A.P., dat weder een onmiddellijk gevolg was van het geheele optreden dier partij. De bekende vier vragen, gesteld aan de vrijzinnigen die met coalitie-candidaten om de overwinning streden, waren niet veel meer dan een preciseering van het concentratie-program. Doch zij verscherpten nog eens de constateering, dat de voornaamste punten daarvan een socialistischen oorsprong hadden.
Voor het algemeen kiesrecht hadden de sociaal-demokraten
| |
| |
niet alleen langdurig en hardnekkig, maar bovendien met groote politieke bekwaamheid gestreden. Hun telkens aangroeiende kiesrechtmeetings, hun roode Dinsdagen en ten slotte de vergeefs bespotte ‘blauwe’ Maandag, toonden dat zij vasthielden, en middelen wisten te kiezen, die ten slotte tot het doel moesten voeren.
Het land zou in beweging blijven zoolang aan den kiesrechteisch niet was voldaan. Zoo stond het ook met de staatspensioneering. Niet alleen was de invoering daarvan al jaren lang door de sociaal-demokraten bepleit, maar zij hadden tijdens de behandeling van Talma's Invaliditeitswet, eerst door de motie Troelstra, daarna door het bekende amendement Duys, de keuze tusschen premie-verzekering en staatspensioen onmiddellijk voor eene beslissing gebracht.
Dat de vrijzinnige concentratie beide punten op haar program had geplaatst, en nog wel vooraan, was reeds het begin der overwinning geweest. Het beteekende toch niets minder dan dat de sociaal-demokraten het zuiverst en duidelijkst hadden aangegeven wat het allereerst geschieden moest om het staatsbeleid op nieuwe banen te brengen. Toen de vrijzinnigen zochten naar een formuleering voor het zelfde doel, konden ze niet anders dan deze programpunten van de S.D.A.P. overnemen. Daarom vooral was de nederlaag der coalitie in de eerste plaats een overwinning der sociaal-demokraten, n.l. de zegepraal van hun oude en principieele eischen.
Toen echter dat resultaat in de ministerieele crisis tot een practisch gevolg moest leiden, liet zich onmiddellijk gevoelen, hoe groot de afstand was tusschen de moreele overwinning en de slechts 18 bezette zetels.
Want al waren de 37 vrijzinnigen gekozen op grond van dat concentratie-program, zij waren daarom nog ver van bondgenooten der socialisten. Uitdrukkelijk hadden zij dat bij de verkiezing zelve ontkend. En bovendien kwamen verscheidene gemeenteraadsverkiezingen dat met feiten bevestigen. Want al zijn hier en daar tusschen vrijzinnigen en sociaal-democraten herstemmings-overeenkomsten gesloten, zoo was dit in de eerste plaats niet algemeen en hielden in de tweede plaats de vrijzinnigen zich daaraan uiterst gebrekkig.
| |
| |
De vrije liberalen trachtten het reeds onmiddelijk zoo duidelijk mogelijk te zeggen, dat zij op een bondgenootschap met de socialisten voor de gemeente-politiek volstrekt niet gesteld waren. En van hun standpunt was dat begrijpelijk. Het programma der socialisten voor de gemeente-politiek is toch duidelijk en scherp geformuleerd. Bovendien is het al zoo vaak in de raadzalen bepleit, dat ook de practijk ervan voldoende bekend is. De conservatievevrijzinnigen echter kenmerken zich op dit gebied vooral door de ontkenning en bestrijding juist van diezelfde eischen, en staan daarbij als regel op één lijn met de coalitie-mannen.
En wat geldt voor de gemeente-politiek is wel degelijk ook van kracht voor het staatsbeleid. De aanvaarding van algemeen kiesrecht en staatspensioen door de vrijzinnigen wil volstrekt niet zeggen, dat zij het beginsel, waaruit die beide bij de S.D.A.P. zijn voortgekomen aanvaarden. Eer het tegendeel is waar. Een groot deel der vrijzinnigen heeft juist die twee eischen overgenomen, om ze onschadelijk te maken, d.w.z. om de ontwikkelingslijn door die beide hervormingen aangegeven om te buigen naar het behoud van 't maatschappelijk evenwicht.
De sociaal-demokraten zagen zich door hunne moreele overwinning ‘op een hoop’ gedreven met de geheele vrijzinnige concentratie, waaronder niet minder dan tien vrije-liberalen, die nog niet zoo heel lang geleden als de politieke tegenvoeters der vrijzinnig-demokraten, laat staan dus van de socialisten hadden gegolden.
Aan den éenen kant moesten zij ‘in dank aanvaarden’, dat de vrijzinnigen voor hunne groote hervormingen wilden opkomen, en die nà de coalitie-nederlaag zouden verwerkelijken, maar aan de andere zijde hadden zij toch ook te waken niet alleen voor de zuiverheid hunner partij in zóo vreemd gezelschap, maar vooral voor de beteekenis hunner politieke beginselen. Zij moesten met andere woorden hunne nieuwe macht zoo goed mogelijk gebruiken en aanwenden tot het bereiken van duidelijke resultaten, doch toch ook waken voor een besmetting met de politieke ziekten der vrijzinnigen, die reeds met zoovele ouderdomskwalen behebt geweest waren.
Niets schijnt moeilijker dan de aangeboden vriendschapshand af te wijzen of koel te zijn tegen betuiging van genegenheid.
| |
| |
Het begin, - en volstrekt nog niet het einde - van die moeilijkheid bracht de kabinets-formateur Dr. Bos, toen hij aan Mr. Troelstra drie ministerportefeuille's aanbood.
| |
De afwijzing der ministerzetels.
Het behoeft werkelijk niemand te verwonderen, dat het vooruitzicht van drie socialistische ministers de S.D.A.P. eenigszins in verwarring heeft gebracht. Eerder is het te bewonderen dat die verwarring tot nu toe zoo gering geweest is en zoo spoedig werd bezworen.
Niemand in het land, en ook niet de sociaal-demokraten konden verwachten, dat de vraag van het ministerschap, waarover in 't buitenland reeds zooveel te doen geweest is, in ons land plotseling en scherp geformuleerd een antwoord zou vergen.
Aan de bespreking van Mr. Troelstra met de koningin, -en het aanbod Dr. Bos was zoo goed als niets voorafgegaan, dat de nabijheid daarvan kon doen vermoeden. Zelfs de vraag van het socialistisch wethouderschap was nog niet principieel beslist.
Toch lagen die bespreking en dat aanbod na de verkiezing vóor de hand. Indien de koningin of de kabinets-formateur het verzuimd hadden zouden zij niet alleen een partij van 145.000 kiezers ‘buiten de gemeenschap’ hebben gesloten, maar wat meer is, zij zouden gehandeld hebben buiten een staatspartij, die doelbewust den tegenwoordigen politieken toestand deed ontstaan.
Eenerzijds heeft de S.D.A.P. door het aftrekken van groote aantallen kiezers van coalitie-partijen een hoofdaandeel aan hun nederlaag gehad, terwijl daarnaast het positieve program van staatsbeleid, dat de overwinning behaalde, van haar afkomstig was en door haar zoo sterk op den voorgrond is gebracht.
Ondertusschen werden de sociaal-demokraten voor een keuze geplaatst, die hen aanvankelijk in verwarring bracht. Dit blijkt toch hieruit dat zij begonnen met een buitengewoon partijcongres uit te schrijven, terwijl zij betrekkelijk kort daarna in een beperkte partij-conferentie een beslissing namen, die door de stemmenaantallen van 15 tegen en van 8 vóor het aanvaarden der ministerportefeuilles een vrij sterk meeningsverschil te zien gaf.
Er is stellig iets verleidelijks in de machtspositie, die deelname aan het uitvoerend gezag verschaft. En ongetwijfeld is
| |
| |
ook op wetgevend gebied de ministerplaats van heel wat grooter invloed dan meerdere Kamerzetels. Vooral wanneer men zich in allerlei bijzonderheden gaat indenken. Daarom is er een groote mate van nuchterheid noodzakelijk om volledig de gevolgen te overzien, die het optreden van een drietal socialistische ministers zou medebrengen. En toch ook weer niet een zoo groote nuchterheid, dat de toekomst der Nederlandsche politiek, verder liggende dan in de eerstkomende jaren, uit het oog verloren wordt.
Het allereerst is de vraag te stellen wat het beste is voor de invoering van algemeen kiesrecht en het staatspensioen. Let men daarbij uitsluitend op de houding der overwinnaars in de verkiezing, dan is de zaak duidelijk genoeg. Een vrijzinnig socialistisch ministerie zal stellig scherper en krachtiger de voorstellen kunnen opstellen en verdedigen dan een kabinet zonder sociaal-demokraten. Doch ook de houding der oppositie is bij dit alles van groot gewicht. Doordat een grondwetsherziening slechts langs een omslachtigen weg tot stand kan komen, en daar bovendien de Eerste Kamer een groote rechtsche meerderheid bezit, zal een oppositie die alle drie de coalitie-partijen omvat, bijzonder sterk staan. En wie zou eraan twijfelen dat een half-rood ministerie de coalitie weer machtig zou maken, en zou opwekken tot een krachtig nieuw leven.
Nuchter gezien is de kans groot, dat zoowel een voorstel om in de grondwet het algemeen kiesrecht te plaatsen, als een voorstel tot invoering van staatspensioen tegenover Talma's invaliditeitswet door de Eerste Kamer zouden worden verworpen, na in de Tweede door een aaneengesloten en heftige oppositie te zijn bestreden. Ondertusschen zou het kabinet op allerlei punten aanvallen te doorstaan hebben, in 't bijzonder de drie roode Excellenties, waarbij uitteraard de oppositie zou trachten verdeeldheid in het ministerie te constateeren en de kiezers in het land tegen die regeering te ontstemmen.
En indien het zoover was, wat dan? Kamerontbinding met het gevaar, dat de meerderheid van het kabinet belangrijk verzwakte? Of wel wachten tot een verkiezing van de Provinciale Staten en, zoo die goed afliep, de Eerste Kamer ontbinden en omzetten? Ook dat laatste zou onbetrouwbaar zijn. In elk geval is de
| |
| |
kans zeer groot dat een half-rood kabinet na enkele jaren zou moeten heengaan, zonder iets belangrijks van het programma te hebben verwerklijkt.
Die kans is juist zoo groot omdat de politieke macht, die door de sociaal-demokratie werd bereikt volstrekt geen wezenlijke is, doch slechts onder zeer toevallige omstandigheden ontstond. Tal van kiezers, die ten minste in de herstemming de socialistische verkiezing begunstigden staan reeds nu op het punt om te slaan, daar zij veel meer gesteld zijn op een neutraler ministerie. Dat daarom de sociaal-demokraten door mederegeering kracht kunnen bijzetten tot uitvoering der eerste programpunten is slechts schijn. De kracht van uitvoering wordt wel grooter, doch de weerstand er tegen zeer veel meer.
Nog ongunstiger wordt echter het vooruitzicht, indien iets verder gezien wordt dan de eerst-komende jaren. Het optreden van een vrijzinnig-socialistisch ministerie, hoezeer ook bedoeld als tijdelijk en voor een duidelijk aangewezen en beperkte taak, maakt toch een verbond noodzakelijk, een soort bloc. Werd dit alleeen beheerscht door de vrije wil der deelnemers, dan konden zij het beginnen en eindigen wanneer ze wilden.
Daarbij wordt echter uit het oog verloren dat ook de tegenpartij invloed kan uitoefenen. Deze zou stellig haar tactiek erop inrichten om de bloc-partijen bij elkaar te houden, wat volstrekt niet uitsluit dat het onnatuurlijke van zoo'n verbond aldoor betoogd zal worden. Het nuchtere feit echter dat er steeds bij elke beslissing slechts één meerderheid en één minderheid kan zijn, stelt de oppositie steeds in staat om sociaal-demokraten en vrijzinnigen tot verweer bij elkaar te drijven. Elke scheiding voor het front van den vijand zal onmiddellijk het gevaar doen ontstaan van de verworven macht te doen verliezen. De voorbeelden zijn talrijk hoe het verweer bijeen houdt, wat door eigen daad uit een zou willen gaan.
Het gevolg van een en ander zou noodzakelijk zijn, dat de sociaal-demokraten het groote voordeel van een derde macht in de politiek te vormen verloren en ingelijfd werden bij een anti-clericale partij-groepeering, zelfs ondanks hun protesten.
Is er nu voor een dergelijke politiek, tusschen eenerzijds de kerkelijke partijen, anderzijds de vrijzinnigen en sociaal-demokraten
| |
| |
een toekomst? Het tegendeel is waar. Want allereerst zou het bedoelde bloc, de toestrooming van burgerlijke elementen naar de rechtsche partijen, die reeds vroeger zoo duidelijk te zien geweest, is weer vernieuwen en vergrooten, waardoor de bestendigheid der gezamenlijke macht aldoor gevaar liep. Daarnaast zouden zoowel een clericale coalitie als een anti-clericaal bloc onmachtig zijn om werkelijk het staatsorganisme te doen beantwoorden aan de eischen der maatschappij.
Belangrijke hervormingen zou zeker geen der beide partijgroepeeringen tot stand kunnen brengen. De compromis politiek, die schijn voor werkelijkheid uitgeeft, en die reeds zooveel jaren fataal voor ons land is geweest, zou voor langen tijd bestendigd zijn.
Hiermede staat in nauw verband dat de sociaal-demokraten als politieke partij een groot deel van hunne politieke beteekenis zouden inboeten. Het schijnt egoïstisch indien zij bij hunne beslissing over het ministerschap het partij-belang laten gelden, alsof zij dit lieten voorgaan boven het landsbelang. Dit is echter slechts schijn. Wat hier partij-belang genoemd wordt is niet het baat-zoeken voor de partij-gangers, maar is slechts het zuiver begrijpen van de politieke beteekenis der partij. De tijd dat de politieke beteekenis der sociaal-demokraten gekenmerkt zal worden door haar volstrekte meerderheidsmacht en door het verwezenlijken van heel wat verder gaande eischen dan kiesrecht en staatspensioen is nog volstrekt niet in het zicht. Thans is de S.D.A.P. gekenmerkt juist door deze twee dingen, dat zij een nieuwe macht organiseert en dat die macht in de weegschaal gelegd wordt van den politieken strijd, die buiten haar om in het land heerscht. De machtsvorming der S.D.A.P. als politieke arbeiderspartij is nog verre van afgeloopen, integendeel is zij nog in wording. Die aftebreken of te vertragen, zou de ontwikkeling der politiek tegenhouden. En dat zou evenzeer het geval zijn indien zij als derde partij in het politieke leven hare bewegingsvrijheid verloor en vastgelegd, gebonden werd aan een partij-groepeering op een verouderden grondslag.
Het zou stellig zoo geschieden indien door het treden van socialisten in een ministerie, een bloc gevormd werd voor eendrachtig optreden. Wie twijfelt eraan dat binnen de S.D.A.P.
| |
| |
een strijd zou ontstaan, eerst over het ministerschap zelve, daarna over de daden der ministers, begeleid door geschillen over de vrijheid van kritiek, waar die zich nu reeds deed gelden. Maar bovendien zouden zoowel de vrijzinnigen als de coalitiepartijen gebruik maken van de gebondenheid der socialistische ministers en van de partij achter hen, om hen op allerlei wijzen te verzwakken, en te belemmeren in de uitvoering van een gewichtige politieke taak.
Want die heeft de Nederlandsche sociaal-demokratie nog door tal van jaren te vervullen, namenlijk die van zuivere oppositie. Dat beteekent toch dat alle regeeringsdaden moeten gekritiseerd worden en gesteld in het heldere licht der bestaande en toekomstige maatschappelijke eischen, opdat daarmee en daardoor het volk wordt opgevoed tot een wezenlijke demokratie.
Daarnaast staat de onzuivere oppositie eener oude partijgroepeering, die voornamenlijk ten doel heeft de regeering te veroveren. Deze kan wel goed en voldoende zijn, indien n.l. het politiek beleid zelve zuiver en doelmatig tot uiting komt. Maar zij kan nooit goed zijn bij een onnatuurlijke en verouderde, een achterlijke politiek, zooals die der antithese voor ons land al jaren lang geweest is. Indien de sociaal-demokratie in die antithese politiek eenmaal binnenging zou zij haar waarde als vernieuwende kracht die toekomstverwachtingen opwekt en levendig houdt, zooal niet geheel verliezen, dan toch voor een groot deel inboeten. En dat zou een groot nadeel zijn voor wijdere belangen dan die eener partij.
* * *
| |
De steun der sociaal-demokraten aan een concentratie-kabinet.
Hoezeer ook de afwijzing der ministerportefeuilles door de sociaal-demokraten den schijn wekt van weinig durf en van terugwijken voor verantwoordelijkheid in de landsregeering, zoo blijkt die afwijzing bij eenig dieper nadenken volkomen gerechtvaardigd te zijn. Zij hebben n.l. een grooter verantwoordelijkheid, dan die uit de constitutioneele praktijken wordt afgeleid, en wel in de eerste plaats tegenover de bevolkingsklasse, die
| |
| |
zij tot een politieke macht organiseeren en tegenover een duurzame omzetting en vernieuwing der geheele Nederlandsche politiek.
Die verantwoordelijkheid zal van niet minder kracht moeten zijn bij de tweede moeilijkheid, die zich nu voor de S.D.A.P. gaat voordoen.
Want met de weigering van 't ministerschap zijn de sociaaldemokraten volstrekt nog niet door de bezwaren heen, die de wording tot een groote staatspartij voor hen medebrengt.
Zij hebben namenlijk nu te zorgen, dat kiesrecht en staatspensioen er komen. Deden zij dat niet of niet voldoende, dan zouden al de onaangename gevolgen optreden, die de vrijzinnige pers, en die ook voorstanders van het ministerschap als W.H. Vliegen van de afwijzing voorspiegelen. Dat zorgen kan nu slechts indirect geschieden. Zij kunnen niet zelf tot daden overgaan, en hebben te wachten op die van anderen. Want al deelden zij aan de koningin en aan den kabinetsformateur mede hoe zij een concentratie-kabinet zullen steunen, toch kunnen zij er verder niets toe bijdragen dat inderdaad zoo'n kabinet optreedt. Zelfs wanneer dat ‘ter bevoegder plaatse’ overwogen wordt, is het volstrekt niet uitgesloten, dat nog iets anders en meer van hen gevraagd en gevergd zal worden, dan wat zij aanboden.
Het is zelfs zeer waarschijnlijk.
De tactiek der vrijzinnigen is er toch al vrij langen tijd op berekend, dat de sociaal-demokraten steeds en uitteraard tegen de clericalen zullen strijden en daardoor de liberalen ongevraagd zullen steunen. Zij hebben daarbij, zoo lang het maar ging, elk verband en dus van zelfsprekend ook elk verbond met de sociaal-demokraten vermeden, zoowel om hun invloed te ontgaan, alsook om geen kiezers af te schrikken en naar rechts te jagen. Het was echter te voorzien, dat deze houding niet steeds kan worden volgehouden.
Hun laatste poging bij de jongste verkiezingen om roode stemmen op hun candidaten te doen uitbrengen door lokmiddelen buiten eenig verbond, is jammerlijk mislukt. Wanneer zij nu ook tot zoo'n verbond zullen overgaan, moeten zij uitteraard erop bedacht zijn om den invloed de sociaal-demokraten voor hen zelve zoo onschadelijk mogelijk te maken.
| |
| |
Dat kan geschieden door de S.D.A.P. zoo sterk mogelijk te verbinden op een zoodanig programma, dat het toch de kiezers niet zal afschrikken, of m.a.w. de band moet zoo hecht mogelijk en het program niet te sprekend, d.w.z. vaag zijn. Het middel om de sociaal-demokraten ertoe te krijgen moet hen tegelijk lokken en bang maken.
De vaagheid is echter slechts te verkrijgen door af te wijken van de formuleering der herstemmingsvragen. De band is niet anders mogelijk dan door het opofferen der oppositie-houding van de S.D.A.P.
Dat dit laatste het stelligst verkregen werd door leiders der sociaal-demokratie in het ministerie op te nemen, als 't ware als gijzelaars, lag voor de hand.
Bovendien hoopten de vrijzinnigen hiervan het voordeel te kunnen verwachten van de tot nu toe geldenden regel dat het ministerschap alle radikale neigingen totaal uitroeit.
Het is daarom waarschijnlijk dat de vrijzinnigen nu zullen voortgaan met den eisch dat de steun der sociaal-demokraten aan een concentratie-kabinet vastgelegd wordt in een overeenkomst, die practisch een volledig verbond zal beteekenen, waarbij dus de S.D.A.P. regeeringspartij wordt en haar recht van oppositie prijs geeft.
Ofschoon het aanbod, dat de sociaal-demokraten deden niet bekend is, kan toch veilig worden aangenomen, dat het een strikte beperking bevatte tot kiesrecht en staatspensioen, en hoogstens op andere punten voorwaardelijk hulp toezegde. Tusschen dat aanbod en den waarschijnlijken eisch der vrijzinnigen bestaat het groote verschil van vrijheid en gebondenheid. Tegen den band die de vrijzinnigen zullen eischen, bestaan volkomen dezelfde en zelfs grootere bezwaren als tegen het optreden van socialistische ministers, terwijl de voordeelen van dat laatste gemist zullen worden.
Daarom lijdt het geen twijfel of de S.D.A.P. zal aan een concentratie-ministerie slecht zooveel steun verleenen als mogelijk is, omdat het in haar eigen richting ligt. Hoe loyaal dat ook wordt uitgevoerd, nimmer zal het in een contract als vaste band worden gelegd. De sociaal-demokratie kan geen regeeringspartij zijn.
* * *
| |
| |
| |
De kansen van een concentratie-kabinet.
Een ministerie gevormd uit de drie vrijzinnige partijen ter uitvoering van haar verkiezings-programma heeft op een halfrood kabinet dit voordeel, dat het inwendig gevaar van oneenigheid veel geringer is en dat de oppositie veel minder uitwendig gevaar kan doen ontstaan door aanvallen op zwakke verbindingspunten.
Overigens zijn de toekomstkansen voor zoo'n concentratiekabinet niet veel anders of beter. Het zal uit lijfsbehoud snel moeten handelen, d.w.z. met de vlugge uitvoering van haar program den politieken toestand volkomen beheerschen. Elk oponthoud brengt gevaar mede, daar moeilijke onderwerpen als landsdefensie en sociale verzekering niet aan de orde mogen komen, terwijl dit noodzakelijk geschieden zal indien er slechts tijd en ruimte voor te vinden is, juist vanwege de onafwijsbare urgentie.
Voor de deur staat echter steeds een kamerontbinding, zoodra de Eerste Kamer een oppositie-houding aanneemt. Dit is te verwachten, indien de oppositie in de Tweede Kamer zich schrap zet en tegen alle belangrijke regeeringsvoorstellen stemt.
Dat nu is niet onwaarschijnlijk. Al zullen met name de katholieken en christelijke-historischen bereid zijn het algemeen kiesrecht te aanvaarden, zoo is dit slechts te verwachten indien het onderwijs-artikel der grondwet gelijktijdig wordt herzien. Dat zal de prijs zijn voor rechtsche medewerking, die echter een concentratie-kabinet bezwaarlijk kan betalen.
En tegen het staatspensioen zullen stellig de rechtsche partijen in verzet blijven.
Trouwens kan een strakke oppositie-houding hen slechts versterken, terwijl het feit van 't optreden van een concentratiekabinet het bijeenblijven der coalitie volkomen rechtvaardigt. Ja zelfs er toe dwingt. Daarom zal een vrijzinnig ministerie moeten leven in het vooruitzicht òf van een omzetting der Eerste Kamer over drie jaar, òf wel van een pressie op die Eerste Kamer door nieuwe algemeene verkiezingen. Anders ware het een leven zonder karakter of ernst.
De uitslag nu van het éen of het ander staat echter verre van vast, zoodat de kansen voor een concentratie-kabinet stellig
| |
| |
ongunstig zijn, zoowel voor den duur van zijn bestaan, als voor de resultaten van zijn werk.
Zullen de drie vrijzinnige partijen het tòch aandurven? Die vraag wacht thans op een antwoord. Dit wordt echter in niet geringe mate beheerscht door deze andere vraag. Wat zal er geschieden indien de concentratie weigert te regeeren?
In een vorige kroniek is reeds betoogd hoe onmogelijk en onlogisch een zaken-kabinet zou zijn, een zaken-kabinet nl. in dezen zin dat het geen politieke onderwerpen aan de orde zou stellen.
Evenmin is er eenige reden voor een verzoenings-kabinet, daar de politieke strijd noodig en nuttig is, opdat ons land inderdaad zaakkundig geregeerd zal worden.
Wat overblijft is een overgangs-ministerie, dat tot eenige taak heeft om de politiek op nieuwe banen te brengen, en dat dus in zooverre neutraal is, dat het nòch conservatief noch radikaal, en evenmin clericaal of anti-clericaal is.
Het moet worden een ministerie voor grondwetsherziening, zoodanig dat er een ruimte komt voor nieuwen strijd over duidelijk zichtbare hervormingen. Dat wil zeggen dat naast algemeen kiesrecht op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging met plaats voor vrouwenkiesrecht, er tevens ook ruimte kome voor den schoolstrijd, om dien voor goed uittevechten. Geen blanco, en toch ook geen scherp uitgesproken richting, maar ruimte voor ontwikkeling hoe die danook zal gaan.
Het is zoo goed als zeker dat zoowel de katholieken als de christelijk-historischen hiervoor te vinden zijn, terwijl ook de sociaal-demokraten, op grond hunner oude Groninger motie hiertegen niet in verzet kunnen komen.
Uitteraard zal zoo'n ministerie slechts een zeer kort bestaan kunnen en mogen hebben. Hoogstens enkele buitengewoon neutrale wetten kunnen ter tijdvulling ondertusschen worden afgedaan, doch sociale verzekering, staatspensioen en defensiekwesties, hoe urgent ook, zullen moeten wachten op een nieuwe kamer en een nieuw ministerie.
Het groote voordeel zou zijn dat er een eind gemaakt kan worden aan den ouden antithese-strijd, en dat alle politieke partijen zich kunnen vernieuwen.
| |
| |
Is dit een aanlokkelijk vooruitzicht voor de vrijzinnigen, zoodat zij daarvoor hun concentratie-kabinet in den steek kunnen laten?
Vrij zeker is het voor hen niet aanlokkelijk.
Hoezeer zij ook het algemeen kiesrecht op hun programma gesteld hebben, zoo moeten zij wel gevoelen dat dit hunne positie, vooral bij evenredige vertegenwoordiging niet zal versterken. En thans hebben zij nog de kans van een geheel vrijzinnig bewind, zij 't ook een laatste kans en ter uitvoering van socialistische programpunten. Maar een kans is het, en wie weet....
De keuze zal moeielijk zijn, en zoo min als er bij de sociaaldemokraten eenstemmigheid was toen Dr. Bos met zijn aanbod tot hen kwam, zoo min is te verwachten dat de concentratie zonder meeningsverschil zal blijven, als Dr. Bos of een ander de kwestie voor haar stelt.
* * *
Ten slotte is er nog een oplossing, en wel de slechtste, die maar te vinden is, indien n.l. een concentratie-kabinet zou optreden met de taak die voor een overgangsministerie is aangeduid. Dat toch zou den weg voor het laatste versperren, en een nederlaag voor de vrijzinnigen tevens maken tot een mislukking om onze politiek te vernieuwen.
De eenige partij, die dit kan beletten is de S.D.A.P. Die heeft er het meeste belang bij, - en het is door Mr. Troelstra reeds in verschillende vormen uiteengezet - dat het algemeen kiesrecht tevens brengt de politiek, die een ekonomischen grondslag heeft, en die ten opzichte van verschillende geestelijke belangen, slechts tijdelijke partij-groepeeringen behoeft te gebruiken. Conservatisme tegenover hervorming, op elk gebied van maatschappelijk leven, vormt den strijd die ons land noodig heeft, en waarin de sociaal-demokratie het zuiverst haar taak kan vervullen om de arbeidersklasse te organiseeren tot een macht in den staat, die met die klasse ook de geheele gemeenschap tot hoogere ontwikkeling en welvaart zal brengen.
G. Burger. |
|