| |
| |
| |
Politieke feiten en richtingen
[De uitslag.]
Onwillekeurig dringt zich de vergelijking op tusschen de Juni-maanden van 1905 en 1913. Toen als nu werd een nederlaag der coalitie-regeering uitbundig toegejuicht door vrijzinnigen en sociaal-demokraten. Toen als nu moest het moeilijke vraagstuk opgelost worden, hoe verder Nederland te regeeren.
Die overeenkomst mag echter niet dieper gezocht worden, want er zijn groote en zeer belangrijke verschilpunten. Door deze aan te duiden ontstaat tegelijkertijd de gelegenheid om de uitslag van den jongsten stembusstrijd te ontcijferen.
In 1905 ging de strijd voor een groot deel tegen het sterk persoonlijke bewind van Dr. Kuyper en had daardoor een zeer negatief karakter. De vrijzinnigen waren verdeeld. Wel gingen Unie-liberalen en vrijzinnig-democraten samen, doch de vrij-liberalen deden niet mee.
Evenmin kon er gezegd worden dat de sociaal-demokraten met de vrijzinnigen een zelfde richting insloegen. Het ‘blanco’ artikel der Unie-liberalen had slechts hun spot. Dat zij ten slotte bij de herstemming alle vrijzinnigen steunden, werd zoo luid mogelijk verklaard als het straffen van Dr. Kuyper voor zijn houding in 1903. Ook de hulp die de vrijzinnigen verkregen van de ijveraars voor de Ned. Hervormde Kerk had geen uitgesproken politieke bedoeling, doch was gericht tegen de persoon van den minister-president. Die hulp werd in stilte gegeven. Vandaar dan ook dat de 52-48 uitslag van 1905 een zuivere verrassing was, een overrompeling van de coalitie door verschillende toevallig te hoop geloopen vijanden, niet vereenigd nòch door een organisatie nòch door een gemeenschappelijk program.
| |
| |
Geheel anders is het nu gegaan. De drie vrijzinnige partijen hebben een volledig accoord gesloten met een program, waarvan de hoofdpunten duidelijk tot de kiezers spraken. En dat accoord is niet zoo van boven-af opgelegd als het in 1905 zou zijn geweest. Want de politieke ervaring heeft de drie partijen der vrijzinnigheid inderdaad zoo dicht bij elkaar gebracht, dat zelfs een geheele samenvloeiing niet meer onmogelijk is. Dit zij hier zonder verdere kritiek geconstateerd als een feit dat zoowel in, als voor de verkiezingsdagen, duidelijk waarneembaar was.
De sociaal-democraten stonden er nu ook geheel anders voor dan in 1905. Zij hebben de vrijzinnigen gesteund, niet om wraak te nemen doch op grond van hun program. En in 't bijzonder bleek dat bij de herstemming, doordat het partij-bestuur der S.D.A.P. in de bekende vier vragen scherp geformuleerd heeft, wat er in de politieke richting van de sociaal-demokraten en de vereenigde vrijzinnigen gemeenschappelijk was. Ten slotte is de hulp die de ‘protestanten’ hebben verleend, niet in alle stilte gegeven, en als een uiting tegen Dr. Kuyper, maar is de strijd tegen de coalitie openlijk en georganiseerd in twee partijen, en nog een manifest, aangebonden. Niet tegen een persoon, maar tegen de coalitie, tegen het verbond van het calvinisme met Rome, was het verzet gericht.
Het verschil tusschen 1905 en 1913 is dus niet gering. En het is ook gebleken in het verloop van den strijd.
Want in 1905 stond de coalitie sterk. Het was gebleken uit de voorafgaande Statenverkiezingen en zelfs nog uit de eerste stemming. Slechts bij de herstemmingen, kwam de onverwachte overrompeling.
De verkiezingen van deze Juni-maand hebben een veel zuiverder beeld te zien gegeven, van de machtsverhouding der politieke partijen en de verandering die daarin gekomen is. Want zoowel de uitkomsten der statenverkiezing, als die van eerste stemming en herstemming vertoonen gelijksoortige met elkaar kloppende cijfers. En deze zijn geheel andere dan in 1905.
Kon toen gezegd worden dat de coalitie nog een belangrijke meerderheid van stemmen in het geheele land had, thans is dit niet meer het geval.
| |
| |
In 't kort is het verschil aldus: In 1905 werd Dr. Kuyper overrompeld; nu is de coalitie verslagen.
* * *
De verkiezingen hebben de politiek in een volkomen nieuwen toestand gebracht. Het jaar 1897, toen de vrijzinnigen een eigen meerderheid verkregen, noch 1905 is herhaald.
Er is bovendien niet alleen een wisseling van de gunst der kiezers waar te nemen, er is vooral een verschuiving in de politieke krachten aanwezig. Deze is door de stembus uit cijfers af te lezen.
Op Dinsdag 17 Juni zijn de getallen het duidelijkst geweest. Volgens de N. Rt. Crt. van 21 Juni waren zij aldus:
Uitgebracht werden 765,607 geldige stemmen.
Daarvan verkregen:
Candidaten der vrijz. concentratie |
237,509 |
Candidaten der S.D.A.P. |
|
143,310 |
Andere candidaten ter linkerzijde |
1,684 |
|
Tezamen linkerzijde |
382,503 |
Voorts: |
|
Candidaten der coalitie |
|
250,053 |
Andere candidaten ter rechterzijde |
33,051 |
Bij de stemmen van de coalitie moeten dan nog gevoegd worden 25 à 30.000 uit de vijf katholieke districten, waar geen stemming heeft plaats gehad.
Hieruit blijkt dat de betrekkelijk kleine groep van 33.000 rechtsche stemmen, die zich tegen de coalitie hebben verzet, deze in de minderheid brachten. Onder die 33.000 zijn echter verscheidene linksche stemmen, b.v. in Ommen, Ede en Elst, zoodat inderdaad het groepje nog veel geringer in omvang is.
Verder zijn er in de 237.509 vrijzinnige stemmen ongetwijfeld een groot aantal die bij vorige verkiezingen rechtsch geweest zijn, en die vooral door de tariefwet naar links overkwamen. Dat zijn de bewijzen voor de wisselvallige gunst der kiezers.
De machtsverschuiving is vooral te zien in het stemmencijfer der sociaal-demokraten van 143,310, dat door ‘Het Volk’ nog ruim 1000 stemmen hooger is opgegeven.
| |
| |
De buitengewoon groote toename van dit cijfer is veroorzaakt door drie omstandigheden en wel de nieuwe kiezers, verschuiving van vrijzinnige en verschuiving van rechtsche kiezers. Alle drie hebben bijgedragen tot den groei der sociaal-demokratische aanwas. Hoeveel elk daarvan is niet uit te maken. Dit nu is geen wisselvalligheid. De sociaal-demokratie bleek door de verschillende jaren een groeiende partij te zijn, die haar plaats nog veroveren moest. Zoowel om persoonlijke als om algemeene redenen gaat deze toename niet meer verloren.
De arbeiders die eenmaal den stap gedaan hebben van rood te stemmen gaan niet terug. Hun voorbeeld zal veeleer tot navolging opwekken. En dit geldt te meer, omdat het grootste deel der socialistische stemmen uitgebracht is in de steden, waar ongetwijfeld het aantal arbeiders-kiezers zal toenemen.
De nieuwe toestand, die in de politiek ontstond, is dus deze dat de S.D.A.P. geworden is van een kleine tot een groote staatspartij.
Wel is waar zijn de cijfers van concentratie en coalitie nog belangrijk hooger, maar deze cijfers gaan terug en die van de S.D.A.P. zullen nog meer stijgen, terwijl die beide verbonden en geen aaneengesloten partijen zijn.
* * *
Hoe belangrijk de totale stemmencijfers ook zijn om de machtsverhouding der partijen te leeren kennen, en om eenig inzicht te verkrijgen in hare toekomstige kansen, op dit oogenblik is het resultaat der verworven kamerzetels van meer beteekenis.
En het is merkwaardig dat de cijfers hiervoor ten naasten bij kloppen met die der uitgebrachte stemmen. Dit is echter veroorzaakt door bijzondere politieke omstandigheden, en van geheel toevalligen aard, al zal het voor de politieke ontwikkeling gunstig kunnen zijn.
De nederlaag der coalitie vertoont zich het scherpst bij de anti-revolutionnairen, wier Kamergroep van 20 tot 11 teruggaat, terwijl de christelijk-historischen van 12 op 8 dalen. Zij vooral ondervinden dus de ongunst van hun verbond met de Katholieken, die slechts 1 zetel verliezen en met 25 Kamerleden de sterkste partij van de Tweede Kamer blijven.
| |
| |
Dat het ministerie Heemskerk gedwongen is heen te gaan, spreekt nu van zelve.
De drie vrijzinnige partijen, die nog weleens op een Kamermeerderheid gehoopt hebben, zullen na deze, voor hen zoo bij uitstrek gunstige, verkiezing voor goed daarvan hebben af te zien. Zij gingen slechts vooruit van 34 op 37 zetels. En de unie-liberalen, zoowel als de vrijzinnig-demokraten, moesten hun verbond met de vrije-liberalen zelfs bekoopen met verliezen van een en twee zetels, terwijl de bondgenoot van 4 tot 10 leden omhoog schoot.
Toch heeft dit laatste niet zoo'n groote politieke beteekenis, want in de eerste plaats is de concentratie door haar program, en door haar in den strijd aangewakkerde gevoelens van geestesgemeenschap, een vrij sterke eenheid, die nu met 37 stemmen heel wat meer beteekent dan de verdeelde drie partijen met 34. Bovendien zijn daarvan 27 unie-liberalen en vrijzinnig-demokraten tegenover de 10 vrije-liberalen.
De betrekkelijk grootere invloed dezer laatsten komt trouwens overeen met de wijziging der politieke denkbeelden, die onder unie-liberalen en vrijzinnig-demokraten reeds is gebleken. Daardoor wordt de houding der vrijzinnigen zuiverder, en is er meer overeenstemming met den geest van hunne kiezers.
De sterkst gegroeide partij is die der sociaal-demokraten, die met 18 zetels in de Kamer een geheel nieuwe en andere plaats gaat innemen, dan vroeger voor 3 of 7 hunner mogelijk was. Dit geldt te meer omdat niet te verwachten is dat de ijver en toewijding der socialistische Kamerleden er op zal verminderen, zoodat de kracht van dat getal 18 ook steeds zich zal doen gelden.
Wat moet nu geschieden, zoodra het ministerie Heemskerk zijn heengaan zal hebben aangekondigd?
Het antwoord op deze vraag heeft ook reeds voor de verkiezingen velen bezig gehouden en evenmin toen als nu ligt het voor de hand.
Want de houding bij de herstemmingen is steeds een opportunistische en mag nimmer aangezien worden voor een principieele, terwijl bij de eigenlijke stembus coalitie, concentratie en sociaal-demokraten geheel gescheiden en zelfstandig zijn
| |
| |
opgetrokken. De coalitie trekt zich nu, verslagen, in oppositie terug. De concentratie heeft verklaard de regeeringsverantwoordelijkheid zonder eigen meerderheid niet te aanvaarden, en kan dit met 37 zetels stellig niet doen.
De sociaal-demokratie neemt nimmer regeeringsverantwoordelijkheid op zich zoolang zij een minderheid vormt, en dus zeker niet met haar 18 plaatsen in de Kamer.
Formeel is dus geen der drie strijders verplicht om de regeeringsverantwoordelijkheid te dragen, en in een minder constitutioneel land als het onze zou de kroon vrij de ministers kunnen aanwijzen.
Dit is echter in ons land even ondenkbaar als onmogelijk. Er zijn geen ministers te vinden voor de kroon alleen. De ministers behooren bij de vertegenwoordiging. Haar samenstelling alleen geeft aan wie de regeering zullen hebben te vormen.
Tweeërlei oplossing is reeds besproken en zal ongetwijfeld in de Juli-maand aan de hand gedaan worden, of voor de Koningin bepleit. De eerste is een politiek ministerie, d.w.z. een dat met een zoodanig program optreedt, dat het op een meerderheid van Kamergroepen kan rekenen. De tweede is een zakenministerie, dat geen politieke kleur vertoont, en slechts onderwerpen zal behandelen, die buiten het terrein der partijgeschillen zijn gelegen.
De laatste oplossing zij het eerst besproken.
* * *
Elk denkbeeld, hoe onlogisch, hoe volslagen ontoepasselijk ook, schijnt ingang te kunnen vinden, mits het zeer geleidelijk en dan veel malen herhaald als wijsheid wordt vóorgedragen. Kan men zich toch iets wonderlijkers denken, dan dat er nu na deze verkiezing gepleit wordt voor een zakenkabinet? Nog nimmer is het geheele kiesgerechtigde volk met zooveel ijver en heftige belangstelling naar de stembus gegaan. De cijfers uit bijna alle districten wijzen het uit. De opkomst der kiezers is nooit zoo groot geweest. Dat behoeft ook niemand te verbazen. En zeker heeft het dat ons niet gedaan. Groote en velerlei volksbelangen waren aan de orde. Herziening van de grondwet, het onderwijs, handels- en belastingpolitiek, sociale verzekering
| |
| |
en sociale politiek in het algemeen, de defensie-kwestie in haar verband met finantieele en persoonlijke lasten. Zou een volk dan onverschillig toezien? En nu heeft dat volk zich uitgesproken na een vurigen strijd, waarin alle beginselen van staatsbeleid uitvoerig zijn toegelicht. Is dat een oogenblik voor het optreden van een zakenkabinet, d.w.z. voor het stilzetten van elke poging om de brandende kwestie's optelossen? Bovendien weet ieder, die de politieke ontwikkeling in ons land volgde, dat het partijwezen verouderd is en dreigde met bederf, indien niet frisch en scherp beginsel tegen beginsel werd gezet, en voor goed een einde gemaakt aan het geschipper over volksbelangen ten bate van partijzucht en machtsverlangen. Daarom moest het voor ieder duidelijk zijn, dat een zakenkabinet nu stellig niet mocht optreden. Het is onlogisch, onpassend en onwaardig dit thans te verlangen. Maar het is ook onmogelijk. Want er zijn tal van zaken, door het tegenwoordig ministerie Heemskerk vòorbereid, en in de voorjaarsmaanden rechts tegen links doorgezet, die noodzakelijk een regeeringsbemoeiing vergen. Het nieuwe kabinet moet daartegenover een houding bepalen, of het wil of niet. En die houding is per sé een politieke. Bovendien is de vorming van een zakenkabinet onuitvoerbaar. Want er is toch geen middel om ministers te zoeken en te vinden, geschikt voor de portefeuille en zonder politieke kleur. Misschien zijn zij er, al is het niet goed denkbaar, doch wie zou ze moeten kiezen? In andere landen is wellicht de vorst zoo goed op de hoogte van voormannen op intellectueel gebied, die door een verouderde en bedorven politiek zich aan de openlijke deelname aan het demokratisch staatsbewind onttrokken, dat hij hen kan uitnoodigen zakelijk te gaan regeeren. Hier in Nederland is het niet mogelijk. Wanneer men echter goed leest wat de pleitbezorgers van een zakenkabinet schrijven, dan blijkt duidelijk dat zij er iets anders mede bedoelen. En wel een politiek
ministerie, maar éen van zoodanige politiek, die niet past op de verkiezingen en de daarvoor gevoerde campagne. Zakenkabinet is dan slechts een schuilnaam, een opzettelijk verheimelijkingsmiddel om den waren aard van zoo'n ministerie niet te noemen. Hoe wordt het dan wel bedoeld?
* * *
| |
| |
Een politiek ministerie heeft tot taak een program op te stellen, dat een meerderheid in de Tweede Kamer kan vinden. Of omgekeerd, dat voor een gewenschte samenstelling eener Kamermeerderheid het politieke program passend in elkaar zet. Zal dit ernstig werk zijn, dan moet het niet op goed geluk worden beproefd, vooral niet onmiddellijk na een zóó sprekende algemeene verkiezing als die nu is geschied.
Men kan zich allereerst denken, dat de vrijzinnige concentratie de lust mist om met de sociaal-democraten zich te verstaan over een regeeringsprogram. Men kan zich dat denken, ondanks den geheelen gang der verkiezing. Dan zijn er maar twee wegen open. Zij kan de regeering weigeren, maar dan behoort daarbij onvermijdelijk, dat zij de zoo heftig bevochten coalitie weer aan het bewind laat komen. En wel door haar dat te verzoeken en met een aannemelijk aanbod mogelijk te maken.
Dat is natuurlijk ondenkbaar.
De andere weg is dat zij de regeering aanvaardt met steun van de bestreden rechterzijde, geheel of gedeeltelijk.
De coalitie zal natuurlijk en begrijpelijkerwijze niet met 45 leden steun geven aan een groep van 37, die haar zoo vinnig van haar machtspositie verdrong. Zou dan een deel der coalitie het doen, en zich daarmee van het verband afscheiden? De katholieken soms, geërgerd door de aanmoediging van het antipapisme door de concentratie? Of wel de anti-revolutionairen, die zoo zware verliezen leden, en zich door een uiterst principieele oppositie-houding moeten trachten te herstellen? De meeste kans zou er ongetwijfeld zijn bij de christelijk-historischen, die echter met 11 man de concentratie niet tot een meerderheid kunnen maken.
Daaruit volgt logisch dat een ernstig kabinet van een naar rechts gerichte concentratie geen enkele kans heeft. De tactiek van Dr. Kuyper om na den slag alle voordeelen eener oppositie volop te gaan genieten ligt thans zoozeer voor de hand, dat alle coalitie-mannen zonder uitzondering van de vrijzinnigen zullen eischen dat zij zich zelve uit de moeilijkheid redden. Zoo ging het ook in 1905, en zoo zou het nu precies eender zijn, en met nog meer reden.
| |
| |
Een zakenministerie, in dezen zin opgevat dat concentratie en coalitie zich in eenige gematigde politici zouden vermengen, berust dus op geen behoorlijke politieke basis, en kan alleen voortkomen uit zelfmisleiding van hen, die het ministerschap gaan beproeven. Zelfs al kwam het op zoo'n verkeerden grondslag tot stand, dan zou het slechts leiden tot een buitengewone verwarring en vertroebeling van de politiek, terwijl het belangrijkste werk dat het land eischt, ongedaan zou blijven.
Nog slechter zou het gaan met een concentratie-ministerie, dat zich met verloochening van het verkiezingsprogram, als een zakenkabinet ging aandienen. Dat toch zou beteekenen, dat een minderheid met 37 zetels het ging wagen om met een wisselende meerderheid, nu van links, dan van rechts te regeeren.
Daarvan was het kabinet De Meester een waarschuwend voorbeeld. Weliswaar was dat nog gewaagder. Het had noch de steun der vrijliberalen, noch dat der vrijzinnig-demokraten of socialisten, doch hoopte die door de daden te verdienen. Maar anderzijds was in 1905 de politiek veel troebeler. Thans heeft de concentratie een duidelijk program en komt de sociaal-demokratie met scherpe en sterkgesteunde eischen naar voren, terwijl de coalitie belust is op een mislukking.
De kansen voor een ministerie, met een wisselende meerderheid, zijn dus ongetwijfeld slechter als in 1905. En 't voorbeeld van toen was toch al geen navolging waard.
Een poging in die richting, zij het met de naam van zakenkabinet als titel is dan ook politiek gezien grondeloos en toekomstloos.
* * *
Voor een politiek ministerie blijft er na deze verkiezing slechts een weg open. De twee bestrijders der coalitie-regeering, die haar ten val brachten, die concentratie en de sociaal-demokratie moeten te samen de regeerings-verantwoordelijkheid aanvaarden.
Is dat mogelijk? In welken vorm? en met welk program? Dat zijn de drie vragen, die een scherp en nauwkeurig antwoord vergen om tot een goede oplossing der politieke verhoudingen te geraken.
| |
| |
Is het mogelijk? De sociaal-demokraten beantwoorden dit zonder voorbehoud met ja. Hoezeer zij geen oogenblik er aan denken om zelf en alleen de verantwoordelijkheid der regeering op zich te nemen, wat onzin zou zijn, toonen zij zich ten volle ervan bewust, dat zij de verkregen invloed zoo goed en zoo nuttig mogelijk moeten gebruiken. Zij zijn daartoe bereid, en willen ongetwijfeld met de concentratie samenwerken. Natuurlijk op voorwaarden, want anders was het geen samenwerking maar onderwerping. En voor dat laatste is na den laatsten grooten groei niet de minste reden.
Hoe staat het nu met de vrijzinnigen? Ongetwijfeld is hun lust om met de sociaal-demokraten samen te regeeren uiterst gering. Daarvoor zijn verschillende redenen. In de eerste plaats staan formeele bezwaren. De socialisten zijn zeer lang in ons land als geen behoorlijk gezelschap beschouwd, zij werden op een afstand gehouden, voorgesteld eenerzijds als onpractische dweepers, anderzijds als gevaarlijke opruiers. Hun republikeinsch beginsel is zoo vaak, ter hunner bestrijding en belemmering, als iets afschuwelijks voorgesteld, dat elke schijn van aanmoediging en verstandhouding als een blaam werd aangerekend. En dergelijke denkbeelden of vooroordeelen worden niet gemakkelijk overwonnen.
In de tweede plaats komt vrees voor den invloed en voor de eischen der sociaal-demokraten. Deze zijn niet gewoon hun eischen als beleefde en vriendelijke wenschen te formuleeren. Zij houden heelemaal geen rekening met angst en afkeer van de industrieele en handelskringen van staking, klassenstrijd, revolutie, enz.
Zouden de vrijzinnigen niet overal steun en stemmen verliezen, indien zij zich met de sociaal-democraten verbonden? Is dat niet juist de hoop der coalitie-mannen? En in de derde plaats koesteren de vrijzinnigen nog altijd de illusie dat zij toch veel beter dan de sociaal-democraten voor de belangen der arbeiders kunnen opkomen en zorgen. Op grond daarvan eischen zij, zooals zoo menig voorbeeldig patroon, een onvoorwaardelijk vertrouwen, èn in hunne goede bedoeling, èn in hun bijzondere knapheid van organiseeren en leiden.
Om die redenen zou het den vrijzinnigen het liefste zijn,
| |
| |
indien de sociaal-democraten zich aan hen onderschikten, hen hun gang lieten gaan. Dan zullen zij wel zorgen het af en toe naar hun zin te maken. En kan het in sommige gevallen niet, moeten zij zich bij staking, defensie-zaken of wat ook keeren tegen de sociaal-demokraten, wel nu, dan zal rechts wel bijspringen en verhoeden dat de rooden triomfeeren.
Dat is een verouderde politieke opvatting, die echter zal moeten wijken voor den drang der politieke feiten, die zich vertoonen in de 144.000 roode stemmen en de 18 Kamerzetels.
Wie onbevangen de ontwikkeling der socialistische arbeidersbeweging in de moderne staten heeft waargenomen, moest zien dat ook in ons land het oogenblik zou aanbreken, dat met haar politieke macht ernstig en zonder vooroordeelen is rekening te houden. Bovendien dat, met den groei, de sociaal-demokratie zich ook geheel en al aanpaste aan de volledige eischen eener demokratie.
Ook in ons land kon reeds lang het negeeren der arbeiders beweging niet worden volgehouden. Sociaal-demokraten zijn in alle vertegenwoordigende lichamen als volwaardige en dikwijls eerbiedwaardige leden erkend. Zoo kan het niet anders of er zou een tijd komen, dat met hen ook over regeeringsverantwoordelijkheid te spreken zou zijn. En die tijd is nu gekomen. Negeeren beteekent een oorlogsverklaring.
Of dus de vrijzinnigen al niet veel lust hebben, zij moeten zich met de sociaal-demokraten verstaan. En zij kunnen het, want er is reeds kant en klaar een grondslag van samenwerking, zooals die bij de vier herstemmingsvragen bleek.
Zij kunnen het vooral omdat duidelijk de sociaal-demokraten te verstaan gegeven hebben, dat zij zich wel is waar niet willen onderwerpen, maar omgekeerd ook geen onderwerping vergen. Dit blijkt reeds onmiddellijk wanneer gevraagd wordt naar den vorm van samenwerking. Want ongetwijfeld zullen de sociaaldemokraten geen plaatsen in het ministerie opeischen. Zij laten met de verantwoordelijkheid voor het bewind, ook de daaraan verbonden macht geheel en al over aan de vrijzinnigen. Dat beteekent volstrekt niet, zooals de pleitbezorgers van een zoogenaamd zakenkabinet willen beweren, dat de socialisten alle verantwoordelijkheid afwijzen; slechts die voor het uitvoeren van een regeeringsprogram van wetgeving.
| |
| |
Toch kan het zijn, en ook dit ware niet onredelijk, dat de socialisten mee willen toezien op de samenstelling van een vrijzinnig kabinet. Zooals zij in de Staten van Friesland een vrijzinnig Eerste Kamerlid kozen, doch op de keuze van den persoon invloed uitoefenden, zoo zouden zij ook thans kunnen zeggen: ‘Onze steun hangt af, zoowel van het regeeringsprogram, als van de personen, die het kabinet gaan vormen. Het plan voor beide willen wij kennen, alvorens eenige toezegging te doen’.
Evenals er geen twijfel bestaat aan de onlust der vrijzinnigen om steunende op de socialisten te moeten regeeren, evenzoo zal stellig de linksche kabinetsformateur zeer weinig neiging hebben om de kandidaat-ministers ‘aan de goedkeuring van Troelstra’ te onderwerpen, zooals het dan zou heeten.
Toch zou dit op een vooroordeel berusten, en het toegeven daaraan zou tegen het belang zijn van de politieke taak die te vervullen is.
Allereerst kan aan de sociaal-demokraten naar constitutioneele opvatting het recht van meespreken niet ontzegd worden. Namen zij plaats in 't ministerie, dan zou de keuze der personen door hen mee moeten goedgekeurd. Waarom dan minder indien het geen socialisten zijn? Maar in de tweede plaats vrijwaart zich de vormer van het kabinet tegen latere ongunst en geschillen. Dat is wel een onderhandeling waard.
En ten slotte bevrijdt de toekomstige premier zich voor een groot deel van de moeilijkheden der keuze binnen zijn eigen partijen-verbond, en van den aandrang voor of tegen personen, die op hem zal worden uitgeoefend.
De moeilijkheid van zich te schikken naar een zoo hoogen eisch, kan de kabinetsformateur zelfs ontgaan, door vrijwillig en uit eigen beweging de onderhandeling over de samenstelling van het kabinet te openen.
Het voornaamste van alles is echter het regeeringsprogram. En dit is bij uitzondering nog te splitsen in een positief deel, n.l. van wat gedaan, en een negatief deel van wat nagelaten zal worden.
Om met dit laatste te beginnen is het duidelijk dat een afspraak gewenscht is op 't gebied b.v. van de leger- en marinekwestie's. Daar is het zwakke punt, waar de coalitie haar aan- | |
| |
vallen op zal richten, en waar dus dekking moet zijn aangebracht. Ook moet de houding tegenover het vereenigingsleven vooraf besproken en zuiver zijn vastgesteld.
Dit zal voor het grootste deel neerkomen op een niets-doen, op onthouding.
Daar dit toch op den duur tot botsing of geschil ten genoege der coalitie aanleiding zou geven moet het positieve programma snel uitgevoerd worden. Dus ook kort en duidelijk zijn. Dat nu kan op eenvoudige wijze, want het is door den geheelen ontwikkelingsgang onzer politiek, tot op deze verkiezingen toe, aangewezen.
Algemeen kiesrecht en evenredige vertegenwoordiging. Dat en niets anders vormt het program. Het sluit van zelf in dat de samenwerking tusschen concentratie en sociaal-demokraten slechts tijdelijk wordt aangegaan. Want dit zeer enkelvoudige program moet snel verwerkelijkt worden, b.v. binnen een jaar en voert onvermijdelijk tot een Kamerontbinding.
Hetzij ingevolge de grondwet, hetzij omdat bij verwerping der regeeringsvoorstellen het land een uitspraak zou moeten geven. Als aanvulling op het program, die echter van de tweede orde moet zijn is de voorbereiding der staatspensioneering, het in orde brengen der finantiën, en voorbereidende maatregelen ter uitvoering of wijziging der door de vorige Kamer aangenomen wetten.
Juist omdat deze programaanvullingen maar zeer gedeeltelijk zoo snel te verwerkelijken zijn, en toch geen uitstel gedogen, moet de kiesrechthervorming zoo vlug afloopen. Daarbij is groote spoed noodig, omdat elk oponthoud gevaar van allerlei aard met zich brengt. En die spoed is mogelijk, indien slechts de goede en besliste wil aanwezig is om te doen, wat de politieke toestand na deze verkiezing overduidelijk vergt.
* * *
Hoezeer het simpele kiesrechtprogram met de daaraan verbonden voorbereiding der staatspensioneering geheel en al past op de verklaringen, die ten minste 54 der 55 linksche Kamerleden hebben afgelegd, zoo zal de uitvoering toch op groote bezwaren stuiten. In de eerste plaats om daarvoor een regeering
| |
| |
bijeen te krijgen. De ministers die zich daarvoor laten vinden, zullen veel en moeilijk werk met grooten spoed moeten uitvoeren. Daarbij zullen zij het vooruitzicht hebben om al snel na hun optreden hun portefeuille aan verkiezingskansen bloot te stellen. Dat is niet aanlokkelijk, en vooral niet als het zonder volle toewijding geschiedt met den drang der socialisten achter den rug. Hoeveel aangenamer ziet dan zoo'n zakenkabinet eruit, waar geen moeilijke kwestie's aangeroerd worden dan tegen het eind van het vierde jaar, en waar alles rustig kan worden opgevat.
Inderdaad zou het moeten zijn een ministerie van zelfopoffering, bewust hiervan dat het een overgangstaak te vervullen heeft, kampende tegen talrijke moeielijkheden en gaande door alle voetangels en klemmen, die 't afgetreden kabinet heeft achtergelaten.
Verder zijn ook de moeilijkheden van zakelijken aard. Hoe zal de evenredige vertegenwoordiging worden ingericht? Hoe het vrouwenkiesrecht? Hoe aan het geld te komen, dat direct noodig is voor de arbeiders-pensioenen? Hoe de officieren van leger en vloot met de verbonden hoogere invloeden, te beduiden, dat zij hun wenschen en eischen voorloopig moeten laten rusten? Hoe de onrust, die in Indië gewekt werd, weer tot kalmte te brengen?
Daarom moet het vrijzinnig kabinet ook tegelijk toonen moed en kracht te hebben om wat het wil uitvoeren, ook flink te doen en fier.
Zou dat echter geschieden, dan was ook de geheele Nederlandsche politiek gebracht op een hooger peil van beginselen, en van krachtig, zuiver staatsbeleid. Het is onmogelijk alle gevolgen te overzien, maar dit kan toch wel gezegd worden, dat de eerbied voor de politiek er door zou toenemen, en alle verbastering van partijwezen worden afgesneden.
* * *
Zal de zoo luide toegejuichte uitkomst van de stembus, inderdaad de betoonde vreugde waard zijn, dan mag niet alleen gelet worden op de negatieve resultaten dat tariefwet of priesterinvloeden verbannen zijn, maar moet ook de positieve uitspraak voluit en eerlijk aanvaard worden. Gebeurde dat niet, zoo was
| |
| |
de uitbanning slechts tijdelijk en keert het gevreesde gauw en versterkt terug.
Die duidelijke uitspraak is in de macht der sociaal-demokratie het scherpst en zuiverst voor den dag gekomen. En allereerst dient dus deze aanvaard te worden, voor wat zij is, een partij sterk in beginsel, toewijding en geesdrift, sterk nu ook in haar groeienden aanhang. Het blijkt duidelijker dan ooit te zijn een stuk volksleven, dat geen negeering of verwaarloozing meer behoeft te doorstaan en dat alleen maar ruimte en vrijheid vraagt voor een ontwikkeling, die slechts angstigen en slecht-geloovigen in ons volksbestaan vreezen.
Aan de vrijzinnigen is thans de taak dier aanvaarding. Aan hen komt de gelegenheid om zich aan de nieuwe kracht zelve te versterken tot vertrouwen in de toekomst, tot flinkheid van daden.
Er zal gewerkt, er zal gestreden moeten worden, doch met vooruitzicht en met een taak, die moeiten en opoffering stellig zal kunnen beloonen.
G. Burger. |
|