De Beweging. Jaargang 9
(1913)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
Amerikaansche en Hollandsche crimineele politiek
| |
[pagina 28]
| |
Arizona een aantal geschriften en brieven met betrekking tot het daar toegepaste stelsel: het honor-system. Dank ben ik daarvoor verschuldigd aan de Heeren: George W.P. Hunt, gouverneur van den Staat Arizona van wien een artikel in Hearst's Magazine van September 1912 aanleiding was tot mijn artikel in W. 9374; R.B. Sims, directeur van de Staatsgevangenis te Florence Arizona; Louis Victor Eytinge en Jos. M. Gould beiden in den Staat Arizona veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf wegens moord. Wellicht kan een uiteenzetting van de grondgedachte van het honor-system in Holland eenige wetenschappelijke belangstelling wekken en eenig practisch nut stichten. Niet, dat ik meen, dat het honorsystem eenvoudig zonder meer van uit Arizona en andere staten bewesten de Rockey-Mountains kan worden overgebracht naar Holland. Maar de grondgedachte is zóó mooi en zóó menschelijk, en goede dingen zijn in hun diepste deugd altijd en overal dezelfde. En zóó eenvoudig. Gouverneur Hunt schrijftGa naar voetnoot1): ‘Evenals alle goede dingen is ook dit wonderlijk eenvoudig. Ons stelsel steunt op ons vertrouwen, dat het goede in den mensch machtiger is dan het slechte, en wij bewijzen de juistheid van dat vertrouwen. Wij doen een beroep op het betere in den mensch, en wij hebben aangetoond, dat dit zoo gemakkelijk is, als men maar wil. Ons aangrijpingspunt is het eergevoel.’ Met enkele voorbeelden mag ik wellicht de grondgedachte van het honor-system duidelijk maken. I. In een ontoegankelijk deel van Arizona bevonden zich een aantal paarden waarvan de Staat eigenaar was en die elders heen moesten, honderd mijlen afstand. De man, die deze streek het best kende was een gevangene, die nog slechts eenige maanden had afgezeten van een vonnis van zeven en een half jaar wegens moord. Gouverneur Hunt liet den man bij zich komen, legde hem het geval uit en vroeg hem of hij bereid was die paarden op te halen en weg te brengen. De man kon zijn ooren niet gelooven. Maar gouverneur Hunt verzekerde hem, dat hij meende, wat hij zei. ‘U moet mij goed begrijpen,’ | |
[pagina 29]
| |
zeide hij, ‘ik vertrouw alleen op uw woord van eer, dat gij met de paarden terugkomt. Bewaakt wordt gij niet. Ik zal u gewone burgerkleeren geven, spoorkaartjes en geld. Het eenige wat u tegenhoudt niet terug te keeren, is uw woord van eer. Maar ik ben niet bang, dat gij ons teleurstellen zult, daarop vertrouw ik.’ De gevangene was diep getroffen. Hij kwam stipt op tijd met de paarden terug om verder zijn vonnis te ondergaan, maar hij is een ander man, sterker dan de man, die uitging om de paarden te halen. Wat zou er gedurende dien tijd in diens mans hart zijn omgegaan? II. Dit is een geval van Ostwald West, de krachtige vooruitstrevende gouverneur van Oregon. Hij vernam, dat de vrouw en de kleine kinderen van eener wegens moord bestraften gevangene, in diepe armoede waren vervallen. Hij onderzocht de zaak en vernam, dat de man een voortreffelijk smid was. Hij vond werk voor den man in een houthakkerskamp en voor de vrouw als kokkin. Toen liet de Heer West den man bij zich komen en vertelde wat hij had gedaan: ‘Ga daar van den zomer werken. Probeer zooveel mogelijk over te sparen voor uw vrouw en kinderen, dat zij den winter kunnen doorkomen en kom dan terug. Ik kan daarop vertrouwen, niet waar?’ De man beloofde. En kwam terug. Waarlijk: hij ging weg als een moordenaar, een uitgestootene, die geen uitkomst meer zag. Hij kwam terug als een man. III. Dit is een geval van den heer Ray Baker, directeur van de Staatsgevangenis in Nevada. Hij had onder zijn gevangenen een man, absoluut onverschillig en ongevoelig voor wat men tot hem zeide. van wien niemand iets goed wist. De man had zóó vele pogingen tot ontvluchting gedaan dat hij dag en nacht bijzonder werd bewaakt. Op eenmaal kreeg directeur Baker het bericht, dat de vader van dezen man stervend was in een stad ongeveer zestig mijl van de gevangenis. ‘Zoudt gij uw vader nog eens willen weerzien voor zijn dood?’ vroeg de heer Baker. De gevangene keek verbaasd, niet geloovend: ‘Ja....graag’. ‘En u kunt chauffeeren?’ ‘Ja....’ ‘In orde dan....dat komt in orde. Dadelijk staat buiten | |
[pagina 30]
| |
mijn automobiel....wees niet bang voor een flinke vaart, spaar de machine niet. Op tijd aankomen, dat is 't voornaamste....ik zal zorgen voor geld en kleeren. En als alles voorbij is, goed of kwaad, kom dan terug. - daar kan ik op vertrouwen?’ De gevangene kon niet spreken van ontroering. Hij reikte Directeur Baker de hand. De twee mannen zagen elkander aan. De gevangene kwam terug. Tegenover deze Amerikaansche politiek stel ik de Hollandsche. Nog bij de laatste Justitiebegrooting werd geklaagd over het feit, dat de verloven aan gevangenen tot het bezoeken van stervende bloedverwanten alleen afgegeven kunnen worden door het Departement van Justitie en dat zij dikwijls te laat afkwamen. Men vraagt zich af, waarom de directeur van eene gevangenis of de voorzitter van het college van regenten wel de macht hebben eenen gevangene te straffen, maar niet het recht tot het geven van verlof voor een bezoek aan een zieken of stervende verwant of vriend! Wij zijn eraan gewend het bestraffen van eenen gevangene iets meer gewoons te vinden, dan het geven van eenige vrijheid. Waarom? IV. De tuinman van de gevangenis van den Staat Arizona te Florence is een gevangene, die een vonnis van vijf jaar ondergaat wegens poging tot moord. Hij ging onbewaakt van Florence naar Phoenix, om zaad te koopen voor den gevangenistuin, bloemen en jonge boomen. Hij bleef verscheidene dagen weg. Te Phoenix logeerde hij in het Ford-Hotel op dezelfde verdieping als gouverneur Hunt en zijn familie. Voor hij naar de gevangenis terugging sprak de gevangene tot gouverneur Hunt: ‘Ik hoop, dat ik de verwachting van mij niet heb beschaamd’. Op een tweetal bijzonder sprekende voorbeelden kom ik nog terug. Sommige van de hierboven vermelde gevallen had ik reeds vermeld in mijn artikel in W. 9374. Dr. Swaep merkt daartegen op (W. 9383): ‘Het geschetste Amerikaansche honorsystem is m.i. allereerst niet een enkel systeem te noemen; wat de voorbeelden ons vertellen valt in twee beginselen uiteen: “men zal met misdadigers een goed resultaat bereiken door hun zelfbewustzijn te verheffen.” 2) “De beweging in de buitenlucht, het verrichten van opvoedend, van verheffend werk maakt een flinker mensch van den gevangene, dan opsluiting in de cel onder geestdoodenden arbeid.” | |
[pagina 31]
| |
Dat kan dan waar zijn, maar daar hangt de waarde van het systeem toch niet van af, of het op één beginsel berust, dan wel op twee, evenmin als b.v. de waarde van de crimineele statistiek afhangt van de vraag of hij eene wetenschap is dan wel een methode. Ik vrees, dat Dr. Swaep de waarde van het honor-system onderschat. Ten eerste maakt het 't leven gedurende de gevangenschap veel dragelijker. De vrees voor het verlies van de voorrechten en daarnaast de stellige werking van het eergevoel, maken straffen ongeveer overbodig. En ten tweede: door toepassing van het honor-system heeft men niet alleen: “den deprimeerenden invloed der gevangenschap en den ondervonden schok in het zelfvertrouwen weggenomen” maar ook: “hen verder gebracht dan het niveau waarop zij vóór hun misdaad stonden.” De tegenstelling is van Dr. Swaep, die alleen het eerste mogelijk achtte. Het honor-system is tot dusverre een groot succes geweest en vele gouverneurs voeren het in: gouverneur West van Oregon, Shafroth van Colorado, Hunt van Arizona, in Ohio, Georgia, Kansas, Indiana, Texas, Noord-Dakota enz. Geenszins ook wordt het honor-system alleen toegepast in enkele uitzonderingsgevallen en ten onrechte meent Dr. Swaep: “Men mag van de Amerikaansche voorbeelden onderstellen, dat zij die uitgezochte gevallen vertegenwoordigen, die ook in het ouderwetsche systeem, ieder weldenkend mensch tijdens of na de straf aldus behandelt.” Het overgroote deel van de gevangenen in Arizona behoort tot de honor-menGa naar voetnoot1). Honderdzestig veroordeelden werken in drie kampen aan verschillende wegen en bruggen, vrijwel zonder bewaking. Ontsnappingen komen ongeveer niet voor en dan nog het meest bij veroordeelden tot eene korte straf. Dit lijkt op het eerste gezicht vreemd, maar het is psychologisch wel te verklaren. Immers: wie eenmaal zijn woord van eer gebroken heeft, komt niet licht weder bij de honor-men terug, en daarvoor zijn de gevangenen met langer straftijd het zeerst bevreesd. Het is waar, hun winst zou bij 't gelukte vluchten grooter zijn, maar hun waag is blijkbaar nog grooter, althans zij vluchten 't minst. | |
[pagina 32]
| |
De eerste gevangenis-directeur, die het honor-system voor volwassenen toe te passen had was Thomas J. Tynan te Canyon City, Colorado. Thans heeft hij driehonderd honor-men -; waaronder dertig veroordeelden tot levenslang. Welnu; met de veroordeelden tot lange straffen heeft de heer Tynan het meeste succes. Zij zijn sterker van karakter, krachtiger van wilGa naar voetnoot1). Het honor-system beperkt zich niet tot het geven van veel vrijheid op eerewoord buiten de gevangenis, ook in de gevangenis is de geheele behandeling hierop gericht, dat het karakter van de gevangenen krachtiger wordt, vooral hun gevoel van menschenwaarde en van eigenwaarde. Ziethier het beginsel: “Prison life must be one, not of suffering, but of preparation, -, preparation for liberty,”Ga naar voetnoot2) Een ongenoemd gevangene schrijft in The star of Hope, het eigen nieuwsblad van de gevangenis te Sing-Sing: “The average man in prison is not so radically wicked as he is abominably weak. The only salvation for such a man, then, is to strengthen him and to educate him to an understanding that is unmercifully real. He must be braced up, invigorated, with strength of character, and as soon as this great task is accomplished, under ordinary circumstances, he is a fit man to be given one more chance.” Een van de instellingen, die het honor-system heeft ingevoerd is de “Mutual Improvement League”, eene vereeniging van gevangenen, waarvan het lidmaatschap niet verplicht is, maar waarvan feitelijk bijna alle gevangenen lid zijn. Doel: “The fullest betterment of the inmates; coöperation with the prison and state administration toward that end; the awakening of a better understanding of our needs and requirements on the part of the public.” De League is een voortreffelijk middel gebleken om een einde te maken aan de voortdurende kleine twisten tusschen de gevangenen, die het gevangenisleven buiten de cel ondraaglijk kunnen maken. De League organiseert lezingen en bijeenkomsten, zorgt voor onderwijs en bibliotheek, behartigt de belangen van | |
[pagina 33]
| |
de veroordeelden tegenover de autoriteiten en verlangt van ieder zijner leden elk ander lid te helpen in den strijd om een gelukkiger, nobeler bestaan. Secretaris te Florence is Louis Victor Eytinge, veroordeeld wegens moord (naar zijn zeggen onschuldig) tot levenslange gevangenisstraf. Voorts hebben de honor-men volle vrijheid alles voor hunne geestelijke ontwikkeling te doen. Sommige volgen schriftelijke cursussen in boekhouden, of vreemde talen, teneinde na hun ontslag op een eerlijke wijze in hun onderhoud te kunnen voorzien. Anderen publiceeren van uit de gevangenis de resultaten van hun wetenschappelijke studies. Zeker is dit voor Holland en heden iets vreemds, maar niet vreemder dan onze eigen hedendaagsche opvattingen zouden zijn voor Hollanders van eeuwen geleden. Ik zeide boven nog te zullen terugkomen op twee voorbeelden om aan te toonen hoever de toepassing van het honor-system kan gaan. Hier zijn ze. De eerste gevangene is R.J. Meyers, veroordeeld tot vijf jaar gevangenistraf wegens vermogensmisdrijf. Deze man schijnt een tweede Edison te zijn, wellicht een eerste, en de gevangenisautoriteiten vinden in zijne veroordeeling geen aanleiding hem te bemoeilijken in het werken aan zijn. uitvindingen. Een preciese beschrijving van zijne verschillende uitvindingen geeft de Arizona Republican van 12 Mei 1912. Een ervan is de zoogenaamde oriole, eene combinatie van luchtschip en automobiel. De meest wonderlijke uitvinding schijnt een machine te zijn, die electriciteit onttrekt aan stroomende lucht, eene uitvinding waarnaar Edison jaren lang vergeefs heeft gezocht. Samuel Gompers de President van “The American Federation of Labor” heeft Meyers krachtdadig bijgestaan in het verkrijgen van patent op zijn uitvindingen. Miss Kate Barnard “commissioner of charities and corrections” in Oklahama vestigde de aandacht van Gouverneur Hunt op den Heer Meyers. Er werd een voldoend fonds bijeengebracht en gouverneur Hunt gaf Meyers verlof naar Washington te gaan en zijn uitvindingen te demonstreeren en patent te nemen. Het gelukte Meyers, bijgestaan door Samuel Gompers, de ambtenaren van het patentbureau, die hem voor een bedrieger hielden, te overtuigen van zijn goede trouw en van zijn bekwaamheid. Het patent werd verleend. | |
[pagina 34]
| |
Daarna keerde Meyers naar zijn gevangenis terug. Hij was een maand afwezig geweest.Ga naar voetnoot1) Het tweede voorbeeld is Louis Victor Eytinge, reeds eerder genoemd. Hij is een jonge man, van goede familie, met universitaire opleiding, maar die reeds jong zich aan strafbare feiten schuldig maakte: bankbreuk, oplichting, valschheid, waarvoor hij drie straffen onderging. In 1907 werd hij veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf wegens moord. Naar zijn zeggen onschuldig. Zeker is het, dat een van de rechters na eene voor Eytinge ongunstige incidenteele beslissing, ontslag nam als rechter ten einde hem als verdediger te kunnen bijstaan. Onder het oude systeem had deze jonge man niets te hopen van de gemeenschap en de gemeenschap niets van hem. Anders onder het honor-system. Hij heeft zijn specialiteit gemaakt van handelscorrespondentie en verkoopt per brief allerlei dingen, die zijn medegevangenen maken, op de meest voordeelige wijze. Zijn omzet bedraagt meer dan vijfduizend dollar 's jaars. In verschillende tijdschriften verschenen opstellen van zijne hand over handelscorrespondentie. Zijne brieven worden als modellen gebruikt. Er worden thans pogingen gedaan Eytinge gratie te doen verkrijgen, mede gezien de zwakte van het bewijs waarop hij veroordeeld werd. Meerdere goede betrekkingen als handelscorrespondent zijn hem aangeboden. De Heer Eytinge heeft zich mede toegelegd op de studie van het Strafrecht, bijzonder betreffende het vraagstuk van de onbepaalde vonnissen. Van uit de gevangenis heeft hij daarvoor in meerdere vlugschriften propoganda gemaakt, waarvan hij mij een toezond. Het eindigt aldus: If you want more information, just write me, for I've collected all manner of reports and records, If you want these laws work for them. Yours for Arizona and Higher manhood Louis Victor Eytinge. No. 2608 Arizona State Prison. Florence Arizona.’ Het is stellig mede aan den invloed van Eytinge te danken, dat de onbepaalde vonnissen in Arizona zijn ingevoerd bij wet van 16 Mei 1912. Deze wet is eene van de beste betreffende dit onderwerp in de verschillende Staten. De wet stelt speciale minima. De onbepaaldheid is relatief, d.w.z. de wet stelt een maximum boven hetwelk een veroor- | |
[pagina 35]
| |
deelde wegens een bepaald feit niet mag worden gevangengehouden. Het ontslag voor het verstrijken is voorwaardelijk. Over het al of niet ontslaan beslist onder de noodige waarborgen de Board of Commissioners of Paroled Prisoners bestaande uit: den Directeur van de gevangenis als voorzitter, den Gouverneur, den State Auditor, den Attorney-General en den medicus van de gevangenis. De Board wordt bijgestaan door een Parole-Clerk, thans voor de eerste maal de Heer J.J. Sanders, die tevens toezicht houdt op de voorwaardelijk ontslagenen gevangenen. Boven noemde ik Miss Kate Barnard. State Commissioner of Charities and Corrections van den Staat Oklahama. Zij wil een gebouw stichten waar ontslagen misdadigers voorloopig een huis vinden en van waaruit een geschikt werk kunnen zoeken. Mocht den heer Eytinge gratie worden verleend, dan zou Miss Barnard hem gaarne de directie van haar huis opgedragen zien. En inderdaad: Waarom ook niet? In het voorjaar hoopt de Heer Eytinge een boek te publiceeren: ‘Crime aud Penology.’ Natuurlijk dat niet alle gevangenen tot de hoogte komen van Louis Victor Eytinge, maar dat is de zaak niet. De zaak is deze: ‘Wat zou er van den Heer Eytinge geworden zijn, wanneer hij eens in Holland tot levenslange gevangenisstraf ware veroordeeld? Wat zou de gemeenschap verder aan hem hebben gehad en hij verder aan de gemeenschap.’ Zeker is, dat dezelfde gevangene bij het honor-system een ruimere kans heeft op een beter, gelukkiger bestaan, dan onder het oude, wrekende stelsel, waaraan wij zóó gewend werden, dat het honor-system ons iets vreemds toeschijnt. Gouverneur Hunt zegt dit: Neither in Arizona, nor anywhere else, is there the shadow of an excuse for the continuation of the old prison ideas. All the gatling guns ever cast will not remodel the unruly or subjugate the man with a wrong perspective of life. For all our false philosophy and despite all our penny-wisdom, it is not the doubted that all man have moments of sublime thoughs, and love -, the vision of a nobler, happier existence.’ De critiek op het honor-system is de critiek, die wij ook in Holland kunnen hooren, altijd wanneer eene maatregel wordt voorgesteld, die tegen het wrekende fnuikende van de strenge vrijheidsstraf ingaat. Men zegt: ‘Straf moet straf blijven’ of: | |
[pagina 36]
| |
‘zoo wordt de gevangenis een welkom thuis.’ Dat zegt men dan in America ook. De Heer Horan schrijft in zijn artikel: ‘Honor-system in operationGa naar voetnoot1) ‘Men behoeft niet bang te wezen, dat de gevangenen er van door zullen gaan. De gevangenis is voor hen een hemel. Zij leven daarbinnen beter en gemakkelijker dan buiten.’ Een oud lied op een oude wijs. In Holland zullen wel vooral de voorstanders van de vergeldingsidee tegenstanders van het honor-system zijn. Toch behoeft dit niet noodzakelijk zoo te wezen. Het is waar, dat de voorstanders van het honor-system tegenstanders zijn van de vergeldingsidee. Maar ook waar is dit: dat zelfs bij toepassing van het honor-system de straf een diepgevoeld leed blijft, en voorts, dat de vergeldingsidee in het strafrecht niet eischt, dat het leven der gevangenen stelselmatig zoo wreed mogelijk worde gemaakt. In beginsel verdraagt het honor-system zich met de vergeldingsidee. De critiek op het honor-system is uiteraard het felst en scherpst tegenover enkele zéér sprekende gevallen als van Eytinge en Meyers. Daarbij voegen zich, ook in Arizona, overwegingen van politieken aard. Gouverneur Hunt behoort tot de Democratische partij en staat daardoor bloot aan voortdurende onwelwillende critiek van de zijde van sommige Republikeinsche bladenGa naar voetnoot2) Een voorbeeld: Gouverneur Hunt heeft een moordenaar Eugène Mata, veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf, een maand verlof gegeven tot het bezoeken van zijn ouders, te Albuquerque Nieuw-Mexico Engène Mata had twaalf jaar in de gevangenis doorgebracht. Tegenover de critiek staat voor Gouverneur Hunt dit schrijven van de ouders van Mata: ‘U hebt onze harten weer met hoop vervuld. U hebt ons gelukkig gemaakt, zij het dan voor een korten tijd, na twaalf jaren van lijden en dulden om onzen veelgeliefden zoon.’ En van Eugène | |
[pagina 37]
| |
Mata zelven: ‘Uw goedheid zal ik niet vergeten zoolang ik leef. Ik zal U steeds met diepe dankbaarheid gedenken. Niet één man, die waarlijk een man is, zal u willen teleurstellen, want iedereen die zijn gezond verstand heeft, weet, dat uw streven strekt tot heil van de menschheid.’ Van de vele Westelijke Staten, die het honor-system toepassen is Arizona het verst gegaan. Dit is wellicht een reactie, want voor de invoering van het honor-system was het gevangenisstelsel in Arizona wreed en slecht, en de sterfte onder de gevangenen was ongelooflijk groot. Dit is geschiedenis en eene nauwkeurige beschrijving van de verleden wreedheid en onverschilligheid valt buiten het gebied van dit opstel. Nochtans moge het mij toegestaan wezen uit de brieven van de gevangenen Eytinge en Gould iets over te nemen aangaande het oude en het nieuwe systeem, vooral passages, die een meer algemeene waarde hebben, en niet uitsluitend toestanden in Arizona betreffen. Eytinge schrijft, na uitvoerig de wreedheden van het oude systeem te hebben beschreven: ‘Toen het nieuwe systeem werd ingevoerd, veranderden de menschen zooals de zon helder wordt na regenbui in de lente. De gouverneur behandelde menschen als menschen en hij sprak tot hen als menschen. Hij beloofde, dat hij de gevangenen zou behandelen, zooals zij hem behandelen' absoluut gelijk. De afschuwelijke gestreepte gevangeniskleeren werden afgeschaft en vervangen door gewone grijslinnen kleeren. Het dagelijksche bedrag voor voeding werd met 22% verhoogd, de gezondsheids toestand verbeterde zóó, dat het aantal ziekenhuis patienten niet meer bedroeg dan een derde van vroeger. Voor onderwijs wordt beter zorg gedragen, alsmede voor een bibliotheek. Het honor-system had zijn intrede gedaan en ofschoon de gevangenen hier volstrekt niet van betere beschaving zijn dan in andere Staten is het succes veel grooter geweest dan ooit iemand had gedacht. De oppositie-pers heeft de zaken geheel valsch voorgesteld. Telkens wanneer een gevangene ontsnapte heette het ‘Wederom een honor-man ontsnapt’ ook al was de man geen honor-man. Het honor-system op zichzelf verandert de gevangenen niet. Maar het moedigt de gevangenen aan, het inspireert hen. Zij weten, dat zij nog een kans hebben. Als de gevangene, sterk | |
[pagina 38]
| |
genoeg is om de verleiding te weerstaan gedurende den tijd, dat hij honor-man is, dan is hij ook sterk genoeg om de verleiding te weerstaan als hij geheel vrij is. De gevangenen waardeeren iedere verbetering, ieder voorrecht: dat zij iederen dag mogen schrijven; dat zij mogen gaan kijken naar de voetbalwedstrijden buiten de gevangenis, dat zij buiten mogen slapen in het heete jaargetij. Maar toch: niet de veranderingen in de uitwendige omstandigheden zijn de meest belangrijke, maar de veranderingen in de menschen. Zij dwarrelen niet om, ellendig en neergeslagen. Zij zijn krachtiger geworden onder den invloed van de humanitaire behandeling. De Heer J.M. Gould schrijft verkort ongeveer als volgtGa naar voetnoot1) ‘Ik ben tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld in 1904 wegens moord op Frank P. Caldwell. De gevangenis was toen nog te Yuma bij de Colorado-rivier. Toen ik daar aankwam, bemerkte ik al spoedig, dat een man, die de poort van de gevangenis binnengaat, alle hoop moet achterlaten. Van den eersten dag af ondervindt de gevangene, dat hij niet langer een man is, maar een nummer, en dat hij niet het recht heeft zichzelven verder als een man te beschouwen. Het honor-system is het oude systeem zóó ver vooruit, dat men ze eigenlijk niet eens vergelijken kan. Het oude systeem was: de gevangenen neer te slaan, te krenken. En zoo maakte men onverschillige beroepsmisdadigers van menschen, die wegens een relatief gering delict veroordeeld waren. Ik kan naar waarheid verklaren, dat onder het oude, barbaarsche systeem, dat ik gedurende acht jaren heb gekend, niet één vijfde deel van de ontslagen gevangenen voor zich zelven of anderen tot eenig nut werd. Integendeel: de groote meerderheid werd een last voor de maatschappij. En de belastingbetalers moesten betalen | |
[pagina 39]
| |
en betalen in de hoop betere menschen te maken en de veroordeelden werden slechter.Ga naar voetnoot1) En de arme belastingbetaler zag niet eens de oorzaak van die slechten resultaten. Tot een man kwam met scherpen, ruimen blik, onze tegenwoordige gouverneur George W.P. Hunt. Onder het wijze en verstandige bestuur van Gouverneur Geo. W.P. Hunt en commandant Robert R. Sims houdt men ons voor, dat wij nog menschen zijn en dat alles gedaan zal worden om ons in staat te stellen het verleden weer goed te maken en rustige burgers te worden na het herkrijgen van onze vrijheid. De gevangenen leven in harmonie met elkander en met de bewaarders. Wij kunnen met den commandant spreken zoo dikwijls wij willen en wij worden daartoe aangemoedigd. Gouverneur Hunt bezoekt de gevangenis eenmaal per maand. Hij spreekt met de menschen. Hij bemoedigt hen en wijst hen erop, dat de poorten van het geluk niet voor hen gesloten zijn. Onder het oude systeem werden de menschen voor straf in een soort donkere holen gestopt. Velen stierven aan tering. Onder het tegenwoordig systeem is het met die helsche holen uit. Wij worden als menschen behandeld. Het gevolg is, dat er betrekkelijk weinig overtredingen van de gevangenisreglementen voorkomen en dat iedereen tevreden is. Gevangenen, die onder het oude systeem geen oogenblik te vertrouwen waren, verblijven nu buiten de gevangenissen in kampen en bouwen wegen en bruggen. Bewaarders zijn er niet. Velen van deze gevangenen hebben levenslang, anderen van een jaar af tot levenslang. Reeds dit alleen toont duidelijk de wonderschoone resultaten aan van een menschelijke behandeling. En bovendien ontlasten de gevangenen nu de belastingbetalers, daar zij zelve mede-verdienen voor hun onderhoud. Ik hoop, dat ik lang genoeg zal mogen leven om den dag te zien, dat alle landen de Arizoonsche methode overnemen. Hetis de grootste vooruitgang in de goede richting, die ooit werd gemaakt. En bovendien een groote besparing voor de belastingbetalers.’
* * * | |
[pagina 40]
| |
Verbeteringen op penitentiair gebied komen in het algemeen eerst ten goede aan jeugdige personen; daarna aan abnormale personen En daarbij blijft de vooruitgang dan dikwijls stilstaan. Voorbeeld: de matiging van de vergeldingsidee in de Kinderwetten en in het Psychopathen-ontwerp. De verzachting van het inquisitoriale karakter van het vooronderzoek voor jeugdige personen en psychopathen. Deze regel wordt ten aanzien van het honor-system bevestigd. Dit werd in Amerika het eerst voor jeugdige personen toegepast. En wel door den bekende kinderrechter B.B. Lindsey te Denver-Colorado. Voor volwassen gevangenen werd het voor het voor 't eerst in toepassing gebracht door den Heer T.J. Tynan directeur van de gevangenis te Canyon City, Colorado, evenals vele andere gevangenisdirecteuren een gewezen zaken-man, niet een bureaucraat of een militair. De redeneering van den Heer Tynan was deze: Rechter Lindsey heeft met zijn honor-system veel succes gehad bij misdadige knapen. Hun wil is meer wankel dan de wil van volwassen mannen. Zij hebben minder macht over zich zelve. Zij staan aan groote misleiding bloot. Welnu: Wanneer het honor-system bij knapen reeds een succes is, dan zal het bij volwassenen een dubbel succes zijn. In die goede verwachting is men in Amerika niet beschaamd. | |
IIIn mijn artikel ‘Amerikaansche criminologie’ (W. 9374) duidde ik een tegenstelling aan, die ik thans gaarne nader zou willen uitwerken. Ik bedoelde dit: terwijl men in Amerika het honor-system reeds op groote schaal toepast ten aanzien van volwassenen, is men in Holland nog niet eens begonnen aan de toepassing ten aanzien van jeugdige personen. Ik toonde het laatste aan met een citaat uit eene beschrijving van de tuchtschool te Velsen door Jhr. Feith in zijn boek ‘misdadige kinderen’Ga naar voetnoot1), welk citaat ik hier nog eens overneem (bldz. 82): ‘In de werkzalen, waar de Directeur mij dan achtereenvolgens | |
[pagina 41]
| |
binnenleide, trof mij dit zelfde strenge zwijgen. Dit wekte wel een stroef gevoel van enge tucht, doch men gedroeg zich daarbij voorbeeldig. Want nauwelijks zag de opzichter of leeraar den Directeur binnen treden, of met commando-stem klonk het: “Geeft acht, jongens! Staat stil”. En of ze met hun gereedschap achter de schaafbank werkten, of ingespannen over hun slöjdwerk bezig waren, dan wel onder het dictee van den onderwijzer zaten te schrijven, onberispelijk was onmiddellijk op het bevel van stilstaan hun roerlooze houding. Dan gaf na eenige oogenblikken de Directeur een wenk en het volgende commando klonk: “Doorwerken, jongens!” En welk ook het werk was, waarmee ze bezig waren, terstond scheen dit hun volle aandacht weer in beslag te nemen. Ook wanneer wij in de gang een troep jongens tegenkwamen, die zich onder leiding van hun opzichter van de eene afdeeling naar de andere begaven, dan trof je diezelfde, degelijke tucht, gelijk een troep recruten stapten ze aan, in den pas, twee aan twee, behoorlijk gedrild. Maar het sterkst trof dit bij hun middagmaal. Want om halféén had een luide bel door het gebouw geklepeld, en nu dreunde van alle kanten door de gangen het militaire maatgestap van de groepen, elk van een tiental gelijk geüniformde knapen, onder commando van een beambte; dus marcheerden zij onberispelijk naar de verschillende eetvertrekken. “Staan” commandeerde de beambte van elke groep. “Bidden” luidde het volgende commando. “Eten” was het laatste bevel.’ Tot zoover mijn citaat. Bidden op commando! Hoe ver zijn wij gekomen. Ik sprak in W. 9374 naar aanleiding van het voorgaande citaat van: ‘commandeerende paedagogiek’ Wat geeft zij? Een schijn van orde, die de persoonlijke ijdelheid van den Directeur streelt en gezagslievende autoriteiten bevredigt. Daartegenover: een diep zielsbederf, een onmogelijk maken van alle vertrouwelijkheid tusschen den commandeerenden Directeur en de gecommandeerde leerlingen. In hun later leven zullen de leerlingen van dezen Directeur de waarde van een bevel overschatten, de waarde van een verzoek onderschatten. Zij zullen iemands beteekenis afmeten naar de strengheid, waarmee hij commandeert. Onpaedagogisch is het verstoren van de lessen van de onderwijzers. | |
[pagina 42]
| |
En juist in Velsen was iets goeds te maken. Tot dusver zijn verschenen drie jaargangen van de Statistiek van het Rijkstucht- en opvoedingswezen, tabellen met Inleiding van Mr. L.W.E.M. Lasonder. De tuchtschool in Velsen maakte steeds een zeer slecht figuur. Veel jongens in de strafklasse. Veel terugzettingen uit de belooningsklasse. Veel straffen, vooral veel strenge straffen, waaronder de afschuwelijke cachotstrafGa naar voetnoot1). Dat was onder een vroegere directie en dat pleit dus niet tegen deze commandeerende paedagogiek. Maar het is onmogelijk, dat de werkelijke waarde van dit militaire systeem voldoende zou zijn en het valt te vreezen, dat een dergelijke ijdele tucht niet valt te handhaven. Den Directeuren van de tuchtscholen is bij de inrichting en het bestuur eene groote mate van persoonlijke vrijheid gelaten. Dit heeft alleen zin, wanneer verwacht wordt, dat het systeem niet geheel en al straffend zal zijn, maar ook tot op zekere hoogte paedagogisch. Het militaire, neerdrukkende systeem van de tuchtschool te Velsen stelde ik in mijn artikel in W. 9374 tegenover het opheffende paedagogische systeem, gelijk ik het in den laatsten zomer zag toegepast in de kolonie voor misdadige knapen te Rchefka bij Sint-Petersburg en in het Roukavichnikoff-asyl te Moscou. Dr. Swaep in zijn artikelen in W. 9383 acht die vergelijking onjuist. Hij schrijft: ‘In het buitenland zijn meestal inrichtingen als onze tuchtscholen onbekend. Wat men daar heeft staat veel meer gelijk met onze opvoedingsgestichten d.w.z. gestichten, die hun bevolking voor langen tijd opnemen, waar de gestichtsopvoeding de ouderlijke opvoeding vervangt. Niet aldus onze tuchtscholen. De verpleegden zijn daar hoogstens een jaar, gewoonlijk korter, meermalen 1 tot 3 maanden. De tuchtschool moet in hoofdzaak wel bedoelen afschrikkend te werken, opvoeden kan men in eenige maanden nauwelijks.’ En verder: ‘Men kan zeker erover discussieeren in welke mate van de kortere correcties der tuchtscholen resultaat te wachten is.’ Het goed recht van de eerste opmerking geef ik Dr. Swaep gaarne en onvoorwaardelijk toe. De kolonie te Sint-Petersburg en het asyl te Moscou nemen beide hun jongens op, wanneer | |
[pagina 43]
| |
zij nog jong zijn en houden hen langen tijd. Daaruit volgt inderdaad, dat het systeem daar minder streng vermag te zijn, meer paedagogisch. In het Roukavichnikof-asyl te Moscou is eene afdeeling voor preventief-gedetineerde knapen. Zij blijven daar slechts korten tijd. Vandaar dat het systeem in die afdeeling minder paedagogisch is. Dit toegegeven. Maar geen enkele verontschuldiging, hoogstens een verklaring is te vinden voor het stelsel, dat de Directeur in Velsen toepast. Dr. Swaep merkt terecht op, dat men in het buitenland gestichten als onze tuchtscholen weinig vindt. Daarom kunnen zij toch goed zijn. Maar ik wijs op het feit, dat reeds enkele jaren na de invoering van de Kinderwetten, de ingenomenheid met de tuchtscholen minder dan middelmatig mag worden genoemd. De Vereeniging: ‘Pro Juventute’ te Rotterdam oordeelde in meer dan één jaarverslag over de tuchtscholen ongunstig. Verdedigd wordt de tuchtschool als zoodanig door den heer A. de Lauwere, Hoofdonderwijzer aan de tuchtschool voor jongens, te Velsen, in een tweetal hoofdartikelen in het Handelsblad van 28 November, Avondblad en 29 November 1911 Ochtendblad, vermeld in W. 9235. Ik kan mij met de verdediging van den Heer De Lauwere niet vereenigen. De tuchtschool kan nooit een waardevolle instelling worden in den strijd tegen de criminaliteit. In de eerste plaats, omdat de jongens er veel te kort blijven. Het wettelijke maximum is een jaar (Sr. 27 bis) maar feitelijk worden meestal straffen van veel korteren duur opgelegd.Ga naar voetnoot1). Opvoeden in zulk een korten tijd is niet wel mogelijk. En nu van tweeën een: of men geeft aan de tuchtscholen toch een paedagogisch karakter en dan worden het eenvoudig Opvoedingsgestichten, waar de verpleegden veel te korten tijd verblijven. Of men geeft aan de tuchtscholen een streng, straffend karakter en dan worden het toch eigenlijk gevangenissen met een matigen naam. Natuurlijk: men kan ook een middensysteem kiezen, niet geheel opvoedkundig en niet geheel straffend. Zulk een systeem is de vereeniging | |
[pagina 44]
| |
van de nadeelen van de beide samenstellende stelsels. Voor afschrikking te mildaardig. Voor opvoeding te zeer straffend. Ik kan mij geen systeem in een tuchtschool denken, waardoor zij naast de opvoedingsgestichten een waarachtige oprechte taak te vervullen krijgt in de crimineele potitiek. Dat de tuchtschool overbodig is, blijkt onwederlegbaar duidelijk uit het feit, dat de Regeering noch de Kamer bij het tot stand brengen van de Kinderwetten ook maar eenigszins een voorstelling had van haar inrichting en haar taak. Naarmate een inrichting meer noodig is, heeft men van haar een duidelijker voorstelling. De navolgende aanhalingen, gemakkelijk te vermeerderen, toonen aan dat die duidelijke voorstelling ontbrak. De Heer Ketelaar. Een tweede punt, dat ik wil behandelen is: de tuchtscholen. Tot mijn spijt moet ik constateeren, dat wij omtrent die scholen geheel in het duister verkeeren....En wanneer de Minister verder vertelt omtrent de tuchtscholen, kan ik niet anders zeggen dan dat dit in hoofdzaak algemeenheden zijn veel te vaag dan dat wij daaraan veel waarde zouden kunnen hechten....Wat weten wij per slot van rekening van die scholen? (Smidt IV 535). De Heer van Byland: ‘Intusschen geloof ik, dat wij niet te veel moeten verwachten van de gunstige gevolgen, die de tuchtscholen zullen afwerpen. (Smidt IV 537.) De Heer Kist: ‘Wat is eigenlijk de tuchtschool? Wat het karakter, wat het wezen ervan?....Bij den korten duur der tuchtschoolstraf kan zij als school in de meeste gevallen geen werkelijk effect hebben....Verder is het in confesso dat in het buitenland geen enkele inrichting is, welke aan hetgeen de Regeering zich van zoodanige tuchtschool voorstelt kan beantwoorden....Wat dus eigenlijk de tuchtschool zal moeten zijn, moet nog ontdekt worden. (Smidt IV 552.) De Heer Sassen: De tuchtschool beschouw ik als een puzzle, waarbij de praktijk ons den weg zal moeten wijzen (Smidt IV 554.) De Heer Troelstra: ‘Wat nu de tuchtscholen zullen worden, is ons geheel onbekend. Uit het ontwerp zou men haast mogen afleiden, dat het een zeer streng systeem zal worden, waar de kinderen wellicht met allerlei bedorven naturen in aanraking worden gebracht. Ook in dit opzicht kunnen wij over het effect, | |
[pagina 45]
| |
dat dit ontwerp zal sorteeren, volstrekt geen illusies maken.Ga naar voetnoot1) (Smidt V 356.) | |
Voorloopig verslag der Eerste Kamer.“Noch uit de gewisselde stukken, noch uit de debatten in de andere Kamer was het duidelijk geworden, wat de regeering eigenlijk met de tuchtschool bedoelde en hoe de inrichting dier school zoude moeten worden.” (Smidt V 401.) De Heer Kist: Wij hebben dus als straffen: de tuchtschool, de geldboete met tuchtschool subsidiair, berisping met tuchtschool als klap op de zweep; alzoo, tuchtschool, tuchtschool, en nog eens tuchtschool. De tuchtschool welke nog gevonden moet worden. Is het geoorloofd onder die omstandigheden met die onbekende instelling in zee te gaan? Wat mij aangaat, ik vind daarvoor geen vrijheid èn het principe op zich zelf nl. het brengen van een zoo ingrijpende verandering in dit strafstelsel ten wille van het onbekende èn omdat ik vrees, dat wel eens met de tuchtschool zou kunnen geschieden, hetgeen indertijd is gebeurd in mindere mate met de hechtenis, de custodia honesta. Wat had men van de zijde der Regeering bij de invoering van het Strafwetboek van die nieuwe straf niet groote verwachtingen. Thans echter wordt die custodia honesta verguisd. Zal de tuchtschool gelukkiger zijn? Zullen de expedities, die men na aanneming dezer wet in den vreemde zal moeten op touw zetten om die tuchtschool te ontdekken, gelukkiger afloopen dan vele andere, die men in vreemde streken onderneemt.’ (Smidt V 407.) | |
[pagina 46]
| |
De Heer Kist heeft maar al te spoedig gelijk gekregen. Het kan niet anders. De tegenstelling tusschen Opvoedingsgesticht en Tuchtschool is onwaarachtig en onoprecht. Het eerste: straffende opvoeding.Ga naar voetnoot1) De tweede: opvoedende straf. In de Kinderwetten is gebroken met het vergeldingsbeginsel in het Strafrecht, gelijk later gedaan werd in het Psychopatenontwerp. Maar de wetgever weifelde, wankelde, wellicht omdat voor een eerlijke, trouwhartige breuk met de vergeldingsidee geen meerderheid ware te vinden geweest. Zóó kwam de Dwangopvoeding in de wet, die niet een Straf is. En daarnaast de Tuchtschool, die wel een Straf is. Maar een strenge, straffende Tuchtschool is overbodig naast de gevangenissen. En eene opvoedende Tuchtschool naast het Opvoedingsgesticht. Omdat de Tuchtschool overbodig was, wist niemand duidelijk wat men van haar moest maken, en omdat de Tuchtschool overbodig was, heeft zij geen resultaat. Onze bestaande Tuchtscholen zullen zich ontwikkelen of in de richting van de wrekende gevangenissen, of in die van opvoedingsgestichten, maar waar de jongens dan veel te korten tijd blijven. De Rechterlijke macht heeft hier gelegenheid de fout te verbeteren door den Wetgever gemaakt, door principieel en consequent aan jeugdige personen niet Tuchtschool op te leggen en evenmin geldboete, die bij wanbetaling door Tuchtschool vervangen wordt. Dat er tegen een dergelijk correctief optreden van de Rechterlijke of Uitvoerende Macht staatsrechtelijke bezwaren bestaan, kan niet worden ontkend. Er is wel een precedent: regelmatige gratie-verleening van de Doodstraf, vóór de wettelijke afschaffing daarvan. Ofschoon ik dus de Tuchtscholen niet beoordeel naar verwordingen als de Heer Feith te Velsen heeft moeten zien, meen ik toch, dat zij als zoodanig in den strijd tegen de misdadigheid der jeugd eer storend dan nuttig en noodig zijn.
* * * | |
[pagina 47]
| |
Ik noemde dit opstel: Amerikaansche en Hollandsche crimineele politiek, en bedoelde daarmede een tegenstelling. Deze, dat terwijl men in vele Amerikaansche Staten de vergeldingsgedachte geheel loslaat reeds voor volwassenen, men in Holland nog aan die gedachte vasthoudt zelfs voor kinderen. Er is in de Amerikaansche en Hollandsche politiek ook een eenheid: namelijk het bewijs, dat het vasthouden aan de vergeldings-gedachte altijd en overal den strijd tegen de criminaliteit heeft belemmerd. Daarmede is uitteraard tegen de ethische, aesthetische of logische noodwendigheid van de vergeldingsidee niets beweerd noch bewezen. | |
NaschriftNa de voltooiing van bovenstaand opstel ontving ik een belangrijk en uitvoerig schrijven van den Heer Louis Victor Eytinge. Hij deed het vergezeld gaan van een allermerkwaardigst boekje door hem geschreven: ‘Proposed solutions of Arizona's criminal problems.’ De schrijver stelt voornamelijk voor: Invoering van onbepaalde vonnissen en van voorwaardelijke vrijlating op eerewoord onder toezicht van probation-officers. In zijnen brief beveelt de Heer Eytinge mij de studie aan van: ‘My life in Prison’ door Donald Lowrie, volgens hem de beste beschrijving van het oude, wreede systeem. Boven noemde ik het artikel van Roland B. Molineux ‘The court of Rehabilitation.’ Uit den brief van den Heer Eytinge blijkt nu, dat de Heer Molineux indertijd te New-York was ter dood veroordeeld, maar in laatste instantie werd vrijgesproken. Zijne gevangeniservaringen zijn in boekvorm verschenen bij G.W. Dillingham en Co. te New-York. |
|