heer Destrée zoo duidelijk de angst en de ontsteltenis doorklonken, terwijl de houwen van zijn tegenstander niets anders verraden dan toorn en krachtsbesef, zou het billijk zijn niet met de hulpeloosheid van den Waalschen held den draak te steken.
Een bizonder wreed woord heeft de heer Meert toegepast. Hij ontzegt den Walen het recht op onkunde. Welteverstaan het recht op onkunde van het Nederlandsch. Wanneer wij lezen met welk een kinderlijke, en dus toch beminnelijke, naïveteit, de heer Destrée nadrukkelijk verklaart dat hij van nederlandsch niet houdt, dat al zijn rasgenooten van nederlandsch niet houden, dat zij er een hekel aan hebben, een afkeer, een répugnance, is het dan niet ongeloofelijk wreed te zeggen dat zij op onkunde van die taal geen recht hebben? Spreekt men zóó tot kinderen? Een kind walgt soms van een voedingsmiddel. Wat is natuurlijker? Maar hoe hard is het dan als de ouders verklaren: eten zult ge het; en hem tot straf voor zijn afkeer het pretje ontzeggen waarop hij zich gespitst had.
Want ook dit doet de heer Meert. Hij wil dat de Walen, walgend van vlaamsch, nu ook geen winstgevende betrekkingen meer zullen bekleeden in Vlaanderland, betrekkingen waarvan zij altijd genoten, waarop zij voor altijd rekenden, die hun voor een leven volgens hun behoeften broodnoodig zijn. En waarom? Omdat de Vlamingen nu eenmaal vlaamsch geboren werden. Die leeren Vlaamsch in hun wieg. Die weten niet beter of het hoort zoo en hebben geen walg ertegen. Die kunnen makkelijk twee-talig zijn. Want nietwaar? wat is er heerlijker dan fransch leeren. De Vlamingen doen het graag, zooals wie niet trouwens? Vrage: is het dus niet onbillijk te eischen dat elk Belg twee talen spreekt, op straffe van maar een halve Belg te zijn en uitgesloten van zooveel overgeërfde winstgevendheid.
Tegenover het hartroerende van deze klachten is de heer Meert onverbiddelijk. ‘Ignorants’ zijt ge - zoo riposteert hij in zijn ongezouten fransch - en wij Vlamingen bedanken er verder voor met uw domheid genoegen te nemen. Het is hard maar begrijpelijk. Karel de Groote heeft al gezegd dat iemand juist zooveel malen mensch is, als hij talen spreekt. In een tweetalig land volgt hieruit met wiskunstige zekerheid dat wie