De Beweging. Jaargang 9
(1913)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |
Overdenkingen
| |
[pagina 278]
| |
als in ieder kleinste deeltje ervan. Terwijl de empiricus uitwendige vormen en uitwendig doen ‘beschrijft’, schept de bespiegelende mensch een begripvoorstelling van het kosmisch gebaar. Die begripvoorstelling spreekt uit innigste menschelijkheid en is daarom pure werkelijkheid voor den heelen mensch, pure werkelijkheid voor redelijke ontroering maar ook voor verbeeldingskracht van dichterlijk droomen; zij is wijsheid niet alleen, maar ook poëzie van kosmischen inhoud. Het ‘Kruis’ met al zijn wijsheid en al zijn poëzie is een begripvoorstelling van het kosmisch beweeg. Het Kruis, d.i. de horizontale lijn der geschiedenis, het feitengebaar van oorzaak en gevolg, - de verticale lijn der evolutie, het objectengebaar van 't primitieve naar het steeds meer gecompliceerde, - en het snijpunt van beide lijnen, waarvan de volledige beweging uitgaat, de ‘radiatieve’ beweging waartoe de meest gecompliceerde ‘plastiek’ kan worden teruggebracht. | |
9. Kosmos = kosmisch beweeg.Als we goed het wezen willen beseffen van een begripvoorstelling van den Kosmos, komt het er vóór alles op aan te doorweten, dat de objectieve werkelijkheid in-wezen beweging is òmdat ze objectief is. (2). De beweging der objecten is niet een bijkomstigheid der objecten, maar objectiviteit is beweging en beweging is objectiviteit. Dit zegt veel meer dan de ‘waarheid als een koe’, dat er geen beweging is zonder object of geen kracht zonder stof en omgekeerd. Neen, objectiviteit is beweging. Ik ken een object in waarheid eerst dan, als ik het waarneem als wezenlijke beweging. En omgekeerd: zoodra ik een beweging àls wezenlijke beweging waarneem, ken ik waarlijk objectiviteit. Een moeilijkheid schuilt in het begrip ‘beweging’. Het ongeoefend verstand is altijd geneigd daarbij te denken aan ‘verplaatsing’, aan een vliegenden vogel of zooiets. Nu is er zeker beweging in een vliegenden vogel, maar de ‘verplaatsing’ is daarbij iets heel bijkomstigs. Ieder teekenaar, ook de meest middelmatige, weet dat. Hij weet, dat de lijnen van een goed | |
[pagina 279]
| |
geteekenden vogel-in-vlucht wel degelijk ‘beweging’ zijn, al is daarbij zeker geen sprake van verplaatsing. De beweging-zèlf gaat wel dikwijls gepaard met verplaatsing, maar zij is ervan te onderscheiden en zelfs te scheiden. Beweging-zèlf is niets anders dan het tegendeel van stroefstijve doodheid. Beweging-zèlf is levensspanning,....die zeer stil kan zijn. Beweging-zèlf is wording-zèlf. Wording-zèlf: dus niet het doorloopen van verschillende bepaalde, beperkte vormen, maar elegante levensontvankelijkheid, die den subtielen waarnemer zeggen doet: ‘Dat object is één-en-àl gehoorzaamheid aan zijn subject; 't is zòò, niet omdat het te stijf is om anders te zijn, maar omdat het lenig buigt onder een zòò vormenden wil.’ Dàt is beweging. In dien zin is de Kosmos niets anders dan kosmische beweging. In volstrekten zin is allèèn de Kosmos beweging. Ieder afzonderlijk voorwerp, als afzonderlijk voorwerp beschouwd, is maar betrekkelijk beweging, en betrekkelijk bewegingsbeperking. In ‘Christosophie’ zeide ik, dat wij de werkelijkheid eerst dan in waarheid kennen, als we haar geboren oppervlakte goed waarnemen, omdat alleen de geboren oppervlakte der dingen ongezocht is en ongemaakt. Ik kan nu aanvullen: een oppervlakte goed waarnemen is een oppervlakte waarnemen als beweging. Dat ik dit toen reeds bedoelde blijkt overigens duidelijk uit het voorbeeld, dat zich vanzelf aan mijn beschouwen aanbood: ‘Daar staat een mooi beeld, b.v. de Venus van Milo. Ik ken die Venus als ik haar oppervlakte ken, d.i. als ik haar oppervlakte goed zie. Zou dat “oppervlakkige” kennis zijn? Kijkt gij dan maar in die Venus en overtuigt u of ze hol is of massief, beklopt haar met de knokkels van uw vingeren om te weten of ze van hout is of van steen. Ik kijk liever naar de oppervlakte, de ronding der oppervlakte, de lijnbuiging der oppervlakte, heel het beweeg der oppervlakte’....(Ib. III, III). | |
10. De horizontale, verticale en radiatieve kosmische beweging.Als ik hier over verschillende bewegingen spreek, bedoel ik geen bijkomstig verschil in richting allèèn, maar een verschil in beweging-zèlf. | |
[pagina 280]
| |
De verticale beweging gaat uit van een middelpunt-van-beweging en ontmoet straalsgewijze de horizontale, die, als cirkelomtrek, niet direct van dat middelpunt ‘uitgaat,’ maar wel vanuit zijn middelpunt wordt ‘beheerscht.’ Beheerscht in vollen zin. d.i. geboren èn begrensd. Vanuit de middelpunt vliedende uitbreidingsbeweging der verticale lijnen wordt de cirkelhorizontale lijn geboren, vanuit de middelpunt zoekende inkrimpingsbeweging derzelfde verticale lijnen wordt de cirkelhorizontale lijn begrensdGa naar voetnoot1), Het verschil in beweging-zèlf ligt nu hierin, dat de horizontale beweging door de verticale wordt beheerscht. Zoo gaat de verticale beweging in-op onze aarde uit van haar middelpunt, terwijl de horizontale gaat evenwijdig met hare oppervlakte, niet direct ‘uitgaande’ van haar middelpunt maar wel vanuit haar middelpunt ‘beheerscht.’ Zoo beweegt zich de aardbol zelf horizontaal ten opzichte van het zonnemiddelpunt, terwijl van het zonnemiddelpunt verticale beweging uitgaat naar de baan der aarde om de zon. Waar beide bewegingen elkaar niet alleen in richting maar ook in beweging-zèlf kruisen, moet vanuit het snijpunt een nieuwe beweging ontstaan, ‘beheerscht’ door verticale en horizontale beide. Beheerscht weder in vollen zin: geboren èn begrensd. In het snijpunt is geconcentreerd zoowel de uitbreiding als de inkrimping van de verticale beweging als de uitbreiding en inkrimping, die in de horizontale leeft onder invloed van de verticale. Als die nieuwe beweging primitief is, heet ze ‘radiatief’ en openbaart zich in een ‘bol.’ Als die nieuwe beweging gecompliceerd is heet ze ‘uitbeelding’ en openbaart ze zich in een ‘beeld.’ (Het woord ‘beeld’ is een gewijzigde vorm van ‘bol’). In een vreemd, wellicht meer gebruikelijk woord heet de uitbeeldingsbeweging de ‘plastische’ en haar openbaring ‘plastiek.’ Zoo ontstaan vanuit de snijpunten van de horizontale beweging aan onze aardoppervlakte en de verticale vanuit het aardemiddelpunt, de planten: de beelden der aarde, de plastiek der aarde. Zoo ontstaat onze | |
[pagina 281]
| |
aardbol zelf vanuit het snijpunt van de horizontale aardebaan en de verticale beweging, die van het zonnemiddelpunt naar de aardebaan uitgaatGa naar voetnoot1). Ik zei nadrukkelijk, dat ik hier de kruising beschouwde van twee bewegingen àls bewegingen, niet van twee richtingen allèèn. De kruising van een horizontale en een verticale richting zou zeker geen radiatie doen ontstaan, maar een rotatie, een draaiing. Dit verklaart zeer goed, waarom, behalve de radiatie die zich openbaart in onzen aardbol, de aarde òòk nog draait om hare as en om de zon. De verticale beweging uitgaande van het zonnemiddelpunt, en de horizontale beweging van de aardebaan zijn zeer primitief, ze zijn wel bewegingen maar de wezenlijke levensspanning is er zoo gering, dat zij zich nog overwegend als ‘richtingen’ doen gelden. Hoe meer de beweging voltooide ‘beweging’ of zuivere levensspanning wordt, des te minder zal er in de kruising van horizontaal en verticaal ‘richting’ worden geopenbaard, maar des te meer radiatie, des te meer plastiek. Zoo leidt het inzicht in het kosmische beweeg tot de redelijkbezonnen erkenning van het ‘Kruis’ als de zuivere begripvoorstelling van den Kosmos. ‘Die begripvoorstelling spreekt uit innigste menschelijkheid en is daarom pure werkelijkheid voor den heelen mensch, pure werkelijkheid voor redelijke ontroering maar ook voor verbeeldingskracht van dichterlijk droomen; zij is wijsheid niet alleen, maar ook poëzie van kosmischen inhoud’. (8). Als we dit goed beseffen, moet 't ons allernatuurlijkst voorkomen, dat zuiver-schouwende fantasie van een religieus geaard volk het Kruis gezien heeft als zijnde van kosmische beteekenis. Al was het heele verhaal van Jezus' Kruis ‘maar’ een legende voor de rationalistische critiek, zij zou nòg kosmische waarheid zijn. Als die critiek Jezus' Kruis ook heelemaal dreigde weg te redeneeren, behoefden we zijn menschelijke waarde nog volstrekt niet te redden door het te verlagen tot een brave zedeles, zooals moderne theologen van den ouden trant zoo gaarne | |
[pagina 282]
| |
doen. De door-en-door reëele mystiek van het Kruis staat boven alle braafheid. | |
11. De horizontale, kosmische beweging is in wezen: tijd.Als we de horizontale, kosmische beweging zuiver willen benoemen met één woord dat alles zegt, moeten wij er vooreerst op bedacht zijn de objectiviteit als beweging te benoemen, want ‘ik ken een object in waarheid eerst dan, als ik het waarneem als beweging’. (9). En dan moeten we wèl bedenken, de beweging te benoemen als kosmische beweging en niet als een beweging die alleen gerealizeerd is in een afzonderlijke werkelijkheid. Immers: ‘In volstrekten zin is allèèn de Kosmos beweging. Ieder afzonderlijk voorwerp, als afzonderlijk voorwerp beschouwd, is maar betrekkelijk beweging, en betrekkelijk bewegingsbeperking.’ (9). Als we op dit alles wel bedacht zijn, moeten we inzien, dat de ware naam voor de horizontale kosmische beweging is: tijd. De tijd immers is beweging en niet beweging als één afzonderlijk object maar als kosmische objectiviteit, die gaat, heelemaal gaat, steeds vergaat. En de tijd is wezenlijk horizontale beweging. Want de tijd beweegt, zonder uit zich zelven een logische eisch mee te brengen van begin- of eindpunt. Integendeel: aan iets vóór of nà den tijd kunnen we niet logisch denken. De cirkel zonder begin en zonder einde is de zuivere begripvoorstelling van den tijdGa naar voetnoot1). Het begrip van die ééne continueele tijdbeweging is innige waarheid voor den heelen mensch. In zijn redelijkheid openbaart het zich als geloof aan de onverbrekelijke reeks van oorzaak en gevolg. In zijn fantasie openbaart het zich als muziek. De muziek is de tijdbeweging als kunst. De eene toon wordt logisch-artistiek geëischt door zijn voorganger en eischt logischartistiek zijn opvolger. Dit geldt nòg gebiedender voor de accoorden, en in de ‘dissonant’ is die eisch van continualiteit | |
[pagina 283]
| |
het sterkst. Wat beteekent het toch, dat een dissonant moet worden ‘opgelost’? Niets anders dan dat zij op zichzelf een wanklank is, die alleen harmonisch kan zijn door voorafgaande en volgende klanken. De dissonant is herinnering aan het verleden en profetie der toekomst in èènen. Ik hoorde eens op een internationale tentoonstelling te Dusseldorf het gebeier van buitengewoon zuivere en zware kerkklokken, die de firma daar als reclame deed luiden. De meest oppervlakkige, pretmakende tentoonstellingsbezoekers kwamen onder den indruk: zij lieten een wijle af van hun giechelend plezier en luisterden stil-devoot. Hoe kwam dat? De klokken waren gestemd in een dissonant, een rein septiemeaccoord. Door de prachtige volheid der klanken en de weekheid van het niet verkleinde of vergroote maar reine septiemeaccoord was de onaangename gehoorindruk van de alleenstaande dissonant geheel weggenomen. Maar 't blèèf een alleenstaande dissonant, die haar oplossing eischte. Al de weemoed van het beginlooze, eindlooze tijdbeweeg trilde erin. Artistiek-logisch eischte ze klanken die voorafgaan en klanken die volgen moesten, zij eischte het continueele van den tijd. Maar omdat die oplossende, verlossende klanken er niet waren, wekten ze in de zielen der hoorders het verlangen naar een diepere verlossing buiten den tijd, de verlossing van de eeuwigheid. Ja, de klokkegieter had gevoeld wàt tijd is en wàt eeuwigheid. Ik mag zeker nu nòg eens zeggen van de brave predikers: ‘Meer ziel luidt in de klokkeklanken van hun kerken dan in hun lamentabele prediktonen’Ga naar voetnoot1). | |
12. De verticale, kosmische beweging is in wezen: ruimte.Door het beetje geometrie dat we op gymnasium of H.B.S. geleerd hebben zonder het wezen der meetkunde te leeren vermoeden, zijn we licht geneigd ons de ruimte voor te stellen als een heel groot bewegingloos ding, dat met allerlei voorwerpen is gevuld; en, als we een beetje bespiegelenden aanleg | |
[pagina 284]
| |
hebben, beginnen we te prakkizeeren over de vraag, of de ruimte òòk lengte, breedte en diepte heeft. Die voorstelling is natuurlijk geheel verkeerd. Alle objectiviteit is beweging, dus ook de objectieve ruimte (2). En, de objectiviteit waarlijk kennen is haar waarnemen als beweging; dus de ruimte waarlijk kennen is de ruimte waarnemen als beweging (9). Welke beweging is dan de ruimte? We zeiden in 10: ‘De verticale beweging gaat uit van een middelpunt-van-beweging.’ Nu is dat middelpunt, beschouwd op zichzelf en afgezien van zijn beweging zeker geen ruimte. ‘Ruimte’ zegt juist in alle nadrukkelijkheid het tegendeel van ‘punt’. Nu is de beweging, die in-wezen van het punt uitgaat, òòk in-wezen het tegendeel van het ‘punt’, want dat essentiëele ‘uitgaan’-zelf is het wezenlijk verlaten van het wezen van het punt. De verticale beweging is dus, òmdat ze essentiëel van een middelpunt uitgaat, te benoemen als tegendeel van ‘punt’, met den naam: ‘ruimte’. Zoo is 't de ruimte, die, verticale beweging zijnde, het horizontale tijdbeweeg beheerscht. Haar zien we verschijnen in de onverbrekelijke historische reeks van oorzaken als evolueerende buitenhistorische oorsprong. In de rij der ‘variaties’ doet ze ‘mutaties’ geboren worden, nieuwe soorten, nieuwe radiaties naar boven plantend. Deze worden op haar beurt onmiddellijk opgenomen in den onverbiddelijk continueelen maalstroom van den tijd en gaan zich weer voortplanten. Want het horizontale beweeg van oorzaak en gevolg is wààrlijk onverbrekelijk, hoe wààrlijk ook de verticale beweging in haar verschijnt als buitenhistorische evolueerende macht. Dit ruimtebegrip is wederom een begrip van en voor den heelen mensch. In 's menschen redelijkheid openbaart het zich het zuiverst als het wezen der meetkunde, in 's menschen fantasie openbaart het zich het zuiverst als architectuur. De architectuur is de ruimtekunst: de kunst, de ruimte te laten blijken wat zij ìs: evolutiebeweging, die, door alle stadiën der soorten heen hiërarchisch naar boven plantend, eindelijk den mensch deed verschijnen en hem nòg zegt: Excelsior. De menschverheffende tempelbouw is niet alleen de hoogste architectuur, maar haar wezenlijkste daad. | |
[pagina 285]
| |
13. De radiatieve, kosmische beweging is: het volledige, objectieve leven.We spraken van de horizontale en verticale beweging als van ‘levensspanning’ (9). En terecht. Alle natuurlijke beweging wekt in ons de ontroering, die ons ‘leven’ doet zeggen. Maar die beide bewegingen missen iets, dat de radiatieve in-wezen bezit en waardoor we het recht krijgen, haar het volledige objectieve leven te noemen. De beide kruisbewegingen scheppen wel, maar zij zijn geen beginsel van eigen plastiek. Dàt is de radiatie en de radiatie allèèn. Zooals een beeldhouwer wèl zeggen mag: mijn beeld is mijn beeld, geboren door mijn scheppingsmacht, maar nìet zeggen mag in letterlijken zin: mijn beeld is mijn eigen vleesch en mijn eigen bloed, - zoo zijn de scheppingen der beide kruisbewegingen wel hùnne scheppingen, die ze zèlf doen geboren worden, zèlf beheerschen, - maar die scheppingen zijn niet hun bloedeigen vormen: ze zijn hun beelden wèl, maar hun lichamen nìet. De radiatieve beweging echter is belichaamd. Die belichaming heeft zeker ook graden van voltooiing: ze is primitief in de planeten en daar ‘radiatie’ zonder meer, ze is volmaakter in planten, volmaakter in dieren, volmaakter in menschen en dààr mooier en mooier en mooier ‘plastiek.’ Maar bloedeigen belichaming zijn al die vormen toch en het graadverschil in voltooiing openbaart alleen des te heerlijker den lichaamsrijkdom. Dat is het voorrecht der radiatieve beweging alleen. De verticale beweging gaat òòk wel uit van een middelpunt maar toch verschilt ze wezenlijk van de radiatieve. De verticale beweging ‘ontmoet’ de horizontale, doorsnijdt haar zonder ze dòòr te snijden (zonder ze te onderbreken) maar de verticale beweging als zoodanig ‘raakt’ niet, ‘spant’ niet een oppervlak, dat haar lichaamsoppervlak is, en dat doet de radiatieve beweging wel. Zich belichamen is levensraking en levensspanning van een radiatiemiddelpunt, een ‘ziel’, met hààr heel-en-al eigen vorm. Waar de radiatieve beweging door een lange reeks van plastische vormen heen haar opperste voltooiing bereikt heeft, waar ze dus niet alleen het volledige objectieve leven, maar | |
[pagina 286]
| |
het volmaakte objectieve Leven geworden is, daar moet zij ook doen de hoogste levensdaad....daar moet zij sterven (1). En inderdaad sterft het objectieve Leven in dien Mensch, die, doordat hij zijn sterven in volle waarheid kan doen, Koningsmensch geworden is. De Koningsmensch sterft aan het kosmische Kruis. Dat moèt zoo. Want de kosmische kruisbewegingen beheerschen hem (10) en omdat hij alle handhaving van apartheid in lange evolutie heeft afgeleerd, zijn zij de bewerkers van zijn dood. De bewerkers, niet de eigenlijke daders. Want hij aanvaardt hun werk volkomen vrij, zijn innigst wezen roept hun werk, hij doet het, en zij, de werkers allèèn, weten niet waarmee ze bezig zijn, zij doen eigenlijk nìet. Gaarne schenkt hij dan ook vergiffenis aan al die vele werktuigen van tijd en ruimte, die vele ‘beulen’, die hem martelen ten doode, of liever, hij heeft hun niets te vergeven. Zij zijn immers maar marionetten van tijd en ruimte, dat kunnen ze niet helpen evenmin als tijd en ruimte kunnen helpen dat ze tijd en ruimte zijn.
En, als de Koningsmensch waarlijk is gestorven in de objectiviteit, dan is hij geen object meer, maar het ééne levende Subject, het ééne subjectieve Leven zelf. Dan is hij ontsnapt aan het kosmische Kruis en daarmee heeft hij zijn dood overwonnen. Zijn dierbaarste werkelijkheid, zijn eigen lichaam, heeft hij gegeven aan den vlietenden tijd en de stijgende ruimte. Hij heeft zijn lichaam gegeven aan den tijd, heel-en-àl; de tijd zal het doen vervloeien totdat het is in àllen tijd en van geen enkel moment gezegd kan worden: toen was het er niet. En hij heeft zijn lichaam gegeven aan de ruimte, heel-en-àl; de ruimte zal het verbreiden totdat het is in alle deelen van den Kosmos en van geen enkel plekje gezegd kan worden: daar is het niet. Van brood niet alleen, dat zich verbreiden zal tot menschelijk vleesch, - van wijn niet alleen, die vervloeien zal tot het rythmische tijdbeweeg van menschelijk hartebloed, maar van àlle ruimte en àllen tijd en alle scheppingen van tijd en ruimte, van den heelen Kosmos zegt hij nu: ‘Dit is mijn vleesch en mijn bloed, dit is mijn lichaam; gij alle, menschenkinderen, die doordrenkt wordt van den tijd en | |
[pagina 287]
| |
doorwoelt van de ruimte, drinkt den tijd en eet de ruimte in meditatiën van Mij. De Kosmos is mijn lichaam in allervolsten zin. De kunstenaar ziet het beeld zijner schepping in bewondering, maar zijn eigen lichaam is het niet. De menschen bezielen hun eigen lichaam, maar zij zien niet hun eigen lichaamsgebaar. Ik gaf dat lichaam wèg, dat ik niet zag: nu zie ik mijn eigen lichamelijkheid en ik heb haar lief, mijne bruid. En mijn liefde zegt haar te gaan van jeugd tot jeugd, en mijn liefde zegt haar te vergaan van dood tot dood. Want zóó wil mijne liefde: dat ook mijn bruid waarlijk sterve, en Mijzelve worde, telkens weer.’ |
|