| |
| |
| |
Politieke feiten en richtingen
De politiek staat nog steeds in het teeken der concentratie. Deze is nu eenige maanden openbaar en in werking en de aandacht is nog door geen enkel ander feit afgeleid. Wel is te verwachten dat de rechtsche partijen door de bedreiging in een nieuwe en sterkere coalitie zullen gedreven worden, maar bekend is daarvan nog niets. De plannen der regeering voor de grondwetsherziening blijven nog steeds op den achtergrond. En zoo deze tactiek al niet bedoeld is, dan is toch de uitkomst ervan voor de rechtsche partijen gunstig, om nl. de concentratie geheel op eigen beenen te laten staan, in onzekerheid van haar vijand. Want van zelf treedt al een verzwakking op. Het begon reeds met de slappe verdediging, ja zelfs het terugwijken na de kritiek van minister Heemskerk en van Schaper bij de begrootingsdiscussie's. De verklaring dat het concentratie-program geen regeerings-program was, beteekende toch twijfelmoedigheid. Waarvoor dan zooveel vreugde, waarvoor zooveel duidelijke beloften, indien bij een val van dit ministerie, de concentratie niet voor de regeering zou zorgen. Men roept de kiezers toch niet op voor een onbekend doel. Maar er volgde meer. Nog aan 't eind van 't vorig jaar werd bekend dat de voormannen der vrijzinnigdemokraten Mr. Drucker en Mr. Treub zich niet herkiesbaar stelden. Geheel afgezien van de motieven dier heeren, is het resultaat duidelijk. Van de ervaren concentratie-leiders, die bij een overwinning de resultaten zullen hebben te bestendigen, trekken zich de meest linksche terug, en laten dus een grooter invloed aan de overblijvenden, niet het minst aan Mr. Tydeman als leider der vrije-liberalen. Dat is dus een opschuiving naar de conservatieve kant.
| |
| |
Weliswaar hebben de vrije-liberalen het algemeen stemrecht en de staatspensioneering aanvaard, maar ieder weet dat dit tegen heug en meug is geschied, en dat zij stellig niet verder zullen gaan dan waartoe zij zich verbonden hebben. Dit is bovendien nog eens overtuigend gebleken bij de jongste behandeling der oorlogsbegrooting. Tegenover de plannen van minister Colijn viel de concentratie hopeloos uiteen. Is dit maar een toevallig, een onbelangrijk, een voorbijgaand verschijnsel? Het tegendeel is waar. De landsverdediging is een bij uitstek actueel onderwerp. Elke courant kan dat bijna iederen dag duidelijk maken. Frankrijk heeft niet voor niets een krachtige persoonlijkheid als den oud-minister Poincaré tot president der republiek gekozen. Achter die verkiezing ligt zeer duidelijk de bedoeling, dat Frankrijk's macht naar buiten niet door innerlijken politieken strijd verzwakt mag worden. Want gevoeld wordt hoe de spanning in Europa een vast beleid noodig maakt.
Ook voor ons land is het van 't allergrootste belang, dat bij groote Europeesche verwikkelingen onze weermacht ‘paraat’ is en haar bescheiden taak der neutraliteitshandhaving kan vervullen. Het zou daarom niet verkeerd, maar integendeel heugelijk zijn, indien coalitie en concentratie en zelfs de sociaaldemokraten zich konden vereenigen, en hun politieken strijd vergeten om voor de landsverdediging de best mogelijke organisatie tot stand te brengen.
Dat is echter niet het geval geweest en om begrijpelijke redenen. Maar dat de concentratie niet eensgezind was, hetzij vóor minister Colijn's plan, het zij voor een ander daaraan tegenovergesteld, toont aan hoe zwak het verband is van een combinatie, die de regeering zou moeten aanvaarden, indien zij in den verkiezingsstrijd overwon.
Te meer daar duidelijk bleek hoe het plan tot leger-reorganisatie van minister Colijn niet één afgesloten geheel vormt, doch slechts een deel is van een reeks plannen voor de landsverdediging, die ook zonder zijn persoon aan de orde zullen en moeten komen. De politici zijn slechts de overbrengers der wenschen, die uit de hoogere organen van leger en vloot òp komen, en die de regeering zonder duidelijk mandaat voor het tegendeel, moeilijk geheel weerstaan kan. Het is ondenkbaar
| |
| |
dat vrije-liberalen als b.v. Mr. Tydeman een deel van de verantwoordelijkheid der regeering zouden willen dragen, wanneer niet in minister Colijn's richting dat is min of meer gevarieerd de richting van de leger- en vloot-autoriteiten, werd dóorgegaan. Moeten dan de inzichten van de heeren Eland en Marchant wijken? om van de sociaal-democraten niet te spreken.
Met overtuigende duidelijkheid is dan ook gebleken dat het concentratie-program geen regeerings-program kan zijn, zoolang niet daarin is uiteengezet hoe het met de defensie-kwestie moet gaan.
En even helder is gebleken hoe sterk de drang is om die kwestie in conservatieven zin optelossen. Minister Colijn kan het met ‘bravoure’ zeggen dat de oorlogsbegrooting weldra ‘onder welk ministerie ook’, zal stijgen tot over de veertig millioen gulden.
Afgezien van de technische organisatie van het leger in brigade's, regimenten en kleinere eenheden brengt minister Colijn's plan als gevolg van de nieuwe militie-wet een grooter aantal opper-officieren. Dit wil zeggen dat de macht van het hoogere officieren-corps wordt uitgebreid. Jongere krachten zullen daarin sneller worden opgenomen.
Dat nu is juist de conservatieve ontwikkelingsrichting, die het leger nog verder zal afvoeren van het volk, dat er toch al zoo bitter weinig voor gevoelt.
Het zal nog sterker bevestigen die verkeerde toestand dat het leger niet is het gewapende en georganiseerde volk zelf, maar een bijna gesloten corps van officieren, die veel te weinig voeling hebben met het volk zelf, het vertrouwen ervan missen, en het toch zware lasten opleggen. Ongetwijfeld kan de aandrang om deze richting inteslaan, of liever te blijven behouden, zoo sterk zijn, omdat eenerzijds minister Colijn vertrouwen heeft weten te wekken in zijn beleid. Hij toonde te weten wat hij wil.
De politici zien dat graag. Anderszijds hebben opkomende inzichten om n.l. het leger meer te maken tot een volksleger dat sympathie en medewerking ondervindt, nog te weinig vaste en deugdelijke vormen aangenomen. Of wel vooruitstrevende oppositie-politici zoeken heul bij even-ouderwetsche organisatiestelsels, die echter zich als een oppositieplan vóordoen. Een
| |
| |
scherp omschreven en tot in alle bijzonderheden passend uitgewerkt plan moet het altijd winnen van vage inzichten. Zoo'n plan echter kan niet anders tot stand komen dan in de legerbureau's zelve. Het leger is uitteraard een te ingewikkelde organisatie, en te zeer gebonden aan tallooze belangen, dan dat een buitenstaander meer dan algemeene inzichten zou kunnen geven. En die inzichten zullen bovendien niets helpen, indien werkkracht en organisatie-talent ontbreken, die bij de bekwaamsten van het officierencorps wel aanwezig zijn. Hun geheele dagelijksche taak is toch van organisatorischen aard, en zal dit stellig bij de verwerkelijking der plannen van minister Colijn nog in meerdere mate worden. Deze hebben n.l. dit goede, dat de jongere officieren meer werk te doen krijgen. Verder wordt hunne promotie beter. Dit gepaard aan de vroeger gegeven salaris-verhooging kan bij de jeugd de lust om officier te worden vergrooten.
Die lust was bij de knappere jongens er niet grooter op geworden toen de studie voor officier op 18 à 19-jarigen leeftijd inplaats van op 15 à 16-jarigen leeftijd begon. Zoo zelfs dat de exameneischen belangrijk verminderd moesten worden en voor het hoofdvak wiskunde niet eens meer een voldoend cijfer gevergd werd.
Zal nu de lust grooter worden, en daarmede ook het gehalte der legeraanvoerders? Het blijft twijfelachtig. De officierspositie staat bij ons volk afgescheiden van adel, regenten en hoogere ambtenaren, niet in de gunst. Dat is het groote bezwaar, waarom veel jongelui op een leeftijd dat ze het kunnen begrijpen, liever iets anders worden.
En hiermede ontmoet men steeds weer dezelfde oorzaak, de impopulariteit van het leger, die de soldaat onwillig doet dienen en de belastingbetaler onwillig maakt om geld ervoor uittegeven. Daaraan helpt geen reorganiseeren van een militaire bureaumacht, innerlijk evenzeer spottende met volksvertegenwoordiging als met het volk, die er slechts schijnen te zijn om geld en rekruten te leveren. Ondanks het feit dat die officieren-macht tegenover het vaderland genoeg verantwoordelijksbesef heeft om haar plicht te doen, kan zij toch nooit een werkelijke weermacht organiseeren, daar die haar ware kern in het volk zelf moet hebben.
| |
| |
Het volksleger, Zwitsersche stelsel of wat ook, moge een leus zijn, zonder planmatigen achtergrond, het is toch het eenige politieke doel dat nog op defensie-gebied gesteld kan worden. De liberale concentratie zal het echter, dat is duidelijk, niet kunnen doen.
* * *
In de kerstrede van den leider der sociaal-demokraten Mr. Troelstra, kreeg de concentratie een zeer eigenaardige ondersteuning. Denk niet, zoo waarschuwde hij, dat die herleving van het liberaal politieke leven bedrog is. Het is een noodzakelijkheid, een verweer tegen de reactie, die de rechtsche partijen in de staatscommissie voor de grondwetsherziening beraamden. En als zoo'n verweer tegen aanvallen op den liberalen staat, is de concentratie respectabel. Maar hij schilderde tegelijk den geheelen strijd als die van het behoud der concentratie tegen de reactie der coalitie. De concentratie-mannen hadden bij dit stuk van de rede kunnen denken, dat zij de roode vanen van kiesrecht en staatspensioen wel weg hadden kunnen laten. Zij hadden dan door 't eerste niet Karnebeek, door het tweede niet Treub weg behoeven te laten gaan. De sociaal-demokraten zouden toch met hen pal gestaan hebben tegen de nakomelingen van de reactie die in 't jaar 1813 een overwinning op Napoleon vierde, en die honderd jaar later nog eens de revolutiegedachten, nu van 't jaar 1848, ongedaan wil maken. Zij werden echter door het slot van Mr. Troelstra's rede ontgoocheld. Daaruit bleek toch duidelijk dat de sociaal-demokraten wel het behoud tegen de reactie zullen willen steunen, doch uitsluitend als Kamerleden, niet als kiezers. Zijn voorloopig advies voor de verkiezingen was allereerst, wat ieder verwachten kon, de raad om een eigen, vrije en zoo breed mogelijk opgezette campagne ten behoeve van socialistische candidaten te voeren. En wat de herstemming betreft, geen onvoorwaardelijke steun van concentratie-candidaten tegen de rechterzijde, maar zorgvuldig onderzoek naar hun vooruitstrevendheid in 't algemeen, om de conservatieven te weren. Nuchterder tactiek tegenover een idealistische opvatting van den concentratie-strijd is onmogelijk.
| |
| |
Ondertusschen komt de reactie niet duidelijk en scherp naar voren. En het zal niet aan minister Heemskerk liggen, zoo zij niet zorgvuldig gemaskeerd wordt. Diens houding bleek het best bij 't jongste debat over de tooneelcensuur door burgemeesters uitgeoefend. Hij was volstrekt niet de man, die de officieele uitingen van bekrompenheid in bescherming nam.
Maar ondertusschen kwam hij wel op voor de vrijheid dier burgemeesters om bekrompen te zijn. Ook bij de plannen voor grondwets-herziening en bij de ineenschakelingswetten voor het onderwijs zal de vorm der vrijheid gekozen worden, ter bedekking van het toebedeelen van macht aan autoriteiten van laag tot hoog verdeeld over staat en kerk.
Dat daarbij de vrije uiting van het maatschappelijk leven en van het volk in 't gedrang kan komen, zal minister Heemskerk stellig jammer vinden en betreuren. Dit is het wat den indruk vestigt van de gematigdheid, die het kenmerk heet te zijn van den tegenwoordigen premier.
De concentratie heeft echter behoefte aan een duidelijke reactie, zooals die naar Mr. Troelstra in Amsterdam mededeelde van Dr. Kuyper bij het werk der grondwetscommissie is uitgegaan. De aanwijzing daarvan en de krachtige bestrijding daarna zijn het die de ideëele kant kunnen en moeten zijn van den verkiezingsstrijd, terwijl de materieele achtergrond is en blijft het ‘tarief’. Nu deze succesvoorwaarden bekend zijn kan de vernieuwde coalitie zich richten naar de houding der aanvallers. Wanneer men ziet hoe de voorbereiding van 't verweer der coalitie wordt opgezet, blijkt duidelijk dat opnieuw de schoolstrijd naar voren gebracht zal worden. Die moet de andere voornemens verbergen. Dat is ook het eenige punt, waar de gematigheid van minister Heemskerk ophield. Of daardoor de andere onderdeelen der grondwetsbeziening, de kiesrecht kwestie, en zelfs tarief en sociale wetgeving op den achtergrond zullen geraken moet de tijd leeren. Waarschijnlijk is het echter wel.
* * *
De verkiezingsstrijd is op 't oogenblik in afwachting. Wat zal de rechterzijde doen? En wanneer zal het gebeuren? Ondertusschen moet zoo veel mogelijk voor een boedelreddering ge- | |
| |
zorgd worden. En zooals bekend is geeft een boedelreddering altijd aanleiding tot zeer scherpe onaangenaamheden, waaruit allerlei nieuwe wendingen in de politiek te voorschijn kunnen komen. De toekomst is daardoor zeer onzeker geworden, ondanks de concentratie, die een vaste rechte lijn beloofde te brengen. Te meer aandacht verdient daarom thans de sociaal-demokratie. Deze staat eigenlijk buiten de oppervlakte-stroomingen der tegenwoordige politiek. Zij zoekt naar een sterke onder-strooming, n.l. de beweging der arbeiders. Oogenschijnlijk streeft de verkiezingspolitiek daarbuiten om te gaan. De concentratie is vooral door het terug trekken der vrijzinnig-demokratische leiders, meer onder invloed der vrije-liberalen gekomen. Dit beteekent dat industrie en handel, wier liberale leiders, door gebrek aan kiezers, afgesneden schenen van het politieke leven, weer pogen omhoog te komen. Zij hadden zich in een vorige periode al geneigd getoond een gematigde rechtsche regeering te aanvaarden. Haar tariefplannen joegen ze echter weer weg. Hun leus is vooral dat deel van het concentratie-program, dat om vrijheid tegen regeeringsbemoeiing vraagt of met andere woorden het stopzetten der sociale wetgeving.
En haar strijd tegen het tarief is al evenzeer negatief. Wanneer dit geweerd is, keert de rust terug, en zal ongetwijfeld de ijver voor kiesrecht en staatspensioen aanmerkelijk zijn verzwakt. Handel en nijverheid hebben dan weer genoeg aan de leus: enrichissez-vous.
De coalitie, die op den schoolstrijd wil drijven moet noodzakelijk de innerlijke verschilpunten op sociaal gebied verdoezelen, dus ook het sociaal werk tot stilstand brengen.
De arbeidersbeweging gaat echter haar rustige ontwikkelingsgang. Zij deed zich reeds zich reeds bemerken in den strijd der sigarenmakers om hoogere loonen. Zij is nu weer bezig onder de typografen. Daarbij zijn, eigenlijk voor het eerst, de onderscheidingen naar het geloof geheel uitgebannen. Het succes dat daarmee behaald wordt, is sterker dan de politiek, en brengt een bewustzijn, dat zich ongetwijfeld zal openbaren in steeds wijdere kringen en op breeder terrein. Wie dit ziet kan niet gelooven in de oogenschijnlijk conservatieve richting die de politiek inslaat. Evenals uit de kringen van leger- en
| |
| |
vlootautoriteiten een directe invloed op de regeering uitgeoefend wordt, nu de problemen der landsverdediging er ernstig overwogen en doordacht worden, zoo zal er ook uit arbeiderskringen een sterke drang ontstaan, die wel niet zoo direct werkt, maar die toch ook berust op een heldere overweging van hun belangen. Noch een conservatief concentratie-kabinet, noch een reactionnaire coalitie-regeering, nòch ook een evenwicht daartusschen in een zoogenaamd zaken-kabinet is houdbaar voor een land, waar de arbeiders zich bewust worden van de noodzakelijkheid hun lot behoorlijk te verbeteren. Daarom kunnen ook uit hun kringen wendingen in de politiek gebracht worden, die de tegenwoordige politici van concentratie en coalitie niet doorzien, doch waarop de sociaal-demokraten rustig en gereed wachten.
G. Burger. |
|