De Beweging. Jaargang 8(1912)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] De verre vulkaan Door George Gonggrijp Groot en droomerig, ver en statig, Nauw ontwaakt uit den donkren nacht, Teeder rijzend en regelmatig, Teeder en droomerig, forsch en zacht, Zie ik de flanklijnen opwaarts gaan Van den verhevenen, verren vulkaan, Stil in morgens omwaasde pracht. Zilverig-blauw wordt het hemelwater; Zichtbaar wordt in het zonnig ruim Die hij laat stijgen van uit zijn krater Zegevierend, zijn macht'ge pluim: - Over de landen en zeeën strijkt hij, Tot aan de randen der aarde reikt hij, Volgend der hemelsche winden luim. Van uit des dageraads gouden mijnen Gloeit en glinstert het zonlicht aan; Bronzen ruggen en donkre ravijnen Zijn in den wand van den berg ontstaan. Het daagt: in wisslende, rijke schijn Van gouden rug en van blauw ravijn Staat en fonkelt de verre vulkaan. [pagina 207] [p. 207] Aleer uit de deining der oceanen De landen rezen, verhief alree Zich deze en groette zijn broeder-vulkanen Te Oost en West over ruimte der zee: Hij wenkte hen met zijn rook-gedachten En groette hen met zijn vuur in de nachten En leefde hun heimelijk leven mee. Hij heeft gezien dat de zee zich bouwde Koraalgebergten te Zuid en Noord; Hij heeft gezien de geboort der wouden, De duizendjarige woud-geboort; Hij heeft gezien het ontstaan van boom, Van wolk en nevel en bron en stroom, Hij heeft den zang der schepping gehoord. Hij heeft gezien de verheven Goden, Hij heeft den tred hunner voeten gevoeld. Hij heeft den laatsten van hen geboden De plaats der stilte en het hooge gestoelt Voor sombre godlijke mijmeringen Toen ook hun leven met schemeringen Van dood en einde alree was omwoeld. Hij heeft gezien hoe der menschen rijken Machtig waren en gingen voorbij; Hij zag hoe de heerschers moesten wijken Voor nieuwer heerschers geweldenarij, En laat over tijden en dingen gaan De wolkende rook van zijn hooge vaan Als teeken van hoogere heerschappij. Want hij die langzaam de zeeën vulde, De vlakte bouwde en bestroomen doet, Die duizend eeuwen het leven duldde [pagina 208] [p. 208] Van plant en dier en mensch aan zijn voet, - Hij kan de dagen maken tot nachten, Hij kan de landen met vuur bevrachten En alle leven verdelgen met gloed. Maar thans, in vredige morgenstonde, Is zijn rook, die wentelend opwaarts streeft, En dan, door den hemelwind lang ontwonden, Over de landen en zeeën zweeft, Voor mij, in 't heilige morgenuur, Sein en symbool van het eeuwig vuur Dat in alle dingen der aarde leeft. Vorige Volgende