De Beweging. Jaargang 8(1912)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 204] [p. 204] Ballade aan de maan Door Th. van Ameide Wij zijn te zamen maar alleen, mijn bleeke liefde, en over tijden en ruimten gaat mijn mijmring heen met u door leege luchten glijden; daar kan geen tegenstand ons beiden; gij ziet mij van den hemel aan, als vroegt gij: waarom al dit lijden? ....Zwijg stil, zwijg stil, mevrouw de maan. Ik ben maar liefst met u getweên, gij zijt althans niet van de blijden, gij kunt begrijpen, dat ik ween, wen gij uw teêren glans gaat breiden en droomen weeft om dorre heiden, een parel toovert in een traan.... Gij zoudt mij willen leeds bevrijden? ....Zwijg stil, zwijg stil, mevrouw de maan. Hoe dikwijls, ach, hoe dikwijls scheen mijn wezen ook, van de aard gescheiden, niets, niets te blijven dan alleen een oog dat schouwde, een oog dat - schreide.... [pagina 205] [p. 205] Mijn arm verlangen, dat bij zijden verheven machteloos blijft staan, heet gij vergeten, heet gij mijden? ....Zwijg stil, zwijg stil, mevrouw de maan. Ook gij....toch moet ik U benijden: gij drijft, een glimlach, rond uw baan.... Begeer ik ook zoo stil te weiden? ....Zwijg stil, zwijg stil, mevrouw de maan. Vorige Volgende