De Beweging. Jaargang 8
(1912)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 123]
| |
In Russische gevangenissen
| |
[pagina 124]
| |
en liegt voor het buitenland; de haar onderdanige dagbladen liegen, de ministers liegen. Zij en haar acolyten liegen met voorbedachten rade, met berekening en met “Unverfrorenheit”.’ Persoonlijk is mijne ervaring precies dezelfde. Het is de eigen schuld van de Russische Regeering, dat geen redelijk mensch haar officieele Notices en Démentis meer gelooft. Een Russisch regeeringsambtenaar heeft mij niet eens, maar herhaalde malen op eerewoord beloofd, dat niemand direct noch indirect zou worden geraakt voor iets, dat hij mij heeft medegedeeld. Diezelfde hoofdambtenaar heeft eenen gevangene bedreigd met zware straf, indien ik probeerde de publieke opinie in Europa tegen de Russische Regeering op te zetten. Waarschijnlijk zal hij dit laatste zoo noodig weer heeten liegen op hetzelfde eerewoord van zoo-even. De regeerings-ambtenaren zijn persoonlijk zeer welwillend geweest en binnen de mate van mijn vermogens mocht ik voor de gevangenen iets liefs doen, wanneer ik dat wenschte. Toch is het niet de meest gewenschte verhouding: een ambtenaar, wien is opgedragen u te bedriegen en een tolk, die u tevens bespionneert. Dat er in Rusland duizenden en duizenden politieke gevangenen zijn, dat de katorga een zeer wreede straf is en de steeds daarop volgende verbanning naar Siberië een langzame dood, dat is niet de schuld van de gevangenis-administratie, maar van het geheele Regeeringsbeleid. Is de schuld daarom kleiner? Het officieele Notice bevat behalve gegevens over Rusland, ter vergelijking gegevens over buitenlandsche penitentiaire systemen. Ik wil de juistheid daarvan in het midden laten. Slechts dit: in 1898 is het Engelsche strafstelsel aanmerkelijk verzacht; ik schreef daarover in No. 9323 van het Weekblad van het Recht. De Russische Regeering vergelijkt den tegenwoordigen toestand in Rusland met dien in Engeland onder de oude wet. Haar Démenti officiel (4-5) vermeldt in 1910 dat Mr. Wyndt, die Siberië en Sakhaline in 1890-1894 bezocht, zou hebben verklaard liever dwangarbeid te ondergaan in Siberië dan in Engeland. Maar nogmaals: in Engeland is in 1898 de dwangarbeid geheel verzacht. Bovendien: in Engeland is het systeem | |
[pagina 125]
| |
dan ook in werkelijkheid precies zooals het in de wet staat. In Rusland daarentegen heerscht de meest mogelijke willekeur. De groote moeilijkheid is het buitengewone aantal gevangenen in verband met de revolutionnaire beweging sinds 1905 en 1906. Alle gevangenissen zijn geheel en al vol. In 1905 waren in Rusland 90 000 gevangenen, in 1906 reeds 111 000. In 1907 steeg het aantal tot 138 000 en in 1909 boven 170 000. Eene groote sterfte in de gevangenissen is het gevolg hiervan. De cijfers van P. Kropotkine in: ‘La terreur en Russie’ zijn volgens alle Russen, die ik daarnaar vroeg, in het algemeen juist. Met hare beschuldigers is de Russische Regeering spoedig klaar: ‘Leur but est de noircir, à tout prix, le gouvernement russe devant l'opinion publique en Europe’ (Notice blz. 5.) Of:....‘et que toutes ces accusations ne sont que des insinuations mensongères à dessein, ou dues à la crédulité et à l'ignorance de ceux qui s'étaient posés en accusateurs’. (Notice blz. 5.) Maar 't is niet waar: George Kennan was toen hij op reis ging een vriend van de Russische Regeering. Maar het onrecht veranderde hem zooals het vuur koud water in heet water verkeert. En ik zelf: mijne verhouding tot de socialistische partij in Holland was sinds meer dan acht jaren eene van openlijke vijandschap. Ik heb nog nooit op een socialist gestemd. Maar de Russische regeering heeft gezorgd, dat ik voortaan altijd op een socialist zal stemmen. Iedere socialistische stem is een deeltje, hoe klein dan ook, van de bevrijding der Russische politieke gevangenen. Ik geef gaarne toe, dat de Russische Regeering vreemde bezoekers in de gevangenissen toelaat: ‘Le gouvernement russe n'a jamais fait un mystère de ce qui se passe dans les prisons de l'empire, et il veut bien en ouvrir largement les portes aux représentants de la science et de la presse étrangère qui exprimeraient le désir de voir leur organisation et de faire connaissance avec le régime qui y est établi. Il n'est pas rare, d'ailleurs, de voir les étrangers visiter les prisons russes: les mentions qu'ils en donnent, et il est permis de citer parmi eux des personnes de haute compétence, sont en tous points favorables’ (Démenti 26. Notice 6.) | |
[pagina 126]
| |
Dit ziet er zeer kloek en eerlijk uit. Ik zal de Russische Regeering verlof vragen nogmaals de Russische gevangenissen te mogen bezoeken en vertrouw, dat het antwoord dan even kloek en eerlijk zal zijn. De Russische Regeering citeert (Notice blz. 6, Démenti blz. 26.) een gunstig oordeel van den Amerikaanschen rechtsgeleerde Dr. S. Barrows, en van den vroegeren afgevaardigde Obninsky (Démenti blz. 10.), die drie maanden gevangen is geweest wegens het medeteekenen van de ‘verklaring van Wyborg’. Maar Dr. Barrows had toen hij zijne verklaring gaf, volgens zijn eigen woorden, niet anders gezien dan twee gevangenissen in St.-Petersburg, dezelfde twee, die ik ook heb gezien en die men blijkbaar altijd aan vreemdelingen laat zien. Ik heb in Petersburg, Moscou en Riga ongeveer tien gevangenissen gezien en met eene enkele uitzondering kan ik verklaren, dat de gebouwen er goed waren, sommigen zelfs zeer goed. Maar in de kleine steden van Rusland en Siberië, waar nooit een vreemdeling komt zijn, volgens getuigenissen van talrijke gevangenen, gevangenissen waar de gezondheidstoestand boven alle beschrijving slecht is. Of daar ook de deuren wijd open staan voor wetenschappelijke werkers en dagbladschrijvers? Ik wil overigens de Russische Regeering de volle maat van gerechtigheid geven: in twee Peterburgsche gevangenissen vond ik in het vreemdelingenboek een gunstig oordeel van prof. Reiss den bekenden Hoogleeraar uit Lausanne. Voorts van den Heer Van der Vlugt, theologisch candidaat te Leiden, luidende als volgt: ‘“De Bastille te Parijs is verwoest, maar in Rusland is nog steeds iedere gevangenis eene Bastille.” Zietdaar het algemeene oordeel in Holland over Russische gevangenissen. Na deze gevangenis te hebben gezien, durf ik te verklaren, dat dit oordeel onjuist is. Als Leidsch correspondent van het Utrechtsch Dagblad zal ik zorg dragen, dat de Waarheid, die altijd op den duur zegeviert, in Holland bekend worde.’ Ik weet niet of de Heer Van der Vlugt als Leidsch correspondent van het Utrechtsch Dagblad zijn woord tegenover de Russische Regeering heeft gehouden. Ik het mijn woord gegeven aan de Regeering en aan de gevangenen, dat ik eerlijk zou zijn, zonder bewuste overdrijving naar een van beide kanten. | |
[pagina 127]
| |
En zoo waarlijk moge God Almachtig mij helpen, als in de Russische gevangenissen honderden administratieve gevangenen zijn zonder eenig rechtsgeding. En duizenden stelselmatig worden gemarteld en mishandeld, dat de dood volgt. Er zijn uitzonderingen. De Russische Regeering noemt Morozoff, wiens lichamelijke en geestelijke vermogens door eene langjarige gevangenschap zóó weinig hebben geleden, dat hij na zijn ontslag populaire voordrachten over sterrenkunde hield. (Notice blz. 16.) Ik noem Morozoff hier ook, omdat ik in Rusland hoorde, dat hij of reeds weer gevangen genomen was, of gevangen genomen zou worden. Blijkbaar hebben de moreele vermogens van Morozoff geheel niet geleden. Het mag waar zijn, wat de Regeering zegt (Notice blz. 7.) dat de materieele toestand van een Russische gevangene, wat woning, voeding en kleeding betreft, niet minder is dan die van een boer of van eenen arbeider. De welstand van de Russische boeren en arbeiders is niet groot. Het is niet de materieele toestand waarover de gevangenen klagen, maar vooral de onmenschelijke mishandeling en het voortdurend stelselmatig plegen van onrecht. De politieke gevangenen gevoelen zich het meest en terecht; daarom lijden zij het zeerst. Bovendien: dit was al zoo in den tijd van George Kennan: wie vriendelijk en voorkomend is voor de politieke gevangenen wordt van sympathie met hunne ideeën verdacht. Hij wordt ontslagen of tenminste niet bevorderd. Daarentegen: de gewone verdediging van eenen bewaarder, die een politieke gevangene heeft mishandeld is deze: ‘Ik kon mijn haat tegen de vijanden van den Keizer niet bedwingen’. Dikwijls zijn de bewaarders dronken, of beweren, dat zij door de politieke gevangenen zijn aangevallen. Een bron van bitter onrecht zijn de lage salarissen van de gevangenis-ambtenaren. (Notice 26-29.) De Regeering zelf noemt deze salarissen zéér onvoldoende vergeleken met de salarissen van andere Russische ambtenaren en van gevangenbewaarders in andere landen. Salarissen boven 1000 Rb. zijn zeer zeldzaam. Gemiddeld kost iedere gevangenbewaarder het Rijk jaarlijks 390 Rb., waarbij berekend zijn voeding, uitrusting en bewapening. Meer dan de helft van de bewaarders ontvangt in geld | |
[pagina 128]
| |
minder dan 20 Rb. per maand. Een derde niet meer dan 15 Rb. Het beroep is volkomen geminacht. Men vraagt, hoe de Regeering dan toch aan een voldoend aantal gevangenbewaarders komt? De officieele waarheid (Notice 27.) is deze, dat men gaarne gevangenbewaarder wordt wegens bijzondere voordeelen aan die betrekking verbonden. Deze zijn: pensioen na 25 jaar; onderscheidingsteekenen en medailles na zooveel jaar onberispelijke dienst; verhooging van salaris na 5, 10 en 15 jaar; vrijstelling van de verplichting om in geval van legermobilisatie als reservist op te komen. Naast deze officieele waarheid bestaat de werkelijke, dat de gevangenis-ambtenaren van hoog tot laag de gevangenen, en vooral de politieke en hunne familie op schaamtelooze en schandelijke wijze afpersen. Bijvoorbeeld: onrustige elementen worden dikwijls overgeplaatst; aanleggers van hongerstakingen enz. De commandanten van de gevangenissen regelen in de practijk die overplaatsing. Onder bedreiging met overplaatsing naar eene ver afgelegen gevangenis of naar eene als ongezond of wreed bekend staande gevangenis worden de families van gevangenen doorloopend afgeperst. Ik heb eenen politieken gevangene gesproken wiens vader men op deze wijze in de loop der jaren heeft geruïneerd. Hij had twee zoons in de gevangenis. Een stierf. De ander is ten slotte toch overgeplaatst naar eene gevangenis vijf dagen en nachten reizens met den trein. Voor deze afperserij hebben de gevangenis-commandanten meestal tusschenpersonen. Gevangenisartsen laten zich betalen voor attesten, dat de gevangene beter voedsel behoeft, of niet de boeien dragen kan. Gevangenbewaarders kwellen en straffen de gevangenen wier familie hun geen geld geeft, of dragen deze gevangenen het meest-vuile werk op, als het wegruimen van faecaliën waar men nog geen rioolstelsel heeft. De Russische Regeering weet dit alles zéér wel, maar laat dezen toestand voortduren, omdat zij anders de salarissen zou moeten verhoogen. Een andere bron van inkomsten voor de gevangenbewaarders is deze. Een deel van de opbrengst van hun werk wordt voor de gevangenen op een boek ingeschreven. De naaste bloedverwanten mogen tot een bepaald bedrag laten inschrijven. voor | |
[pagina 129]
| |
gevangenen, die niet werken kunnen. Voor dit geld mogen de gevangenen één of tweemaal per maand bepaalde levensmiddelen. koopen. Dat is niet overal hetzelfde geregeld. In St.-Petersburg heeft de gevangenis-administratie zelf een winkel met vaste lage prijzen. In Moscou koopen de bewaarders in gewone winkels voor de gevangenen. In Riga heeft men vaste contracten met kooplieden tot lagen prijs. Tenminste als de regeeringsambtenaren mij niet opzettelijk onjuist hebben ingelicht. Dit gebeurt met studeerende vreemdelingen meermalen. Publiceeren ze dan te goeder trouw onjuiste inlichtingen hun door ambtenaren verstrekt, dan is de Regeering erbij met een Démenti officiel, teneinde ook aan de juiste inlichtingen hunne waarde te ontnemen. Men heeft mij in St.-Petersburg eene lange lijst gegeven van wat een gevangene in de kantine al zoo koopen kan. Dat is heel fraai, behalve dat de bewaarders het meeste krijgen, of van het geld of van de gekochte waren. Aan deze dingen komt geen einde zoolang de salarissen van de bewaarders zoo laag zijn en de gevangenisambtenaren geen trots genoeg hebben om niet te stelen en af te persen. Wie meent, dat ik overdreven heb, leze wat Ignotus schrijft in zijn boek: ‘Russische toestanden’ over de corruptie van de bureaucratie. Of ga zelf naar Rusland. Het is niet mijne bedoeling eene nauwkeurige beschrijving te geven van het strafstelsel in Rusland. Men kan deze vinden in het Notice blz. 8 en volgende. Er zijn niet minder dan vijf vrijheidsstraffen: hechtenis, gevangenis, vestingstraf, en twee soorten katorga, dwangarbeid. Vestingstraf wordt niet in eene vesting ondergaan, maar in eene cel onder bijzondere voorwaarden. Het is eene straf vooral voor geringe politieke delicten b.v. met betrekking tot de drukpers. De meeste politieke gevangenen zijn bestraft ex §§ 99-102 met katorga, dikwijls levenslang. Iedere niet-levenslange katorgastraf wordt gevolgd door verbanning naar Siberië met aanwijzing eener bepaalde woonplaats. De toestand van deze bannelingen is onbeschrijflijk ellendig. De inlandsche bevolking kan hun geen loonend werk geven en Europeanen zijn er niet. De aanwijzing van eene woonplaats in Siberië is volkomen willekeurig en oorzaak van allerlei afpersing en onrecht. Oorspronkelijk werd de katorga- | |
[pagina 130]
| |
straf zelve ook in Siberië ondergaan. Maar alle tuchthuizen daar zijn vol. Vandaar dat men in de gewone Russische gevangenissen talrijke veroordeelden tot katorga vindt. De veroordeelden tot lange katorga-straffen dragen gedurende de eerste jaren van hunnen straftijd ijzeren kettingen aan de voeten en buiten de werkuren ook aan de handen. Dit is geene straf, die een beschaafde Regeering gebruikt voor politieke tegenstanders, ook al zouden de politieken niet voortdurend getart en mishandeld worden. Het aantal veroordeelden tot katorga was in Januari 1906, 1907, 1908, 1909 en 1910 respectievelijk in ronde getallen 5 700; 7 700; 12 600; 21 000 en 28 000. (Notice blz. 10.) Dit zijn officieele cijfers. Van de 28 000 veroordeelden tot katorga zijn stellig 25 000 politieken. Ook zonder eenige mishandeling beteekent de katorga met de bijbehoorende verbanning voor hen een langzame, zware dood. Het aantal politieke veroordeelden stijgt bij den dag. Ik behoef niet te zeggen, dat juist de politieken dubbel lijden. Hunne behoeften aan geestelijke ontwikkeling worden niet bevredigd. Hun rechtmatige trots en zelfbewustzijn worden zonder ophouden stelselmatig gekwetst. Het eenige waar zij op hopen is een politieke keer. Op gratie behoeven zij niet te rekenen. Het volgend jaar bestaat de dynastie van de Romanofs driehonderd jaar en zal aan velen gratie worden verleend. Het voornemen van de Regeering is politieke gevangenen daarvan uit te sluiten. Briefwisseling is in het algemeen slechts toegelaten met echtgenooten en zeer nabije bloedverwanten. Een brief per maand. Praktisch beteekent de briefwisseling niet veel, daar het verboden is over het leven in de gevangenis te schrijven, te klagen, mededeelingen te doen bestemd voor derden met wie briefwisseling niet is toegestaan. De ontvangen brieven worden voortdurend gehavend of vernietigd. Bezoek wordt in het algemeen toegestaan eens per maand, gedurende een kwartier, van één persoon te gelijk, behoorend tot de naaste bloedverwanten. De gevangene en de bezoeker staan beide achter tralies, met een gang ertusschen, waarin een bewaarder. Er zijn geen kleine bezoekkamers, maar groote met talrijke bezoekers te gelijk. Wij liepen zulk eene kamer door: het was een onbeschrijfelijk lawaai. Vele politieke gevangenen | |
[pagina 131]
| |
weten, dat zij te zenuwachtig zijn om onder zulke omstandigheden bezoek te ontvangen en zien er geheel van af. De Russische Regeering (Notice blz. 15.) vergelijkt het aantal bezoeken, dat de veroordeelden tot katorga krijgen met in Engeland de gestraften met penal servitude. Het notice dateert van 1910, maar geeft de Engelsche cijfers van voor de verzachting van 1898. Bovendien: het bezoekrecht van vele Russische gevangenen is door de groote afstanden eenvoudig illusoir. De administratie plaatst de gevangenen stelselmatig ver van hunne woonplaats, naar het heet om hulp bij de ontvluchting te keeren. Ik heb Armeniërs gezien te St.-Petersburg; Groeziërs uit de Kaukasus zijn in groot aantal te Sarátof en te Riga. Zij krijgen nooit of bijna nooit bezoek. Zij worden ziek en sterven door het andere klimaat. Bovendien: als de Armeniërs of Groeziërs of Polen, Letten, Finnen niet op een Russisch gymnasium of dergelijke school zijn geweest, verstaan zij geen Russisch. De gevangenbewaarders in eigenlijk Rusland verstaan alleen Russisch. Het gevolg hiervan is misverstand, twist, mishandeling. De Groezische gevangenen in Sarátof zijn door zulke misverstanden voortdurend gestraft en mishandeld. Dit is mij verteld door den commandant van de Centrale gevangenis te Riga, die in Sarátof was geweest en er weder heen zou gaan. Een aantal Groeziërs is overgeplaatst naar Riga, omdat zij bijna allen tuberculose hebben en de gevangenis-ambtenaren beweren, dat Riga een bijzonder goed klimaat heeft. Tegenover deze bewering stel ik het feit, dat van vijftien Groeziërs, die eenige maanden geleden te Riga uit Sarátof aankwamen, er reeds drie zijn overleden. Anderen zijn ziek: tuberculose en scorbut, beide ziekten, die wijzen op onvoldoende hygiënische verhoudingen. De Groeziërs hebben meer dan de echt-Russische gevangenen te lijden van de ruwheid van het mindere gevangenispersoneel. Zij zijn statige, trotsche mannen, wier aard geen onrecht of vernedering verdraagt. De meeste zijn veroordeeld wegens deelneming aan revolutionnaire woelingen in 1905 en 1906 in Batoem en omgeving. Sven Hedin, de Zweedsche reiziger heeft daarover geschreven in zijn boek: ‘Over land naar Indië’. Een groot aantal gevangen Groeziërs is sinds 1906 gestorven. In Riga sprak ik eenen Groezischen gevangene tweemaal. Hij | |
[pagina 132]
| |
was mij genoemd als een gevangene uit Sarátof overgeplaatst. De eerste maal sprak ik met hem alleen in de Fransche taal gedurende eenen langen tijd. De tweede maal korter in het kabinet van den gevangeniscommandant, in het Russisch met een tolk. Een tweede maal eenen gevangene alleen te spreken is altijd zeer moeilijk, omdat de gevangenisambtenaren dan dubbel vreezen voor het overbrengen van brieven en berichten. Om diezelfde reden wordt men minder gemakkelijk alleen gelaten met eenen politieken gevangenen naar wien men bijzonder vraagt, dan met eenen, met wien men in de gevangenis toevallig in aanraking komt. Onze Groezische kameraad, heet Paul Sakwarelidzé en verdervoort schrijf ik weder meer over hem. Wanneer men in Russische gevangenissen vele overgeplaatste gevangenen ontmoet kan men zeker zijn van moeilijkheden kort te voren. Ontmoet men vele overgeplaatste ambtenaren dan wijst dat op eene kort te voren plaats gehad hebbende revisie. In Riga ontmoette ik beide. Er waren daar talrijke gevangenen uit het beruchte Sarátof. In Moscou vele uit het zoo mogelijk nog meer beruchte Orel. De adjunct-inspecteur te Riga was slechts korten tijd daar in functie. De commandant van de Centrale gevangenis eveneens. In Orel en Sarátof zijn de gevangenen door voortdurende kwellingen en mishandelingen in opstand gebracht. Er is streng gestraft en velen zijn overgeplaatst. In de centrale gevangenis te Moscou is de toestand tegenwoordig goed. Maar verleden jaar werd op bevel van den ambtenaar Droujinine bijna iederen dag een van de politieke gevangenen tot bloedens en stervens toe geranseld. In Riga werd tot verleden jaar voortdurend geranseld. De gevangenen organiseerden eene hongerstaking, die een onderzoek uit St. Petersburg ten gevolge had. Twintig hunner werden overgeplaatst, evenals een aantal ambtenaren. De toestand is nu beter. Maar niet één van de gevangenen acht de verbetering blijvend, omdat de ambtenaren, die wreedheden hebben gepleegd, niet streng bestraft worden en ontslagen, maar eenvoudig overgeplaatst, dikwijs alleen om voor het oog van de wereld iets te doen. Een van de politieke gevangenen zeide met een matte lach: ‘Kameraad, we zijn nu in een stilte tusschen twee stormen’. Joodsche gevangenen worden bijzonder slecht behandeld, zoowel | |
[pagina 133]
| |
feitelijk als wettelijk. Het officieele Notice zegt daarvan niets. Het antisemitisme behoort in de hof kringen tot de vereischte manieren; het is daar een deel van den christelijken godsdienst. Omdat de hof kringen antisemietisch zijn, zijn de ambtenaren het ook, zonder dat zij zich goed rekenschap geven van de waarde. Onder de politieke gevangenen vindt men veel Joden, want zij zijn zoowel het meest-intelligente als het meest verdrukte deel van de bevolking van Rusland. Bovendien worden zij niet door godsdienstige overwegingen weerhouden van een optreden tegen den Tsaar. Herhaaldelijk hebben Russische gevangenisambtenaren mij hun haat te kennen gegeven tegen Joden. Het leven van Joodsche gevangenen is dubbel ellendig, want niemand spaart hen en niemand luistert naar hunne klachten. De Russische Regeering vergelijkt het bezoekrecht van de Russische gevangenee met dat van de buitenlandsche. Echter: in buitenlandsche gevangenissen bestaat in 't algemeen noch wettelijk noch feitelijk godsdienstverschil. In de Centrale gevangenis te Moscou sprak ik met Joseph Minor, over wien ik verder uitvoerig schrijf, en ik vroeg: ‘Woont uwe familie te ver af voor bezoek?’ En hij: ‘Ik krijg nooit bezoek....mijn vrouw en kinderen wonen in Parijs, maar ik ben een Jood, en daarom mogen zij hier niet komen. Zij hebben geen woonrecht hier. Mijn vrouw heeft het meermalen te Petersburg gevraagd, maar 't is niet toegestaan’. De Heer Minor is wegens verspreiding van een manifest veroordeeld tot 8 jaar katorga, natuurlijk gevolgd door verbanning naar Siberië. In het algemeen mogen de echtgenooten en kinderen van bannelingen deze vrijwillig naar Siberië volgen. Het gouvernement helpt zoo noodig met het reisgeld. Vrouwen en kinderen van Joodsche ballingen mogen niet mede volgen naar Siberië, daar niet-gestrafte Joden in Siberië zich niet mogen vestigen. Het is de plicht van alle Joden te zorgen, dat tenminste in gevangenschap en ballingschap Joodsche gevangenen niet worden achtergesteld. Het Joodsche volk is een verspreid volk, dat geen vlootmacht en geen legermacht heeft. Maar het heeft geldmacht. Het is geen schande rijk te zijn. Maar schande is zijn geld gemeen te gebruiken. Iedere Joodsche bankier, die middellijk of onmiddellijk de tegenwoordige Russische regeering | |
[pagina 134]
| |
steunt met geld is een moordenaar van zijn volk. Niet meer, maar ook niet minderGa naar voetnoot1).
* * *
Tusschen de katorga en de gevangenis staat eene vrijheidsstraf, die het Notice noemt (blz. 17): ‘envoi dans les quartiers de correction’. Zij heeft zeven graden. Als gevolg brengt zij mee verlies van burgerlijke rechten. Het aantal personen, dat deze straf ondergaat steeg van 16000 in 1900 tot 27000 in 1908 uit welke stijging blijkt, dat men ook in deze categorie zeer vele politieke gevangenen vindt. Een van de groote nadeelen verbonden aan sommige vrijheidsstraffen is het stellen onder politietoezicht na verloop van den straftijd. Het zijn vooral de niet-politieke misdadigers, die daaronder lijden. In de recidivisten-gevangenis te Riga hebben verschillende gevangenen zich zeer bitter over het politietoezicht uitgelaten, dat tot recidieve drijft. De onder politietoezicht geplaatsten mogen bijvoorbeeld niet wonen in gouvernementshoofdsteden gelijk Riga. Dit is voor hen, die reeds in Riga woonden een zware straf en die het vinden van werk zeer bemoeilijkt. Over de andere vrijheidsstraffen, forteresse en hechtenis behoef ik niet uitvoerig te schrijven. Maar behalve veroordeelden en preventieven vindt men in de Russische gevangenissen duizenden administratief gevangenen. Zij zijn gevangengezet door de civiele autoriteiten: gouverneur of minister, zonder eenige rechterlijke autoriteit en zonder mededeeling van gronden. Gevonnist worden zij niet. Verdedigen | |
[pagina 135]
| |
kunnen zij zich niet. Zij kunnen onbepaalden tijd worden gevangengehouden, en eveneens administratief worden verbannen naar Siberië. Het Notice (blz. 18) geeft als hun aantal op 10% van alle gevangenen, dat is ongeveer 20 000. Hunne positie is absoluut ongeregeld. Hun aantal wordt in onrustige tijden grooter en is in dezen tijd zeer groot, veel grooter dan de Russische Regeering wenscht op te geven en waarschijnlijk niet veel lager dan de cijfers van Kropotkine in: ‘La terreur en Russie’. Het heet, dat administratieve gevangenzetting alleen mogelijk is in staat van beleg, maar niets van dit alles is geregeld bij de wet. Hier gelden allerlei Senaatsbesluiten, die niemand van te voren kent. Trouwens: er zijn drie graden van den staat van beleg en de groote steden verkeeren sinds 1905 en 1906 doorloopend in één van die stadia: Sint-Petersburg in den tweeden. De stadsbewoners zijn daaraan gewend. Talrijke Russen zoowel in als buiten de gevangenissen hebben mij verzekerd, dat de gouverneurs groote sommen trekken uit bedreigingen met administratieve gevangenzetting of verbanning. De administratieven zijn welhaast zonder uitzondering politieken. Zij bevinden zich meestal in cellen. Het is moeilijk verlof te krijgen met eenen administratieve gevangene alleen te spreken. In de Centrale gevangenis te Moscou ontmoette ik eenen gymnasiast, George Dimitrienko als administratief gevangene. Hij scheen mij niet toe een van de meestfelle onder de jongere revolutionnairen te zijn. De gevangenisambtenaren brachten mij uit eigen beweging in de cel. George sprak Fransch. Hij klaagde niet. Hij wist niet, waarvoor hij gevangene was. Er was iets in de blik van zijne blauwe oogen, dat erger was dan iedere klacht. Daarom stond ik er sterk op hem den volgenden dag nogmaals te zien, ofschoon hij geene belangrijke mededeelingen zou doen. Dien volgenden dag, eenen Zondag, sprak ik met den knaap nogmaals in het bureau van den commandant, in het bijzijn van den adjunct-inspecteur der gevangenissen in het gouvernement van Moscou, den tolk, en eenen gewapenden bewaarder. Want geen gevangene wordt ooit met eenen gevangenis-ambtenaar alleen gelaten uit vrees voor aanslagen. Alles was heel eenvoudig, maar dit bezoek is eene van de schrikkelijkste ervaringen geweest. De jongen kwam binnen, schuw, niet wetend wat hij des Zondags in het bureau | |
[pagina 136]
| |
van den commandant moest doen. Dan: het herkennen en de blijdschap. Hij was heel lief in zijn Russische bloese van zwart satijn, met een paars koord om het midden. En dan: in zijne verheugde verwarring drukte hij mij de hand en zat lachend in eene stoel, als ware hij een kameraad. Maar een gevangene mag niet zitten in het aanwezen van ambtenaren. Een snauw, de jongen was de eenige niet, die in mijn bijzijn dusdanig vernederd werd: de knaap stond recht. Hij bloosde. Toen stond ik ook op, want waar mijn dappere kameraden moeten staan, behoef ik niet te zitten. Ik gaf hem de kleine geschenken, die ik voor hem gekocht had. Ieder woord was ijdel. Den jongen vernederd te zien, deed pijn. Wij scheidden: in zijn oogen was de vage dwaling, die erger is dan eenige klacht. George, George, wat wordt er van u in de Centrale gevangenis te Moscou gemaakt? Een dwaas? Een verrader? Want wanneer de Regeering meent, dat in een bepaalde groep eenige opstand wordt voorbereid dan neemt zij administratief gevangen niet de meestverdachte, maar de minst-krachtige van de deelnemers, hopend dat die verraden zal, wanneer hij ontzenuwd is door langdurige eenzaamheid en vrees voor administratieve verbanning. Moge George bestand zijn. Het volgende lied worde hem gewijd: ‘O, Knaap in 't stijgen van uw vlucht gevangen
Als vogel en gekooid in nauw verblijf,
Hoe langt naar vrijheid uw machtloos verlangen,
Hoe kwelt angst voor wat u wacht ziel en lijf.
En toen ik kwam (gij waart zoolang alleen)
En toen mijn oogen in uw oogen blonken
Werden als gloeiend goud aan goud geklonken
Die macht noch man scheidt onze zielen één.
En hoeveel vreugd deed u mijn klein geschenk
Van zoete zomervruchten en geen dank
Heeft ooit meer dan uw lach mijn hart verheugd.
Mijn lied stikt in mijn hart als 'k aan u denk,
Muren des daags en 's nachts voor bed een plank,
Neergeslagen de vlucht van uw jeugd.
* * * | |
[pagina 137]
| |
Sinds den zomer van 1909 is in Rusland de voorwaardelijke invrijheidstelling ingevoerd. Daardoor zal de tucht in de gevangenissen gemakkelijker te handhaven zijn. Maar ook: de gevangenisambtenaren krijgen eene nieuwe gelegenheid voor afperserij. Voor de veroordeelden tot katorga-straf bestaat de voorwaardelijke invrijheidstelling niet, daardoor zijn de meeste politieke gevangenen ervan uitgesloten. Trouwens ook en vooral doordat van de politieken niet verwacht wordt, dat zij zich van politieke agitatie zullen onthouden. De gevangenen worden tot voorwaardelijke invrijheidsstelling voorgedragen door de gevan-genis-ambtenaren. De eindbeslissing is bij den rechter. Drievierden van den straftijd moet zijn ondergaan, en tevens zes maanden. Deze termijn is in Holland drie jaar (Sr. 15.). Gedurende den overigen straftijd staat de voorwaardelijk in vrijheid gestelde onder toezicht van patronage-comités of van de autoriteiten. De redenen van herroeping zijn talrijk en vaag geformuleerd (Notice 19 sub 6.) Dat wordt weer willekeur en afpersing. In geval van herroeping telt de tusschentijd niet mede. Door den genoemden korteren tijd van zes maanden is de gelegenheid tot voorwaardelijke invrijheidstelling relatief groot en de gelegenheid wordt gebruikt: Gedurende het eerste halfjaar na de invoering werden 6000 personen voorwaardelijk in vrijheid gesteld.
* * *
De gevangenisgebouwen in de groote steden zijn, voor zooverre ik oordeelen kan, goed en gelijken niets op de helsche holen, die George Kennan in Siberië heeft gezien. In de kleine steden van Rusland en in Siberië zijn de gebouwen veel minder goed, dikwijls zeer slecht. En alle gevangenissen zijn overvuld. Ik geef de officieele cijfers van de Regeering, maar vestig wel de aandacht op de cijfers van Kropotkine in ‘La terreur en Russie’. De Regeering geeft een verschil aan van ruim 30% tusschen het aantal plaatsen en het aantal veroordeelden. Het gevolg is een onvoldoende sanitaire toestand. Van eigenlijk celsysteem is in Rusland geen sprake. Er zijn wel celgevange- | |
[pagina 138]
| |
nissen in Petersburg en Moscou voor ongeveer duizend gevangenen ieder, maar in 't geheel is er in de cellen plaats voor slechts 8% van alle gevangenen. De cellen worden ingenomen door administratieven, preventieven in ernstige gevallen, lastige elementen, zeer bekende politieken en verklikkers, verraders, wier waarde door de andere gevangenen is ontdekt en die op deze wijze aan haat en wraak worden onttrokken. Dikwijls zijn er in de cellen twee gevangenen. In Engeland is dat verboden: óf een óf drie. De gevangenen, die niet in de cellen verblijven, zijn gehuisvest in groote zalen, volkomen kaal en vreugdeloos, maar voldoende geventileerd. Zij werken in andere lokalen. Soms zag ik een cel, waarin touwachtig goed geweven werd. Het vertrekje was vol van grauw en scherp pluis. De gevangene moest daar ook slapen wegens gebrek aan ruimte. De cijfers, die Kropotkine geeft, zijn boven alle verbeelding verschrikkelijk. Toch houd ik hen in hoofdzaak voor waar, omdat Kropotkine geen feit geeft zonder bronvermelding. Ik houd mijne belofte aan de Russische Regeering gegeven en vermeld uitvoerig haar Notice en Dementi, maar raad tevens ieder aan de lezing van: ‘La terreur en Russie’. In de gevangenissen, die ik bezocht, een tiental te Petersburg, Moscou en Riga, heerschte nergens bedompte lucht. In een van de gevangenissen te St.-Petersburg had iedere cel eene doorloopende spoelinrichting. Ik trok er vele af: niet één weigerde. Een enkele was vuilgelaten door den gevangene zelf. In andere gevangenissen is het onmisbare voorwerp bedekt met eene afsluiting, die afvoer naar buiten heeft. In andere gevangenissen is in de cel zelve geheel geene gelegenheid, maar zijn zeer goede gelegenheden buiten de cel. Echter: vele gevangenen zeiden mij, dat het niet raadzaam is dikwijls verlof te vragen de cel te mogen verlaten, vooral niet des nachts. Zieke gevangenen, vooral met nog niet vastgestelde typhus, zijn dikwijls gekomen in eenen toestand van diepe vernedering. Mijn arme, beste kameraden: er zijn zooveel zieken. Over de gevangenissen in kleine steden en dorpen heb ik geen eigen oordeel. Aangezien echter alle gevangenissen in geheel Rusland wijd open staan voor vreemde rechtsgeleerden en dagbladschrijvers (Notice blz. 6; Dementi: 26.) zal de Russische | |
[pagina 139]
| |
Regeering mij niet weigeren het volgend jaar gevangenissen in kleinere steden van Siberië te bezoeken.
* * *
Over de voeding van de gevangenen heb ik weinig eigen oordeel. Zij is niet bij de wet of bij reglement vastgesteld maar wisselt ongeveer met iedere gevangenis. Een van de oorzaken daarvan is de decentralisatie van het gevangeniswezen: Staat, Gouvernement en de groote invloed van plaatselijke comités, half-officieel, half particulier (Notice 36.). In alle gevangenissen laat men de bezoekers van het zwarte brood eten. Dat is waardelooze ijdelheid. Op den duur is het zwarte brood niet te verteren, vooral niet voor personen, die vroeger in steden en in zekeren welstand hebben geleefd. De artsen kunnen beter brood geven, maar mede met het oog op de geldmiddelen doen ze dat weinig en zeker niet veel aan de politieken, want dat zou hen verdacht maken. Het middageten is niet goed en dikwijls bedorven. De kwaliteit van de voedingsmiddelen is reeds bij aankoop vaak onvoldoende. Wees in Russische gevangenissen voorzichtig: men heeft mij eenmaal als gewone gevangeniskost het bijzonder betaalde voedsel van preventieven gegeven. Wie over het eten oordeelen wil moet op etenstijd onverwacht eene cel binnengaan van een gewonen gevangene. Wat het Notice zegt over bijzondere rechten van politieken ten aanzien van betere voeding geldt alleen voor de lichtere vormen van vrijheidstraf. Politieken, die katorga ondergaan, hebben geen enkele bijzondere positie, evenmin als zij, die in de quartiers de correction zijn (Notice 34-35.). De gevangenen kunnen tamelijk veel uit de kantine of stadswinkels laten komen: voor 10 kop. = 12½ cts per dag. Maar niet dagelijks: een of tweemaal per maand. Vele gevangenen achten dit eer een nadeel dan een voordeel, want deze bevoegdheid is voor de administratie een vermindering van de drang zelf voor goed voedsel te zorgen. De gevangenen, die geen eigen geld hebben, hongeren. De naaste bloedverwanten mogen geld zenden, maar alleen als de gevangene niet werken kan, en daarvoor mag slechts eens of tweemaal per maand worden gekocht naar een ver- | |
[pagina 140]
| |
houding van 10 kop. per dag. Een uniforme voedingslijst voor alle gevangenissen is in bewerking (Notice 36-37.).
* * *
Ik kom thans tot een van de somberste gedeelten: de toestand van de zieken in de gevangenissen. Het aantal zieken is hartbrekend groot, veel grooter dan de Regeering opgeeft. (Démenti 13-14 en Notice 38). Ik heb zalen en zalen vol lijders aan tuberculose gezien, waaronder een zéér groot gedeelte politieken. Zalen en zalen met zenuwlijders en geheel krankzinnigen. Ook daaronder zeer vele politieken. Ik heb dat met zorg onderzocht. Op de zalen met bijzondere ziekten, die afzonderlijk verpleegd worden, heb ik bij mijn weten geene politieken gezien. Ofschoon men geen mensch zal verachten omdat hij eene bijzondere ziekte heeft meen ik, dat dit feit toch vermelding verdient tegenover de poging van de Regeering om het te doen voorkomen alsof een politieke gevangene gemiddeld niet een ander gedachte- en gevoelsleven heeft dan een gewone gevangene. (Démenti 26). Zeer veel vindt men scorbut en in de gevangenis te Riga was hevig dysenterie. De ambtenaren verzochten mij niet vruchten aan gevangenen te geven, maar liever wat anders, want er was veel dysenterie. Bij betere sanitaire verhoudingen zouden dysenterie en scorbut niet voorkomen. Slechts weinige gevangenissen in groote steden hebben eigen ziekeninrichtingen. Uit andere gevangenissen moeten de zieken naar particuliere ziekenhuizen worden vervoerd. (Notice 37). Dat is louter theorie. Ik heb inlichtingen van gevangenen, gevangenisartsen en artsen buiten de gevangenis. Zij allen verzekerden mij, dat in de praktijk zieken zelden of nooit naar particuliere ziekenhuizen worden vervoerd. Eene uitzondering maken de besmettelijke zieken wegens gevaar voor besmetting. Maar dit vervoer heeft op zulk eene slechte wijze plaats, dat het gelijk staat met den dood. De Regeering noemt de cijfers van Kropotkine: ‘hyperboliques’ (Démenti 15), maar Kropotkine geeft voor ieder van zijn cijfers de Russische dagbladen en tijdschriften op, waaraan hij heeft ontleend. Ik kan alleen | |
[pagina 141]
| |
beslist oordeelen over wat ik zelf heb gezien. De hospitaalgebouwen zijn niet slecht. In Sint-Petersburg is een nieuw gevangenishospitaal in aanbouw, waarvan de vertrekken geen somberen indruk maakten. In sommige gevangenissen heeft men een kabinet voor eenen tandarts, uitgaande van de meening, dat goede verzorging van de tanden, langdurige maagen ingewandziekten kan voorkomen. Philantropische economie. Maar overigens. De aanteekeningen van mijn tochten door de gevangenishospitalen zijn niet talrijk, de herinneringen schrikkelijk. Met een boekje en een potood aan het bed van zieke en stervende gevangenen te staan: ik heb het niet gekund. Sommige aanteekeningen zijn onleesbaar, omdat ik niet duidelijk schrijven kon. Maar de scherpe, stellige herinnering. Geen verplegers. Gezegd werd: er zijn bewaarders genoeg, die ervaring hebben gekregen van ziekenverpleging. Het is niet waar. De groote en kleine zalen van de hospitalen zijn allen afgesloten. Ze werden voor ons opengemaakt. Ik herinner mij niet in ééne zaal een verpleger of bewaarder te hebben gezien. Men zegt: ze kunnen bellen. Het is niet waar. Ten eerste durven ze niet te bellen, want er zijn veel te weinig bewaarders en de zieken, vooral de chronische, krijgen schoppen, stompen en slagen als ze te lastig zijn. Ten tweede kunnen bedlegerigen en stervenden niet bellen. O, de zalen met lijders aan tuberculose, zaal achter zaal. Die nog niet bedlegerig waren stonden voor ons in 't gelid. De zieken zijn gescheiden naar het stadium, daarom was iedere zaal schrikkelijker dan iedere voorgaande. In één gevangenis te Moscou zag ik een geheele zaal doodzieken en stervenden. Naast een van de bedden stond een bak menschenbloed als ware het beestenbloed en het daarbij behoorende mensch was stervende. De ambtenaren zeggen, dat de doktoren de bevocgdheid hebben zieke veroordeelden tot katorga van de ketenen te ontlasten. Ik heb tallooze tuberculoselijders met ketenen gezien, zelfs op hun ziekbed, zelfs zwaar zieken. Wie niet zeer ziek was moest opstaan wanneer wij binnenkwamen. Daarom óók is het moeilijk door gevangenishospitalen te gaan. En zalen vol zenuwzieken en zalen vol bijzondere zieken, maar onder de laatsten geen politieken. De chirurgische afdeelingen zijn overvol. De werktijd is te lang: twaalf uur per dag voor de | |
[pagina 142]
| |
katorgisten met één uur daartusschen; het gevangenisleven ontzenuwt de aandacht, vandaar de vele verwondingen, infecties en operaties. Ook in de chirurgische afdeelingen talrijke zieken met kettingen. In den beginne vroeg ik sommige zieken naar hunne leeftijd en zette in mijn aanteekeningen hoe oud zij geleken. Maar het is niet doenlijk aanteekeningen te maken. Het kwetst de zieken. Ik vind in mijne aanteekeningen dit: T! 26:50. k. En dat beteekent, dat ik eenen zieke met tuberculose in ernstigen graad gezien heb met kettingen, die 26 jaar was en minstens 50 jaar geleek. De temperatuur in de gevangenishospitalen was tusschen 22 en 26 graden Reaumur, dat is 70 tot 80 graden Fahrenheit. In verschillende zalen was geen drinkwater, noch iemand om het te brengen. Het beddegoed was dikwijls vuil en onvoldoende. De strookussens met gaten en langzaam aan leeg geworden van het liggen. Niet eens, maar meermalen is het voorgekomen, dat gevangenisambtenaren zelve daarover hun afkeuring uitspraken en beloofden nieuw beddegoed te laten geven. Dat is de lichtzijde van deze treurige bezoeken, al vergeet ik niet, dat eene belofte nog geen daad is. De hoogere ambtenaren komen naar de getuigenis van de gevangenen zelden in de zalen en cellen. Zij zelve zeggen, dat zij er veel komen. Mij is opgevallen, dat commandanten van eene gevangenis of zelfs maar van een vleugel zoo goed als nooit iets van eenen gevangene afwisten. Ik heb hierboven opzettelijk niet bepaalde gevangenissen genoemd om niet bepaalde ambtenaren meer dan anderen te bezwaren. De gevangenishospitalen, die ik zag waren de beste. En in St.-Petersburg en Moscou is de geneeskundige gevangenisdienst van Rijkswege georganiseerd. Overal elders moet alles bijna geheel geregeld en betaald worden door plaatselijke particuliere comités, wier taak hoofdzakelijk, maar niet uitsluitend, patronage van ontslagen gevangenen is. (Notice 37 en 38). Ik wil met het voorgaande niet zeggen, dat de gegevens van Kropotkine in: ‘La terreur en Russie’ juist zijn, maar stellig zijn ze niet zoo hyperbolisch als de Regeering beweert. De Regeering geeft als aantal zieken op: 7 à 8% (Notice 38). Dan is Schlüsselbourg met 4 zieken op 1 Januari 1910 (Démenti 13) haast een gezondheidsoord. Een zeer groot aantal zieken bevindt zich | |
[pagina 143]
| |
buiten de hospitalen in cellen. De Russische Regeering wijst op het geringe aantal recidivisten: 22% tegenover Engeland 36%, Frankrijk 42%, België 50% (Notice 2). Geen wonder met eindelooze katorgastraffen, zooveel ziekte, zooveel sterfte. De jongens van vijftien, zestien, zeventien jaar, die, vooral te Warschau, als politieke gevangenen zijn doodgeschoten hebben nooit meer gerecidiveerd. Wellicht zouden zij in meer misdadige landen: Frankrijk, Engeland, hunne schanddaden, waaronder zelfs het loopen met of achter een roode vlag, hebben herhaald. Maar in Rusland is nu eenmaal weinig recidieve. In eene van de gevangenissen zag ik eenen gevangene zéér ziek, stervend. Hij was veroordeeld tot vijftig jaar gevangenisstraf. Dat wil zeggen: oorspronkelijk tot 25 jaar katorga. Aangezien hij voor katorga te zwak was had men hem gratie gegeven van de katorga en zijn straf veranderd in vijftig jaar gevangenis. Na afloop daarvan wordt hij nu ook niet naar Siberië verbannen. Ik wilde den man niet in zijn sterven storen en vroeg niets. Tegen mijnen vriendelijken geleider sprak ik de hoop uit, dat de gevangenisstraf op dezen boef een heilzamen invloed mocht uitoefenen en dat hij niet tot recidieve vervallen moge. Mijn geleider antwoordde, dat de recidieve in Rusland veel lager is dan in misdadige moderne landen: Engeland, Frankrijk. Het Notice zegt (blz. 13) dat zieken gerechtigd zijn tot bijzonder bezoek in de ziekenkamer. Ik heb honderden zieken gezien op verschillende dagen van de week, op verschillende uren van den dag. Nooit één, die bezoek had. De Russische gevangenisartsen, voor zooverre zij bestaan, hebben in den vreemde een slechten naam. Volgens de Regeering ten onrechte (Démanti bldz. 11). Ik heb eenige gevangenisartsen ontmoet, die een bijzonder gunstig voorkomen hadden. Een van hen moet of mij bedriegen of de Regeering. Met gevoelens en genegenheden voor politieke gevangenen als hij zeide te hebben, kan men niet gevangenisarts zijn. Het is mij meermalen gebeurd, dat regeeringsambtenaren mij mededeelingen deden ten nadeele van de Regeering. Zeker kan de Regeering lang niet op alle ambtenaren vertrouwen. Dat bijvoorbeeld de rechter van instructie in de zaak van een groot aantal revolutionnaire matrozen te Sebastopol gevangen genomen is wegens revolutionnaire gevoelens | |
[pagina 144]
| |
is niet iets wonderlijks. Niet een zéér hooge, maar toch wel een tamelijk hooge gevangenisambtenaar bood mij aan brieven van gevangenen voor mij en van mij voor gevangenen in stilte over te brengen. Ik had reden te vreezen voor eenen valstrik en dankte. Toch ontving ik in het geheim eenen brief, die zeer waarschijnlijk door zijne handen is gegaan. Maar ik blijf vreezen voor eenen valstrik en antwoord niet. Het oordeel van de Russische artsen en gevangenen over de gevangenisartsen is ongunstig. Zij zijn bij hunne collega's in minachting. Zij hebben het recht eigen praktijk uit te oefenen en de klacht is, dat zij daarvoor de gevangenen verwaarloozen. Hiermede stemt overeen, wat ik zelf in Riga zag, dat de gevangenisarts niet op zijn spreekuur was verschenen zonder zelfs even te hebben getelefoneerd, tenminste de commandant wist niet, waarom de dokter niet kwam. In de Kresty-gevangenis te Sint-Petersburg zijn 2372 gevangenen. Mijn geleider deelde mede, dat aan die gevangenis tien doktoren verbonden zijn, die beurtelings aanwezig zijn. Ik kon evenwel niet één van hen ontdekken, en zag alleen een leeg spreekkamertje. De dokter was juist uit.
* * *
Een zeer somber hoofdstuk is dat van de straffen (Notice 39, 40). Het begint met gewone straffen, die men ook in andere landen vindt: verbod van boeken, brieven, bezoek, kantine voor een maand, vermindering van het eten tot aan water en brood. Erger is reeds de zwarte cel in zware gevallen tot een maximum van een maand. Voor de katorgisten, waartoe de meeste politieken behooren, geeseling tot honderd slagen. De Regeering zegt (Notice 42) dat geen dezer straffen het karakter draagt van eene marteling, maar dat is onjuist voor de geeseling en voor de zwarte cel. Bovendien houden de gevangenisambtenaren zich niet aan de wet: zij geeselen en leggen ijzeren kettingen aan buiten de geoorloofde gevallen. Een gevangene wordt vóór zijn straf niet door den commandant of vleugelcommandant contradictoir met den bewaarder in zijne verdediging gehoord, gelijk dat b.v. in Engeland met voortreffelijke stiptheid gebeurt. De gevangene staat volkomen rechtloos tegenover den bewaarder. Vooral de politieke gevangenen lijden bitter. Dat zijn dan niet | |
[pagina 145]
| |
mishandelingen maar straffen. De wet geeft de straffen aan, maar niet welke straffen voor elk feit. Ook dat geeft aanleiding tot willekeur. Hun groote macht is voor de gevangenbewaarders een bron van inkomsten, gelijk ik reeds vroeger heb uiteengezet. De willekeur en de wreedheid van de bewaarders voert telkens tot hongerstakingen. Kropotkine vermeldt precies dezelfde gevangenissen als bijzonder wreed, die mij ook als zoodanig zijn genoemd. Riga en Moscou zijn sinds eene revisie beter geworden. Pskov begint opnieuw berucht te zijn. Orel en Saratof zijn moordholen, en de gevangenisadministratie kan of wil het niet verhelpen. De Kresty-gevangenis in Petersburg is tamelijk, men mishandelt er niet systematisch, maar straft wreed en onrechtvaardig. Tiflis is slecht. Tobolsk is slecht. Nicolajev is slecht, Wologda is slecht, Jaroslav is slecht. De geeselstraf wordt veel toegepast. De Regeering zegt van niet (Notice 39) maar zij weet beter of wel zij vergenoegt zich met officieele rapporten. Maar ik heb verscheidene politieke katorgisten gesproken, die gegeeseld zijn met zooveel slagen als een man maar dragen kan. Een gevangene, een beste brave kameraad, barstte in tranen uit van woede bij het verhalen van de geeseling. In Riga werd vroeger alle dagen gegeeseld, in Moscou op bevel van den ambtenaar Droujinine niet minder. De Regeering zal wel weer zeggen, dat het niet waar is; dat is gemakkelijk, omdat nooit een vreemdeling de geeseling heeft gezien. Wat ik wel heb gezien zijn de cachotten, in het Russisch de carcers, de zwarte cellen. Een verblijf van een week, wat een gewone straf is, of van een maand, een buitengewone straf, is niet meer een straf, maar een marteling, die blijvende schade aan de gezondheid moet toebrengen. Ik heb de carcers gezien in goed-gebouwde gevangenissen en zij waren gruwelijk. Hoe zullen zij dan zijn in oude gebouwen? Er is meestal absoluut geen licht, want zij zijn met dubbele deuren zonder vensters aangebouwd. Andere zijn later voor carcer ingericht; door de betimmerde ruiten kwijnt wat licht zonder zon. Er is absoluut geen bed, geen deken, niets, niets. Een handbreedte hoog boven den grond is een houten vloertje, daarop moet men slapen. In vele cellen is volstrekt geene noodzakelijke gelegenheid, in andere een vies metalen ding met deksel. Er is in geen enkele strafcel, | |
[pagina 146]
| |
die ik zag, een bel. Het heet, dat de gevangenen kunnen roepen of kloppen, maar er zijn veel te weinig bewaarders en bovendien slaan die harder dan dat ze loopen. Ventilatie is er weinig, een vierkant gat boven de deur, maar dat stroomt niet door, omdat overigens alles geheel dicht is. Ik heb tientallen strafcellen bezocht, maar durfde nooit één binnen gaan dan met een zakdoek tegen den mond gedrukt. De gevangenis-ambtenaren bleven meestal buiten. Eenmaal werd de tolk onwel. De theorie is, dat de gestrafte elke drie dagen uit de cachot komt om te wandelen. Maar in de practijk gebeurt dat dikwijls niet, omdat er geen wandelruimte en geen voldoend bewakend personeel is. Daarom komen ook de niet-gestrafte gevangenen veel te weinig buiten, twintig of vijf en twintig minuten daags. Lezen en werken is in de cachotten natuurlijk onmogelijk. Gedurende de drie eerste dagen krijgen de gestraften alleen water en brood. Maar er zijn gevallen geweest, waarin bewaarders uit luiheid of wreede baldadigheid de gevangenen niet eens daarvan voorzagen. De stank in sommige cellen gaat ieder denkbeeld te boven. Daaraan kan men schatten hoe lang de gestrafte in zijne cel is. In Riga waren zes gevangenen, niet-politieken, ontvlucht. Eenige waren reeds weder gevangen en allen in 't cachot gezet. Een van de cachotten was nog niet geheel verpest, daaruit begreep ik, dat die gevangene later gevat was en zoo was het ook. Een van de vluchtelingen had zijn been gewond. Hij had in het hospitaal moeten zijn. Het been was absoluut niet verbonden. Nu was het verbogen op ongelooflijke wijze. Heengaand reikte ik den man de hand. Hij drukte zijn heeten mond op mijn hand. Verwarmd zijn de cellen des winters niet en evenmin is er beddegoed. De gevangenisambtenaren zeggen, dat de muren warmte genoeg afgeven, maar gevangenen, die in de carcers geweest zijn, zeggen, dat het er duldeloos koud is, dat meermalen lichaamsdeelen van gevangenen bevroren zijn of gevangenen zwaar ziek werden. Dit is mij ook door eenen gevangenisarts verzekerd. De carcer is geen straf meer, maar eene marteling. Voor iedere kleinigheid wordt carcer gegeven: twist en handgemeen tusschen gevangenen; kijken door een raam, praten tegen eenen medegevangene, zoogenaamde onbeschaamdheid tegen een bewaarder, gebrek aan nederigheid tegen | |
[pagina 147]
| |
een officier. Ik heb een zeer intelligente politieke gevangene gesproken, veroordeeld wegens het letterzetten in een geheime typographie. Hij had een week carcer gehad voor het uitkloppen van zijn pijp tegen den muur. Men beschuldigde hem berichten aan eenen medegevangene te hebben willen overkloppen. Een beschaafd en geleerd man als de Heer Joseph Minor, dien ik te Moscou tweemaal langen tijd heb gesproken, was vroeger te Sarátof twaalfmaal in één jaar met een week carcer bestraft. En waarvoor? De Heer Minor is zéér bijziende en had daardoor niet gezien, dat er op één van zijn koperen celvoorwerpen een klein vuilvlekje gebleven was. Straf: een week carcer. Sinds geruimen tijd is de Heer Minor in Moscou en daar is de toestand dragelijk. De politieken worden sinds de laatste revisie niet meer voortdurend gescholden en geslagen. De Heer Minor is in Moscou nog nooit gestraft en zoowel bij de ambtenaren als bij de gevangenen ten zeerste gezien, gelijk verder blijken zal. Moscou is nu dragelijk, maar tegen de ambtenaren in Orel en in Sarátof schijnt de Regeering machteloos te staan. Ik heb verscheidene gevangenen uit Orel en Sarátof in andere gevangenissen gesproken en de meest-wreede verhalen gehoord omtrent de behandeling aldaar. Ik geef slechts dit uit Orel, omdat ik het van twee gevangenen, die niets van elkaar afwisten, gehoord heb zonder groot verschil, en zóó spontaan, en zoo vertrouwd verhaald, dat ik tot mijn diepe smart aan de waarheid niet twijfelen kan. Laat de Russische Regeering dit niet ontkennen, maar laat zij in Orel, Sarátof, Tobolsk, Pskov, en andere gevangenissen ingrijpen. In Orel was een gevangene gestraft op beschuldiging van simulatie. In de carcer werd hij onder den invloed van het voedsel: brood en water ziek. Een voorwerp was er niet. De man riep en klopte: er kwam niemand. Toen den vierden dag een bewaarder kwam zag die het vuil in de cel. In zijn woede sloeg hij den man tegen den grond, die in het vuil viel. Het werd den gevangene niet toegestaan zich te reinigen. Daar de gevangene aldus niet wandelen kon, liet men hem in de cel tot zijn zeven dagen om waren. Misschien is dit voorval de oorsprong van het verhaal, dat ambtenaren in de gevangenissen den mond vol stoppen met uitwerpselen (Démenti 18). Ik heb verscheidene politieke gevangenen, die Fransch lazen, het | |
[pagina 148]
| |
Démenti op die plaats laten lezen. Maar deze beschuldiging is meen ik valsch. Intusschen is de waarheid al erg genoeg. De Regeering zal wellicht de waarheid willen betwisten, omdat ik hier geen namen noem. Maar ik heb te dezer zake besliste geheimhouding beloofd, en minder dan ooit heb ik vertrouwen in ambtenaren, die mij hun eerewoord geven, dat geen gevangene voor mededeelingen zal worden gestraft en te gelijk een gevangene geheim bedreigen. Het is de eigen schuld van de ambtenaren, dat ik hen niet vertrouw. In eene van de gevangenissen had ik een lang onderhoud alleen met eenen gevangene overgeplaatst uit een zeer beruchte gevangenis. Toen wij dien gevangene verlaten hadden zei de mij geleidende adjunctinspecteur der gevangenissen in het gouvernement: ‘Die man is nooit in......geweest, dat is een bekende leugenaar’. En ik: ‘Geeft u mij dan zijn dossier, dan laat ik het vertalen’. Neen, dat ging niet zonder verlof van den procureur. Den volgenden dag sprak ik dien kameraad weer en hij vertelde veel over het leven in die gevangenis, waar hij nog steeds nooit was geweest. Gelukkig, dat men dergelijke volleerde leugenaars nooit onder de regeeringsambtenaren vindt. Tot de straffen voor de katorgisten behoort verlenging van den straftijd door den rechter bepaald met een of twee jaar naar gelang van de categorie. Deze straf wordt zelden toegepast. Zij is overigens in strijd met de beginselen van het recht.
* * *
Dat zal menigman waarlijk niet gedacht hebben: maar sommige gevangenissen in Rusland hebben uitmuntende bibliotheken met vele goede boeken van Russische, Fransche, Duitsche en Engelsche schrijvers. Dit is een groot voordeel, dat in het bijzonder den politieken gevangenen ten goede komt. Tegenover zooveel slechts in de behandeling van de politieke gevangenen stemt dit tot dank. Niet alle gevangenissen hebben zulke goede bibliotheken: de nieuwe recidivisten-gevangenis te Riga heeft er geheel nog geene. Dan zijn de gevangenen aangewezen op hun eigen bezit aan boeken, dat niet heel groot of belangrijk is. Het Notice vermeldt, dat in Siberië in enkele gevangenissen | |
[pagina 149]
| |
niet een voldoend aantal boeken was en dat dit gebrek van regeeringswege werd aangevuld (blz. 44). De bibliotheken worden in het algemeen niet door de Regeering verzorgd, maar door de reeds meergenoemde patronage-comités, deels bestaande uit ambtenaren, deels uit particulieren. De geldmiddelen van deze comités zijn niet overal gelijk, evenmin als de bedragen, die zij voor boeken bestemmen. Vandaar het groote verschil tusschen de gevangenisbibliotheken. Tot mijn leedwezen deelde een Regeeringsambtenaar te Sint-Petersburg mij mede, dat reeds eene circulaire in voorbereiding is om de bibiotheken aanmerkelijk te verminderen. Boeken in vreemde talen zullen moeten worden geweerd en van de Russische mogen alleen de vaderlandslievende en godsdienstige blijven. Ik vroeg andere Regeeringsambtenaren naar die circulaire, en kreeg de volgende officieele lezing: ‘De particulieren trekken zich hoe langer hoe meer uit de patronage-comités terug, omdat dit werk deels de politieke gevangenen baat en men voor hen niet de minste sympathie heeft. De inkomsten van de patronagecomités zijn daardoor geducht gedaald. Zij kunnen de bibliotheken niet blijven bekostigen. De Regeering zal die taak nu overnemen en dat zal den bibliotheken eer ten voordeele dan ten nadeele zijn’. Deze officieele lezing is als gewoonlijk onjuist: de sympathie en het medelijden voor de politieke gevangenen zijn zeer groot. Wel is het waar, dat een groot aantal particulieren zich uit de patronage-comités terugtrekken. Maar de reden daarvan is deze: persoonlijke werkzaamheid in en mildheid tegenover deze comités wordt door de Regeering beschouwd als een verdacht bewijs van sympathie met de politieke gevangenen. Bovendien: particulieren moeten in die comités samenwerken met de regeeringsambtenaren. Zij vormen eene vereeniging onder voorzitterschap van den Minister van Justitie en onder protectoraat van den Keizer. Het reactionnaire karakter van de Regeering drijft de particulieren heen en vermindert de giften. Zóó is dit particulier inititief door inmenging van de Regeering gedood. Het geheele aantal boeken in de Russische gevangenisbibliotheken bedroeg volgens de Regeering in 1904 (Notice 43) 133000, dat is ongeveer 200 per gevangenis. De groote gevangenis te Moscou had er ruim 2600, de celgevangenis | |
[pagina 150]
| |
te Petersburg bijna 3000, een andere gevangenis te St.-Petersburg ruim 7300. Tijdschriften zijn toegestaan, mits van het vorige jaar. Een groot aantal goede boeken wordt door particuliere ten geschenke gegeven. Ik vroeg, of men ook boeken aan bepaalde personen schenken mocht. De gevangenisambtenaren in hun ijver om alles zoo gunstig mogelijk voor te stellen, antwoordden, dat dit was toegestaan. En inderdaad heb ik verschillenden gevangenen boeken gegeven. Andere boeken heb ik van uit Holland gezonden. De Heer Von Boetticher berichtte mij, dat boekgeschenken aan bijzondere gevangenen niet zijn toegestaan, dat zijn ambtenaren zich hebben vergist en dat hun die vergissing onder het oog zal worden gebracht. Och, mochten de ambtenaren ook op hun andere vergissingen gewezen worden, en niet alleen op deze ééne, die mejuffrouw Chichloffa, den Heer Minor en George Dimitriënko in het bezit van enkele begeerde boeken zou hebben gebracht. Er is toezicht op de bibliotheken: er is een lijst van verboden boeken. Een van de censors verstaat geen Engelsch. Hoe hij dan met de Engelsche boeken deed? Wel, de lijst van verboden boeken raadplegen en bij twijfel niet doorlaten. Ook hier de grootste willekeur. De Russische schrijver, dien ik het meest waardeer is Saltykoff, die schreef onder den naam Schédrin en nu steeds genoemd wordt: Saltykoff-Schédrin. Een satyricus. Ik vroeg meermalen naar hem. In de eene stad was hij absoluut verboden. In eene andere gevangenis vond ik zijn satyrisch boek: ‘De geschiedenis van de stad Gloekof’, dat wil zeggen: de stad Bedompt. Het is één doorloopende satyre op Rusland. Het boek behoorde aan eenen niet-politieke gevangene. Ik kon natuurlijk niet in alle gevangenissen precies den inhoud van de biblotheken nagaan, maar deed dat voor eene gevangenis in Sint-Petersburg en vond van de vreemden: d'Annunzio, Barbey d'Aurevilly, Balzac, Beaumarchais, Flaubert, Anatole France, Heine, Loti, Goethe, Hartleben, Ibsen, De Sacher-Masoch. Heine en Ibsen waren van de buitenlanders de meest-gelezen schrijvers. Van de Russen vond ik natuurlijk Tolstoj, maar niet compleet, enkele werken van Turgénijef; Leonid Andréjef en Maxim Gorki zijn verboden. Nietzsche was er geweest maar verbannen. ‘Nietzsche-Nietchewó’ zei de inspecteur. Hoe wonderlijk het trouwens toegaat moge | |
[pagina 151]
| |
blijken uit het volgende: Marx is toegelaten in de cellen, niet op de gemeenschappelijke zalen; ofschoon het vinden van geschriften van Marx in iemands huis voldoende is voor administratieve verbanning. Daarentegen is een burgerlijk schrijver als Werner-Sombart geheel verboden. Van de philosophen wordt Bergson het meest gelezen. Een van de schrijvers, die zeer veel gelezen wordt, is Oscar Wilde. Al zijne geschriften worden toegelaten, ook De Profundis en The ballad of Reading Gaol, zoowel in Engelsch, Russisch als in andere talen. De talenkennis van de Russen is mij tegen gevallen. Bij de gevangenisambtenaren is zij klein, omdat deze voor een gedeelte domme mislukte jongens van goede familie zijn. De politieke gevangenen spreken dikwijls een of twee vreemde talen, zelden drie, ook niet wanneer zij gymnasiast of student zijn. De Heer Joseph Minor sprak vlot Fransch, Duitsch en Engelsch, en kende Latijn. Ik las The ballad of Reading Gaol samen met een politieke gevangene in voorarrest, mejuffrouw Maria Philippof, en vertelde haar van mijn bezoek aan Reading in de lente van dit jaar. Wij zaten samen op den rand van haar bed als oude bekenden. Toen ik de geleiders absoluut niet langer kon laten wachten, had ik haar nog niets gevraagd over haar proces en haar gevangenis-ervaringen. Dat gebeurde trouwens meermalen: de politieken, vooral zij die langen tijd gevangen zijn, verheugen zich steeds ten zeerste iemand te zien, die eerlijke betrouwbare tijding van buiten brengt. Dan vragen zij meer dan dat zij vertellen en men mag hun schamel geluk niet storen. Meermalen ook waren politieke gevangenen zóó zenuwachtig en zóó ontroerd, dat zij niet spreken konden en mij vroegen bij hen te blijven, maar niets te vragen. Mejuffrouw Philippof, eene onderwijzeres, was eene van de meest-bekende revolutionnairen. Zij moest nu met tien medebeklaagden terecht staan en verwachtte veroordeeling tot eenige jaren katorga en verbanning naar Siberië, die trouwens na katorga van zelf volgt. George Kennan spreekt zijne verwondering uit, dat zoovele vrouwelijke politieken er zoo onschuldig, simpeltjes uit zien. Inderdaad: mejuffrouw Philippof zag er geheel niet opvallend uit. Zij was klein, haar oogen waren zonder iets bijzonders. Onglooflijk, dat zij eene zeer bekende revolutionnaire was. Zij was in den beginne wan- | |
[pagina 152]
| |
trouwend. Later niet langer. En zij was verheugd, toen ik haar vertelde, dat ik in het voorjaar bij Kropotkine eenen dag gast was geweest. Kropotkine is bij de politieke gevangenen zeer bemind, ook bij de niet-anarchisten. Meermalen heb ik tot in de kleinste bijzonderheden alles moeten vertellen van zijn leven en van zijne gezondheid. Het was meestal mijn eerste vraag aan de politieke gevangenen: ‘Leest u Marx of Kropotkine?’ De bedoeling van die vraag werd dadelijk begrepen en de mededeeling, dat ik Kropotkine had ontmoet deed altijd vreugd. De Regeeringsambtenaren vonden het verdacht; zij begrijpen niet, dat het hart Kropotkine liefheeft, al kan ook het verstand hem niet steeds gelijk geven. Toen ik eens aan een middagtafel met meerdere Regeeringsambtenaren mij op Kropotkine beriep, was de tafel met stomheid geslagen. Geen twee, die elkander aankeken, waarschijnlijk omdat er geen twee waren, die Kropotkine niet gelijk moesten geven. Of mejuffrouw Philippof reeds veroordeeld is en zoo ja tot welke straf, weet ik niet. In eene van de St.-Petersburgsche gevangenissen waren in een cel twee niet-politieke moordenaars. Gewone straatroovers. De een had zes jaar katorga, de ander zeven. Deze straffen zijn zwaarder dan zij gelijken, doordat de katorga altijd door levenslange verbanning naar Siberië gevolgd wordt. De eene moordenaar las: Het portret van Dorian Gray door Oscar Wilde, vertaald in het Russisch. Ik was ten zeerste ontroerd. Daar de moordenaar alleen Russisch sprak, moest ik de hulp van den tolk vragen. Maar mijne belangstelling maakte den moordenaar schuw. Op mijne vraag, waarom hij juist dat boek las, en of iemand het hem wellicht had aangeraden, antwoordde hij ontwijkend. Ik reikte hem de hand tot afscheid. Maar hij bleef strak staan. Op mijn verzoek schreef hij op een blaadje papier, dat hij Oscar Wilde had gelezen. Hij schreef: Askold Wilde. Dit papier bewaar ik. Hij was een gewone ruwe moordenaar, roofmoord. * * *
Zeer ekonomisch georganiseerd vond ik den arbeid van de gevangenen. Men kan verschillende typen van gevangenisarbeid | |
[pagina 153]
| |
onderscheiden: de arbeid als opvoedend element, zoodat de veroordeelde een beroep leert, waarmee hij later eerlijk zijn levensonderhoud verdienen kan. De arbeid als strafverzwarend element, gelijk de tredmolen voor 1898 in Engeland. Of wel de arbeid dient alleen om de verveling te verdrijven. In Rusland wordt alles gedaan om den arbeid van de gevangenen zoo productief mogelijk te maken (Notice 44). Die geen vak kent, leert in de gevangenis niet veel meer dan doosjes plakken. Overigens oefent ieder zijn eigen vak zooveel mogelijk uit. Sommige groote gevangenissen zijn groote stoomfabrieken b.v. te St.-Petersburg. Ik zag: houtbewerking, metaalbewerking, textiel-industrie, leerbewerking, boekdrukkerij. Het leger en de vloot zijn zeer groote afnemers en verder zorgen de meergenoemde patronage-comités voor den afzet. In andere landen zouden de particuliere ondernemers zich zeker ernstig tegen zulk eene gevangenisconcurrentie verzetten. Toen ik een van de Russische hoofdambtenaren vroeg of dat in Rusland niet het geval was, keek hij mij aan, geslagen van verbazing en antwoordde: ‘Maar wij zijn toch de Regeering’. Behalve alle genoemde winstgevende bedrijven doen de gevangenen allen huiselijken arbeid. De Regeering verdient jaarlijks meer dan vijf millioen op den gevangenisarbeid. (Notice blz. 46). Groote wegen en spoorwegen zijn door de gevangenen aangelegd. Een aantal gevangenissen hebben winstgevende kweekerijen van boomen en vruchten. Men kan dit alles zeer gedetailleerd in het Notice vinden. Het is opvallend, dat de gevangenissen die de Regeering als bijzonder goed georganiseerd opgeeft en als bijzonder winstgevend dikwijs dezelfde gevangenissen zijn mij door gevangenen als zeer wreed vermeld: Jaroslav, Orel, Pskov, Nicolaevsk, Wologda. Niet overal is de arbeid even intensief geregeld. In de verre gevangenissen van Siberië is aanvoer van grondstoffen en afvoer van producten te kostbaar. Er is daar geen bevolking en geen afzet. In het geheel haalden de gevangenen in 1908 een cijfer van vijf millioen dagen huishoudelijke arbeid. Bijna drie millioen winstgevende dagen buiten de gevangenis: wegen, plantsoenen enz. Ruim drie millioen dagen winstgevenden arbeid in de gevangenissen. (Notice 53). In 1908 waren er ongeveer gemiddeld 150 000 gevangenen, en dan is dit aantal dagen niet eens zoo groot. Maar men moet rekening | |
[pagina 154]
| |
houden met het groot aantal zieken, die niet werken kunnen, zeker 20% of meer. Verder met het aantal feestdagen, verjaardagen van het Keizerlijk Huis enz. dat meer dan zeventig bedraagt. De katorgisten werken twaalf uur per dag, met een uur vrijen tijd. Gelukkig, dat het aantal vrije dagen zoo groot is. Een aantal gevangenissen zijn bekroond met goud voor inzending van handenarbeid en vruchten. Een gedeelte van de opbrengst van den arbeid is voor de gevangenen zelve. Daarvan mogen zij een deel voor kantinewaren gebruiken. Een deel vormt hun uitgangskas. Volgens de Russische Regeering (Notice 7, Démenti 28) bestaat zulk eene goede regeling in geen enkel ander land. Volgens het Koninklijk Besluit van 31 Augustus 1886 behoorende bij de Beginselenwet is dit in Nederland ook zoo. Maar dat is dan eene vergissing. En hoeveel is dat loon? Ik heb een politieken gevangene gesproken van even twintig jaar, veroordeeld tot levenslange katorga! Hij was nu aan het schoenmaken. Men had hem dat geleerd, omdat het verlies van een leertijd voor de Regeering wel opweegt bij eenen zoo jongen gevangene tegen het voordeel van skilled labour voor het geheele verdere leven van dien braven kameraad. Hij werkt elf uur per dag, zes dagen in de week en verdient daarmede 45 kop. Er is niets, dat ik liever wil dan de Russische kameraden weerzien. En als ik niet meer gaan mag, laat dan anderen gaan, daar toch de Russische gevangenissen zoo heerlijk wijd openstaan (Démenti blz. 26, Notice blz. 6). Politieke gevangenen zijn slechte handwerkers, men vindt er te veel intellectueelen onder. Bovendien zijn zij veel te vaak ziek. Er zijn in Rusland ongeveer zevenhonderd gevangenissen (Notice 51). In het begin van het revolutiejaar 1906 waren er 95 duizend gevangenen, in het einde 125 duizend. Een toename van 30 duizend in een jaar, allen politieken. Dit zijn de officieele cijfers (Notice 45). De gemiddelde winst op eenen gevangene daalde daardoor aanmerkelijk. Ook de absolute winst werd bedreigd, daar de politieke gevangenen alle ruimte innamen en er voor werkplaatsen geen ruimte overbleef. Gelukkig nam de gevangenisadministratie verstandige maatregelen: de ruimte van hospitalen en woonzalen werd beperkt, alles werd vol menschen gestopt. Zóó leverde 1907 reeds 24% meer op dan 1906 en | |
[pagina 155]
| |
1908 wederom 26% meer. Het absolute winstverschil tusschen 1906 en 1909 is ongeveer een millioen (Notice 46). Een aantal gevangenissen worden door de Regeering als bijzonder winstgevend geprezen (Notice 51). En er is een smartelijke overeenstemming tusschen die lijst en tusschen de lijst van gevangenissen, waarover mij voortdurend werd geklaagd.
(Slot volgt.) |
|