| |
| |
| |
Politieke feiten en richtingen
De politiek staat in een kwade reuk. Eigenschappen, die vereischt worden om politieke overwinningen te behalen zijn niet hoog geteld. Demagogie klinkt als leugen en bedrog, toegepast nog wel op de hoogste landsbelangen. Hoe veel duidelijker komt dat aan 't licht, indien de verkiezingen hun invloed doen gevoelen. Dan nadert de tijd, die lenigheid en handigheid vraagt om voor partij-frasen en partij-leuzen een schoone schijn te veroveren, tevens om de tegenstanders, partij en personen, zoo zwart mogelijk te maken. Die tijd is thans voor ons land weer nabij. Wanneer in September het vierde kamerjaar begint, staat al wat er zal gebeuren en niet gebeuren in het teeken van de verkiezingen. Dat kan het oordeel over de tegenwoordige politiek moeilijk verheffen. En 't bedenkelijke daarbij is dat het oordeel al zoo zeldzaam laag stond. Meerderheid noch minderheid zijn in staat geweest het aanzien der volksvertegenwoordiging hoog te houden. Kibbelarijen, vitterijen, persoonlijke antipathiën, intriges, trucs zullen wel steeds voorkomen, maar ze zijn de vertroebelingen, die òf weggevaagd worden door krachtige politieke stroomingen, dan wel bezinken moeten in de zuiverheid en openheid van doelbewuste beginselvastheid.
In de afgeloopen parlementaire jaren waren er echter voortdurend zooveel wervelingen, zooveel draaikolken, gelijktijdig met talrijke pogingen om schijn voor wezen uit te geven van beginselen en daden, dat al het troebele der politiek zwevende bleef. En nu nog de invloed van 1913 er bij. Het is in hooge mate bedenkelijk, vooral omdat de tijd nog niet gekomen is, dat die soort politiek zelve een politieke kwestie wordt. Wanneer n.l. het volk gaat inzien, dat het te bar wordt, dat de partijen parasieten zijn, die gift kweeken in plaats van nut te stichten,
| |
| |
dan is de tijd aangebroken voor geheel nieuwe partijen, die de oude opzij zetten. Griekenland en Hongarije hebben dat te zien gegeven. In de Vereenigde Staten en Turkije is die strijd in gang.
Maar in ons land is er niet veel kans op. De zeven politieke partijen vertoonen reeds een groote schakeering van beginselen. En een drietal nieuwe partijtjes, de Soc. Democratische Partij, de Christen-socialisten, en de aanhangers van De Beukelaar, brengen daarin niet veel verandering.
Er is dan ook geen gebrek aan beginselen, ook niet bij de andere partijen, doch er is een te kort aan beginselvastheid, aan innerlijke kracht juist bij de groote partijen, die in regeering en oppositie de macht vormen, en wel zoozeer dat de kleine partij der sociaal-demokraten in de Tweede Kamer een kern vertoont, waaromheen zich alle goede bedoelingen maar al te dikwijls onwillens moeten groepeeren, en dat de Christelijk Historische partij de practische leiding heeft van de regeeringsmeerderheid, zonder aan de regeering deel te nemen.
Dat is feitelijk al bewijs genoeg van de onmacht, zoowel van anti-revolutionnairen en katholieken als van de vrijzinnige groepen. Lohman en Troelstra-Schaper waren de twee polen der as waaromheen de Tweede Kamer rond liep. En dat moest een ‘leege gang’ zijn.
Nu, in het laatste parlementaire jaar, moeten uiteraard de groote partijen gaan pogen die as te verleggen.
Eenerzijds zullen Dr. Kuyper en de minister-president Heemskerk beproeven ieder voor zich een centrum te vormen van politieke kracht, opdat de verkiezingen daaraan richting ontleenen.
En anderszijds gaan Borgesius, Dr. Bos en Tydeman probeeren om door vereeniging de aandacht van de sociaal-demokraten af te wenden, opdat velerlei ontevredenheid in den lande in hun liberale concentratie een toevlucht zal zoeken.
Het ziet er weinig naar uit dat daardoor de politiek zich zal vernieuwen, of zich ook maar eenigszins zal verheffen. Integendeel is het een kunstmatig streven.
En waarom is dat zoo in hooge mate bedenkelijk?
Omdat inderdaad de politiek zoo buitengewoon ernstig is.
| |
| |
Over zeer groote belangen moeten beslissingen vallen, en nog wel in datzelfde jaar, dat van uit de partijrichtingen bezien, veel vertroebeling en demagogie belooft.
Voorop staat de sociale verzekering. Die zal niet voltooid kunnen worden. Dat is nu vrij zeker. Maar de wezenlijke mislukking moet de schijn verkrijgen van een succes. Wetten zullen aangenomen worden, alleen om 't feit der aanneming om namelijk te doen alsof de beloften eener vroegere verkiezing ingelost waren. Maar werkelijk zal er op dat gebied een verwarring gesticht worden zooals er nog niet geweest is, en die alle ware organiseerende arbeid ernstig moet belemmeren.
En juist door de troebele politiek van ons land, en tevens van uit de heldere sociale politiek in Engeland, is gebleken hoe moeilijk en hoe belangrijk dat onderwerp der sociale verzekering is. Veel te moeilijk en veel te belangrijk dan dat politieke prutsers er hun compromissen in mogen bouwen.
Hoe groot is in Engeland niet de ontstemming over Lloyd George's verzekeringswet. De armste arbeiders gevoelen op eens den druk der premiebetaling, en komen in beroering. Zij kunnen van hun lagere loonen niets missen en verlangen dekking der schade van hun werkgevers. En al die vele kleine patroons, die zorg genoeg hebben om hun zaken in gang te houden, moeten eveneens de premies gaan betalen. Ze hadden al genoeg aan hun geldschieters en klanten, maar moeten nu de ziekenfondsen en ook hun arbeiders nog eens te woord staan. Al het conservatisme wordt wakker in de kringen der onpolitieke, in zich zelf genoegzame burgers en arbeiders, die gedwongen worden tot verandering. Daarbij komen dan nog zooals bekend is, de tegenwerkende artsen...Dat zal alles voorbijgaan, en op den duur zal warme instemming er voor in de plaats komen, indien de sociale maatregelen maar goed zijn. Meer zelfs is nog te bereiken dan ontstemming of instemming, nl. dat op den duur de kracht, de voortbrenging, de gezondheid, de welvaart juist van de zwakkeren zal versterkt worden. Doch o wee indien de maatregelen niet goed zijn, indien zij niet direct op hun doel afgaan, onnoodige omslag maken, niet beantwoorden aan de verwachting. Dan wordt een breede beroering gewekt, veel arbeid, veel geld verspild, en worden eenmaal vast- | |
| |
gelegde verhoudingen verstoord zonder dat nieuwe en betere een evenwicht kunnen vinden.
Wie nu de Nederlandsche plannen met de Engelsche regeling vergelijkt, zal daarin heel wat meer steenen des aanstoots vinden.
De premiebetaling is er veel ingewikkelder, en - veel drukkender. De administratie wordt belangrijk meer omslachtig. Doch dat is 't voornaamste niet. Terwijl in Engeland alle goed georganiseerde en wijdvertakte Friendly Society's niet alleen onaangeroerd blijven, maar bovendien wat hun inkomsten betreft en hun ledenwerving er hard op vooruit gaan, terwijl zij bovendien in de gezondheidscommissie's tot een geleidelijke onderlinge samenwerking worden opgeroepen, gaat er in ons land een revolutie beginnen van al 't bestaande, die alle conservatieve instincten moet wakker roepen. En tegelijkertijd zullen dan verkiezingen moeten geschieden naar 't beginsel der evenredige vertegenwoordiging voor de arbeidsraden, die overal aanleiding moeten zijn tot strijd en tot inmenging van algemeene en plaatselijke politiek in het tot stand brengen der nieuwe regelingen.
Gelukkig voor de regeering weet nog niemand hoe dat alles precies gaan zal, dus van zelf sprekend ook niet de politiek-onverschilligen, maatschappelijk zwakke burgers en arbeiders.
Maar ieder die zich maar even rekenschap geeft van wat de sociale verzekering uit te voeren zal hebben indien de papieren maatregelen verwezenlijkt moeten worden, hij zal het groote gewicht begrijpen, zelfs van de onnoozelste detailbepalingen. Doch daarvoor kan de politiek thans geen oog hebben. Er moet een wet zijn. Ziet daar al het verlangen. En wie opponeert wordt eenvoudig omver gestemd. Voor ernstige bezinning is geen tijd meer. En dat alles zou nog niet zoo erg zijn, indien er een vertrouwen bestond op de regeering, aan welke in enkele eenvoudige wettelijke regelingen een bevoegdheid gegeven werd om de sociale verzekering zoo goed mogelijk aan te passen aan de blijkbare behoeften. Maar neen. Noch vertrouwen, nòch eenvoudige regelen. Minister Talma moet alle mogelijke politieke machtmiddelen aanwenden, en soms alle mogelijke politieke machtsmiddelen willig ondergaan, om de Tweede Kamer er toe te brengen ‘ja’ op zijn voorstellen te zeggen.
Wanneer dat alles klaar gespeeld zal zijn, in den letterlijken
| |
| |
zin van dat werkwoord, komt een niet minder ernstig onderwerp van staatsbeleid aan de orde, n.l. de tariefwet.
Stellig zal ‘de’ politiek reeds bij de Invaliditeits- en Ouderdomsverzekering een groote rol hebben vervuld, zoo groot dat er van ‘een’ politiek, nl. van wezenlijk ernstig staatsbeleid en behoorlijk overleg tusschen partijen geen plaats meer overblijft. Daarna kan ‘de’ politiek nog eens volop uitgevierd worden bij de staatsbegrooting, waar zij geheel thuis behoort. Mocht er dan een ernstige zelf kritiek los komen, zoo zou er een behoorlijke voorbereiding zijn voor de beslissing, die in de handelspolitiek van ons land een radikale omkeer kan brengen.
Dat is echter meer dan te verwachten valt. Integendeel uit het verslag der commissie van voorbereiding voor de Tariefwet, blijkt al duidelijk genoeg hoe de zaken staan. Bij den tegenwoordigen bloei van handel, industrie, land- en tuinbouw, zou niemand er aan denken om van handelspolitiek te veranderen. Wijziging zou niets dan nadeel brengen. Maar de regeering heeft geld noodig. De tariefwet is daarvoor een betrekkelijk gemakkelijk middel, dat nu eenmaal gangbaar is en dus voor beginselzwakke regeerders verleidelijk. Tarieven zijn echter indirecte belastingen, die als de vroegere accijnzen weinig democratisch zijn. Integendeel een middel om zelfs hen te belasten, die met een biljet van den ontvanger niet te benaderen zijn.
Daarom moet de coälitiestichter Dr. A. Kuyper veel gevoeld hebben voor een ander motief dan dat der fiscaliteit. Een groot deel der katholieken, vooral uit Brabant en Limburg had reeds lang in de protectie heil gezien voor een zwakke industrie en overal in den lande waren er die jaloersch keken naar Duitschland en België, waar zij als Nederlanders van de markten geweerd zijn. Door aan de tariefwet het beginsel der protectie te verbinden werd dus de belasting der armsten bedekt met de verwachting of liever de voorspelling eener ongekend opbloeiende werkverschaffende industrie.
En al is nu in de laatste tien jaren, het verlangen naar protectie steeds verminderd, en de vrees er voor toegenomen, de regeering heeft geld noodig. Zij betreurt wel de mooie schijn van dat soort heilzaam regeeringsbeleid te zien tanen, doch zij kan geen afstand meer doen van haar voorstel.
| |
| |
Dat is de politieke overweging, die echter een armzalige politiek bloot legt. Want de adressen, die van uit het geheele land van uit de sterkste, de exporteerende industriën, de Tweede Kamer bereiken, toonen duidelijk aan, welk een gevaarlijk spel er wordt gespeeld.
Hier en daar worden verschillende fabrikanten bevoordeeld, die het heelemaal niet behoeven, b.v. die in de aardewerk- en papierindustrie, terwijl daarnaast verscheiden bedrijfstakken, die zich gunstig ontwikkelden bedreigd worden. Met ongeoefende, onervaren hand wordt ingegrepen in de nationale voortbrenging. Dat kan niet anders dan verwarring stichten. Zoo er ooit sprake kan zijn van steun aan handel en industrie door materieele bevoordeeling, dan zou er aan voorafgegaan moeten zijn, een ernstige en diep bestudeerde ekonomische handelspolitiek, die alle kansen had gewogen.
Maar thans is er willekeur, die de bedrijfsontwikkeling schokt en daarom groote gevaren oplevert, daar niemand de gevolgen goed kan voorzien. Dergelijke schijn-politiek gaat schijn-bewe-gingen in 't economisch leven oproepen. Winst-jagers en speculanten, industrieele promotors en wind-handelaars, trust- en syndicaatvormers gaan de leiding overnemen van de werkelijke commercieele industrieelen, die thans bezig zijn de Nederlandsche nijverheid krachtig wortel te doen schieten.
Doch de argumenten zijn gewisseld, de regeeringsmeerderheid heeft eenmaal haar plannenscheepjes op stapel gezet en dus gaat zij niet meer terug.
Nog grooter belangen, dan de beroeringen in de sociale verhoudingen en het bedrijfsleven, komen echter tegelijkertijd naar voren.
Zoodra de Tweede Kamer weer bijeen zal zijn, wacht haar het regeeringsvoorstel eener grondwetsherziening. De inhoud daarvan is nu nog onbekend, maar het rapport der staatscommissie wekt verwachtingen. Minister Heemskerk was de voorzitter dier commissie, hij koos haar meerderheid en dus in zekeren zin ook haar rapport.
Met uitzondering van de kiesrechtkwestie, zal dus 't regeeringsvoorstel niet veel nieuws opleveren.
Zou het zoo wonderlijk zijn, indien de oplossing dier gevreesde
| |
| |
kiesrechtregeling verborgen werd achter twee andere wijzigingen, die een gewijzigde verhouding zouden scheppen van den staat tegenover school en kerk? Staat en kerk zijn de twee machten, die reeds eeuwen lang strijd hebben gevoerd. Het is onmogelijk aan de laatste de oppermacht terug te geven, tenzij langs een omweg. Maar die omweg is gemakkelijk genoeg te herkennen. Laat de staat slechts geld geven aan de kerk voor al wat zij noodig heeft. Laat de staat verder aan de kerk de school voor goed afstaan, zonder haar met de finantieele lasten te bezwaren. En wat is er anders verkregen dan dat de kerk haar organisatie door 't geheele staatsleven heen kan vertakken, en zonder den naam, toch machtiger worden dan ooit te voren.
Kan er aan de klerikalen beter lokaas voorgehouden worden dan een grondwetsherziening die dat belooft? Elke regeling van 't kiesrecht zal daarbij aanvaard worden. Is het nog noodig een versterkte Eerste Kamer te vormen, indien de kerk zoo machtig is geworden? Slechts één ding is nog noodig. Te waken voor het zeer plaatselijk ontplooien eener democratie, n.l. binnen den kring der gemeente. Daarvoor moet de oude regentengeest teruggeroepen worden, die wel zal zorgen, dat de macht van 't volk niet tot uiting kan komen.
Dat alles is te verwachten. Een beslist klerikale politiek, die echter voor alles belooft conservatief te zijn, een dam tegenover sociale machtsontwikkeling.
Zoo iets dan moest dit in staat zijn de geheele politiek te vernieuwen, doch het voorstel zal komen te vallen binnen ‘de’ politiek van verwarring, van onzuiverheid, van verkiezingskoorts. En het voorstel zal daarom ongetwijfeld zich een schoone schijn kiezen. Het zal er niet zoo bar clericaal, zoo bar conservatief uitzien en in de gematigdste termen zijn vervat.
Het zal bovendien reeds vooraf zijn invloed doen gevoelen bij de afwerking van 't regeeringsprogram der sociale verzekering en tariefsherziening, doordat de belangrijkheid daarvan verduisterd zal worden, en tegelijkertijd de partijsplitsing aangewakkerd. Zal het zoo gaan? Dat er voor een dergelijke verwachting reden is, en te meer omdat België doet zien hoe de speculatie op de steun van conservatieve regentengeest en conservatieve geldmacht gedaan door een scherp clericalisme, geen
| |
| |
denkbeeldig spookgevaar is, dat is al voldoende om met bezorgdheid het nieuwe politieke jaar binnen te gaan.
* * *
Voor zoover de Augustusmaand der vacantierust aanleiding is tot bezinning, zal de ware politicus gelegenheid vinden de belangen van zijn land nog wat wijder te bekijken dan binnen den partijstrijd. Wij staan niet alleen en rustig op de wereld. Verre van daar. We zijn duidelijk omringd van gevaren, waaraan wij niets kunnen veranderen. De spanning is groot en moet groot zijn. Duitschland en Oostenrijk-Hongarije hebben met betrekkelijke kalmte hunne legers versterkt en uitgebreid ondanks de drukkende lasten die daarmee gepaard gaan. Die landen hadden blijkbaar behoefte den achtergrond van hun aanzien in de internationale politiek sprekender te maken d.w.z. dreigender.
Engeland ging over tot een buitengewone vlootuitbreiding, Rusland gelijkerwijs, terwijl Frankrijk daarvan onmiddellijk gebruik maakte tot nadere afspraken.
Terwijl Europa zich aldus in twee machtige kampen wapent, - al maar redeneerend en argumenteerend over vrede en goede verstandhoudingen, - begint de Balkan steeds meer stof voor geschil op te leveren. Alle landen krijgen kansen van expanzie. Rusland in Perzië, Engeland van uit Egypte, Frankrijk is nog bezig in Marokko, Oostenrijk aan de oostgrenzen. Alleen Duitschland ziet alle buit voorbijgaan, en is toch begeeriger dan eenig ander land.
Waarheen zou het het oog richten? of liever kunnen richten? zuid- en oostgrenzen zijn gesloten, maar naar 't westen liggen de landen met begeerenswaardige koloniën.
Zoo ooit de spanning tot een uitbarsting zou komen, zoo ooit de groeiende, prachtig georganiseerde Duitsche vloot voor Engeland te machtig wordt om het langer te dulden, dan...
Maar wij kennen het gevaar. Is men niet algemeen ingenomen er mee, dat een doortastend organiseerend talent als minister Colyn, de spinneraggen uit de departementen van Oorlog en Marine vaagt, opdat er een enkel verjongd ministerie der Landsverdediging van gemaakt kan worden? En is niet ook de ver- | |
| |
dediging van Indië met verjongd vuur en frissche activiteit aangepakt?
Doch er is meer noodig. Wie op de ontwikkeling van Zuid-Oost Europa let moet wel getroffen zijn door de krachtige herleving van 't nationaliteitsgevoel. Er is geen staat die daarmede geen rekening heeft te houden. Misschien is wel niets kenmerkender in dezen tijd dan juist het ontwaken van 't volksbewustzijn, dat in menig geval optornt tegen de hoogere staatseenheden.
Daarom is er voor de zelfstandigheid van ons land een groote waarborg te zoeken in het volksbewustzijn. De invloed daarvan kan echter bedenkelijk klein worden, zooals in de patriottentijd, wanneer regentengeest en klerikalisme thans een partijstrijd gaan opwekken, zoo fel en vinnig als we ons nog moeilijk kunnen voorstellen.
* * *
Wat de politiek noodig heeft is duidelijk. Er moet meer oprechtheid, zuiverheid en beginselvastheid komen. Dat laatste kan alleen ontstaan door flinke durf om de voorgestane beginselen te verwerkelijken. Wanneer inderdaad doorgezet moet worden, wat aan de kiezers wordt voorgesteld, dan dient de staatsman steeds achter den politicus te staan, en deze behoeft zich niet in alle bochten te wringen om hervormend te kunnen schijnen en conservatief te zijn.
Het conservatisme is gemakkelijk. Moeilijker is de reactie, maar 't allermoeilijkst is de taak van den radicalen hervormer. En toch is aan die taak voor ons land behoefte. De economische ontwikkeling is in de laatste jaren snel gegaan. Land- en tuinbouw gingen zeer hard vooruit, maar ook handel en industrie bleven niet achter. Niets werkt meer omzettend voor de denkbeelden, dan juist zulke ekonomische vervormingen. En wanneer de staat daarbij is achtergebleven om zijn rechtsregelingen aan te passen, zoo kan hij niet meer al te geleidelijk gaan. Dat werkt vermoeiend en onbevredigend. Grootere sprongen zijn niet alleen geoorloofd, maar zelfs geboden. Mits de richting de goede is, n.l. volledig aangepast bij den groei in de samenleving.
Daarom is de allereerste eisch eener zuivere politiek dat de
| |
| |
machtsverhoudingen in den staat rechtmatig passen op de bestaande klassengroepeeringen in de maatschappij. Dan pas is er evenwicht tusschen de belangen en de staatsmacht, die deze zal behartigen.
Kiesrechthervorming is dus een allereerste eisch, om de bevoorrechting van het platteland op te heffen, en om aan de arbeidersmassa's in de steden den invloed te geven, die hen numeriek toekomt.
Daarna is de weg van zelf aangewezen, n.l. die eener krachtige sociale politiek, die erop uit is om de ekonomische ontwikkeling te bevorderen en zóo te sturen, dat de arbeiders materieel en moreel een hooger peil bereiken gaan.
* * *
De derde Dinsdag in September zal ongetwijfeld onmiddellijk den toon aangeven van de politiek die te wachten staat.
In de troonrede is te verwachten dat minister Heemskerk zijn plannen zal doen uiteenzetten over de grondwetsherziening. Hij zal dan natuurlijk trachten de wissels op sociale verzekering en tariefwet reeds als gehonoreerd te beschouwen, al is de inning nog niet afgeloopen. En hij zal de de coalitie onmiddellijk willen inhuren als regeeringspartij om nu de grondwetsherziening door te drijven waarbij tegenover de wassende democratie aan de kerk een zeer materieele rots wordt aangeboden, die stormen zal kunnen verduren, en van waaruit het oog gehouden kan en moet worden op de vrije scholen, als 't net waarin het toekomstige volk gevangen kan worden gehouden.
Maar hij zal daarbij niet verzuimen ook het conservatisme naar de oogen te kijken.
Op dienzelfden Dinsdag echter zal de zuiverste tegenbeweging te zien zijn in de kiesrechtmanifestatie van de sociaaldemocraten en de neutrale vakbeweging.
Dat zijn de twee stroomingen, die eenmaal ingezet zich zullen voortbewegen tot aan de verkiezingen, en daar ook de houding der vrijzinnigen zullen moeten bepalen. Hoe zullen zij zich daarbij gedragen? Ongetwijfeld zullen ze langen tijd toeschouwers zijn van het een, zoowel als van het ander, om zich pas langzamerhand
| |
| |
mee in beweging te zetten. Hebben zij er belang bij dat die twee stroomen helder en doorzichtig zullen zijn?
Dat het streven naar een clericale grondwetsherziening, ondanks alle mogelijke gematigde vormen, zoo scherp mogelijk gesignaleerd wordt, is voor de vrijzinnigen een levenskwestie. Het is een regelrechte aanval op hun geheele traditie, hun geheele werk, hun geheele karakter. De vijand die dat beoogt mogen zij niet achter verdekkingen laten voortsluipen, maar dienen zij op te zoeken tot in de laatste schuilplaats. Tenzij...zij het conservatisme liever hebben dan het oude beginsel, en het niet erg meer zullen vinden overwonnen te worden. Dan is het liberalisme voor goed verslagen en behoort het tot de geschiedenis. Maar de strooming voor algemeen kiesrecht? Die zullen de vrijzinnigen zoo graag leiden in de fatsoenlijke beddingen hunner fatsoenlijke partijen.
Laat het toch vooral geen gletscherbeek gelijken, die dreigt zich overal met geweld tegen te storten om een baan te breken 't koste wat het kost.
Open en eerlijk te erkennen, dat het doel is machtsverschuiving, gaat het de vrijzinnigen niet te ver? Zouden zij dan niet alles verliezen wat er aan regenteninvloed nog op hun hand is, maar wat nog erger is, alles wat achter 't kapitaal tegenover den arbeid staat?
Doch wanneer de vrijzinnigen het streven naar de clericale grondwetsherziening tegengaan, en ook op grond van de machtelooze politiek der coalitie in zake sociale verzekering en tariefwet - erin zullen slagen stand te houden bij Thorbecke, dan kunnen zij slechts kiezen tusschen eenerzijds het meegaan op den kiesrechtstroom of anderzijds het daarin even treffend verongelukken als wanneer zij voor 't clericaal conservatisme bukten.
Zoo is er voor de Nederlandsche politiek geen andere keuze dan tusschen de twee stroomingen, die zich op den rooden Dinsdag zullen ontmoeten.
G. Burger. |
|