jaren van de breede schouders van een vorstelijke hoogheid afgegleden, in deze lichtlooze kamer over een gebroken stoel geworpen.
Hoe dikwijls bleef ik voor haar jeugdportret staan en keek naar het gulden klare gezicht in de afgebrokkelde lijst. Terwijl de lip verdord, het haar verstorven is en het oog voor altijd zijn ambrosisch purpervocht verloren heeft, bewaart het af beeldsel nog haar levende tegenwoordigheid, een warme bloedstroom trekt als het ware nog door de dronken oogen, door de zoete haren en drupt balsem op de lenige leden.
Het was het eenige olieverfportret in de lange rij van de éenkamerige woningen, die met de oude krimkraam van burgerlijke verledens en met vergeelde fotografiën, deze melankolieke overblijfselen van de dooden, zijn opgevuld, welke saam met de bewoners den weg van de verwording schijnen te gaan.
Alleen de direkteursweduwe, een listige vrouw, slim en schijnloos als een kerkmuis, had na den dood van haar man al haar meubelen verkocht. In het zelfzuchtige gebedrijke leven, dat zij bij haar stichtelijke lectuur doorbracht, moest niets haar aan het ziekbed van dien man herinneren en bij een uitdrager had zij zich een oud primitief boedeltje aangeschaft, waaraan misschien de miasmen van erger lotgevallen dan de hare kleefden.
Dikwijls ontmoette ik, als ik wegging van de hofdame, tusschen de bedauwde tulpenbedden een zwarte voorovergebogen gestalte, de schrik van alle bidzusters, de gewezen hof balletdanseres Bettina Steindl, bij wie alle ondeugden, als de zeven doodzonden, uit de lange ooren, de tranende oogen, de schikgodinnenonderlip en de dikbewratte neus te voorschijn woekerden.
Om den hals en in de ooren schommelden groote kogels van bloedkoraal en de kruin van haar pikzwarte pruik zat eenigszins scheef. Noodlot en zonde hadden hun fijne onverscheurbare spinnewebben om deze vrouw geketend, die van den ochtend tot den avond van den grooten weg van de onthouding sprak met een andere vreemde magere wasfiguur, die door haar dieptreurige gelaatsuitdrukking mijn aandacht trok. Ondanks haar vijftig jaar had deze oude juffer haar smalle schouders weten te bewaren, die aan het onontwikkelde lichaam van een zestienjarig meisje herinnerden.