| |
| |
| |
Amerikaansche reisherinneringen
Door
H.P. Berlage Nz.
(Vervolg van Dl. III, blz. 121.)
Het eenige gebouw dat een modern karakter heeft is het nieuwe Museum voor Land- en Volkenkunde, gelegen tusschen....mesthoopen, steenafval en opslagplaats van vuilnisstoffen. Dit klinkt zoo beschouwd niet zeer ideëel, maar is het toch eigenlijk wel. Want de Amerikaan draait bij zulke dingen, tegenover Europeesche begrippen, oorzaak en gevolg om.
Evenals hij b.v. met het leggen van een spoorweg, en het bouwen van het station begint in de verwachting, of liever met de zekerheid dat er dan wel een stad zal worden gebouwd, meent hij ook, dat als er maar eerst een openbaar gebouw is gesticht, de nieuwe stadswijk wel zal volgen. Dat is dan ook inderdaad het geval, en trouwens oeconomisch verklaarbaar, omdat de grond daardoor dadelijk in waarde stijgt.
Maar het heeft bovendien uit een oogpunt van stedenbouw het groote voordeel, dat men voor de nieuw te bouwen stadswijk een ideëel centrum heeft, ja eigenlijk dat plan van uit dat centrum kan ontwerpen. Ik dacht daarbij alweer aan het geharrewar over de situatie van het koloniaal instituut te Amsterdam, waarbij de twee meeningen tegenover elkaar stonden, die van plaatsing in het uitbreidingsplan Zuid, tegenover die van de Oosterbegraafplaats. De plaatsing in Zuid zou het groote voordeel hebben gehad dat de situatie geheel vrij zou kunnen worden
| |
| |
gekozen, dat er ruimte zou zijn geweest, en dat ten slotte dat nieuwe stadsgedeelte om dien monumentalen kern zou zijn gegroepeerd.
Wij kunnen toch eindelijk wel eens zoo iets gebruiken. Edoch, Gemeentebestuur en Raad beslisten anders, tegen eenige ingezonden stukken en adressen in, zie boven(!) en bestemden het gebouw voor de Oosterbegraafplaats. Het kon echter later wel eens blijken, dat de stukken en adressen het bij het rechte einde hadden gehad.
Zoo wacht dan het nieuwe Museum van Washington op een daarbij passende omgeving, die, gezien de plannen voor de uitbreiding der stad, er waarschijnlijk spoedig zal zijn.
Het gebouw is uitwendig, maar vooral inwendig zeer eenvoudig, dus in dien zin zeer modern, omdat daaruit de bedoeling spreekt, alle aandacht aan de tentoongestelde voorwerpen te kunnen geven. - Want dit juiste inzicht heeft de praktische Amerikaan wel, zooals ook uit de inderdaad prachtige musea van New-York en Boston blijkt.
Wel zijn deze beiden in klassieken stijl gebouwd, dat van New-York in Romeinsch, dat van Boston in Neo-Grec stijl, maar de tentoonstellingshallen hebben geheel vlakke wanden, wit van kleur, zoo zelfs dat men dit werkelijk als ‘iets te weinig’ ondervindt. Trouwens liever iets te weinig dan te veel, omdat het waarschijnlijk ook in de bedoeling ligt, de witte kleur der wanden in het museum te Boston door een stillere te vervangen.
De verzamelingen zijn er buitengewoon, en met smaak geetaleerd, vooral als men bedenkt dat Amerika oorspronkelijk van oude kunst niets bezat. Men krijgt dan ook een groot respect voor de Directeuren die deze verzamelingen bijeenbrengen, daarin trouwens geholpen door groote giften.
Ik hoorde een bedrag van f 125000 dollar noemen voor een Chineesche vaas, waarvan Pierpont Morgan een collectie aan het Metropolitan Museum van New-York schonk.
En dit was nog maar een van de vele schenkingen van dien Heer, die vermoedelijk zijn geheele particuliere bibliotbeek zegge kunstverzameling wel later aan datzelfde Museum zal vermaken.
Hij heeft nl. naast zijn woonhuis een bibliotheekgebouw laten bouwen, dat tegelijk museum is, waar de millionair, pardon
| |
| |
milliardair een prachtige verzameling kunst herbergt. Het gebouw heeft dientengevolge den stijl der Italiaansche Renaissance, terwijl de geheele inwendige inrichting is samengesteld van....Italiaansche Antiquiteiten. De schoorsteenen zijn Italiaansche schoorsteenen, de betimmeringen zijn Italiaansche betimmeringen, enz.
Dit is principieel zeker niet zonder bedenking, maar het is zoo mooi bijeengebracht, dat men er ten slotte vrede mee heeft. Ik beklaagde mij ten minste het bezoek, waartoe ik in de gelegenheid werd gesteld, niet, en genoot dat uur van de buitengewoon mooie dingen, waaronder vooral een prachtige collectie miniaturen, die in een afzonderlijke ‘strong room’ werden bewaard, mij bizonderlijk in herinnering zijn gebleven.
Nu ik toch over Italië bezig ben wil ik nog even een curieus geval vertellen over een betimmering van een kapel der Columbus Universiteit te New-York. De kapel zelf vond ik van het geheele complex van gebouwen, het interessantste, omdat de eenvoudige baksteenconstructie blijk gaf van een zuivere, met veel intelligentie uitgevoerde bedoeling. - Ik zag er onder anderen gewelven van steenen op hun plat, evenals een trap met gemetselde wrongen van 3 lagen ook van steenen op hun plat.
Nu wilden de autoriteiten in deze N.B. niet-Italiaansche kerk een Italiaansche betimmering hebben, en schreven daarvoor een prijsvraag uit tusschen....drie Italiaansche steden, welke weet ik niet meer. En nu heeft de kerk een betimmering zoo zuiver Italiaansch, dat ik er al die bekende ornamenten, ik zou bijna zeggen al de teekenvoorbeelden precies in wedervond.
Wat mij in het Museum te Washington het meest interesseerde was de kunst der Indianen op voortreffelijke wijze tentoongesteld, en toegelicht door een magnifieke collectie fotografiën op glas.
Het is echte volkskunst, waarbij weer opnieuw uitkomt dat alles wat ‘onbeschaafde’ volken maken voortreffelijk is. Zij hebben nog de natuurlijkheid die noodig is voor het juiste stijlgevoel, zoodat de zuivere materiaalbewerking altijd op bewonderenswaardige wijze is volgehouden. Immers ook dat is den ‘wijzen’ verborgen gehouden en den kinderkens geopenbaard. Trouwens Semper die zijn boek ‘der Stil’ schreef naar aanleiding van de eerste
| |
| |
wereldtentoonstelling te Londen, zegt het al dat de Europeesche fabrikanten, die met allerlei diploma's en eeremedailles zijn bekroond, tot de beschamende ontdekking moeten komen, dat zij van Apachen en Irokeezen hebben te leeren hoe hun fabrikaat moet worden gemaakt.
Zoodra echter dergelijke volken gaan schilderen, is het resultaat onnoozel, wat ook al weer niet zeggen wil dat bovengenoemde fabrikanten het beter doen; zoodat men wel tot het besluit komt dat het maken van voorwerpen uit natuurlijke materialen, hetgeen wij met de gewichtige naam van kunstindustrie, of ambachts- en nijverheidskunst betitelen, eigenlijk de meest natuurlijke bezigheid is. En ook dat zelfs het mooi maken van die dingen zoo natuurlijk is als eten en drinken, - zou het zijn omdat ze aan een primaire behoefte voldoen, hetgeen schilderen niet doet?
Maar hoe ver moeten wij dan wel van de natuurlijkheid zijn afgedwaald, gezien de zee van leelijkheid waarin wij zwemmen.
Ik zag prachtige potten, pannen en manden, mantels die door de vrouwen worden geweven en versierd, en ook gevlochten zakken, met prachtig kralenornament versierd, waarin de zuigelingen worden gedragen of tegen den muur gezet. Verder afbeeldingen van heilige wezens, typen van kinderpoppen van dwaze verbeelding, en ook metaalwerk waarvan de bewerking aan Indianen door de Spanjaarden was geleerd, met een barbaarsch maar magnifiek ornament.
In het bizonder voor architekten merkwaardig zijn de reusachtige met grotesken besneden palen, die bleken deurposten van oude inlandsche woningen te zijn.
Er waren opgesteld modellen van Mexikaansche paleizen en tempels van vergane steden, lange horizontaal gestrekte gebouwen, op terrassen met eigenaardige driehoekig afgedekte poortopeningen, en versierd met ornamenteel gebeeldhouwde friezen.
En ten slotte mogen niet onvermeld blijven het model van de barokke cathedraal der mormonen te Salt-lake City en vooral dat van het tabernakel. Het is een gebouw van 250 bij 150 voet dat 10000 menschen kan bevatten. De platte grond is een rechthoek aan beide zijden met een halven cirkel gesloten. De opgaande muur is laag, met 44 beren versterkt. Het dak is
| |
| |
overeenkomstig met den platten grond, een tongewelf met twee halve koepels afgesloten. Is het gebouw mooi? Ik weet het nog niet, ofschoon de zuiverheid van constructie een zekere kwaliteit waarborgt.
Het museumgebouw van Washington is dus een bewijs dat er moderne denkbeelden zijn betreffende architektuur, denkbeelden die het allereerst door Richardson werden verkondigd, maar waaraan toch wel het meest de naam van Sulliven, dien ik reeds noemde, is verbonden. In den beginne nog met Romaansche neigingen, toonde deze vernieuwer een zeer zelfstandig streven aan een....skyscraper te New-York, die zich dan ook direct van, laat ik het maar het klassieke kantoorgebouw noemen, onderscheidt. Want de principieele fout van dit laatste schuilt in het conflict tusschen uiterlijke verschijning en constructieve samenstelling, die zooals algemeen bekend is, bestaat uit een ijzeren geraamte, met een steenen ommanteling. - Dat geraamte, door de Amerikanen voor de stabiliteit noodig geacht, wordt in zijn geheel opgetrokken, waarna eerst met de ommanteling, en dat op verschillende hoogten, wordt begonnen. Er gaan verhalen van bovenste verdiepingen die reeds bewoond waren, terwijl beneden het ijzeren geraamte nog zichtbaar was.
Nu doet het klassieke kantoorgebouw van dien ijzeren kern niets vermoeden, aan welk conflict men ook natuurlijk niet ontkomt zoolang men aan de klassieke stijlvorming blijft vasthouden.
Sullivan laat nu wel niet het ijzer zelf zien; maar de oprijzende pijlers die zich sculpturaal zeer fraai oplossen in de ver voorspringende afdekkingslijst van den gevel, met de terugliggende borstweringen der vensters, zijn een zuivere afspiegeling van het ijzeren geraamte. Het gebouw krijgt daardoor iets gothisch, hetgeen weer eenigzins overeenkomt met Messels Warenhuis te Berlijn, dat ook door het pijlersysteem aan een middeleeuwsch gebouw doet denken. Het is immers het streven van het moderne, te aanvaarden de meest praktische constructie in verband met de bestemming van het gebouw.
Dit is trouwens in beginsel niet nieuw, maar het is weer nieuw, omdat de moderne denkbeelden niet anders bedoelen dan weer opnieuw te verwezenlijken, zij het ook in een anderen vorm, de goede beginselen die van alle tijden zijn.
| |
| |
En door dat te hebben gedaan, komt Sullivan de eer toe in Amerika de voorganger te zijn van de moderne architektuur.
Hij is daarbij een voortreffelijk decorateur, al valt het niet te ontkennen, dat hij daarvan wel wat al te veel misbruik heeft gemaakt. Want vele gebouwen die ik van hem zag zijn letterlijk overladen met ornament, al moet dadelijk worden erkend dat Sullivan, behalve dat zijn ornament een zeer persoonlijk karakter draagt, het ook volkomen ondergeschikt weet te maken aan het eigenlijk organisme van het gebouw.
Deze merkwaardige man is bovendien een dichter d.w.z. in den letterlijken zin, omdat alle kunstenaars reeds als zoodanig dichters zijn. En hij toont zijn dichterschap in de vele geschriften die hij over kunst in het algemeen als over de bouwkunst meer in 't bizonder heeft geschreven. Ik bracht een paar uur bij hem door, bij welke gelegenheid hij een gedeelte van zijn geschriften voorlas. Op mijn vraag of hij deze niet uitgaf, kreeg ik een ontkennend antwoord, hetgeen zeker jammer is, omdat de denkbeelden daarin ontwikkeld, geheel in overeenstemming zijn met die van andere moderne denkers. Hij herinnerde mij o.a. aan Multatuli, toen hij over de dichters sprekende zeide, dat dichters geen dichters zijn omdat ze verzen schrijven. En tegenover den ‘zakenman’ die vraagt ‘waarvoor hebben we dichters noodig’, daarbij doelende op het onmogelijke van dat soort menschen, die alleen maar verzen schrijven en de wereld (sic) niet kennen, verdedigt hij het dichterschap juist omdat de dichter de wereld kent, anders ware hij immers geen dichter, tegenover den zakenman die de wereldwijsheid meent in pacht te hebben.
Wat wel van Sullivan gedrukt is, is een geschriftje ‘What is Architecture? a study in the America People of to-day’, waarin hij bijzonder hooggestemd en wijsgeerig spreekt over de kunst der architektuur.
En ook hij begint die studie met de opmerking dat het geestelijk streven van dezen tijd gaat naar vereenvoudiging, daarmee aantoonende een geestverwant van Morris te zijn.
Eenige uitspraken als: ‘elk gebouw is een sociale handeling’; ‘een gebouw is altijd de uitdrukking eener gedachte’; de val van het oude en de vorming van het nieuwe zijn overeenkomstige verschijnsels eener zelfde oorzaak; ‘ik ken’, het gebouw spre- | |
| |
kende invoerende, ‘geen werkelijker gebouw, dan het ding dat mij maakte, dat is een werkelijk mensch’; ‘wanneer zij, de menschen, geen “humbug architektuur” verlangen, laten zij dan ophouden met zelf humbugs te zijn’; ‘zooals gij zijt, zoo zijn uw gebouwen’; ‘uw gebouwen toonen geen filosofie’; toonen m.i. voldoende aan met welk een praktische wijsgeerigheid dit artikel is geschreven. En ten slotte verwacht ook Sullivan, want hij is volbloed democraat, alleen van den groei der democratie een nieuwe kunst, een nieuwen stijl, waarvan ook vele uitspraken in datzelfde artikel getuigen.
Het interessantste gebouw, dat ik van hem wel niet zag, maar uit af beeldingen leerde kennen, is een bankgebouw in de kleine stad Owatonna. Men zou daarin Sullivan niet herkennen. In het kantongebouw te New-York en in een winkelgebouw te Chicago toont hij zich altijd nog te veel versierder, d.w.z. gaat de massa van het gebouw te veel verloren door de overdaad van ornament. In het bankgebouw toont hij zich als de architekt die door massa wil imponeeren, al weet hij ook door een ter juister plaatse aangebracht ornament op voortreffelijke wijze de architektuur te verrijken.
Een groote vlak afgedekte vierkante bouwmassa is de kasruimte. Het moderne inzicht brengt mee dat het geheele kantoorbedrijf moet worden overzien. Groote getoogde vensters verlichten de ruimte. Aan dien vierkanten bouw sluit zich een vleugel aan, de ondergeschikte lokalen bevattende, met een prachtigen rhytmus van kleinere vensters.
Wanneer het waar is dat kracht, niet te verwarren met grofheid, is de weer te herwinnen eigenschap van een kunstwerk, dan zeker is de bank van Owatonna een kunstwerk. En wat mij vooral zoo aangenaam aandeed, is het gebruik van baksteen van een prachtige veelzijdigheid van kleur. In New-York, met steengroeven in de nabijheid, is het gebruik van baksteen zeldzaam, in Chicago, de stad van het vlakke land, is de baksteen inheemsch, En het was een eigenaardig genoegen te vernemen, dat een der eerste baks eenfabrikanten, bekend om zijn prachtig materiaal, van allerlei kleur en techniek, die wel niet te Chicago, maar er toch niet meer dan 12 uur sporens vandaan, nl. te Minneapolis woont, een Hollander is.
| |
| |
Ik maakte daar met hem kennis, en zag zijn monsterzaal waar hij tal van monsters had vermetseld, monsters met een roode kleur, gaande van rood tot groen, zonder extra bewerking, monsters met een gevlekte oppervlakte als van een Jodenpaaschkoek, monsters met een geribde oppervlakte verkregen door het snijden van de klei met een metalen draad enz. enz. Een en ander, genoeg om te beseffen dat er daardoor allerlei mogelijkheden zijn om een prachtig muurwerk te verkrijgen.
Sullivan toonde mij ook nog de af beelding van een schets voor een protestantsche kerk, tegen de uitvoering waarvan de kerkelijke autoriteiten vermoedelijk wel eenige bezwaren zullen hebben gehad. Zij wijkt nl. geheel af van het gewone type, het type dat nu eenmaal als het alleen mogelijke, het alleen erkende wordt gewaardeerd. Terecht uitgaande van de erkenning dat een protestantsche kerk een ideëele vergaderzaal moet zijn, geeft hij het schip den vorm van een halven cirkel, en plaatst de toren in het middelpunt, d.i. op de plaats van den preekstoel. Hiermee is dus volkomen gebroken met de traditie van den protestantschen kerkbouw die zich nooit geheel heeft kunnen losmaken van den vorm van het oorspronkelijk christelijk kerkgebouw, nl. het Roomsch-katholieke, terwijl de toren door zijn bizondere plaatsing een hoogere ideële beteekenis krijgt, dan die van klokkendrager alleen.
Uit het atelier van Sullivan kwam ook voort de misschien meest talentvolle bouwmeester van Amerika, Frank Lloyd Wright. Ik meen dat ook hij de École-des-beaux-Arts te Parijs bezocht, maar zeker niet om daarvan de slaafsche leerling te zijn. Zijn werk is oorspronkelijk en buitengewoon aantrekkelijk. Men zou zoo verwachten dat het landhuis van Engeland, zooals dat vormgevend geweest is voor den modernen villastijl van geheel Europa, ook zijn invloed naar Amerika zou hebben doen gelden en ook op den man die zijn voornaamsten werkkring daarin zou vinden. Volstrekt niet. De vele landhuizen die Wright in de omgeving van Chicago bouwde zijn van een geheel ander karakter.
Wright houdt van een horizontale ontwikkeling, en dan nog bovendien van een lage, hetgeen wel in krasse tegenstelling staat met de ontwikkeling in de stad. - Deze wordt wel is waar door geheel andere oorzaken bepaald, maar
| |
| |
toch laat zich een wederkeerige invloed gevoelen, een invloed die gewoonlijk van het intellectueel sterker centrum, d.i. de stad, uitgaat. - Zoo bestaat bijv.: bij ons de lief hebberij voor de hooge verdieping, die in de stad misschien eenigszins gemotiveerd mag zijn, maar waarvoor in het buitenhuis m.i. geen enkel argument is aan te voeren. De lage verdieping is gezellig, en oeconomisch, terwijl aan het gewoonlijk aangevoerde bezwaar van benauwdheid door een goed werkende ventilatie kan worden tegemoet gekomen.
Wright is dan een voorstander van de lage verdieping hetgeen hij met de Engelschen gemeen heeft.
In 't kort is nu de conceptie zijner buitenhuizen de volgende. -
Een parterreverdieping bevat de dienstvertrekken en de kinderspeelkamer; deze laatste aan den tuin gelegen en meestal in verbinding met een vijver. - Deze verdieping heeft weinig vensters, vormt dus het rustige stylobaat tegenover de met een rij van vensters doorbroken bovenverdieping. Want daar liggen aaneengesloten alle woonvertrekken, 't zij direct aan elkaar grenzend, hetzij aan corridors, zoodat het huis eigenlijk maar één verdieping heeft. Een zeer ver voorspringend vlak hellend dak sluit het huis af. Wright wil nl. dat er een rustige schaduw in alle vertrekken zal zijn, waarmee hij dus in tegenstelling staat tegenover de althans Hollandsche meening, dat hoog invallend licht voor een vertrek het verkieselijkst is. Toch plegen de Hollanders wel hooge vensters te maken, maar gewoonlijk daarvan de bovenste helft met gordijnen dicht te hangen. -
En dan geeft Wright een eigenaardige bekoring aan zijn vertrekken door het ondergedeelte der muur tot en met de borstwering der verdieping te verbreeden en daarvan een bloemenbak te maken, zoodat men uit de vertrekken door bloemen in den tuin ziet. Wanneer men verder weet dat Wright een meester is in het concipieeren van terrassen, en rond of tusschen bestaande boomgroepen situeeren van zijn buitenhuizen, zoo zelfs, dat er pergola's en zelfs vertrekken zijn, hetgeen nu ongetwijfeld weer de overdrijving van het beginsel is, die om bestaande boomen zijn gebouwd, zoodat er een gat in het dak moest worden gelaten, dan kan men zich een voorstelling maken van de werkelijk buitengewone bekoring die van deze huizen uitgaat.
| |
| |
En het inwendige is daarmee in overeenstemming. De Amerikaan is er niet op gesteld, dat alle vertrekken door deuren zijn afgesloten, zoodat het inwendige verrast door allersmakelijkste doorkijkjes, die worden verlevendigd door fraaie kunstvoorwerpen, mooie boekenkasten en al datgene wat verder maar tot een ernstige versiering kan bijdragen. -
Ik geloof dat deze korte beschrijving in elk geval in staat zal zijn de overtuiging te schenken, dat een dergelijke conceptie oorspronkelijk is, en dat deze huizen in geen enkel opzicht aan de Engelsche, laten we zeggen Europeesche villa doen denken. - Trouwens Wright heeft een afkeer van stijlcopie, zooals hij ook geschreven heeft. Tot het onlangs van hem uitgegeven werk schreef hij een inleiding, waaruit duidelijk blijkt, dat ook hij het inzicht van zoovelen in dezen tijd deelt, dat naar een nieuwen vorm moet worden gestreefd. Ik meen goed te doen enkele aanhalingen uit die inleiding hier weer te geven. Want Wright is ook een kunstdenker.
(Einde in het volgend nummer.)
|
|