De Mythologie der Grieken, Handboekje door Dr. J. Vürtheim, Tweede Verm. druk, met 32 afbeeldingen en een Register, Rotterdam, W.L. en J. Brusse 1912.
‘Boeken zijn en blijven maar hulpmiddelen en worden zelfs gevaarlijk wanneer zij als metalen potten levende planten gaan omsluiten’.
Welk een gelukkig-gezegde en aanlokkelijke volzin is deze, waarmee de schrijver, in het voorwoord tot de nieuwe oplaag, zijn overtuiging uitspreekt. In den mond van hem die zelf boeken schrijft bescheiden en dus beminnelijk, schijnt hij tevens een bevallig aangeboden en licht mee te dragen algemeene waarheid in te houden. Men voelt zich verrast, dankbaar, en onbekwaam tot tegenspraak.
Eerst later bedenkt men dat goede boeken, wel verre van bij metalen potten te kunnen worden vergeleken, zelf levende planten zijn en dat dus de opmerking, die zoo eenvoudig scheen, aanleiding tot verdere overweging geeft.
Men ziet dan in dat niet van boeken, in hun algemeenheid, de bewering waar is, maar alleen van de handboeken waartoe dit geschrift behoort. De groote wereld van grieksche mythologie en sage leeft inderdaad, niet alleen in kunst en overlevering, maar ook in onze harten en verbeeldingen. Wie haar vormen beschrijft, en den zin van die vormen aanduidt, doet goed als hij tusschen die wereld en zijn schriftuur onderscheid maakt. Zijn bedoeling is niet dat voor die wereld zijn werk in de plaats zal treden, maar dat het haar werking overdraagt.