schuldigde hij zich: ‘Maar, mijnheer, wij hadden niet meer dan één fauteuil om u aan te bieden.’
Door mij te kiezen - ging de Régnier voort - hebt ge zijn wensch vervuld en ik ben zeker dat gij, dit doende, bedoeld hebt hulde te brengen aan zijn gedachtenis.
Eerst na zijn lof van Hérédia gaat hij dan ook tot Vogüé over, die met den dichter van de Trophées bevriend was, en dien hij in diens werkkamer het eerst, omstreeks 1888 of 1889, heeft ontmoet.
* * *
Als Vogüé's voornaamste werk prijst de Régnier den Roman Russe, het geschrift dat de russische romanschrijvers aan Frankrijk bekend maakte.
‘Hoewel de fijnzinnige Mérimée ons had ingelicht dat een letterkundige schat onder de sneeuw van de steppen verborgen lag, en ondanks de lofwaardige pogingen van enkele anderen die ons trachtten in te wijden, was toch zoo goed als de heele russische letterkunde ons onbekend gebleven. Tourgenieff alleen werd bij ons gelezen, maar Dostojevski, maar Tolstoï! Vogüé openbaarde hen werkelijk aan de Franschen. Ge zult toegeven dat het een schoon geschenk was, en kostbaar ook vanwege de omstandigheden waaronder het zich opdeed.’
Met deze woorden gaat de Régnier over tot het handhaven van de rol die hem toekomt als hoofd van de levende dichters in zijn vaderland.
‘Eugène-Melchior de Vogüé riep ons inderdaad niet alleen tot het genot van al wat die diepzinnige waarnemers ons omtrent de menschelijke ziel meedeelden, maar dank zij hen, en door hun weldadige tusschenkomst, deed hij ons zien dat de strijd waarin onze fransche roman zich verwikkeld had, niet zonder uitkomst was. Tegenover het eng, kleingeestig en brommig naturalisme dat toen bij ons tierde, stelden die nieuwelingen een geidealiseerd realisme, dat in de waarneming de rechten van de poëzie waarborgde.’
Die laatste woorden, waarop ik nadruk leg, drukken alles