| |
| |
| |
Tweeërlei Taktiek der Vakbeweging
Door
J. Molenmaker.
Amsterdam is in heftige beroering. De staking der zeelieden die reeds lang te voren voorzien was, had een betrekkelijk kalm en geleidelijk verloop. Dit werd onmiddellijk anders toen de bootwerkers besloten om de gelegenheid te gebruiken voor het verkrijgen eener loonsverhooging. Op zich zelf was ook dit niet nieuw. Verschillende bootwerkers stonden op een uurloon, dat zelfs bij geregeld werk een veel geringere wekelijksche verdienste verschafte, dan door een vast contract of door stukloon kon verkregen worden. Maar de reeders en cargadoors zagen in het staken der bootwerkers een uiting van solidariteit met de zeelieden, die zij gevaarlijk vonden voor hun overmacht. Want zij waren sedert April 1903 niet meer gewoon een andere macht dan die hunner werkgeversvereeniging te erkennen. Tusschen 1900 en 1903 hadden zij den invloed der vakvereeniging zien groeien, en zelfs op enkele momenten den overmoed dier organisatie ondervonden. Toen daarna een met groote moeite tot stand gebracht collectief contract met de bootwerkersvereeniging Recht en Plicht eene teleurstelling opleverde, doordat die vereeniging geen macht genoeg had om op een gegeven oogenblik de arbeiders te dwingen tot een nakomen der overeenkomst, hebben de werkgevers weer geweigerd om met vakvereenigingen te onderhandelen. Zij en zij alleen stelden de arbeidsvoorwaarden
| |
| |
vast en de arbeiders hadden slechts individueel aan te nemen of te weigeren. Nu dit verscheidene jaren geduurd had zonder zelfs eenige poging der bootwerkers om de verhoudingen van 1902 terug te krijgen, meenden de werkgevers dat dit wel zoo kon blijven, althans behoorde te blijven.
Doch ziet nu op eens de zeer verzwakte vereeniging Recht en Plicht den kop opsteken op een oogenblik dat den werkgevers zeer ongelegen kwam. Want de zeelieden hoopten zij wel met onderkruipers te kunnen bedwingen, of anders eenigszins tevreden te stellen. Doch de zeelieden en bootwerkers, die tot een zelfde soort arbeiders behoorden waren zoozeer met elkaar verbonden, dat het nu gold beider weerstand te breken of beide toetegeven.
En wat nu vooral den werkgevers tegenviel, dat was de vrij wel algemeene staking van alle categoriën van havenarbeiders, die zich ontwikkelde uit het neerleggen van den arbeid tegen uurloon. Was dat een nieuw bewijs voor het toepassen van de algemeene solidariteit der arbeiders? of was het uitsluitend een gevolg van terrorisme en intimidatie?
Dit laatste namen de werkgevers aan, of ten minste zij wilden het gaarne bij het publiek en bij de autoriteiten ingang doen vinden.
Want zij gingen uit van de stelling dat de arbeiders in 't algemeen tevreden waren, maar dat een groep felle en ruwe lieden door de kracht hunner vuisten en door brutaal optreden de andere werklieden dwongen het werk neerteleggen. Een scherpe campagne werd gevoerd tegen den zoogenaamden ‘arbeidersterreur’ waaraan voóral het Handelsblad een levendig aandeel nam. En zooals elke hardnekkig gevoerde perscampagne had ook deze het gewenschte gevolg.
Er ontstond eene meening in de bovenste kringen, die het dichtst bij de autoriteiten staan, dat in Amsterdam de anarchie onrustbarende afmetingen aannam. Verschrikkelijke verhalen doken op en vonden geloof. Als gevolg werden uitgebreide maatregelen genomen door politie en militairen, die tot de bekende incidenten van Kattenburg en Warmoesstraat geleid hebben. Daardoor niet teruggeschrikt en eer uitgelokt gingen de schuitenvoerders en ook de voerlieden in staking, terwijl het blijkbaar nog bij tal van groepen arbeiders giste. Er is
| |
| |
een stakingskoorts ontstaan, die nog op allerlei plaatsen met moeite bedwongen werd.
Zoo is de toestand op 't oogenblik dat dit artikel geschreven wordt, terwijl natuurlijk geen voorspelling te wagen valt hoe die zijn zal bij 't verschijnen dezer beschouwing.
Doch het is erook niet om te doen de taak der dagbladpers in een tijdschrift overtenemen. Hier worde alleen de aandacht gevestigd op enkele principieele conflicten, die door de jongste feiten scherp in 't licht werden gesteld.
Het conflict van werkgevers, die hun ekonomische overmacht over de arbeiders, het ‘baas-in-eigen-huis-zijn’ als een noodzakelijke voorwaarde voor den goeden gang van zaken beschouwen, met de vereeniging der arbeiders, die als hun gevolmachtigde optreedt en om erkenning vraagt, dat conflict zou rustig onbesproken kunnen blijven, indien het zich voltrok in een beginnende arbeidersbeweging. Dat is echter in Amsterdam geenszins het geval. Heftige strijden zijn voorafgegaan en de erkenning der vakvereeniging, zelfs de volledige erkenning in het collectief contract is er reeds geweest.
Het is de zwakke en daardoor onbetrouwbare vakvereeniging, het is vooral de organisatie, die de anarchistische of zooals tegenwoordig gezegd wordt, de syndikalistische taktiek in toepassing brengt, met welke de werkgevers niets te maken willen hebben.
Diezelfde aard der organisatie is ook de oorzaak van een ander conflict, n.l. met de moderne vakvereeniging. Evenals de vereeniging der werkgevers, wordt ook deze door de jongste feiten op een zwaren proef gesteld.
Sedert 1903 hadden de meeste vakverbonden zich afgekeerd van ‘anarchistische avonturen’ en na heftigen strijd een organisatie opgebouwd, die geleidelijk en voorzichtig naar verschillende lotsverbeteringen streefde, en die zich b.v. bij de staking der bouwvakarbeiders niet ontzien had om met de patroons vereenigd zich tegen een ‘directie actie’ te verzetten. Waarom is thans hare houding anders? Want er is geen twijfel aan dat de moderne organisatie geenszins neutraal staat in den tegenwoordigen strijd. De sympathie van hare leden voor de stakers is duidelijk en slechts door een strenge leiding van de bestuurders onthouden zij zich van steun. Doch wel
| |
| |
keeren zij zich tegen de werkgevers en tegen de autoriteiten, en protesteeren tegen de wijze waarop deze de staking trachten te doen mislukken.
Deze houding is moeilijk. Want in de bestrijding van de taktiek der stakers, van de solidariteitsstaking en de besmettingstheorie moeten zij een mislukking der beweging wenschen, maar daartegenover moeten zij wel hopen en zij spreken 't ook uit dat de zeelieden en bootwerkers in hunne billijke eischen tegemoet gekomen zullen worden.
Wanneer de beide aangewezen conflicten nauwkeurig bezien worden, is het duidelijk dat er op dit oogenblik een zeer eigenaardige en bijna onbegrijpelijke verhouding is ontstaan tusschen een viertal machten. Het zijn de werkgevers in het havenbedrijf, en de samenwerkende groepen stakers als de onmiddellijk strijdende partijen, doch daarnaast de regeering en de moderne vakorganisatie als twee zijdelings erbij betrokkenen. Tusschen alle vier is er een onderlinge spanning, want de pogingen tot bemiddeling van burgemeester en minister zijn het scherpst door de werkgevers verijdeld.
Hoe is het nu mogelijk, vraagt men zich af, dat niet èn regeering èn moderne vakorganisatie zooal niet met de werkgevers samenwerken, dan toch alle drie ernaar streven om de anarchistische taktiek der zwakke havenorganisatie's voor goed uittebannen? Alle drie hebben er last en schade van, terwijl toch de ongeorganiseerde arbeiders er de dupe van worden. Had de regeering het gewild, zoo zou zij stellig geen bemiddeling hebben mogen voorstellen. De werkgevers en vooral het Handelsblad waren dan ook zeer slecht daarover te spreken.
En had de moderne vakorganisatie het gewild, zoo zou haar houding heel wat koeler of vijandiger moeten zijn. Ook zij wordt daarover door de conservatieve pers gekapitteld.
Maar nu is niet aantenemen, dat èn regeering èn moderne vakorganisatie in stilte de houding der werkgevers goedkeuren, en slechts om gevoeligheden te ontzien den arbeiders eenig succes toewenschen. In tegendeel de houding der autoriteiten en van de sociaal-democratische arbeiders is verward en tweeslachtig. Zij doen beide dingen, waarmede zij de stakers tegenwerken en zijdelings erkennen dat hun taktiek terecht
| |
| |
door de werkgevers allerverderfelijkst wordt genoemd. Maar zij uiten zich tegelijkertijd ook zóo, dat zij de grieven der stakers gerechtvaardigd vinden, en hen daardoor weer steunen om voltehouden. Hoe is dit te verklaren?
Allereerst door den overmoed en de machtsroes der werkgevers, en door de ergerlijke campagne voor hen tegen de arbeiders gevoerd, nadat zij zeer lang doof geweest waren voor hun grieven. Daaraan toetegeven is minstens zoo erg als het toegeven aan de z.g. anarchistische taktiek der werklieden. Waar het toe leidt, hebben de overheden al reeds ondervonden in de bloedige conflicten, mede een gevolg van de uittartende houding der werkgevers. Door hun systematische invoering van onderkruipers, die toch bitter weinig baat voor hun bedrijf geven, en door hun dwang op de arbeiders, die zoogenaamd geterroriseerd en geintimideerd zijn, om alle moeilijkheden te trotseeren en te blijven werken, noopen zij de overheid tot een soort staat van beleg, die de burgerij prikkelt en ontstemt. Want het dient bij deze gelegenheid vooral goed duidelijk te zijn dat de werkgevers het principe der vrijheid gebruiken of liever misbruiken om juist de overheid te dwingen al hun maatregelen tegen de arbeiders te steunen en daardoor tal van burgers een onaangenamen dwang aantedoen. Het principe der vrijheid toch, is dit, dat ieder het recht heeft te arbeiden of niet te arbeiden al naar hij zelf zal uitmaken, en dat de overheid bescherming moet verleenen indien getracht wordt op eenigerlei wijze de uitoefening van dat recht op arbeid te belemmeren. Hierop bouwen nu de werkgevers hun taktiek tegen de stakende arbeiders.
Het is volstrekt niet hunne bedoeling om alle stakers te ontslaan, en door andere arbeiders te vervangen. Ware dit het geval, zoo zou hun optreden scherp en hard zijn, maar in zeker opzicht gerechtvaardigd. De latere ontwikkeling van de strijdmethoden der werkgevers geeft duidelijk aan dat zij twee wapenen aanwenden, al naar de omstandigheden. Het eene wapen is dat der uitsluiting. Enschede deed de toepassing daarvan reeds enkele malen zien, en vooral in de Noordelijke landen, Zweden, Noorwegen en Denemarken werd dit strijdmiddel vaak scherp toegespitst. Het andere wapen is dat van
| |
| |
de aanwerving der stakings-brekers, de ‘black-legs’ de ‘gelen’ of hoe zij genoemd worden. Onderkruipers is voor hen eigenlijk geen geschikte naam. Dat zijn wel arbeiders die bij gelegenheid van een staking hetzij aan 't werk blijven om in de gunst van den patroon te komen, hetzij in de plaats van anderen trachten te komen. Zij zijn in zekeren zin kameraden en vakgenooten, die zich buiten hun gemeenschap plaatsen om welke reden dan ook.
De ‘stakingsbrekers’ zijn echter groepen lieden, onder leiding van wervers samengebracht met geen ander doel dan tijdens een staking de arbeiders te ontmoedigen en daardoor ertoe te brengen zich weer voor werk aan te melden.
Wanneer nu de werkgevers zoo luide de leus der vrijheid doen hooren, dient allereerst opgemerkt te worden, dat zij daarom al heel weinig geven indien zij 't wapen der uitsluiting toepassen. Want dan zijn zij het juist, die talrijke werkwilligen dwingen tot lediggang. Zij baseeren zich alleen op 't principe der vrijheid van arbeid, indien zij met stakingsbrekers gaan werken. Doch doen zij het ook dan niet ten onrechte? Er is gewoonlijk geen kwestie van dat deze aangevoerde werkkrachten voor eenzelfde hoeveelheid arbeid evenveel loon ontvangen. Zij kosten aan de werkgevers veel en veel meer dan hun eigen arbeiders gevraagd hadden. Maar juist de aard van dit strijdmiddel bevat de erkenning van de staking niet als verbreking maar als een schorsing van het contract met hun eigen arbeiders. Want zij willen vooral de laatsten intimideeren om zich weer voor werk aantebieden. Dat is hun doel. Het is een poging om door de macht van het geld de werklieden die ook door gebrek aan inkomsten zeer geagiteerd zijn, bang te maken. Zal dit middel gelukken dan is daarvoor de hulp van de overheid noodig. Er moet vertoon bij komen van politie of militairen, zoowel om de arbeiders ver te houden van het werk, alsook om de stakingsbrekers in bedwang te kunnen houden, en te isoleeren. Daardoor wordt de bescherming door de overheid slechts schijnbaar een verdediging der individueele vrijheid en is zij in wezen een zelfs sterke steun aan een der strijdende partijen, al valt niet te ontkennen dat de overheid die steun moeilijk kan onthouden, wanneer erom gevraagd wordt. En evenmin mag
| |
| |
de overheid werkloos blijven indien door dergelijk optreden een zoodanige verbittering ontstaat dat op de openbare straat wanordelijkheden gaan gebeuren.
Dit neemt echter niet weg dat de werkgevers misbruik maken van 't vrijheid-principe, omdat hun doel is juist de vrije wil hunner ondergeschikten tot een volledige onderwerping te brengen. Zijn de werkgevers hiertoe niet genoodzaakt? Is er voor hen een ander middel om te ontkomen aan het andere uiterste dat de arbeiders in de staking een middel gaan zien om allerlei billijke en onbillijke eischen door te zetten en dat, wat erger is, in groote ondernemingen, de discipline en het gezag van de leiders van 't werk geheel verloren gaat.
Inderdaad moet erkend worden, dat het de oude anarchistische of syndikalistische taktiek der vakvereenigingen is, die zoodanig verweer moet uitlokken. Wat toch is die taktiek? en hoe moet die ontstaan? Vooropgesteld zij dat ook hier geen sprake kan zijn van moedwilligheid der leiders, die met opzet zulke scherpe conflicten zouden uitlokken. Want de geheele taktiek komt voort uit het slecht georganiseerd zijn der arbeiders, en deze maakt het alleen mogelijk dat anarchisten zich in den strijd mengen, in de hoop dat daardoor de gehate maatschappelijke orde verzwakt wordt. De losse vakvereeniging, die haar leden niet vermag te binden en te brengen tot een prestige, waardoor zij het moreele recht verkrijgt voor de arbeiders in eenig vak op te komen, deze vakvereeniging is tot nietsdoen gedoemd totdat er onder de arbeiders een stijgende ontevredenheid is waartenemen. Daarvan moet zij gebruik maken om nieuwe leden te werven, die dan ook verwachten dat er iets belangrijks gebeuren zal. Dat belangrijke is in den regel de staking, als middel om de werkgevers te dwingen tot toegeven. Zal die dwang resultaat hebben dan moet het bedrijf zooveel mogelijk geschaad worden en dus met alle middelen tot stilstand gebracht.
Daar de organisatie de middelen mist om de stakers voldoende ondersteuning te geven, worden alle andere arbeiders opgeroepen tot solidariteit. Zij moeten steunen niet alleen met geld, maar vooral met daden. Vandaar dat op hun gemoed gewerkt wordt. De flinke wordt gemaand tot kameraadschap en opoffering: de bange wordt voorgehouden hoe onedel het
| |
| |
is alleen aan zich zelf te denken en hoe laag er op onderkruipers wordt neergezien. Dit geschiedt met te meer heftigheid, en met te meer kans op schrikaanjaging en bangmakerij, en zelfs van handtastelijkheden, naarmate de strijd feller gevoerd wordt. Uit zoo'n stemming ontstaat de solidariteitsstaking en de theorie van besmette goederen, die door geen klasse-bewuste arbeider bewerkt mogen worden. Dit alles wekt een revolutionnaire gezindheid die voedsel vindt bij het zien van de actie der stakers op straat, en het optreden van politie en militairen.
En waar nu de kracht van den strijd niet gelegd wordt in een vast besloten wil en een koel berekend en reeds vroeger vooropgezet plan, doch in een stemming, een gevoel, is het duidelijk dat de werkgevers daartegen in ook op de stemming der arbeiders trachten in te werken. Daarvoor moeten de onderkruipers dienen, daartoe wordt het optreden der stakers met geweld in schrille kleuren geteekend, daarvoor moet ook het machtsvertoon helpen, want de snel opgewekte stemming kan op eens in elkaar vallen.
Er is een tijd geweest dat de leiders der arbeiders van deze emotioneerende taktiek veel verwacht hebben. Revolutionnair gezinden, die daardoor soms plotseling zoo uitgebreide stakingen voor zich zagen, dat zij de algemeene staking als middel tot de revolutie nabij meenden, hebben gedacht dat een ontwikkeling dezer taktiek voldoende zou zijn om hun doel der algeheele sociale revolutie nabij te komen.
Die tijd is er echter geweest. De ervaring heeft geleerd dat op die wijze wel eens tijdelijk belangrijke lotsverbeteringen voor de arbeiders verkregen werden, maar dat zij niet blijvend waren. De ervaring heeft ook geleerd dat dergelijke ‘manoeuvreoefeningen voor de revolutie’ slechts winst brachten aan de reactie. Daardoor geleerd is geleidelijk een andere taktiek der vakvereeniging ontstaan. Geleidelijk, want de gedachte die zich het eerst opdrong was deze, dat de vakvereeniging na een gewonnen, zoowel als na een verloren staking stevig moet blijven bestaan. Daartoe waren maatregelen noodig ter disciplineering en ter ontwikkeling van de georganiseerden, vooral echter ook maatregelen tegen de ongeorganiseerden. De arbeiders die in en uit de organisatie kwamen, al naar believen, waren de lieden, die de luidruchtige maar vooze taktiek
| |
| |
aanwakkerden, en tegen hen moest opgetreden worden. Verder moest er een stevige weerstandskas zijn, maar vooral een vast bestuur, dat wezenlijk leiding gaf, in plaats van de stemmingen der arbeiders te volgen.
De vakvereeniging moest ten allen tijde prestige hebben tegenover de arbeiders, om dat van de patroons te kunnen vergen. En een gevolg van 't een zoowel als 't ander was een remmende werking tegenover de stakingslust. Vooral toen de werkgevers tegenover de kracht der weerstandskas, de snelle uitputting daarvan beoogden door de uitsluitingstaktiek, kwam in de moderne vakvereenigingsmethode als eerste stelling voorop te staan: behoud de vereeniging in elk geval, - en daarvoor moest de lust tot staking wijken. Want voor een goed ingerichte vakvereeniging zijn er nog tal van andere middelen om lotsverbetering voor hare leden te verkrijgen.
De gevolgen dezer moderne taktiek op de werkstaking zijn van zeer groote beteekenis. Allereerst wordt elke staking zorgvuldig voorbereid, zoodat het uitbreken en de omvang er van geheel en al te voorzien is en gewoonlijk aan de verwachtingen beantwoordt. Maar verder is vooral belangrijk dat ten opzichte van de uitbreiding der staking de rollen geheel omgekeerd zijn. Terwijl de arbeiders vroeger in de uitbreiding een toename van hun invloed zagen, streven nu juist zij naar beperking en de werkgevers naar het omvatten van 't grootst aantal werklieden.
Ten slotte is het verloop van zoo'n staking gewoonlijk rustig. De onderkruipers-brigade is overbodig en heeft geen rol meer te vervullen.
Het is de tijd die de beslissing zal moeten geven, n.l. deze wie het het langste kan volhouden.
De laatste tien jaren hebben in ons land een rustige groei en vooral een streng systematische ontwikkeling der vakvereenigingen doen zien. De organisatoren van den Algemeenen Nederlandschen Diamantbewerkersbond hadden door hun voorbeeld en hun toewijding succes. Hun personen, hun geld en de kracht hunner organisatie bleken een zoo stevige kern, dat daarom heen zich het Nederl. verbond van Vakvereenigingen vormde als een gezond en krachtig lichaam. Tegenstanden van principieelen en persoonlijken aard werden geleidelijk
| |
| |
overwonnen, en de christelijke vakvereenigingen namen duidelijk dat N.V.V., hoezeer ook bestreden, tot voorbeeld, zoowel wat de samenstelling als wat de zuivere vakvereenigingstaktiek betrof; slechts de politieke actie gaf de scheidingslijn aan. Maar meer nog dan door den invloed op de christelijke vakvereenigingen, toonde zich de kracht van het moderne beginsel, juist bij de vakvereenigingen, die vroeger zoo beslist anarchistisch gezind waren.
Ook deze hebben begrepen, dat de nieuwere taktiek noodzakelijk aanvaard moest worden, en hebben getracht het duidelijke voorbeeld te volgen.
Deze richting kon zich niet openlijk vertoonen zoolang de strijd tusschen het N.V.V. en het oude Nederlandsche Arbeiders Secretariaat zoo heftig werd gevoerd, en ook in verscheidene vakken de zoogenaamde vrije en moderne organisaties elkaar op leven en dood schenen te bekampen.
Zoo was de beruchte bouwakstaking in Amsterdam half een aanval op de moderne Bond van Bouwvakarbeiders en voor de andere helft op de werkgevers. En bij dien strijd werd de oude taktiek nog eens volop beproefd, om echter, vooral door den weerstand der nieuwe vakvereenigingen, te mislukken.
Doch hoe stond het nu in Amsterdam? Is ook hier weer de oude taktiek systematisch opgesteld en doorgevoerd, om de arbeiders te overtuigen dat de directe actie en de solidariteit hunne beste wapenen zijn?
Juist het feit, dat zulks nu niet het geval is, verklaart waarom de verhoudingen in Amsterdam zoo verwikkeld zich voordoen. De leiding van de staking door het bestuur van Recht en Plicht heeft gestreefd naar de moderne taktiek, d.w.z. naar de uiterste beperking van de staking, naar onderhandeling vooraf, naar kalm verloop, naar vermijding van de besmettingstheorie. Dat bestuur heeft zorgvuldig vermeden de staking te maken tot een proef tegenover het N.V.V.
Doch er zijn twee oorzaken, die de arbeiders zelf bewogen om toch weer de oude wegen op te gaan, afgezien van eenige anarchistische aanmoediging. De eerste oorzaak is de houding der werkgevers, die eenmaal ingericht en gewapend op de oude taktiek, die taktiek als 't ware hun tegenpartij opdrongen. De
| |
| |
tweede oorzaak is te zoeken in de geringe omvang der organisatie waardoor de staking er feitelijk eene is van een massa ongeorganiseerden, waaraan discipline en tucht ontbreekt.
In de stakingsbeweging zelve vertoont zich de moderne vakvereenigingstaktiek als een zwakke en kleine kern, waarom heen oude gewoonten en vooral oude gevoelens nog onrustig rondslingeren.
Dit is de verklaring waarom nòch de regeering noch ook de moderne vakorganisatie zoo vijandig kunnen en mogen staan tegenover de Amsterdamsche stakers. Er is een kentering; er is, ondanks de buitensporigheden, een ernstig pogen om het anarchistisch losbreken der arbeiders te beheerschen en terugtedringen tot het rechtmatig opkomen voor billijke eischen. De reeders die dit niet erkennen en niet erkennen willen, handelen zóo alsof zij met opzet de oude taktiek liever zien, omdat die bij hunne bewapening het gemakkelijkst te overwinnen is, en gaan daarom in tegen 't belang van de orde en van de gemeenschap, voor wie de verandering der vakvereenigingstaktiek een groote vooruitgang moet zijn.
Doch het voorstaande verklaart nog niet alles. Want het verklaart nog niet de gevoelens onder de arbeiders. De oude taktiek, hoe verderfelijk ook in hare gevolgen, en wel voor alle partijen, had juist, om de gevoelens die erdoor werden opgewekt, voor vele arbeiders een groote bekoring.
De solidariteit der geheele arbeidersklasse om allen aaneengesloten op te komen voor de belangen van een deel van hen, om zich zonder overwegingen van zelfzucht in den strijd te werpen, wanneer een groep arbeiders fel en onrechtvaardig worden aangegrepen, belasterd, als vogelvrij verklaarden behandeld, geminacht en bedreigd, die solidariteit is een gevoel dat voor de arbeiders een verheffing en verademing is in tijden dat zij den druk van hun lot zwaar ondergaan.
En nu dezen winter de sociaal-demokraten met hunne petition-nementsbeweging tot de arbeiders gegaan zijn, juist om dat gevoel van eene solidaire en strijdlustige klasse in hen op te wekken, nu is het niet verwonderlijk het tot uiting te zien komen bij dezen fellen strijd tegen een groep arbeiders, wier arbeid zwaar is, wier omgeving ruw en dikwijls demoraliseerend, en die na langen tijd van berusting toch weer zich verheffen,
| |
| |
ja allereerst om materieele dingen doch daarbij ook om beter en menschelijker te kunnen worden.
Er is daarom in Amsterdam ook in de arbeiders zelve eene spanning tusschen hun gevoelens voor de stakers, en tusschen hun verstand dat tot zelfbeheersching dwingt. En het is een merkwaardig en in zekeren zin eerbiedwaardig en verheffend verschijnsel te zien hoe dit laatste tot nu overwinnaar blijft.
Hoe hard en onbegrijpend is de scherpe kritische geest, die als Amsterdamsch correspondent van de N. Rt. Crt. spottend oordeelt over de logische inconsekwentie's, die van een innerlijke spanning en zelfbestrijding het gevolg zijn. Geen spot en geen veroordeeling, maar juist bewondering eischt het verschijnsel dat Amsterdamsche arbeiders, ondanks uittarting, ondanks een fel vijandige bestrijding met alle macht beproeven hunne gevoelens te houden onder de tucht van een bezonnen verstand.
Doch daartegenover is te grooter de verantwoordelijkheid van werkgevers en autoriteiten, die zien hoe de weegschaal van gevoel en tucht op- en neergaat.
Wee hen die de waarheid willen verduisteren en roekeloos valsche voorstellingen geven en die uit angst voor de arbeiders geen ander middel kennen om hen tot rust te brengen dan hen zoo vinnig mogelijk te tuchtigen.
18 Juli 1911. |
|