| |
| |
| |
Enkele liederen Door Giza Ritschl.
I
Ik ga nu stil wat rusten,
Toe, ga nu, ga nu, ga nu, ga,
Want als ik u zoo gadesla,
Dan beeft het hart in mij.
Ach gij, die steeds maar lokt en roept,
Ach gij, die steeds maar vraagt en zoekt,
En neemt en drinkt heel stil;
Ach gij, die zoo begeerig zijt,
Ach gij, die mij doet beven,
Ach ga nu, ga nu, voor altijd,
Toe, ga nu uit mijn leven.
II
O wond're vreugd, o wond're smart,
O wond're liefde in mijn hart,
| |
| |
O wond're dingen die gij zijt,
Gij, die mij bedroeft, verblijdt; -
O gij, die beurtelings komt en gaat,
En ongemerkt weer voor mij staat
Zoo heel lief en zoet en mild en zacht
En dan in-eens weer met een wòndere kracht; -
O gij mijn liefde, mijn last, mijn lust,
Gij jaagt, gij kwelt mij zonder rust;
Gij geeft, doch neemt weer alles àf,
O lief, o leed, o vreugd, o straf!
III
Mijn liefstens zachte wangen...
Op een mooien lentedag...
Dat even, heel even geven...
| |
| |
Maar een heerlijk echt beleven.
IV
Ik ben vannacht bij u geweest,
Ik was ontroerd, ik was bevreesd,
Want uwe lippen werden wond.
Toen stond ik met een droef gemoed,
Doch ik kon niet van u gaan;
Want het was zoo schoon, het was zoo zoet,
En ik wist, ik had misdaan.
Misdaan aan u uit liefdelust,
Uit liefdelust u wond gekust;
En mijn lust er mee gesust,
Terwijl gij sliept in zoete rust.
V
Ik sluit mijn hart voor u,
Gij moogt er niet in kijken!
Een nieuwe bloem aan het prijken.
Een nieuwe bloem, een nieuwe mei,
Een nieuwe weelde, een nieuwe Hij;
Een nieuwe liefde, een nieuwe pracht,
Een nieuwe zorg, een nieuwe kracht.
| |
| |
Ik sluit mijn hart voor u,
Want ach, zij zijn zooals u,
Die mij 't slechte wenschen.
Laat ik nu maar met mijn schat,
Met al mijn dit en al mijn dat,
Met al mijn vreugd en heerlijkheid,
Leven en genieten in eenzaamheid.
VI
Zich uit naar u, mijn eenig lief!
Die in mij brandt voor u, mijn eenig lief;
En met geuren die u bedwelmen, mijn eenig lief!
En met mijn liefde die voor u brandt, mijn eenig lief!
VII
Doch 'k weet niet waarom,
| |
| |
|
|