| |
| |
| |
Veelzijdig misverstand
Door
J. Molenmaker.
De veelzijdigheid der Hygiëne. Rede uitgesproken door Prof. Dr. J.G. Sleeswijk, bij het aanvaarden van het Hoogleeraarschap in de Technische Hygiëne aan de Technische Hoogeschool.
Toen de voormalige Polytechnische school te Delft door een wijziging der hoogeronderwijswet tot Hooge School werd gemaakt, is het leerprogram tevens uitgebreid. Een der nieuwe vakken werd genoemd: Technische Hygiëne. Pogingen uit de Tweede Kamer aangewend om daarvoor nog het adjectief ‘sociale’ te plaatsen, mislukten. Sedert is menig jaar voorbijgegaan tot in December 1910 het onderwijs in dit nieuwe vak is aangevangen. De hoogleeraar, die daarvoor werd aangewezen had door zijn intreerede het voorrecht een nieuwen weg te kunnen afbakenen. Want het is er verre van dat de wetenschap, die hij te doceeren en te bevorderen zou hebben, een geheel gecultiveerd terrein was. Wat toc is eigenlijk te verstaan onder het begrip ‘Technische Hygiëne’?
Het antwoord was niet alleen van belang voor het Delftsche gehoor. In wijderen kring bestond daarvoor belangstelling, zooals reeds vroeger gebleken was uit een brochure, die de Sociaal-Technische Vereeniging van Demokratische Ingenieurs had uitgegeven. De redenen hiervoor zijn duidelijk voor elk, die de praktijk van het ingenieursleven kent. De eischen, die aan den technischen ontwerper en uitvoerder van allerlei groote werken, gebouwen, fabrieken, en werktuigen; die ver- | |
| |
der ook aan den vervaardiger van allerlei gebruiksvoorwerpen en producten gesteld worden, zijn in de latere jaren sterk uitgebreid, en vooral waar het betreft de gezondheid van een grooter publiek, van gebruikers of van arbeiders.
De vooruitgang in hygiënische comfort, die b.v. in Engeland en Duitschland is waar te nemen kon ons land niet onberoerd laten. De algemeene hygiënische wetgeving voor de reinheid van lucht en water, voor de zuiverheid van voedings- en genotmiddelen is wel verre van volledig, doch is toch aan de orde van den dag. En de sociale wetgeving breidt zich regelmatig uit, waarbij allereerst gevraagd wordt dat fabrieken, werkplaatsen, woningen zóo gemaakt worden, dat op 't gezondheidsbelang der arbeiders zoo ver gelet is als de techniek middelen aan de hand doet.
Doch niet alleen de wet stelt haar hygiënische eischen aan de technici. Bij het technisch beheer der groote steden zijn talrijke problemen in 't belang der algemeene gezondheid op te lossen. Bouwverordening, stratenaanleg, reiniging, vuilverbranding, waterverschaffing, rioleering zijn slechts enkele van deze soort onderwerpen, die de aandacht van den ingenieur vragen. En ook de architect gevoelt hoe de verlichting, de verwarming, de ventilatie, de z.g. sanitaire inrichtingen er thans heel anders moeten uitzien dan vroeger, en niet langer buiten zijn directe bemoeiing liggen. Tevens, hoeveel er nog aan ontbreekt. Het groote publiek ziet al dergelijke verbeteringen tot stand komen, gewent eraan, en eischt ze; te recht. Doch de technicus moet voor deze dingen zorgen en kent de talrijke moeilijkheden die zich daarbij voordoen.
Hij is dan ook overtuigd dat de technische opleiding ten opzichte dezer onderwerpen verbetering behoeft, indien niet de verschillende technische vakken òf tenachter zullen blijven, òf wel zich steeds van buitenlandsche hulp zullen moeten bedienen.
Was het niet teekenend dat onlangs uit een Kamerdebat bleek hoe een Duitsche firma de belangen der waterverzorging van het platteland moest op zich nemen?
Een misverstand bleek echter de omschreven opvatting van vele ingenieurs die meenden dat hunne wenschen ten minste gedeeltelijk vervuld waren door de opname van het
| |
| |
nieuwe vak der technische hygiëne op het program der technische hoogeschool. De bevoegde autoriteiten hebben een andere bedoeling gehad.
Zij benoemden niet een technisch hygiënist, maar een mikrobioloog tot den eersten hoogleeraar.
Niet minder werd daarmede echter de belangstelling voor de vraag, wat zal deze nu verstaan onder de technische hygiëne en hoe zal hij die aan de aanstaande ingenieurs onderwijzen?
* * *
Professor Sleeswijk heeft zich het antwoord op die vraag niet moeilijk gemaakt. Zonder veel omslag kondigde hij aan, dat hij de algemeene gezondheidsleer zal doceeren, en wel van elk der hoofdstukken zooveel als voor technische onderwerpen van belang zullen zijn. Technische hygiëne was dus voor hem slechts hygiëne ten behoeve der technici. En bereidwillig zal hij zijn onderwerp niet angstvallig beperken, maar ook een kijkje geven op het meer zuiver wetenschappelijk deel van het vak.
Nu rijst echter de vraag of hier het misverstand alleen bestond bij de ingenieurs die andere voorlichting van meer urgenten aard vonden, en dit niet alleen voor de studenten, maar ook voor het geheele publieke leven.
In de professorale rede blijkt duidelijk genoeg, dat inderdaad het misverstaan niet zoo eenzijdig is geweest. Dr. Sleeswijk is een geleerde, die ook in 't buitenland een goede en ruime blik heeft verworven op omvang en beteekenis van zijn wetenschap. Maar daarmede heeft hij geen inzicht verkregen in de waarde en in den aard der technische wetenschappen. Op meer dan een plaats van zijn voordracht vertoont zich de opvatting dat zoo iets als technische wetenschap eenvoudig niet bestaat, al wilde hij aan de hoogeschool van de techniek dit begrijpelijkerwijze niet in ronde woorden verkondigen. Wetenschap kan voor hem niets anders zijn dan het zoeken naar den samenhang in de natuur, naar de oorzaken van de verschijnselen, die wij op allerlei gebied waarnemen, En dus op hygiënisch terrein naar de oorzaken van ziekten en van de gunstige omstandigheden die de beste gezondheidstoestanden kunnen meebrengen.
| |
| |
De vraag hoe door vooruitgang der techniek de ziekten doelbewust te voorkomen zijn, en hoe de gunstige invloeden op de gezondheid door 't ontwerpen van technische middelen in 't leven geroepen kunnen worden is voor hem slechts een simpele kwestie van toepassing. Indien de zuiver wetenschappelijke voorlichting er slechts is, gaat het andere van zelf.
Dit nu is een onderschatting, neen meer, een miskenning van de technische wetenschap. Want al prijst professor Sleeswijk dat wat hij toepassing noemt, omdat geen wetenschap daarzonder bestaanbaar zou zijn, en omdat onderzoek en toepassing in voortdurende wisselwerking zijn, zoo blijft toch de toepassing iets, dat mogelijk nuttig, voldoening verschaffend, wellicht zelfs verheffend kan zijn, doch dat niet op zich zelf een onderwerp van navorsching en dus van wetenschap is.
Het is niet zeldzaam, dat de natuurwetenschap deze hooge houding aanneemt tegenover de wetenschappen, waarbij van den geest een meer scheppend dan analyseerend vermogen gevergd wordt. En juist dit is bij de technische wetenschappen het geval.
De scheppende geest verzuimt niets wat hem kan ondersteunen bij het streven om de natuurkracht te beheerschen en zal alle resultaten van 't onderzoek naar oorzaken die de ‘geheimen der natuur ontsluiten’ gretig aanvaarden. Doch ook wanneer die resultaten ontbreken of van twijfelachtige waarde zijn, moet de techniek een oplossing zoeken. Evenals de natuurwetenschap gebruikt zij daarbij thans het experiment.
En dit is het juist wat ook die techniek van empirie tot wetenschap heeft gemaakt. Er wordt niet langer uitsluitend voortgebouwd op ervaring van de voorouders. Berekeningen, op allerlei vernuftige wijzen mogelijk gemaakt, proeven met velerlei instrumenten uitgevoerd, maken den technikus geen enkel oogenblik den mindere van den geleerde. Zijn werkmethode, zijn wetenschappelijke bagage, zijn geestesarbeid gelijken in allerlei opzichten op die van den natuurwetenschappelijken onderzoeker, behalve dat hij een ding meer moet doen, n.l. scheppen en durven ondernemen, waar van den geleerde geen daad wordt gevergd.
Daarom staat naast de technische wetenschap als leer van bouwmethoden, de beschrijving van scheppingen door een vernuft,
| |
| |
dat niet ondergeschikt is aan dat van den vorscher, maar tegenover de natuur een andere, een dwingende houding aanneemt.
De zuivere wetenschap en de wetenschappelijke techniek staan in een nauwe verwantschap. Ongetwijfeld was de eerste voorganger en verwekker van de tweede, maar de zoon heeft een eigen leven voor zich. Samenwerking en geen overmeestering is voor elken vooruitgang onverbiddelijk noodzakelijk.
Misverstaan heeft prof. Sleeswijk de roeping der technische wetenschap, en dus ook de beteekenis van dat woord ‘technische’. Hij zal van zijne collega's niet alleen moeten vernemen over welke onderwerpen hij 't licht zijner wetenschap kan laten schijnen. Hij zal - naar wij hopen - van hen ook leeren begrijpen welke hygiënische, welke technischhygiënische problemen er dag aan dag in de ingenieurswereld zijn op te lossen, waar zijn algemeene wetenschap of te veel of te weinig richting gaf om het wenschelijke in het doelmatige te verwezenlijken.
* * *
Er zijn nog meer zijden aan het misverstand dan de verschillende gevolgtrekkingen door Dr. Sleeswijk gemaakt uit het onjuiste begrip eener technische wetenschap. Doch letten wij eerst op die conclusie's; die twee der drie onderwerpen waaraan hij de veelzijdigheid der hygiëne demonstreerde, omvatten. Wanneer hij uitvoerig behandelt, hoe de uitbreiding van het verkeerswezen het tegenhouden van epidemiën moeilijker maakt, dan wijst hij den ingenieur de taak aan om bij aanleg van spoorwegen maatregelen te nemen, opdat langs die banen geen zieke of gezonde bacillendragers ongecontroleerd zullen kunnen heen- of weer trekken.
Hier is het verband met de techniek al bijzonder gezocht, als ware 't alleen een aanloopje om over de bestrijding van cholera-epidemiën het nieuwste inzicht uiteen te zetten, want de vraag òf quarantaine-stations bij een spoorweg noodig zijn, behooren andere dan technische autoriteiten uit te maken. Anders zou het staan met het verband van de techniek met den strijd tegen epidemiën indien zich de vraag voordeed, of de bouw
| |
| |
der quarantaine-stations en de bouw der spoorwegwagens niet zóó te wijzigen was om èn de ontsmetting te vergemakkelijken èn de gecontroleerden voor nieuw besmettingsgevaar te beveiligen. Wellicht ware van technische ervaring en van technische problemen op dit gebied te vertellen, die steun en aansporing konden zijn voor den toekomstigen spoorwegbouwer.
Evenzeer berust het eerste voorbeeld op een vreemde opvatting van het technische der te doceeren hygiëne. Prof. Sleeswijk gaf nl. een korte en in 't algemeen zeer belangwekkende uiteenzetting van de physiologische verschijnselen, die samengaan met de vermoeienis. Het is echter zelfs de vraag of deze beschouwing tot het gebied der hygiëne behoort en of hier niet het algemeene terrein der physiologie werd betreden. Doch stellig raakt ze in dezen vorm niet de technische hygiëne, zelfs al mochten geleerden er in slagen door anti-toxinen vermoeienis kunstmatig, dat is zonder natuurlijke rust, weg te nemen.
En toch, wat is juist het onderwerp der vermoeienis en vooral der over-vermoeienis buitengewoon belangrijk voor de technische hygiëne. Want velerlei zijn de vormen, waarin de techniek vermoeienis vergt, van allerlei organen, spieren, zenuwen, oogen, ooren, en vooral ook onevenwichtige of eenzijdige vermoeienis. Tal van vragen rijzen op, wanneer bedacht wordt hoe de ingenieur te weten kan komen welke vermoeienis hij veroorzaakt bij de taak die hij aan ondergeschikten opdraagt; van welken aard en in welke maat de vermoeienis is b.v. van het toezicht houden op werk, op machines, van eentonige handgrepen, van zware lasten tillen, herhaald bukken, in gebogen standen arbeiden.
Hoe zou de wetenschappelijk gezinde technicus, wanneer hij zich slechts eenvoudige hulpmiddelen kon verschaffen, tegelijk profijt trekken en rijke ervaring verzamelen over vermoeienis, die hij in velerlei vormen kan waarnemen.
Doch dat de nieuwe hoogleeraar niet naar deze zijde de aandacht zijner leerlingen richt, is alles het gevolg van het principieele misverstand, dat hiervoor is aangegeven.
Bij het derde door hem aangeroerde onderwerp komt een heel ander misverstand aan 't licht. Behandeld werd de sociale
| |
| |
zijde der gezondheidsleer. De geschiedenis der omschrijving van 't leervak in de wet doet hier de aandacht spitsen.
Waar de sociale hygiëne niet als leervak werd toegelaten, was het toch duidelijk dat een gedeeltelijke behandeling daarvan niettemin niet te ontgaan zou zijn. De technische hygiëne omvat wel niet de geheele sociale gezondheidsleer, evenmin als deze zich met het technische der geheele hygiëne kan bemoeien. Waar zouden de scheidingslijnen te trekken zijn?
Prof. Sleeswijk maakte zich hier zijn taak gemakkelijk. Evenmin als hij een technische hygiëne erkende, doet hij dat een sociale. Een woordspeling is hem hiertoe behulpzaam.
De geheele gezondheidsleer - zoo zegt hij - is uit haar aard sociaal, dat wil zeggen ten dienste der gemeenschap. Het zou een enge, ja zelfs een onwetenschappelijke opvatting zijn te doen alsof er voor de arbeiders, de ekonomisch zwakken, een afzonderlijk wetenschappelijk onderzoek naar hunne gezondheids-voorwaarden bestaanbaar was.
Deze redeneering is een zeer eigenaardig misverstand. Wat - zoo zal ieder vragen - is er niet voor de gemeenschap? Is dit niet met elke techniek, elke wetenschap het geval? Is dat alles sociaal? Hoe dwaas, hoe onwetenschappelijk is het dan van een sociale kwestie, sociale wetgeving, sociale verzekering te spreken? Eigenaardig is dit misverstand, omdat in de opvatting van den jeugdigen hooggeleerde zijn begrip sociaal zich stelt voor iets wat in wezen anti-sociaal is, d.w.z. zich verwerend tegen de groote cultuurbeweging, die sociaal genoemd wordt, en die geen ander doel heeft dan de klasse der arbeiders physiek te verheffen.
Die weerstand blijkt ook uit verscheidene opmerkingen, die hij in dit verband wist te plaatsen. Niet alleen tracht hij de waarde der sterfte- en ziektestatistiek voor verschillende beroepen te verkleinen door sterk op enkele leemten te wijzen, en zonder daaraan eene aansporing te verbinden om deze belangrijke, ja onmisbare instrumenten van den ernstigen onderzoeker te verbeteren en er, zoolang dit niet het geval is, door scherpzinnige contrôle en analyse mee te bereiken wat eenigszins mogelijk is, maar bovendien spoort hij aan om toch op 't gebied der arbeiderskwalen niet te overdrijven en haastige
| |
| |
conclusie's te trekken. Geduld roept hij zijne hoorders toe en tact. Doch bij dat afwachten moeten zij niet verzuimen integaan tegen de ondeugden der arbeiders, als b.v. 't alcoholisme. Praatjes zijn het dat stoffige of heete atmosfeeren, dat kou en lang staan, aansporen tot drankmisbruik. Waar blijft, zoo vragen wij ons af, de man van het ruime experimenteele onderzoek? die met een machtwoord en niet door schepping van betere en gunstiger omstandigheden voor den strijd tegen den alcohol te niet zou doen wat een langdurige en door alle landen opgedane ervaring leerde. Is dit de aangeprezen tact?
Doch er zijn meer voorbeelden. Minstens even erg is de overvoeding dan de ondervoeding, zoo leert de nieuwe professor.
Dat collega's op 't gebied der algemeene hygiëne nog kort geleden na uitvoerige onderzoekingen in Duitschland en België leerden hoe de ondervoeding van groote massa's der bevolking een cultuurgevaar is, moet hem bekend zijn. Toch meent hij dat de overvoeding der upper-ten minstens evenveel aandacht verdient.
Wij gaan niet verder met het bespreken van deze soort misverstanden (een gevolg van het sociaal inzicht dat de hoogleeraar toonde te aanvaarden), al moeten wij daarbij de verleiding weerstaan om onze verontwaardiging te motiveeren over een terloopsche bestrijding van een zoo noodige en nuttige maatregel als de ingediende steenhouwerswet. Werkelijk niet eenzijdig heeft hij aangekondigd, dat er terreinen van onderzoek zijn, die hij òf wel niet betreden zal òf wel om daaruit het bekrompen turen op 't belang der arbeiders aftewijzen.
Wij keeren thans terug tot het eigen misverstaan van eene bedoeling, die wij den wetgever toeschreven.
Voor het nieuwe vak trad een medicus op, die bij voorkeur bioloog is, die naar alle waarschijnlijkheid belangrijke resultaten op 't gebied der mikrobiologie zal bereiken, en de studie daarvan aan de Technische Hoogeschool zal aanwakkeren en bevorderen. Terecht wees hij erop, dat het feit reeds dat hij op de plaats van den redenaar stond, bewees dat zóo de bedoeling der autoriteiten moest zijn geweest.
Wij wenschen hem succes bij zijn wetenschappelijk werk,
| |
| |
doch hij verergere niet den spijt om ons misverstand, door met zijn misverstanden onze billijke verlangens naar onderwijs in hygiënische techniek te bederven en een autoriteit te willen zijn op een gebied zoolang hij daar niet de hand aan de ploeg heeft geslagen. |
|