De Beweging. Jaargang 6(1910)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] De stervende pelgrim Door Geerten Gossaert. Wanneer, in 't moordend licht, te midden der woestijnen, De moede karavaan van wreeden dorst versmacht, Ontschuilt ze, in 't zand gehukt, 't alzengend zonneschijnen, En beidt, in loomen slaap, den koelen wind der nacht. Maar dan, met d'eerste ster, herrijst ze en staat reisvaardig: De lendenen omgord, de kemelen belaên... Alleen één schaamle pelgrim voelt, ontzet, wreedaardig De onmacht, als een boei, zijn lamme lende omvaên. Wel, als in diepen droom, hoort hij, van ver, weerklinken Het koperen signaal dat 't uur der afreis meldt, En rijst...maar valt..., rijst wéér..voelt zich zijn krachte' ontzinken..., En zijn berusting wéét zich tot den dóód geveld. En langs zich, zwart fantoom, ziet hij den stoet verdwijnen In 't melken licht der maan en, 't oor in 't zand geleend, Hoort hij, een dof gerucht, der kem'len draf verkwijnen, En heft zijne oogen op naar d'eenzaamheid, en wéént. [pagina 78] [p. 78] Zóó al den bangen nacht. Doch als de heuvlen vangen De matte mauve gloor van 't rijzend morgenlicht, Verheft hij, eerst, naar 't oost, de stad van zijn verlangen, Nog eenmaal, en voor 't laatst, 't aanbiddende aangezicht; Maar dan, met zijnen huik, aleer, na weinige uren, 'T delirium der dorst hem zijn verstand verdwaast, Verhult hij zijn gelaat voor 't loerende oog der gieren, Wier geilheid op den buit van stervende oogen aast: De dichter, met een wijl' van woorden saamgeweven, En rond zich als een waas van weemoed uitgespreid, Verbergt, voor het gemeen, de waarheid van zijn leven... Het smartelijk gelaat van eige' ellendigheid. Vorige Volgende