De Beweging. Jaargang 6(1910)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 69] [p. 69] Zwervers Door Is. P. De Vooys. 1 Mijn zang zeurt zoet om steun van stell'ge maat, als moede zwerver, die zijn passen telt, daar meer dan lust in rust, hem 't weten kwelt hoe ginds in hoogsten nood te wachten staat schuwschreiend kind, door 't loerend oog ontsteld van zin'lijk volk langs avondlijke straat, dat tuchtloos greinst en spottend snijdend praat. Als stadslicht aan de lucht dreigt dat in 't veld, waar eenzaam ligt mijn weg door 't avondkil van grauwen regendag; de natte landen omdampen 't slijkrig pad, waar 'k beef en ril door 't moedloos moe zijn, meer nog door de schande, dat 't liefste bleef in diepsten nood verlaten. Zang steun mijn gang met luide en vaste maten. [pagina 70] [p. 70] 2 Hoe zou ik, schoonheid, tot u durven naad'ren. Ben ik geen zwerver in bestoven kleed, die zich te zeer onooglijke' arme weet, en daarom wijkt van blijden die vergaad'ren tot avondfeest van zang, waar gondel gleed naar ouden bouw, wiens lijn als levende aad'ren veelkleurig licht ontgloeit; waar strooibloemblaadren begroeten 't spel, dat ik omzwervend meed. Kasteelplein wijd, fluweel en zijden waden bekoren 't kleurgrage oog, gezangen ruischen om teed'rer liefde schoon teer te doen raden. Ik vlood naar zee, wier branding 'k hoorde bruisen in 't eenzaam duin, als ver en verder klagen van wie u, schoonheid, niet te naad'ren wagen. 3 Toen kwaamt gij beiden, laat me U vrienden noemen; zwervers als ik, door zwerver's nood geplaagd. Hoe vaak werdt gij, die 't leven luttel vraagt dan zon en frissche wind en akkerbloemen, door wreed seizoen geteisterd; ach wie vraagt van 't weeldrig volk, die zich kunstzinnig roemen, naar nijd'ge wespen die uw pijn omzoemen als gij in zon de zwaarste lasten draagt. [pagina 71] [p. 71] Gij kwaamt en zongt uw lied'ren als verhalen van open schoonheid, die ons blij verscheen, en liet uw stemmen juichend rijzen, dalen. Wat deert het wie u hoort. 'k Zie luistraars geen. 'k Zie u, en volg u, 'k moet tot u behooren. Wij zwervers zingen schoonheid's verre koren. Vorige Volgende