De Beweging. Jaargang 6(1910)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Sancta Pompilia Door Maurits Uyldert. I Eens zult Gij komen, o ik weet het, en ik luister In iedren laten nacht hoe in verlaten straat Eenzame voetstap klinkt, die talmt, en verder gaat, En langzaam wegsterft langs de huizen in het duister. Gij zult eens komen, laat des avonds, als de lichten Mindren in ieder huis en alles doodstil wacht, - De vogels zwijgen en geruchtloos zucht de nacht - Dan wordt mijn hart zo zwaar, ik voel het zinken, zwichten... Maar 't bonst weer luider want Gij nadert, Uwe handen Betasten 't slot, mijn deur...zwaait open en Gij treedt De gang in...aan de trap sta 'k roerloos, en een kreet Dooft in mijn stroeve keel...mijn kaars blijft flakkrend branden: Dan zie 'k beneden mij Uw zacht gezicht: dan breiden Uw ogen hunnen glans om mijn verdord gemoed - En zwijgend stijgt Uw blik...O, dierbare, hoe zoet Glimlacht Uw rijk gelaat bij mijn doodstil verbeiden! [pagina 86] [p. 86] II De Paus: ‘Niet Haar de kennis, niet het strijden, het bewegen Van diepre roerselen door zang, door woord of daad, Maar 't reine en duldzame, vergevensreê gelaat Als Aarde's zachte bloem tot Gods aanzicht gestegen. Wonder der ziel! O óveral ter weerld de zwaarden Van 's mensen geest; zijn kracht: een vlijm gespitste speer; Kennis: het schild dat schut! Overal! - Maar hoe zeer Weegt dit gering bij Harer onschuld loutre waarde. Buig Gij U neer, mijn kind! Mijn ziel, ziek, van te laken, Ach, heel mijn wereld wijd, o schenk haar, arm en oud, Eén oogwenk góedheid maar - doch niet in 's Hemels goud: Laat me U in 't linnen kleed, in aardsen schijn genaken! Dit prijs ik meest in U, dat Ge immer onderkende Bij Satans staâg geplaag Gods wijz're, zuivre wil: O, reine in 't aardse vuil, in 't vallen duldend stil, In 't stijgen weifelloos! O, Blijde in Aard's ellende!’ Vorige Volgende