| |
| |
| |
Idealisten
Monologenspel in eén bedrijf
Door
Mathieu Schoenmaekers.
Personen:
Johan, violist. |
Albert, schilder, Johan's vriend. |
Een Kruidenier, Johan's kostbaas. |
Een Schacheraar. |
De Waard. |
Johan's Oom. |
Een Dokter. |
Speelt in den tegenwoordigen tijd, op de kamer van Johan.
Alle personen, behalve Johan, kunnen door één karakterspeler worden weergegeven.
| |
Eerste tooneel.
Johan, Dokter.
Dus, dokter, u is stellig overtuigd, dat ze gezond is?
Volkomen. Ik heb haar heel conscientieus onderzocht, en...d'r is niets te vinden, niets.
Jawel, maar...die zwaarmoedigheid van d'r hé...die moet toch een oorzaak hebben.
Och ja, haha...jonge meisjes...(vertrouwelijk) als ze
| |
| |
uw vrouwtje is, zal dat wel overgaan. Zoo knusjes samen in 'n eigen huishowetje hé...da's je ware voor 'n vrouw...en...als 't niet indiscreet is...duurt 't nog lang?
Trouwen kost geld, dokter. Maar ik geloof, dat 'k u begrijp. Dààr tobt ze over...ze verlangt 'n eigen thuis...dat vervloekte geld!...Zoo'n klein plekje van de wereld, waar je heelemaal je zelf kunt zijn en je zelf kunt geven, waar je man je begrijpt aan één blik van je oogen...en dan 'n wit wiegje met witte lakentjes en witte gordijntjes en een blanke kindje d'r in...
Hahaha...zoo zijn de artiesten nu allemaal! Fantaseeren tot in 't oneindige! Dat is artiestengeluk, dat moeten wij doktoren missen. Als wìj eens aan 't fantaseeren gingen...(klopt J. vertrouwelijk op de schouder) Maar u begrijpt me, da's 't voornaamste. (reikt J. de hand.)
Ik vind 't heel vriendelijk van u, dat u even kwam aanloopen. Nu weet ik ten minste, waar ik me aan te houden heb.
Ik heb vroeger nooit vermoed, dat ik zoo liefhebben kon.
Een heerlijke artiest ben je! Dag!
Mag ik u alleen laten gaan? Ik heb dringende bezigheden, ik...
Wel zeker! Ik vind 't wel.
| |
Tweede tooneel.
Johan.
Artiestengeluk zegt-ie...Hij moest weten, wat ik van plan ben...Je zult niet meer tobben Ine, je zult 'n eigen thuis hebben, je eigen man, je eigen kindje...je eigen inkomen. (tot Ine's portret aan de wand.) Dat inkomen ja, dàt was 't. Dat heb je nooit kunnen begrijpen, Neen, dat hoeft ook niet. (als tot zichzelven.) Hahaha, ik begin de vrouwtjes wel te doorzien. Werk voor ze, den heelen dag, ze waardeeren het niet. Zet 'n kapitaal voor d'r vast, ze waardeeren 't niet. Maar zeg, dat ze mooie tandjes hebben of mooie haren, of
| |
| |
mooie oogen, of geef ze 'n bloozend roosje en...ze waardeeren het wèl...Dat neem ik je niet kwalijk Ine, dat vind ik juist heel leuk van je...wat gaan jou die verdomde centen aan...jij moet maar lachen en zingen en zoenen, hoor, daar ben je mooi voor en lief. (Er wordt geklopt. J. roept: Binnen.)
| |
Derde tooneel.
Johan, Kruidenier.
Neem me niet kwalijk meneer...m'n vrouw stuurt me weer 'ns naar boven.
Zoo!...Maar 't komt nu gauw in orde, hoor.
Ja kijk 's meneer...we verhuren die kamer niet voor plezier...we moeten d'r van leven.
Ik verzeker u, dat ik de huur binnen acht dagen betaal.
Dat hebt u al meer gezegd.
Ja, maar nu kan u er vast op aan. (met moed.) Ik heb 'n plan!
Nou, om u de waarheid te zeggen, ik geef niet veel meer om uw plannen. Ik geloof heel graag dat u mooi viool kan spelen, maar...(maakt gebaar van geld tellen) brengt 't wat òp? Dàt is de kwestie.
Neen, ik heb nu 'n heel ander plan. Kent u meneer Diederiks, de rijke Diederiks, die meelhandelaar?
Ja zeker, een van m'n beste klanten.
Nou, da's 'n oom van me. Hij heeft me 'n baantje aangeboden als...als boekhouder of zoo iets. Ik wou eerst niet, maar...nu doe ik 't wèl.
Da's andere thee als koffie hè?
Nou, niet direct. Binnen 'n paar maanden heeft-ie pas werk voor me. Maar in dien tusschentijd red ik. me nu wel, zeker.
O...uw oom zal u voorschot geven.
Neen, dat niet!...Kijk maar niet zoo ongeloovig, 't geld kòmt er...Moet u 't dan precies weten?...M'n viool
| |
| |
is 'n heel mooi instrument. Maar nu ik 'r m'n vak niet meer van maak...kan ik 't wel met 'n goedkoopere doen...en voorloopig zal 'k dan maar niet meer spelen...Ik...ga m'n viool verkoopen...Ik heb advertenties geplaatst, ik verwacht vandaag al koopers.
Ja. Gisteravond had ik 'r weer spijt van. Maar nu gaat 't door.
(schudt J. de hand.) Dat doet me nou toch plezier, dat u zoo verstandig geworden bent...Ik heb 't altijd wel gezegd tegen m'n vrouw...die meneer ìs zoo kwaad niet...'t Is toch niks gedaan hoor, dat spelen voor je brood. 't Is beter zoo...veel beter. (gaat weg, maar keert halverwege terug.) Hahaha, u moet 'r niet kwaad om worden, maar ik geloof toch, dat ik 'r 'n goeie kijk op gehad heb...Ik heb al gezegd tegen m'n vrouw...maar u moet niet kwaad worden ik zeg 't maar omdat ik 't zoo aardig vin...
Ik zeg altijd tegen m'n vrouw: die meneer is 'n heel goeie meneer, daar gaat niks van af. En goed spelen kan-ie ook. Maar hij zal toch nooit veel verdienen met z'n viool. Hij is...ja, 't oog van 't publiek wil ook wat hebben, dat is eenmaal niet anders. Hij is...zoo klein van stuk...Ja, wat ga-je d'r an doen...maar nu wordt u 'n flinke boekhouder, en dan gaat u geld verdienen, dàt is toch maar hoofdzaak. Groot gelijk heb-u, groot gelijk. (af.)
| |
Vierde tooneel.
Johan.
Publiek, publiek! Bah!...Maar Ine vindt me toch niet zoo klein van stuk...Jullie zijn klein van stuk, allemaal, peuterkereltjes, schacheraartjes, centekloppertjes, haha...God, als ik m'n Ine niet had, ik...(gooit 't raam open.) Ik moet ruimte hebben, breedheid, julie zijn allemaal zoo eng...Ine is toch...neen, ruim van blik is ze toch eigenlijk òòk niet, dat mag ik me niet wijsmaken, niet fantaseeren, niet fanta- | |
| |
seeren...(als plotseling begrijpend) maar ze is innig, ja, dàt is 't echte woord, innig is ze. En dat is voor 'n vrouw toch eigenlijk àlles, innigheid...(haalt brieven uit zijn binnenzak, spreidt ze uit op de tafel.) Dan moet je die brieven van d'r lezen, innig, innig...
| |
Vijfde tooneel.
Johan, Albert.
Dat had je niet verwacht!
Neen. Ik dacht, dat je aan 't schilderen was.
Ik moest ie spreken, en...dat wou 'k niet uitstellen.
Nou, 't is goed dat je 't zoo gauw mogelijk weet.
Een Jobstijding natuurlijk. Vooruit maar!
Ik ben gisteren bij de familie van je meisje geweest.
Ze wouen 't je liever niet zelf zeggen, ze droegen 't mij op. Kijk 's Jo...je weet, die Reinards zijn heel practische menschen. Ze vinden je 'n heel aardige vent, maar...je verdient niet veel hè...gewone artiestenkwaal. Nu tobben ze over jullie.
Om je de waarheid te zeggen, Jo...je kunt 't ze zoo heel kwalijk niet nemen. Mij zul je toch niet voor 'n geldpatser aanzien, maar...idealen, idealen, alles goed en wel, maar eten moet je toch òòk.
Hahaha...dat vind ik nu toch zoo grappig, zoo verschrikkelijk grappig. Wil ik je 'ns wat vertellen?...Ik heb 'n baantje!
Waarachtig! Te beginnen met honderd gulden per maand, bij m'n oom.
Ja, boekhouder of zooiets. Wat 't precies is weet ik nog niet. Maar wat kan 't mij bommen!
| |
| |
En...krijg je dat dadelijk?
Neen, dadelijk niet. Maar toch binnen 'n paar maanden zeker.
God allemachtig...ik weet niet of ik lachen of huilen moet.
Lachen, kerel, lachen! Een baantje, een vast baantje, dat rijmt!
Ik kan 'r maar niet...is 't heusch waar?
Ja, ja, ja, ja, ja. En nou ga ik trouwen met Ine! 'n Eigen thuis en 'n eigen vrouwtje en 'n eigen kindje...
Jezus Christus, ben jij Johan, m'n vriend Johan!
Die burgerideaalties van je, een eigen thuis, en eigen...wat zegt je viool daarvan?
Haha, als je liefhebt, werkelijk liefhebt...Liefde is nooit burgerlijk Ab, nooit...al leeft ze ook in 't hart van 'n boekhoudertje.
Ik ben heelemaal van streek.
Nog iets...Ik zit erg in de penarie, zie je. Nu 'k toch niet meer m'n vak maak van vioolspelen...nu ga ik 'n goedkoopere viool aanschaffen. Die daar...die...verkoop ik.
Wàt zeg je? (eenigszins boos.) En heb je daar heelemaal geen verdriet van?
Je hoeft me waarachtig niet te zeggen, kerel, dat je geen geldpatser bent...òf ik 'r verdriet van heb...Maar dat màg niet, ik...ik moet sterk zijn...Mijn vrouw is toch meer waard dan m'n viool...Haar zal ik alles geven, m'n heele ziel, m'n heele zijn...Ik hou van haar toch meer dan van m'n viool.
Je hebt er meer verdriet van dan je weten wil.
Stil, dat moèt je me niet zeggen. Ik màg toch niet, ik...ben toch 'n man.
Maar niet te bescheiden, Jo! Je bent 'n ridder, je bent mooi, maar...
Ab, Ab, 't doet me zoo'n pijn, zoo'n pijn. Maar toch ben 'k blij, dat 't me zoo'n verdriet doet. Als je eenmaal van 'n vrouw houdt...ik vind 't zoo heerlijk, dat ik verdriet kan hebben voor haar. Wat zal ze dat mooi vinden!
| |
| |
Waarom zucht je zoo?...God, wat ben je bedroefd!...Is d'r wat gebeurd, heb je me wat verzwegen?...Toe zeg 't me, is d'r wat met Ine gebeurd?
Och Jo, dat is 't niet...
Waarom ben je dan zoo bedroefd?
Je hebt zoo heerlijk lief, beste kerel, maar...och waarom zou ik je lastig vallen met mijn ideeën!
Ik wil, dat je me zegt, wat je op 't hart hebt, ik wil 't!
Als de vrouwen zijn Jo, zooals ik ze schat, dan zijn ze zooveel liefde niet waard.
Och...Heb ik niet voor d'r gewerkt, heb ik niet gezwoegd tot ik 'r bij neerviel. Nooit heeft ze 't begrepen, nooit.
(naief-vaderlijk) O ja, dàt begrijpen vrouwen niet...Maar dat hoeft Ine ook niet. Wat heeft zij te maken met de ellendige duiten die ik verdien...Ik zal 'r zeggen, dat ze mooie tandjes heeft en mooie haren, 'k zal haar bloemetjes geven, dàt begrijpt ze.
Wat heb ik me afgebeuld om haar weg te rukken uit die enge begrippen van fatsoen, van dit-mag-niet en dat-mag-niet. En nog!
O ja, een ruimen blik hebben de vrouwen niet...maar ze zijn innig zie je, innig. En dat is juist wat wij mannen noodig hebben: innigheid.
Ik kan het niet meer aanhooren...kijk me aan...ben jij zoo zeker van Ine!
Jij bent erg ongelukkig geweest...maar Ine.
Ik ben je vriend Jo, en daarom zeg ik wat ik denk. Vrouwen heb ik gekend zooveel als ik haren op m'n hoofd heb. Maar ze zijn allemaal hetzelfde, allemaal. Doe met de vrouwen wat je met je viool wil doen. Schaf de dure af en neem 'n goedkoopere. Dan hou je die daar...die plaagt je niet.
En dan geven je de vrouwen wat je van ze verwachten kunt. Niet meer en niet minder. Koopwaar zijn ze, allemaal.
Dat wìl ik niet meer van je hooren.
(na 'n stilte.) Ben je kwaad op me?
| |
| |
Neen. Maar je doet me pijn met je cynisme. Als je nou de eerste de beste was...maar wat jij zegt dringt in me door. (kwaad.) Ik hou van Ine, versta je, ik hou van d'r!
Je hebt gelijk. Ik wou dat ik...zoo ben ik ook eens geweest.
Ja. 't Model wacht op me. (reikt J. de hand.) Niet kwaad zijn, hoor.
Albert, wil ik nog 'ns spelen voor je op die viool...wil je ze nog eens hooren...tot afscheid?
Neen, neen, neen, in Godsnaam niet! (af.)
| |
Zesde tooneel.
Johan.
(Opent de kist der viool, wil ze eruit nemen maar kan van ontroering niet. Sluit het raam. Gaat aan tafel zitten en leest een der brieven van Ine. Onder het lezen verheldert zijn gelaat. Er wordt geklopt. Joh. roept: Binnen!)
| |
Zevende tooneel.
Johan, Schacheraar.
O, ik geloof, dat ik terecht ben. Hebt u de advertentie geplaatst over die viool die te koop is?
O, ik dacht wel, dat ik terecht was. 't Ziet er hier echt artiestiek uit...Hm, 'n mooie ets daar...echt mooi.
Is u handelaar in instrumenten als ik vragen mag?
Neen, haha, dat dacht ik wel. Artiesten zijn altijd 'n beetje bang voor kunsthandelaars. Groot gelijk, hoor! Die lui zijn lang niet altijd te vertrouwen.
Dat is te zeggen...ik ben geen kunsthandelaar, ik koop niet alleen violen en zoo, ik koop zoowat van alles. Alles waar
| |
| |
wat aan te verdienen valt...Natuurlijk moet 'r wat aan te verdienen zijn, dat begrijpt u; van de wind leven kunnen we geen van allen...(bemerkt het portret van Ine) 'n aardig meisje is dat, jongen jongen, wat 'n aardig snoetje!...Ziet u, als ik uw viool kan plaatsen, maakt u er 'n aardig prijsje voor, omdat ik niet in één artikel doe...ik kom zoowat overal, ik kom bij de eerste families, ik weet zoowat de lui te vinden, die goed dokken, ziet u.
(maakt de vioolkist open en neemt de viool eruit.)
Hm...'n mooi viooltje. Lang bespeeld?
Tien jaar heb ik ze bespeeld.
Ja, ja, dat weten we wel. Hoe langer je 'n viool bespeelt, des te beter wordt ze...als je goèd speelt natuurlijk...Maar dàt is hier wel in orde...Ja, ik kèn u, ik heb u wel 'ns gehoord...'t is u toevertrouwd.
Ik heb ze indertijd overgenomen van 'n zieken vriend. Toen betaalde ik er 300 gulden voor.
Hu...u doet me schrikken...Drie honderd gulden...neen, dàt durf ik er niet op wagen.
(kijkt uit 't raam.) Hè, daar begint 't waarachtig weer te regenen. Dat moet nu zomer heeten! Ik geloof, dat ze daarboven heelemaal in de war zijn. (J. legt de viool weer in de kist.)
Meneer, hoeveel is u 't instrument waard?
Kijk 'ns meneer, als ik die viool zóó zou moeten koopen...nou, ik weet 't zoo precies nog niet...maar ik heb 'n ander idee...weet u wat?...Ik zal 'ns voor u uitkijken...Ik vind wel menschen, die 'n mooie viool willen overnemen. En dan geeft u mij percenten.
Ja...ik twijfel of u ze anders wel kwijt zult raken...maar als ik u 'n kooper bezorg...ik kom zoowat overal...dan is u ze kwijt...Nou, en dan geeft u mij dertig procent...Da's niet te veel, meneer, u raakt ze zóó niet kwijt.
Best meneer. Mag ik nog 'ns terugkomen?
| |
| |
Maar heusch, ik raad u in uw eigen belang: verkoop ze zelf niet...zóó krijgt u er geen honderd gulden voor.
Neen hoor, geen honderd gulden. U hebt indertijd veel te veel betaald...Maar enfin, u is geen koopman...nou, ik kom nog wel 'ns hooren...ik zal m'n best doen...Mijn hemel, wat 'n weer! En 'k heb geen paraplu bij me!...Dus meneer, tot ziens...blijf u maar boven, dérangeer u niet. (af).
| |
Achtste tooneel.
Johan.
Da's de eerste...ik kan er nog niet goed in komen (strijkt hars op den strijkstok) Albert had gelijk, ik moest niet voor hem spelen. Alléén wil ik ze nog 'ns hooren.
| |
Negende tooneel.
Johan, Schacheraar.
(tusschen de deur) Ik wou u nog even waarschuwen meneer, verkoop u ze niet zelf...Heusch, u loopt 'r in...laat mij maar begaan, ik vind 'r wel iemand voor...dag, meneer!
| |
Tiende tooneel.
Johan.
(legt strijkstok weer weg) Neen, 't gaat tòch niet...'t Laatst heb ik erop gespeeld voor Ine...dat zal ik nooit vergeten...ze was zoo heelemaal onder den indruk...'t was net, of ik mijn viool bespeelde en haar ziel tegelijk...de ‘Traümerei,’ van Schumann was 't...God, wat waren haar oogen toen mooi, haar groote, opene droomoogen...zij zal er ook verdriet van hebben...heerlijk, zoo'n smart zou ik niet willen
| |
| |
missen...samen lijden, 't ìs geen lijden meer, 't is hoogmooi geluk. (geklop. J. roept: Binnen).
| |
Elfde tooneel.
Johan, De Waard.
Dag meneer! Mag ik me even aan u voorstellen? Mijn naam is De Waard.
Aangenaam. Ik heet Dalen. Johan Dalen.
O, zeer aangenaam. Mag ik u maar even het doel van mijn komst mededeelen?
Ik heb 'n advertentie gelezen in de courant, dat 'n viool over te nemen is. Men heeft me naar u verwezen.
Mag ik maar heel familiaar gaan zitten?...Hè, wat hebt u 'n gezellige kamer!...Ik voel me altijd echt thuis bij artiesten...ik ben zelf ook 'n beetje muzikaal...ik ga geregeld naar de opera, ik ken heele aria's van buiten...dat ding uit Mignon is mooi, hè? (neuriet.) Connais-tu le pays...Viool is 'n mooi instrument, vindt-u niet?
Ik vind viool veel mooier als piano...En dan, piano speelt tegenwoordig iedereen. Een kruideniertje heeft tegenwoordig een piano in huis...parvenus allemaal, parvenus!...Maar dan moet je die lui hooren spelen! God beware me!...Wat vindt u 't mooiste instrument?
Dat zou ik u heusch niet kunnen zeggen.
L'embarras du choix zeker, l'embarras du choix!...Maar ik zeg altijd: viool is 't mooiste, wat je hebben kunt. Je kunt er gevoel in leggen, je ziel kun je 'r in leggen.
Zou u mijn viool willen overnemen?
Ik zal u zeggen meneer...ik heb 'n dochtertje, die speelt heel aardig...maar haar viool bevalt haar niet meer...Nu wou ik haar verrassen op d'r verjaardag...Als uw viool nu mooi is, och, dan zou ik liever 'n oude viool overnemen
| |
| |
dan 'n nieuwe koopen...mijn dochtertje houdt meer van oude violen, ziet-u.
Mijn viool is heel oud. Ze was allang bespeeld toen ik ze kreeg. Ik zelf bespeel ze tien jaar.
En mag ik vragen: welke prijs?
(na eenig aarzelen, plotseling.) Vier honderd gulden.
Hm...daar kan ik toch zeker iets heel moois voor hebben.
De klank van mijn instrument wordt algemeen geroemd.
Zeker meneer. (toont de viool in de kist.)
Ze ziet er goed uit. Maar zóó ziet men er eigelijk niet veel van. Neem u ze 'r eens uit.
Ik heb ook wel 'n beetje viool geleerd van m'n dochtertje...niet veel natuurlijk, 't is ons vak niet...mag ik ze 'ns probeeren? (steekt de hand uit naar 't instrument.)
(plotseling opstuivend.) Neen!
Wel, wel, wat 'n brutaliteit!...Houdt uw viool maar hoor...Ik zou óók haast onbeleefd worden...ik heb alle moeite om me in te houden...als ik geen gentleman was...wat 'n brutaliteit, wat 'n ongehoorde brutaliteit...parvenus allemaal...allemaal parvenus! (af.)
| |
Twaalfde tooneel.
Johan.
(Balt de vuisten.) Ploerten, ploerten, ploerten!...Neen ik doe 't niet, ik doe 't niet, ik doe 't niet...(een snaar springt.) Ai, maak je 'r me al een verwijt van?...Ploerten, jullie allemaal!...Ach, jawel, Ine, ik zal 't wèl doen hoor, voor jou doe ik 't...Ploerten, ploerten! (begint 'n nieuwe snaar te spannen.)
| |
| |
| |
Dertiende tooneel.
Johan, Oom.
Wat hoor ik jongen, ga jij je viool verkoopen?
De kruidenier hier beneden. Ik kwam toevallig langs en hij riep me binnen...die man is in de wolken...maar zeg 'ns jongen, waarom doe je dat?
Maar kerel, waarom zeg je mij dat niet? Ik wil je toch met alle plezier wat voorschieten.
Ik begrijp je. Maar 't is toch dom...als ik je nou help...je ziet mij zeker aan voor de eerste de beste geldwolf...Da's niet mooi van je.
Och, als ik 'r toch niet meer m'n vak van maak....
Ik wil niet verder aandringen, kerel. Ik begrijp dat je trotsch bent, dat vind ik zelfs mooi...Maar zeg me nu 'ns eerlijk: je geloof toch wel, dat ik je niet zal bestelen?
Bestelen? Daar dènk ik niet eens aan.
Nou, dan heb ik je 'n voorstel te doen...Je mag je viool verkoopen...maar wees nu verstandig en geef ze mij mee...als een kooper komt, stuur 'm dan naar mij, dan wor-je ten minste niet afgezet...Vin-je dat goed?
Pak ze dan in en geef ze me mee. (J. voltooit 't spannen der snaar.) 't Doet me toch geen plezier, Jo, dat je geen voorschot aanneemt....'t Is geen aalmoes, je werkt d'r toch voor...Jij denk natuurlijk dat ik voor niets anders voel dan voor m'n geldbuidel...als je 'ns wist...Ben je klaar?
Luister dan 'ns. (J. legt de viool in de kist.)
Geloof je, dat ik veel gehouden heb van m'n eenige dochter, die verleden jaar gestorven is? (Jo knikt ja.) Ik moest 'r chic uit zien, den dag van de begrafenis...In 't zwart
| |
| |
was ik, 'n groote, gesteven witte borst, 'n wit dasje...Denk je nou, dat 'r geen hart klopte onder die gekleede jas!...Denk je dat ik die prullen niet verwenscht heb toen ik ze aandeed?...Maar 't moest nu eenmaal, 't moèst...er moet zooveel in de wereld...Ik heb me goed gehouden op de begrafenis, ik heb bedankt voor de groote belangstelling, heel officieel in deftige woorden...Denk je niet, dat m'n stem stokte in m'n keel?...Liefst had ik gezegd: gaan jullie nou allemaal weg en laat me alleen, ik hou 't niet uit bij jullie...maar zooiets zèg je niet op 'n begrafenis, dat gààt niet...och, daar gaat zooveel niet in de wereld, leer dat van mij...Ik heb òòk m'n droomen gehad en ik heb ze nog...maar de wereld is net zoo sterk als onze droomen, m'n lieve jongen...in je hàrt je idealen, jongen, da's goed, vertroetel ze daar zooveel je wil...maar daarbuiten...laat je geluk daar niet zien, anders worden de menschen 'r jaloersch op en ze slaan 't kapot.
(luistert niet meer, staart op Ine's portret.)
Ja...ik was 'n beetje ongerust over d'r...ze tobde over iets in den laatsten tijd...Maar ik heb den huisdokter gesproken...'t is gelukkig in orde, hoor...(glimlachend.) 't Zal wel overgaan.
(schudt het hoofd, neemt de kist met viool, reikt J. de hand.) Dag Jo, ik zal zorgen dat ze je niet afzetten, hoor.
St!...Zoo gauw je d'r spijt van hebt, kom je 't maar zeggen. Dan gaat ze niet. (af.)
(staart eerst bewegingloos naar de deur, valt dan op een stoel, snikt hevig.)
| |
Veertiende tooneel.
Johan, Albert.
Ja...neen...m'n oom heeft ze meegenomen. Die zal zorgen, dat ze me niet afzetten.
| |
| |
Gelukkig. Verkoop ze niet, Jo.
Neen, 't moet niet...laat je dat 'n troost zijn.
Een troost?...Ik heb geen troost noodig...ik wil àlles doen voor Ine. (A. zwijgt onheilspellend.) Wat ìs er toch? Daar straks was je ook al zoo raar, je verbergt me iets...God, martel me toch niet zoo, zèg 't me dan, wat is er?
Ik wilde 't je zooeven al zeggen, maar ik had 'r den moed niet toe. Ik was laf. Wees jij moedig.
Jezus, wat is d'r gebeurd? Is ze ziek? Is ze dood?
Ik heb je 'r toch 'n beetje op voorbereid...Je moet niet te kwaad op 'r worden...ik schold daar straks op de vrouwen, maar daf kwam omdat ik laf was...in zwakke oogenblikken schelden we wel 'ns, allemaal.
Vrouwen zijn meer noodlot dan wij. Ze weten beter wat kan en wat niet kan...En waar ìs 't: 't kàn niet tusschen jullie.
Wees nu moedig...Ine heeft 't me gezegd...ze heeft me gevraagd, je voor te bereiden...ze is niet sterk, ze kan niet veel werken...en jij bent onpractisch, dat kun je niet helpen...arme jongen, arme jongen.
Ah...(na eenige stilte een waanzinnig lachen.) Hahahaha, 't is toch heerlijk als je rijk bent hè, wie had nou kunnen denken, dat ik zoo ineens millionair zou worden!...Heerlijk hè - als je geld hebt kan alles...Nou ga ik trouwen, een eigen vrouwtje, een eigen kindje, een eigen thuis...
O God, hij wordt krankzinnig!
Ik zal van middag mijn equipage laten voorkomen, Ab, dan gaan we 'ns lekker rijen hè?...Je hebt 'r toch trek in? hè?...hè?
(zich vermannend). Ja, Jo, maar dan moet je nu ook kalm zijn hoor, heel kalm.
Wil je 'n sigaar?...ik heb heerlijke sigaren hier...'n dubbeltje per stuk.
Neen Jo, ik rook nu heusch niet.
| |
| |
Zooals je wil hoor, ik wel (steekt een sigaar op.) Die heb ik van Ine gekregen...'n heerlijke sigaar, hoor...(wandelt grootdoenerig over 't tooneel.) Zeg, Ab!
Wil je van middag even aanloopen bij Ine...(als gewend te bevelen.) Zeg haar, dat ze niet moet komen van middag...ik wil vandaag geen vrouwen om me heen hebben.
Hahaha, 't leven is toch prettig...als je maar geld hebt, zie je...als je geld hebt kan àlles.
(smartelijk.) Idealisten!
Einde. |
|