De Beweging. Jaargang 4
(1908)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |
Openbare leeszalen
| |
[pagina 176]
| |
Ze zijn er reeds te Dordrecht, 's Gravenhage, Groningen, Leeuwarden, Rotterdam en Utrecht. Oprichting ervan wordt overwogen of voorbereid te Alkmaar, Amsterdam, Arnhem, Haarlem, Leiden, Tiel, Winschoten, Zutphen, Zwolle, en waarschijnlijk ook nog elders. Wat willen wij met deze instellingen? Geen filanthropie. Het zullen geen volksbibliotheken zijn in den zin waarin men dit woord gewoonlijk neemt. Wij willen boekerijen en leeszalen voor min of meer ontwikkelden uit alle maatschappelijke kringen, zonder onderscheid. Wij denken ons deze inrichtingen als gelegenheden tot voortzetting van lager en middelbaar onderwijs vooral, zonder zelfs de allerhoogsten buiten te sluiten. Tot nog toe wordt uit openbare middelen bijna alleen, door de universiteitsbibliotheken, voor de akademisch gevormden gezorgd. Wij wenschen nu niet alleen voor het zoogenaamde volk maar evenmin alleen voor geleerden de gelegenheid geopend om zich, met de minst mogelijke moeite en kosten, ontspanningslektuur en werken van studie te verschaffen. Een werk van beschaving en praktischen steun voor heel ons volk. Zoo velen mogelijk zouden we willen helpen in de opleiding tot hun beroep, sterken in den strijd om het bestaan, gewennen ook aan de edeler genietingen van den geest. Om voor dit doel propaganda in ons land te maken is er 18 April j.l. te Utrecht een ‘Vereeniging voor Openbare Leeszalen in Nederland’ opgericht. Volgens haar Statuten stelt zij zich ten doel, de oprichting en het onderhoud van openbare leeszalen te bevorderen, en, voorzoover deze daarmede verband houden, de belangen van het bibliotheekwezen en der bibliotheekwetenschap in het algemeen voor te staan. Door welke middelen zij dit doel tracht te bereiken, zal elders worden besproken. Hier zij alleen, met warme aanbeveling, de belangstelling voor haar werk gevraagd.Ga naar voetnoot1)
* * *
Over de vraag, wie de roeping heeft, deze openbare lees- | |
[pagina 177]
| |
zalen op te richten en te onderhouden, kan men verschillend oordeelen. Hier is een rijk en dankbaar terrein van werkzaamheid voor particulieren en gemeenten. In Engeland en Amerika worden ze veelal, ten minste voor een groot gedeelte, door vrijgevigen gesticht en verder door de gemeente onderhouden. Dit te doen schijnt ook mij in de eerste plaats een taak van gemeentezorg te zijn. Wij weten echter hoe treurig het met de financiën van vele gemeenten gesteld is. Bovendien breiden vele openbare leeszalen haar gebied van werkzaamheid buiten eigen gemeente uit. Ik heb o.a. voor mij liggen het jaarverslag van de vereeniging: Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Leeuwarden over 1907/8. Daaruit blijkt dat van het getal lezers ruim 76% in de eigen gemeente woonden, terwijl er bijna 24% uit de omliggende gemeenten kwamen. Het geldt hier dus meer dan een gemeentebelang; ook de provincie en het rijk mogen steunen. Steunen die ook niet landbouwcursussen, ambachtsscholen en dergelijke instellingen?
* * *
Op welke wijze het Rijk de Openbare Leeszalen het best zou kunnen steunen, zij onderwerp van latere discussie. Op dit oogenblik geldt het alleen het princiep in verband met de geldnood der bibliotheken. Voor dit jaar zijn aan de bestaande inrichtingen rijkssubsidies verleend, die echter op de begrooting voor het volgende jaar niet voorkomen. Dit zal de leeszalen die ermee rekenden in verlegenheid brengen en het kan de goede zaak schade doen. Het gaat hier niet alleen om die enkele duizenden guldens, maar, naar het schijnt, om een princiep. Men wil, van de rechterzijde, het karakter van algemeen nut niet erkennen. Het schijnt dat ze niet wenscht te aanvaarden wat haar geestverwanten in Engeland en Amerika niet schuwen: de vrijheid, de openbaarheid. Daartegen dient geprotesteerd. De voornaamste bladen, tijdschriften, boeken van rechts liggen evengoed op de leestafels onzer boekerijen als die van links. Indien onder de voormannen onzer beweging de rechterzijde niet vertegenwoordigd is (het is mij niet bekend, maar iemand maakte mij die opmerking) dan is dit niet de schuld van hen die medewerken maar van | |
[pagina 178]
| |
degenen die zich onthouden. Het is dan ook te hopen dat men in onze Tweede Kamer redenen moge vinden om alsnog een post op de begrooting te brengen tot steun van Openbare Leeszalen. Zij komen er toch. Maar het is in het belang onzer nationale ontwikkeling dat ze niet van het begin af den stempel der antithese dragen. Zij willen ernstig medewerken tot de ontwikkeling van ons geheele volk. |
|