De Beweging. Jaargang 4
(1908)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 392]
| |||||||||
Potgieteriana
| |||||||||
[pagina 393]
| |||||||||
bij de verandering gewonnen - vive la Critique!Ga naar eind2) Bl. 203, wilt Gij liever tegen dan te moet snellen, Concedo, mij ergerden de vijf é's, maar de ‘oe’ was misschien - gemaakt.Ga naar eind3) Bl. 209 - Ge weet niet hoe ik mij aan dat volk heb geërgerd, 't welk ik toch op de been brengen moest,Ga naar eind4) - voldoet U de verandering? Ik vind bl. 214 een vraagteeken dat ik met een vraag beantwoorden moet: Is de gedachte onjuist of onduidelijk uitgedrukt dat Dante zich toegeeft in den wensch voortaan slechts voor zijne idealen te leven, zich den dienst van deze te wijden: Eens dichters droom in dienst der idealen.Ga naar eind5) Ik geloofde tevoren de volgende regelen te hebben uitgewerkt en aangevuld, maar voldoen zij U niet zeg mij dan waar het hapert? Dat verwenschte VI-jeGa naar eind6) dreigt mij in een licht te plaatsen als was er ter wereld geen hardnekkiger verdediger zijner verzen dan ik! Maar zijn zij blz. 213 met den weerkeer tot de werkelijkheid en de zege van het zinnelijke, - of zaagt Gij er liever die voor geschreven?Ga naar eind7) ‘Een visioen verkeerde zijn woestijn’Ga naar eind8) klinkt dichterlijk en is echter slechts letterlijk waar. In de toelichting zal ik gelegenheid hebben van het visioen te gewagen dat Dante gebeurde toen de wijsbegeerte hem dankbaar liet, maar onvoldaan. De laatste regel, ach! die cesuur, die eischt en regt heeft te eischen, dat de klemtoon op den tweeden en den vierden lettergreep valle - ik had anders ‘verheerlijkt’ aangezigt verre boven ‘verklaard’ verkozen!Ga naar eind9) Laat deze verklaring niet het ongelukkig gevolg hebben u van verdere aanmerkingen afteschrikken - ik ben er, verbeeld ik mij, reeds twee verbeteringen aan verpligt. Deel mij even opregt uw gevoelen over de twee volgende, hierbij gevoegde bladen mede.
| |||||||||
[pagina 394]
| |||||||||
Opdat Ge in staat zoudt zijn over dit gedeelte, als een afzonderlijk geheel te oordeelen, voege ik erbij dat de regel: Van 't dwaalgestarnt naar 't empyreum heen!
die strophe besluit, en er dan na eenig wit, het slot volgt, in de verzen van bl. 237Ga naar eind14) Het vroom geloof, enz.
die na de laatste van bl. 238Ga naar eind15) gevolgd worden door: Toch schittert in zijn ideaal van beide
De hoogste wensch eens vrijen volks ons toe!
Vernieuwing zoo des hemels als der aarde,
Vernieuwing die op d'aêm der zangen spoê
Was 't wit waarvoor zijn togten hij aanvaardde:
Geen zegekreet als hij die roemrijk endt,
Een weêrgalm slechts van wat de Heer verklaarde:
‘Voor eeuwig leeft die Gode in waarheid kent!’
Hoe ik dan vervolgens voortga, staat het niet gezet ter drukkerij van A.C. Kruseman - al heeft hij den laatsten regel nog niet? Wat de opschriften betreft, ik zit te twijfelen als een scepticus. Het meeste vrede heb ik met het plan op de twee witte blaadjes de met een woord aangevende te plaatsen, - en achter het vers de door u gewenschte toelichtingen te geven. Ce sera une mer à boire! | |||||||||
[pagina 395]
| |||||||||
IIEr blijkt uit het onder I afgedrukte brieffragment dat de druk van Florence veel meer bladzijden bevat dan waarop het gedicht werd in proef gebracht. Hoe kwam dat? Het antwoord geeft een brief van enkele dagen later, - Koppermaandag 1868 - aan Kruseman. Daarin bericht Potgieter dat ‘een lief vriend’ hem gevraagd heeft, waarom, als hij toch terzinen schreef, hij ze niet ook drukt als terzinen. Hij verzoekt dan den uitgever na den eersten en verder na iederen derden regel, een regel wit te doen aanbrengen. De verzen, eerst achter elkaar gezet, moesten dus nu over een grooter aantal bladzijden uitloopen. Dezelfde brief bevat nog een merkwaardige bizonderheid. Het is bekend dat Florence niet begint met een terzine, maar met een alleenstaand vers: ‘Florence! die me op eens uw tal van tinnen’, waaraan dan de eerste terzine door haar middenvers: ‘Gij voert me geen mij vreemde wereld binnen’, verbonden wordt. Door de nieuwe wijs van drukken kwam die eigenaardigheid uit en kon ook door Kruseman worden opgemerkt. Maar geen nood: de uitgever - zooals wij zooeven zagen - was nog niet in het bezit van den laatsten regel. Goedig, en alsof hij A.C.K. troosten moest, gaat Potgieter daarom voort: ‘Ik zal zorg dragen om met een derde rijm op innen te besluiten, teneinde alles zijn eisch hebbe.’ Hij heeft het inderdaad gedaan. De beginregel krijgt zijn derde rijm in den overigens op zich zelf staanden voorlaatsten regel. Het beroemde vers: ‘In Schoonheid zal het Heilige overwinnen’ heeft zijn ontstaan te danken aan deze dichterlijke...bedachtzaamheid, die tevens speelschheid is. |
|