Dialektisch Knipsel.
Ik ben de leider van mijn partij, op grond van de mij door God geschonken gaven.
Dat is het juist wat ik op u tegen heb. Waart ge leider door geboorte, door een aanstelling, door...andere omstandigheden...
Goed, door het geld, - dan zou ik niets tegen u weten in te brengen; maar nu ge het enkel op grond van uw talenten zijt, zult ge ook uw talenten gebruiken en mij antwoorden als ik u tegenspreek.
Ik heb wel wat anders te doen: ik leid - door middel van mijn organisatie.
Daar heb je het juist. Omdat je niets anders bezit dan je talenten, daarom heb je een machine uitgedacht. Die zet je aan 't werk. Dan ziet het eruit of je heel wat doet. Maar je hebt niets gedaan dan één veertje omtrekken. Gevolg? Een verschrikkelijk gedraai en geratel van alle mogelijke hefboomen en raderen; maar poog mij daardoor niet in den waan te brengen dat er meer gebeurt dan je ééne vingerbeweging.
U vindt dus dat een organisatie een machine is.
Een machine? Zeg liever een dommekracht.
Een dommekracht van menschen dan.
Ja, van kiezers, van Christenen.
Zooals u wilt. Ik noem dat een menigte. En een menigte is - óók een dommekracht.
Ik begrijp niet goed, beste Vriend, wat er van de wereld, in uw beschouwing, overblijft.
Dat is, dunkt me, duidelijk. Geboorte, geld, aanstelling -
Het talent ook, mijn Vriend, voor zoover het namelijk zich niet aanmatigt iets anders te doen dan, één van tweeën, òf met mij te redetwisten òf te doen wat ik het heb aangeraden.
O.