| |
| |
| |
Eenheid en Verandering in de Sociaal-Demokratie
Door
Is. P. de Vooys.
De Wereldbeschouwing der sociaal-democratie, door Dr. J. van Leeuwen. H.A. Wakker en Co.
Karl Marx und die soziale Wissenschaft. Zum 25 Todestage; von Werner Sombart in het März Heft 1908 van het Archiv für Sozialwissenschaft und Sozialpolitik.
Sozialismus und soziale Bewegung. 1e druk. 1897. 6e druk. 1908. von Werner Sombart. Gustav. Fischer, Jena.
De Geschiedenis van den proletarischen klassenstrijd, door H. Roland Holst in een 5-tal Cursusvergaderingen te Amsterdam.
‘Het groote probleem der sociaal-democratie in eenige hoofdtrekken te schetsen’ was de bedoeling eener redevoering van Dr. J. van Leeuwen die, in brochurevorm gedrukt, den naam draagt: ‘De Wereldbeschouwing der Sociaal-democratie.’ Dat een probleem, hoe groot ook, geen wereldbeschouwing kan worden is duidelijk. Dr. van Leeuwen moest het een of het ander bedoelen, namelijk òf te toonen welk probleem er schuilt in het maatschappelijk verschijnsel, dat sociaal-demokratie, heet; òf te verkondigen hoe naar de leer der sociaal-democratie de wereld te beschouwen is. Beide te gelijk doen vermocht hij niet. En doordat hij het toch wilde, doordat hij
| |
| |
geen streng Marxist kon zijn, maar ook huiverig was om zijn kritische houding tegenover 't Marxisme scherp afteteekenen, deed hij geen van beide.
Wanneer hij gedacht heeft toch een goede propaganda bij studenten - en bij ontwikkelden - te hebben gemaakt, dan onderschat hij zijn gehoor. Zooveel weten ook studenten van het tegenwoordig socialisme, dat scherp onderscheiden opvattingen daarvan bestaan. In de ‘practijk der beweging’ moeten de z.g. Marxisten en Revisionisten samenwerken en is een poging om hun verschil op den achtergrond te dringen begrijpelijk, waar het er echter om gaat aan ontwikkelden inzicht te geven in het tegenwoordig socialisme, dient dat onderscheid scherp uiteengezet, en niet weg gedoezeld te worden. Want juist de gebrekkige voorstelling van het geschil, die het aanwijst als een antithese over de geheele lijn der socialistische beweging, doet afbreuk aan de propaganda. Allereerst onder de arbeiders, die geen geschillen wenschen en er grootendeels niet ten onrechte persoonlijk geharrewar in zien. Vooral echter in de waardeering voor de socialistische beweging bij de z.g. intellectueelen. De ervaring, èn in Duitschland, èn hier heeft dat geleerd.
Wie het onderscheid tusschen Marxisten en Revisionisten voortdurend afgeteekend wil zien in hun verschillende houding ten opzichte van practische vragen, als b.v. bij de vakbeweging, of bij sociale hervorming zich voordoen, moet zich elk oogenblik vergissen.
Daar bepaalt nu eens zaken- of feiten-kennis, of maatschaplijk inzicht, dan weer persoonlijk temperament de houding, zoo van Marxist als Revisionist.
Hun verschil is in wezen theoretisch. En Dr. van Leeuwen gebruikte reeds de goede termen ervoor, dat verschil is uit te drukken door de woorden probleem en wereldbeschouwing. Zij, die zich Marxisten noemen hebben enkele algemeene denkbeelden - of om hunne eigen uitdrukking te gebruiken een nieuwe dialectische denkwijze, van waar uit zij èn de maatschappij èn ook de sociaal-demokratie bezien. Die gedachtenwereld, is voor hen als wereldbeschouwing, de kern en kracht van het socialisme.
De door hen als revisionisten betitelde tegenstanders, hoe ook onderling verschillend, hebben toch - en slechts - dit ge- | |
| |
meen, dat zij de werkelijkheid der socialistische beweging boven de Marxistische gedachtenwereld stellen.
Revisionist zijn zij eigenlijk alleen voor zoover zij zich voorstellen, die gedachtenwereld te wijzigen en aan te passen aan de werkelijkheid. Sociaal-demokraten, die in de beweging zelve opgaan, zonder de Marxistische wereldbeschouwing te aanvaarden, en zelfs een andere b.v. een christelijke ervoor in de plaats stellen, kunnen niet eens dien naam van revisionist dragen. Doch ook voor hen is kenmerkend dat zij de beweging willen beoordeelen naar wat zij werkelijk is, of met andere woorden, dat de sociaal-demokratie voor hen is een probleem, een opgave om - theoretisch en practisch - op te lossen.
Practisch moet die oplossing gevonden worden in de taktiek der beweging, dat is in de houding ten opzichte van maatschappelijke machten in actueele strijdvragen, die zich soms onverwacht voordoen en telkens in wisselende vormen.
De theoretische oplossing moet duidelijk aangeven wat de eenheid d.i. de blijvende kern, en daarom tegelijk ook wat de verandering, of de levende ontwikkeling der socialistische beweging vormt.
Over dit laatste gaat deze bespreking.
* * *
Van een ‘belangstellend buitenstaander’ kan niet meer verwacht - en zoo men wil, geeischt, - worden dan Sombart heeft samengevat in het motto van zijn boek over 't socialisme: ‘Je ne propose rien, je n'impose rien: j'expose.’ Geen propaganda en geen veroordeeling maar een beschouwing, die het wezen der beweging tracht op te sporen. Dat beteekent geen droog weergeven van theoriën en feiten, maar het vormen van een oordeel over beide. 't Gevaar van een dergelijk standpunt is duidelijk, dat het n.l. door voor- en tegenstanders van het socialisme niet erkend kan worden, of nog sterker, niet gezien. Den voorstanders is Sombart als een bourgeoiswolf in schaapsvacht, den tegenstanders een niet minder gevaarlijke ‘roode’ vijand.
Maar de noodzakelijkheid van de objectieve houding wordt duidelijk door den persoon zelf. Hij is geen voorbeeld van neutraliteit en wil dat ook niet zijn; hij spoort niet aan tot
| |
| |
een passief beschouwen en waardeeren tegenover een groote tijdsbeweging, en wil dat ook zelf niet. Maar zijn activiteit kiest een anderen, een eenzameren en dikwijls moeilijkeren weg dan dien der partijgangers. En die weg wordt bepaald niet alleen door het socialisme, maar vooral door andere goederen, die hij der menschheid zou willen verwerven. Juist omdat hij inziet van hoe groote beteekenis de socialistische beweging voor die hooge goederen kan zijn, juist daarom is hem er alles aan gelegen het wezen ervan te doorzien. Dat doel eischt onverbiddelijk isolatie, een kijken van buiten af en niet een opgaan in de beweging. Zou dat een nuttelooze passiviteit zijn?
Afgescheiden van het feit dat b.v. Sombart's boeken over het kapitalisme en het socialisme wellicht menig hoofd en hart toegankelijk maken voor zienswijzen en gevoelens, die een vurige sociaal-demokraat vergeefs zou trachten op te wekken, doordat fijn denkenden en teer gevoeligen, afgestooten worden met grove en felle woorden, maar zich gewonnen geven aan breede beschouwing en sterke geestkracht; afgescheiden dus van de propagandische waarde der zuiver objectieve maar beeldende voorstelling, is deze ook voor de sociaal-demokratie van groote beteekenis. Haar werkelijke leiders zullen en kunnen zich niet laten meesleepen in den roes van zelfoverschatting en zelfverheerlijking, die elke geestdriftige beweging eigen is. Zij hebben behoefte aan een juiste voorstelling van hun beweging, en zullen de kans niet voorbij laten gaan, om de voorstelling, zooals die in hen leeft, te toetsen aan het oordeel van een zoo belangstellenden en scherp waarnemenden buitenstaander als Sombart is.
Dit is echter duidelijk, dat veel, ja alles afhangt van de persoonlijkheid, die zich de geisoleerde houding heeft opgelegd. Die persoonlijkheid, moet om de zuiverheid en de hoogheid zijner bedoelingen vertrouwen kunnen geven.
Wanneer daarom Sombart's boek over 't socialisme besproken zal worden, is het goed vooraf een helder licht op zijn persoon te werpen.
Gelegenheid daartoe geeft het stuk, waarmede hij den sterfdag van Marx in het jongste nummer van het Archiv für Sozialwissenschaft und Sozialpolitik heeft herdacht.
* * *
| |
| |
In het oordeel over een groot man moet de persoonlijkheid van een schrijver zich kenmerken. Hoe hij de grootheid ziet teekent zijn eigen gezichtscherpte. En vooral voor het waarnemen van de sociaal-demokratie die onder Marx' invloed zich ontwikkelde is het van overwegend belang, te weten wat de waarnemer van Marx' persoonlijkheid heeft gekend. Om diens beteekenis voor het socialisme werd in de laatste jaren een heftige strijd gevoerd. In zijn figuur kwamen verschillende stroomen van gedachtenleven te samen, en van daaruit werd de nieuwe beweging tot een breede krachtige strooming voortgestuwd. Die figuur te kennen is dus een allereerste voorwaarde om de tegenwoordige sociaal-demokratie met juistheid te beoordeelen. Wat wordt er echter verstaan onder het kennen van Marx? Stellig niet een citatenvirtuositeit als waar zich in de laatste jaren verschillende schrijvers op schenen toe te leggen.
Het is een weerzinwekkende uiting van bewondering en waardeering wanneer de heeren socialistische commentatoren aan 't werk gaan, om met allerlei aangehaalde zinnetjes text en bewijs voor eigen meeningen te leveren. De papieren Marx wordt een passe-par-tout in het socialistisch leven, waarvan Marxisten en revisionisten al evenveel gebruik maken. Het gaat er echter om den levenden Marx te kennen. Is het daarvoor voldoende zijn gedachten en ontwikkelingsgang, b.v. gekenmerkt door zijn Kapital und Arbeit, Das Elend der Philosophie, Kritik der politischen Ekonomie en Das Kapital goed begrepen te hebben, en te weten hoe dat alles tot grondslag en richting voor de latere beweging heeft gediend?
In dien zin wordt de Marx-studie meestentijds gedreven. Daarbij beweegt zich echter de geest te vaak in een gesloten cirkelgang.
De hooge beteekenis van Marx wordt dan toch bewezen doordat zijn gedachten de geheele socialistische beweging beheerschen, en - hiermede sluit zich de cirkel - doordat Marx zoo'n groot ontdekker was wordt betoogd dat zijn gedachten de beweging moeten blijven leiden. Niet alleen wordt op deze wijze nooit een helder inzicht verkregen in het tegenwoordig levend socialisme, omdat dit als juist en gezond wordt beoordeeld wanneer het zich slechts Marxistisch toont,
| |
| |
en als verward en lijdend wanneer het daarvan afwijkt, maar bovendien sluit deze denkwijze ook Marx zelf buiten het dieper onderzoek. Marx wordt dan de drager van het Marxisme, van een gedachtenstelsel, dat ‘ontdekt’ is en daarom wel verder uitgewerkt en toegepast kan worden, maar niet zelf weer vruchtbaar is voor nieuwe denkbeelden. Ook dit leert niet den levenden Marx, maar slechts een Marx-stelsel, het Marxisme kennen.
Dat de persoonlijkheid, die er achter stond daarmee vaag wordt, vaag en onwezenlijk van mensch-eigenschappen is duidelijk waartenemen. De gedachtengang, die godsdienst en heldenvereering naar de ideologiënsfeer verwees, moest daarmee voor Marx, als voor een anderen Boedha een uitzondering maken. Zijn persoonlijkheid, als ontdekker van de groote nieuwe wereld- en levensinzichten komt voor zijn aanhangers zóo hoog te staan, dat aan zijn figuur, zooal geen godendan toch een heldenhouding wordt gegeven. Niet meer de werkelijkheid van zijn leven, maar de vereering door zijn volgelingen bepaalt hoe hij wordt voorgesteld.
Hoe blijkt dit b.v. scherp uit Gorter's gedicht:
‘Een schoone vastheid had hij in zijn wezen,
hij ging zoo zeker en vast als de wind,
hij was zoo stevig als een boom, - een kind
wou wel graag om zijn hals dicht bij hem wezen.
Van uit zijn breede hoofd dat altijd zind'
op het verheerlijkst menschenschoon, verrezen
zachte stralen van goedheid - en daar in 't
zwart oog was vreugde en liefde saamgelezen
Welk een breede machtige handen had hij!
zijn toornen en zijn lach was even klaar,
hij was een wolk, en een orkaan bezat hij
van liefde en van kracht, als de natuur
ze 't zuiverst maakt, - zuiver zooals een vuur.
Hoe heeft hij den rijkaard in stuk gebroken,
hoe zacht is hij voor den werkman ontloken!
Dit is een soort god-mensch, bij wien de goedigheid en de blijheid uitstralen van zijn klare grootheid. Doch de eigen- | |
| |
aardigheid dat Marx' hoogste zieleleven zich in zijn hartstochtelijke sarcasmen uitsprak, vormt met deze voorstelling een schril contrast. Niet Marx, maar de reeds denkbeeldig geworden schepper van het nieuwe socialisme heeft Gorter geteekent: en daardoor beschreef hij hem zoo vaag als ‘een wolk’ of ‘een vuur’.
Kennis van Marx moet iets anders zijn, moet ook onafhankelijk blijven van zijn levensresultaten, al ware het reeds van wege het aandeel dat Engels daarin heeft gehad.
Sombart heeft begrepen dat Marx' beteekenis het best doorzien wordt door nategaan wat hij voor de wetenschap is geweest.
Wetenschap is dan niet de nieuwe-socialistische wetenschap, waarvan Marx de ontdekker en schepper is, maar dat deel van het geestelijk leven der geheele menschheid, waarin getracht wordt naar begrip en inzicht, naar bewustheid van wereld en menschbestaan.
Dat de ‘grooten’ der wetenschap mannen zijn van wie maatschappelijke veranderingen uitgaan en door wie deze veranderingen worden geleid, behoeft niet ontkend, omdat mogelijkheid en doorzettingskracht van maatschappelijke processen bepaald zijn door ekonomische verhoudingen, evenmin voor Marx als voor anderen. Maar hun ‘grootheid’ ligt toch in het geestelijk gebied, waartoe ook de wetenschap behoort. Voor Marx begreep ook Engels dat. Hij vergeleek hem met Lavoisier en de rol door dien in de geschiedenis der chemie vervuld. Tegen die vergelijking van de maatschappij-wetenschap met de natuurwetenschap, eene vergelijking die kenmerkend voor Engels' inzichten is geweest, komt Sombart op. Niet echter om daarmede op Marx aftedingen, integendeel om hem daar boven te stellen. Wat hij juist in Marx prijst is dat hij de ekonomie van een ‘natuurwetenschap’ tot een ‘menschheidswetenschap’ heeft gemaakt. Met deze beide termen deelt Sombart het wetenschapsterrein in twee groote gebieden, die duidelijk in karakter van elkaar zijn onderscheiden. Vooral hierin, dat voor de natuurwetenschap het object vast is met blijvende eigenschappen, die aan te ontdekken en te formuleeren wetten zijn onderworpen. Doch voor de menschheidswetenschap is die ‘wet’ maar betrekkelijk,
| |
| |
een tendenz, geldende wanneer duidelijk aantewijzen voorwaarden zijn vervuld. Wanneer het wetenschapsobject de ‘mensch’ is, dan komt het er bij den geleerde meer op aan of hij geestkracht heeft, dan wel of hij scherpzinnig is; komt het er op aan nieuwe gezichten te hebben, nieuwe denkbeelden te uiten en aansporend te werken, al zou de nalatenschap van ‘wetten- en formules’ klein of onbestendig zijn. Zoo ziet Sombart Marx, en zoo komt deze levend voor hem te staan uit zijn boeken. Niemand zal aan Sombart kunnen verwijten geen notitie genomen te hebben van Marx' denkbeelden en van de juistheid zijner inzichten.
‘Die Sonderlinge und Neidlinge, die ihm jede wissenschaftliche Bedeutung abstreiten, (weil sie immer noch zu faul gewesen sind, ihn zu lesen), sterben langsam aus’ zoo schrijft hij, doch velen der ontdekkingen en wetten, waar zijn volgelingen zoo grootsch op gaan, noemt hij een ‘Beschäftigung, die sich auf die Vervollkommnung des technischen Apparates der sozialen Wissenschaften richtet’, die in onzen tijd geworden is ‘zu einer wahren Schusterarbeit, die recht und schlecht von einem beliebigen Ordinarius der Nationalökonomie ausgeführt werden kann.’
Wat hij aan Marx prijst is ‘ein Geist, der in Ueberlebensgrösze sich betätigen konnte; eine wundersame Fruchtbarkeit an neuen und schöpferischen Ideën, an unerhörten Gesichten’ ‘Kraft dieses Geistes - seines Schaffens selbst völlig unbewuszt - wurde Marx der Begründer der modernen systematischen Sozialwissenschaft, für die er überhaupt erst die Möglichkeit geschaffen hat.’ En wat Marx ontdekte ‘war nicht sowohl eine Summe von Rechtseinrichtungen und Wirtschaftsweisen, wie sie ein Wirtschaftssystem bilden, als vielmehr die hinter diesen Einrichtungen und Vorgängen steckenden Menschen. Er entdeckte die Subjekte des Kapitalismus; die kapitalistischen Unternehmer: die “eminent spinners”, die “extensive sausage-makers” und die “influential shoe-black dealers” diese eigentümliche Abart des homo sapiens.’
Damit hat er noch mehr entdeckt: den Menschen, den lebendigen Menschen als Gegenstand sozialwissenschaftlicher Forschung überhaupt.’
Daarom leeft voor Sombart Marx boven alles in zijn stijl.
| |
| |
‘Welche unerhörte Gewalt steckt in der Ausdrucksweise Marxens.’.
‘Wenn Marx schreibt, so ist es wie wenn ein Vulkan Feuer speit, naturgemäsz fliegen auch Asche und Steine und Schlamm mit aus dem Krater heraus.’ Slechts éen man kan hij bij hem vergelijken voor het scheppen van een kunstwerk als tijdspiegel, waarin zooveel weten van 't sociale leven is weergegeven, n.l. Zola. Niet verwonderlijk noemt hij het een sociaal denker te vergelijken bij een sociaal-dichter.
‘Mag von Marxens Ouevre’ zoo eindigt hij, ‘bald kein einziger Satz mehr der Kritik stand halten es wird doch in alle Ewigkeit grosz und erhaben uns vor Augen stehen und seine Schönheiten uns zum Genusse bieten. Weil das, was es grosz macht, die einzigartige Aeuszerung einer über alles normale Masz hinausragenden Persönlichkeit ist, die eine hellseherische Schau mit einer gewaltigen Kraft der Darstellung und einer leidenschaftlichen Glut des Gemütes verband.’
Zoo ziet dus Sombart Marx, en zien wij tegelijk hemzelf. Geen professor, die leeft in zijn begrippen en zijn wetenschappelijk dictaat, maar die leeft in en met menschen; die de sociale wetenschap niet kan opvatten als de enkele studie van vaste wetten der maatschappelijke ontwikkeling, maar boven dat alles als het zien in de werkelijkheid, die ons omgeeft. Geen machinaal bedienaar van een of ander wetenschappelijk apparaat, dat zijn werk en leven overheerscht, maar een toeschouwer van 't sociale leven met helder hoofd en open gemoed om de menschen in geheel hun doen en laten, te kunnen meevoelen en daardoor beter te kennen dan in het dorre begrip.
* * *
Een geleerde, die zóó denkt, en die in zijn hoofdwerk ‘Der moderne Kapitalismus’ toonde in den geest van Marx te willen en te kunnen voortwerken, is als onbevangen beoordeelbaar van de socialistische beweging te vertrouwen. Mogelijk niet door de Marxisten, maar dan toch door ieder voor wie de werkelijkheid boven het stelsel gaat. Daarmede is niet gezegd, dat over de nieuwe gedachten en inzichten, waaruit zich het stelsel kristalliseerde ‘la mort sans phrase’ is uitge- | |
| |
sproken. Sombart bewijst wel het tegendeel. Het wil alleen zeggen dat het leven van de nieuwe denkbeelden verkozen wordt boven de verstijvende formuleering ervan. Dat leven kan pas blijken uit de werkelijkheid. Niet de boeken van een Kautsky, Mehring, Plechanow, of hoe zij in 't Nederlandsch mogen heeten, maar de werkelijke internationale socialistische beweging onder Marx' invloed ontstaan, toont het voortleven zijner dadenzoekende werkzaamheid. En bovendien, die socialistische beweging is nog iets anders dan het Marxisme. Het is een maatschappelijk verschijnsel geworden waarin niet alleen denkbeelden maar waarin ook krachten leven. Wie Marx goed kent, weet hoe hij juist die krachten zou hebben waargenomen; niet enkel als een verwerkelijking zijner voorspellende inzichten, maar als een afzonderlijke werkelijkheid, wier groei en richting nieuwe inzichten en leidende voorspellingen mogelijk maken. Zooals Marx gedaan zou hebben, deed Sombart, zij het ook in geisoleerder houding dan met Marx' temperament mogelijk ware geweest. En het resultaat van Sombart's waarneming is zijn boek ‘Sozialismus und soziale Bewegung’. Het is niet mijn bedoeling den inhoud daarvan te bespreken of te beoordeelen. Ik wilde alleen wijzen op de wijziging van dien inhoud sedert de 1e en de laatste 6e druk. Meer dan tien jaren liggen tusschen die twee uitgaven, en in de wijziging van het werk weerspiegelt zich naast de ontwikkeling van den schrijver, de
verandering, die de socialistische beweging gedurende dien tijd onderging.
De brochure van 1897, die een acht-tal lezingen te Zürich bevatte, werd tot een systematisch opgezet boek van veel grooteren omvang, en is met feitenmateriaal volledig aangevuld en bijgewerkt. Ging daardoor veel van de levende voorstelling, die de lezingen kenmerkte, verloren, en werd het wetenschappelijk geraamte hoewel steviger ook zwaarder van bouw, toch staat daartegenover een winst van scherper onderscheiding, die de meerdere aandacht door het boek gevergd, ten volle beloont.
Dit is echter het allermerkwaardigste bij de vergelijking der twee uitgaven, wat het vertrouwen in den schrijver versterkt, dat de hoofdzaak zijner voorstelling en het concludeerend oordeel dezelfde konden blijven, ondanks duidelijk de latere
| |
| |
tijdsomstandigheden Sombart's isolatie versterkten inplaats van verzwakten.
De neiging die bij den houder der Züricher voordrachten verondersteld kon worden, om zijn oordeel over de socialistische beweging ook in die beweging zelve te verdedigen en ingang te doen vinden, om dus een leidende rol te gaan vervullen, is er stellig niet sterker op geworden.
Toch komt daaruit geen meer kritische, geen meer vijandige houding voort, dan alleen tegenover de burgerlijke geleerden, die zoo gaarne over 't socialisme vonnis spreken.
De sociaal-demokratie is een maatschappelijke noodzakelijkheid, die ge kunt leeren begrijpen en waarop ge eenigen invloed kunt uitoefenen, die ge echter niet kunt dood maken of dood wenschen, noch door ekonomische argumentatie, noch door uitzonderingswetten of politie. Dit is de kern, zóo van de eerste als van de zesde uitgave, en deze kern waarborgt dat Sombart met den grootsten ernst en met geen andere bedoeling dan de juiste waarheid te zoeken, het tegenwoordige socialisme gaat beschrijven.
* * *
De samenstelling der acht lezingen is een geheel andere dan de indeeling van het latere boek. Duidelijk is bij den schrijver het onderscheid tusschen het socialisme als theorie en de sociale beweging zooveel verscherpt, dat afzonderlijke behandeling van beide noodzakelijk werd. Natuurlijk niet alleen doordat Sombart in zijn beschouwing het socialisme van de beweging scherper ging scheiden. Bij hem viel de tegengestelde neiging waar te nemen, om n.l. duidelijk te maken dat de arbeidersbeweging niet anders dan socialistisch kon zijn. En die neiging is onverzwakt gebleven. Deze in Zürich reeds verkondigde stelling handhaaft hij ten volle en acht die ook door de latere ervaring treffend bewezen.
Wat echter de arbeidersbeweging socialistisch maakt is niet uitsluitend de theorie. Uit eigen ontwikkeling komt de noodzaak voort om de verwezenlijking van 't socialisme zich ten doel te stellen. De scheiding van de socialistische theorie en
| |
| |
de beweging werd vereischt door dat elk een eigene, en niet beide een gezamentlijke verandering doormaakten.
Dit nu is van een bijzondere beteekenis.
Want waar het er om gaat op te sporen wat de eenheid, de kern der socialistische beweging is, ligt het zoo voor de hand met de Marxisten te gelooven, dat deze eenheid, door Marx tot stand gebracht, te danken is aan zijne wetenschappelijke ontdekkingen, dus aan de Marxistische theorie en de onmiddellijk daaruit afgeleidde taktiek.
Wanneer nu echter de ervaring leert hoe uit de beweging zelve de drang voorkomt - de Tendenz zur Einheit noemt Sombart het - die uit onderscheidene nationale bewegingen, elk met nationale eigenaardigheden een gelijksoortige en daardoor internationale beweging tracht te maken; wanneer verder daarnaast het theoretisch socialisme blijkt een ernstige crisis te doorstaan, die wijst op een omvangrijke onbevredigdheid met het Duitsche school-Marxisme, dan kan het duidelijk zijn hoezeer niet in de theorie maar in de beweging zelve de kern en kracht van het socialisme te zoeken is.
Wat nu is daarvan het wezen? Sombart die toont in zijn korte, heldere en zaakrijke overzichten de beweging nauwkeurig gevolgd te hebben, die land voor land en daarna door beschouwing van de internationale congressen bewijst hoezeer in de laatste tien jaren de ‘Tendenz zur Einheit’ zich heeft doorgezet, zelfs in Frankrijk, Engeland, en op 't allerlaatst ook in de Vereenigde Staten, geeft duidelijk aan wat die eenheid vormt, en hoe ze mogelijk wordt. De klassenstrijd als de onverbiddelijke kamp tegen het kapitalisme als stelsel, om dat te vervangen door het socialisme, doet zich overal gelden en in gelijksoortige vormen. En mogelijk wordt het doordat het internationalisme scherp de eertijds gekoesterde ontkenning van het nationale, van de vaderlandsloosheid, heeft afgewezen om des te beter alle chauvinisme te kunnen bestrijden. Vooral daarin is de socialistische beweging zoo'n kracht geworden, dat de volkenstrijd, de ‘oorlog’, zijn gevaar begint te verliezen.
Dit geldt zelfs voor Duitschland. Hier waar Sombart's waarneming onmiddellijk kon zijn, en waar het nationale karakter
| |
| |
en de omstandigheden aan de beweging een meer zuiver theoretisch, het Marxistisch stempel gaven, is toch ondanks de weerzin en de onverschilligheid der oorspronkelijke leer, de vakbeweging en de coöperatie opgebloeid in vormen, die duidelijk de ekonomische gelijksoortigheid met andere landen doen kennen.
In Duitschland ook heeft het internationalisme der socialistische beweging, ondanks het krachtig nationaal besef dat een Hervé-isme onmogelijk maakte, zijn ware vormen gevonden.
Is de eenheid der sociaal-democratie aldus duidelijk in hare beweging, die door geen theoretische verdeeldheden ernstig geschokt blijkt te kunnen worden, de verandering, dat is de ontwikkeling, toont zich het scherpst in de socialistische theorie, zelfs zóo dat indien er sprake van gevaar voor de eenheid is, dit uit de ontwikkelings-moeielijkheden der theorie voortkomt.
Die moeielijkheden vinden hun oorsprong in Marx zelf. Ze waren bij hem aanwezig, doch hij behoefde ze niet op te lossen. Hij kon ‘revolutionair’ voelen, en bij elke kans van een wezenlijke directe revolutie als b.v. van de Kommune opspringen en hopen dat nu zou gebeuren gaan, wat hij in 1848 al verwachte en aldoor moest blijven wenschen. Maar tegelijk gingen zijn gedachten in de richting eener realistische opvatting van de sociale politiek, die hij uitwerkte tot de stelling dat geen sociale revolutie kan slagen, indien niet aan de ekonomische voorwaarden reeds vooraf is voldaan. Terwijl hij zich gaarne een uitbeelding maakte van de ‘dictatuur van het proletariaat’ ter inleiding eener revolutie die de klassetegenstellingen zou opheffen om de voorgeschiedenis der menschheid te be-ëindigen; schitterend visioen voor zijn hartstochtelijke revolutionnaire vijandigheid aan de bestaande maatschappij; werkte hij toch ook aan een sociale wetenschap die begrijpelijk maakte hoe het de ekonomische verhoudingen waren, uit wier gang door studie zou zijn op te lossen wat de toekomst voor vormen moest aannemen.
Die moeilijkheden van innerlijke tegenstrijdigheid zijn alleen voor schoolmeesterlijke wijsheid onbestaanbaar. In groote personen met een gemoedsleven, dat niet precies langs de verstandelijke paadjes loopt, zijn ze vanzelfsprekend aanwezig. Maar zoodra de socialistische beweging ging groeien moest
| |
| |
het Marxisme als theorie de innerlijke tegenstrijdigheden oplossen. Het Duitsche Marxisme kon het lang nalaten dank zij het Pruisische regeerstelsel, socialistenwet, en principeloos voor het roode spook beangstigd liberalisme.
Maar de tegenspraak tusschen revolutionnair gevoel en de realistisch ekonomische opvatting van de komst van het socialisme, tusschen toekomstverwachtingen en het kalme streven om zonder straatgevechten en barricades doch met met behulp van wettige middelen te werken tot dat de ekonomische grondslagen voor het socialisme zijn verkregen, die tegenspraak moest zich toch doen gevoelen.
Op het een of het ander moest meer gewicht gelegd worden. Daaruit zijn twee tegengestelde stroomingen ontstaan. De eene is als de revisionistische genoeg bekend. Zij werkte de realistische-politieke ekonomie van Marx verder uit en gaf aan het revolutionnaire gevoel de vrijheid terug, dat is maakte het los uit de dialectische theorie om in elks persoonlijk leven te bestaan of niet te bestaan, naar de eischen van ieders aanleg en gemoed.
De andere strooming is minder bekend en wordt vooral bij ons te lande geheel misverstaan, door haar te vergelijken met de anarchistische vakbeweging. Daarom is het zoo uitstekend dat Sombart op dit verschijnsel het allerhelderste licht laat vallen. Zij houdt vast aan het revolutionnaire van Marx, en wenscht dat niet los te maken van de ekonomische theorie. Wat zij laat varen is het realistisch politieke - verwijtend gezegd: opportunistische - der parlementaire aktie. In de vakbeweging, mits revolutionnair opgevat als een ekonomische beweging naar het socialisme, ziet het Fransche en Italiaansche syndikalisme, de verwezenlijking van Marx' verwachtingen der toekomstige worsteling. Beide stroomingen hebben kritiek op het Duitsche school-Marxisme gemeen, doch overigens zijn ze recht tegenovergesteld. Dat Sombart van het syndikalisme, zooals dat verbonden is met de Fransche vakbeweging en daardoor toeft op de grenzen van socialisme en anarchisme geen groote verwachtingen heeft, behoeft wel geen betoog. De politieke revolutie is te maken, de ekonomische niet.
Die is slechts te begrijpen en te volgen, tot dat mogelijk eens de tijd voor een politieke revolutie gekomen is. In het
| |
| |
syndikalisme herleven oude revolutionnaire neigingen en sterke individualistische wenschen naar een vrij en zelfstandig kleinbedrijf.
Een verfijnd intellectualisme verbindt zich met een ongeschoolde arbeidersklasse, en tracht iets moois en verhevens te zien in wat dikwijls een ruw en grof instinct is. Daaruit groeit een beweging, die niet blijvend kan zijn, en daarom op den duur de eenheid der internationale socialistische beweging geen schade zal doen.
Van het revisionisme verwacht Sombart de zuivering van het Duitsche Marxisme tot een beweging, die het blijvende van Marx' leer zal verwerken. Kritiek en wetenschap, die voortbouwen aan een menschheidswetenschap, zooals Marx die had begonnen, zullen de eenheid der socialistische beweging moeten weerspiegelen en leiden.
Zoo heeft Sombart in zijn boek een beeld gegeven van het socialisme en de sociale beweging dat in scherpe tegenspraak met Marxistische stellingen de eenheid toont waar zoogenaamde onbewustheid zou zijn, en de verandering in het schijnbaar zoo hechte stelsel.
* * *
In het slot van zijn boek bespreekt Sombart den klassenstrijd als de noodzakelijke grondslag voor de socialistische beweging. Te veel nog wordt de klassenstrijd direct revolutionnair opgevat, als gold het de voorbereiding en het inexerceeren van het proletariaat voor den beslissenden grooten slag, met wezenlijk geweld aan weerszijden. Of de klassenstrijd is er, en dan in den vorm van een belangenstrijd zooals die b.v. tusschen agrariers en industrieelen of tusschen volken kan bestaan, n.l. een streven om voortdurend het belang der klasse te verdedigen. Dan toont zich die klassenstrijd met taaie volharding of met fellen aandrang al naar gelang der tijdsomstandigheden in coöperatie- of vakbeweging en b.v. in de reformistische politiek. Of wel de klassenstrijd omvat een wezenlijk splitsen en vijandig maken van menschen tegen menschen, het aanvuren van haat tegen den vijand, opdat tegen den grooten slag de onverbiddelijke kamplust aanwezig
| |
| |
zal zijn. Dan is die klassenstrijd er niet, maar wordt ervoor gepropageerd, wordt hij en met hem de politieke revolutie gepredikt.
Alle tusschenvormen zijn wezenlijke halfheden, die het een of het ander niet aandurven. De klassenstrijd, waarop de socialistische beweging zal moeten berusten, mag en kan geen andere zijn, dan de zuiver ekonomische.
En Sombart vond het goed vooral voor Duitschland dit te doen uitkomen, omdat daar de bittere toon tegen den klassetegenstander behoorlijk schijnt gevonden te worden. Alsof dat een ‘staan op het standpunt van den klassenstrijd’ zou zijn. Te recht herinnert hij daarom aan Lasalle's woorden:
‘Wahrheit und Gerechtigkeit auch gegen einen Gegner - und vor allem ziemt es dem Arbeiterstand sich dies tief einzuprägen - ist die erste Pflicht des Mannes.’.
* * *
Met den goeden toon en met rechtvaardigheid alleen is echter het revolutionnaire gevoel niet uit zijn overheerschende positie in het klassenstrijdbegrip ontzet, ook niet in ons land.
Duidelijk blijkt dit uit de vijf cursusvergaderingen die Henr. Roland Holst dezen winter in Amsterdam heeft gehouden over: ‘De Geschiedenis van den proletarischen klassenstrijd.’ Een geschiedenis van de strijdwijzen door proletarische en socialistische bewegingen gevolgd, is een soort geschiedenis van het socialisme. Ook daar dus eenheid en verandering naast elkaar. De omvorming van de vroegere vrij losse proletarische bewegingen tot de tegenwoordige socialistische, zooals die zich thans in alle landen vertoont, is in de voorstelling van H. Roland Holst geen andere dan b.v. in die van Sombart. Maar toch is er groot verschil. Die geschiedenis heeft voor de spreekster een bijzondere waarde gehad, omdat zij wilde teekenen hoe het revolutionnaire klassegevoel steeds aan het proletariaat eigen is geweest. Dat is voor haar de wezenlijke eenheid. De taktiek van den strijd is het veranderlijke. Of het klassegevoel zich op de barricade heeft geuit in straatgevechten en opstanden, dan wel in de parlementaire aktie, heeft aan de revolutionnaire gezindheid niets veranderd. Het waren slechts de omstandighe- | |
| |
den, die vroeger den eenen strijdvorm later den anderen noodig maakten. Geen wonder dan ook dat zij het parlementarisme als vorm van den klassenstrijd, ofschoon nog onmisbaar, verouderd rekent. Dat parlementarisme heeft zijn hoogtepunt reeds bereikt, maar kan niet revolutionnair genoeg meer zijn. Een nieuw strijdmiddel begint op te komen, mogelijk geworden door de goede organisatie der arbeidersbeweging, n.l. de politieke algemeene werkstaking. Daarmee zal het revolutionnair gevoel van 't proletariaat zich in den klassenstrijd kunnen oefenen.
Wat uit dezen gedachtengang duidelijk wordt is de neiging van H. Roland Holst om het zwaartepunt der socialistische beweging te zoeken in een ekonomisch revolutionarisme, gepaard met het loslaten van de parlementaire aktie. Een dergelijke neiging is trouwens begrijpelijk. Bekende Marxistische sociaal-demokraten als b.v. Arthur Labriola en Robert Michels gingen dien weg, dat is den weg...naar het syndikalisme.
Het zijn intellectueelen, zooals ook de Nederlandsche dichteres, die door het medeleven met de Russische revolutie, sterke gevoelens zagen opkomen van strijd-emotie en groote verlangens koesteren naar de toekomst achter de revolutie-dagen; personen die zich terneergeslagen voelen door den langzamen gang van ekonomische evolutie, in politiek, coöperatie en vakbeweging. Zij kunnen den klassenstrijd niet opvatten zonder het sterk-emotioneele van hooge vlammende gevoelens. Gelukkig niet van haat tegen de personen der bourgeoisvijanden maar wel tegen de maatschappelijke omgeving, die hen zoo bitter onbevredigd laat. Zij verlangen naar een strijd die spanning geeft en groote daden van moed en opoffering vergt. Dat is het wat hen vooral aan Marx - doch evenveel aan Blanqui - verbindt, de een de bitter sarcastische vijand van de bourgeoisie die in 1848 de revolutie om kleine gunsten verraadde; de ander de steeds bereidzijnde zich zelf opofferende apostel der daadwerkelijke revolutie. Zij geloven daarom in Marx' dialectische voorspelling van de stellige zegepraal van 't socialisme daar zij er niet buiten kunnen.
Evenals de Fransche en Italiaansche syndikalisten streeft ook H. Roland Holst naar een vakbeweging, die het ‘vakegoisme’ verbrandt in een revolutionnair socialisme, die bereid is in algemeene werkstakingen zelfs zonder mogelijkheid van directe
| |
| |
voordeelen, en met kans van slachtoffers, wapenoefeningen te houden. Wat zij niet met hen gemeen heeft is de kritiek op het Duitsche school-Marxisme.
Daaraan houdt zij zich vast doch met de verwachting dat het den revolutionnairen weg zal willen gaan, dien zij aanwijst. Met spanning wacht zij af of die Duitsche massa's niet in beweging willen komen om den hoogen berg te gaan beklimmen. Hoelang zal zij het volhouden te zien, dat ze steeds weer terugwijken?
De eenheid in het socialisme, die zij aangeeft, de eenheid van het revolutionnaire gevoel, is niet in Duitschland te vinden, evenmin als in Engeland. Daarvoor is Frankrijk en ook Italië op 't oogenblik het land. Maar als zij zich daarheen zal wenden, zal zij er geen eenheid, doch verdeeldheid van de beweging zien.
De klassenstrijd, die het cement is voor het internationale socialisme, werkt niet door aanvuring van directe-strijd- en haatgevoelens maar door bezonnen behartiging van het klasse-belang in alle omstandigheden. In plaats van een vernietiger kan die klassenstrijd een schepper van nieuwe kultuur en van gemeenschapsgevoelens zijn. Slechts zoo opgevat is waar wat Sombart ervan zegt: ‘Der Krieg ist der Vater aller, also auch der guten Dinge.’
|
|