De Beweging. Jaargang 4(1908)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 216] [p. 216] Aan Mevrouw A. Noordewier - Reddingius 10 Januari 1907. Door Maurits Uyldert. Uw woorden dreven open als wijde bogen wit van vuur waaruit de kleuren dropen die vonkten door het morgenuur waarin mijn ziel in schemer zacht terug zag op den koelen nacht. Uw lied was luchter-luister waar duizend vlammen flakkrend staan, Uw stem is door het duister van mijn geheimst verdriet gegaan, ik zag het klare deinzend licht fonteinen-wijd gespreid diep tot mijn hart gericht. Zongt Gij niet van die blijheid die weer mijn ziel verheffen zal, zongt Gij van 't licht der vrijheid [pagina 217] [p. 217] dat 't grotteduister treffen zal waarin mijn ziel zo veilig wel haar rust vond voor het zonnespel? Hoorde de zachte treden die nu zo droef verlaten ligt en klonken haar gebeden voor uw lieds wonneschoon gericht? O in de duistre hal van mijne innigheid hebt Gij daar tot mijn ziel het zonlicht ingeleid? Zal zíj nu durven zingen gelijk een merel paarlend hel bij bloemen die ontvingen zons zegen in het lentespel? Och of zij weerom lachen kon in zomers geurdoorzonken zon! Vorige Volgende