De Beweging. Jaargang 4
(1908)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 321]
| |||||||||||
De Ziekteverzekering
| |||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||
uit de kringen der betrokkenen, wordt gewoonlijk anders gevormd. De toets is hier het belang dier betrokkenen, en daardoor heeft hun oordeel deze beteekenis, dat de eischen van het maatschappelijk leven er zich in uitspreken. Hoe wordt daarbij echter te werk gegaan? Het voorgestelde plan wordt bestudeerd. Dit wil zeggen dat men zich in gedachte voorstelt hoe de ziekteverzekering volgens dat plan zal werken. Zelden echter stelt men zich dat in zijn geheel voor; een deel slechts en wel dat waarmede men onmiddellijk te maken zal krijgen, wordt uit de papieren schets tot de voorstelling van een toekomstige werkelijkheid opgewekt. Aan die voorstelling nu wordt het belang van arbeider, werkgever, arts, apotheker bestaand ziekenfonds enz. getoetst. Is het resultaat daarvan dat het bijzondere belang geschaad wordt, of onvoldoende gediend, dan wordt gezocht naar een verbetering van de voorgestelde regeling. Zoo is geschied door vertegenwoordigers van bijna alle belanghebbenden. Tal van adressen met allerlei gewenschte wijzigingen liggen om het regeeringsplan opgestapeld, en ongetwijfeld zullen meerderen daarbij komen naarmate het wetsontwerp het tijdstip van 't parlementair debat nadert. Ofschoon nu deze kritiek bijna alles bevat wat in het plan tegen 't maatschappelijk belang ingaat, werkt zij toch verwarrend en afbrekend. Het ijverige en onbevangen Kamerlid, dat zoowel het regeeringsvoorstel als de adressenkritiek nauwkeurig bestudeert moet aan 't eind gekomen van veel gepluis wel zeggen: Da steh ich nun, ich armer Thor
Und bin so klug als wie zuvor.
Tenzij hij zich een andere maatstaf kiest voor zijn oordeel dan een abstract beginsel of het belang van een enkele klasse der betrokkenen. Verwarrend is de belangenkritiek omdat zij onvermijdelijk particularistisch is, en bij wezenlijk geldige bezwaren er andere voegt, die van wege 't algemeen belang ongegrond zijn. Verwarrend ook door onderlinge tegenstrijdigheden, zoodat de eene kritiek de andere opheft. Afbrekend is die kritiek verder omdat de bouw van het regeeringsstelsel door de velerlei voorstellen tot wijziging zoo zwaar wordt belast, dat alle verband eruit verloren gaat en het systeem in | |||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||
elkaar valt. Duidelijk is het echter dat het wezenlijk ernstig oordeel opbouwend moet zijn. Daarom is het dringend noodzakelijk een onafhankelijke maatstaf te bezitten. Hoe die te vinden? Er is geen andere mogelijkheid dan dat men zich zelf zoo'n maatstaf opbouwt. De wijze waarop dat kan geschieden is in vorige opstellen aangegeven. Allereerst is noodig zich rekenschap te geven van de tegenwoordig bestaande ziekteverzekering en te vragen wat die goeds bevat en wat eraan ontbreekt. Daartegenover is dan te stellen de taak eener goede volledige regeling, die bovendien een onderdeel moet vormen eener algemeene arbeidersverzekering. Eerst als dat geschied is, wordt het mogelijk de vraag te stellen hoe uit den tegenwoordigen toestand op de eenvoudigste wijze geraakt kan worden tot de gewenschte regeling, waarbij vooral gerekend moet worden met een verdere ontwikkeling, daar zelfs de geniaalste organisator niet opeens kan scheppen wat de toekomst zal noodig hebben. Een dergelijk voorbereidend onderzoek geeft dan de beste, - de wetenschappelijke en practische - maatstaf om over het regeeringsplan een oordeel te vormen. Een poging om tot zoo'n oordeel te geraken wordt in dit opstel gedaan.
‘* * | |||||||||||
De tegenwoordige toestand der ziekteverzekering.De gebrekkige voorbereiding onzer sociale wetgeving openbaart zich vooral door gebrek aan kennis van de toestanden die te regelen zijn; zoo ook ten opzichte van de ziekteverzekering. Teleurstellend sober is de memorie van toelichting op de wetsontwerpen. Daarin wordt medegedeeld dat slechts 500.000 personen zijn verzekerd, waarvan niet meer dan 200.000 geldelijke schadevergoeding ontvangen. Voorts dat het ‘schijnt’ dat het verleenen van schadeloosstelling in vele gevallen tot klachten aanleiding geeft, en dat de meeste fondsen geen voldoende finantieele reserve bezitten. Overigens schijnt de regeering de toestand als bekend te veronderstellen. Inderdaad is dan ook meermalen vroeger een onderzoek | |||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||
ingesteld.Ga naar voetnoot1) Voor zoover het ging om te bewijzen, dat de bestaande toestanden onvoldoende zijn en de hulp van den Staat behoeven, is geen meerdere kennis vereischt. De noodzakelijkheid van regeling der ziekteverzekering, evenals trouwens van die eener algemeene arbeidersverzekering staat vast. Maar hoe moet dit geschieden? Daarvoor is kennis der bestaande verhoudingen noodig en juist die kennis vertoont groote leemten. Het beste en uitvoerigste onderzoek was dat der ‘Nuts’-commissie, doch een groot deel der ziekteverzekering, n.l. die voor de fabrieken staat erbuiten. Kennis daarvan is voor een wettelijke regeling van bijzonder belang en ofschoon binnen het bereik der regeering, heeft deze geen samenvattende gegevens daaromtrent openbaar gemaakt.Ga naar voetnoot2) Met het gebrekkig materiaal, gebrekkig vooral door vaagheid, omdat cijfers zoo goed als geheel gemist worden, wil ik trachten een schets van den tegenwoordigen toestand te ontwerpen. Wat is de omvang der verzekering? Het antwoord op deze vraag is vooral van belang voor de houding die de wetgever moet aannemen tegenover bestaande instellingen. Voorzien deze reeds nu in de vereischte hulp, dan dient met hun bestaan rekening gehouden te worden. Is echter het aantal der nieuw te verzekeren personen zeer groot, zoodat voor hen ook nieuwe instellingen in 't leven geroepen moeten worden, dan is de wetgever meer vrij om in 't belang der verzekerden aan die nieuwe fondsen den meest passenden vorm te geven. Hen te dwingen in de ouderwetsche kleedij van bejaarde of primitieve fondsen, ware zeer onpractisch. De regeering geeft cijfers voor de verzekerden; 500.000 voor geneeskundige hulp en 200.000 voor geldelijke ondersteuning. Maar hoe groot is het aantal van hen, die de ziekteverzekering behoeven? Daarnaar is slechts te schatten. Van de ruim 5½ millioen inwoners, zijn ruim 3 millioen boven de 20 jaar. Het aantal mannen daaronder is ruim 1½ millioen. Trekt men daaraf de 350.000 | |||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||
personen die bedrijfsbelasting betalen, dan blijven 1.150.000 personen over. Het aantal verzekerden - gerekend met f 1200 of minder jaarinkomen - zal stellig aanzienlijk hooger werden, vooral als die verzekering reeds op het 16e jaar moet aanvangen, zoodat het op minstens 1½ millioen geschat mag worden.Ga naar voetnoot1) De taak door de wettelijk te regelen ziekteverzekering te vervullen is dus ongelijk veel uitgebreider dan die van de tegenwoordig bestaande fondsen. Over de verdeeling der personen naar beroep, loonbedrag, steden of platteland, enz. staan totaal geen gegevens ter beschikking. Een tweede niet minder belangrijke vraag gaat over de maat en den aard der hulp die bij ziekte verleend wordt. De aard der hulp betreft verpleging van den dokterGa naar voetnoot2) op spreekuur, in de woning of in een ziekenhuis; de verstrekte geneesen hulpmiddelen; ten slotte geldelijke ondersteuning en begrafenisgeld. De verscheidenheid der bestaande regelingen is zeer groot. Er zijn fondsen, die vrijwel alles omvatten en ook de duur van de hulp lang genoeg uitstrekken, maar er zijn erook die zich tot het allernoodigste beperken. Cijfers die een denkbeeld geven voor hoevelen het een of het ander geldt bestaan echter niet. Wel kan in 't algemeen iets gezegd worden omtrent de hulp van den arts en van het ziekengeld. De ‘fondspractijk’ heeft geen goede naam. Behoudens gunstige uitzonderingen wordt de mingegoede niet op voldoende wijze behandeld. Nooit bleek dat duidelijker als in de practijk der Ongevallenwet. Toen n.l. de artsen naar de mate van hun hulp ruimer betaald werden, konden de ongevallenpatienten ook op een veel zorgvuldiger behandeling rekenen.Ga naar voetnoot3) De schuld ligt niet alleen aan den medicus. Gewoonlijk is het aantal zijner fondspatienten te groot. Worden 40 personen in een enkel spreekuur behandeld - zooals voorkomt - dan kan er geen sprake zijn van een goede diagnose; het werk is veel te vluchtig. Daarbij komt het ontbreken of het onvoldoende | |||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||
zijn van ziekengeld, zoodat de nood den halfgenezene weer tot den arbeid dwingt. Ofschoon de medici uit den aard der zaak het niet openlijk toegeven, is het buiten twijfel dat de geneeskundige hulp der arbeiders op een peil staat, dat aanzienlijk verhoogd kan en moet worden. Dit blijkt o.a. uit de gebrekkige bestrijding en kennis van beroepsziekten, die bij elke vluchtige behandeling achterwege blijft. Ook de ziekenhuisverpleging is op tal van plaatsen en niet het minst op het platteland allergebrekkigst. Ten slotte wijst ook het hooge cijfer der kindersterfte in ons land mede op onvoldoende zorg voor de gezondheid. Maar ook voor de medici zelf heeft de fondspractijk een kwade naam. Juist van de besten onder hen met den meesten ijver en met volle toewijding vergt het ziekenfonds te veel van hun kracht, terwijl allen aan onverwacht onaangename bejegeningen en verwijten bloot staan. Vandaar dat het vooral de medici waren die het onderzoek naar de bestaande ziekteverzekering ter hand namen, en voornamenlijk in hun eigen belang reeds op allerlei plaatsen maatregelen ter verbetering doorvoerden. De allerbelangrijkste vraag betreft de organisatievormen die tegenwoordig voor de ziekteverzekering bestaan. Ondanks de groote verscheidenheid zijn een 5-tal hoofdsoorten aantewijzen, die duidelijk een eigen karakter vertoonen: 1o. de particuliere onderneming. Soms een verzekeringsmaatschappij in 't klein, soms ook de kostwinning voor een enkel persoon. Noch aangeslotene, noch arts heeft over dit soort ziekenbus iets te zeggen. Slechts de concurrentie houdt het winstbejag binnen de grenzen doch ten koste van de zekerheid der hulpverschaffing; 2o. het fonds van dokter en apotheker. In den primitiefsten vorm is dit ziekenfonds een middel om van arme patienten zonder hardheid betaling te verkrijgen. Een geregelde weekpremie aan een bode betaald verzekert van doktershulp, maar verzekert ook den arts tegen onbetaalde rekeningen. Uit de primitieve vormen kan zich echter een vrij groote organisatie ontwikkelen, die dan een soort coöperatie wordt van artsen en apothekers;Ga naar voetnoot1) | |||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||
3o. het ziekenfonds van grootere fabrieken. Waar, in kleinere bedrijven bij ziekte van een arbeider door den patroon wordt geholpen al naar omstandigheden met ziekengeld of voorschot, bleek reeds lang dat bij een grooter aantal arbeiders een vaste regeling niet kon ontbreken. Vandaar dat bijna alle ondernemingen ziekenfondsen stichtten of de oprichting ervan bevorderden. De primitieve inrichting daarvan was tweeerlei. Of de patroon hield van het loon een vast bedrag in, om daarvan ziekengeld uit te keeren en dokter en apotheek te betalen; dan wel de arbeiders verbonden zich onderling bij ziekte van een hunner elk een vastgesteld bedrag per week aftegeven. De practijk dezer regelingen bracht er dan van zelf toe meer organisatie toetepassen. Verreweg het groote meerendeel dezer fondsen worden geleid en beheerd door de werkgevers, die donateurs zijn of boeten als bijdragen geven, doch de arbeiders laten betalen. Alleen in meer moderne groote ondernemingen worden de arbeiders tot bestuur en controle toegelaten.Ga naar voetnoot1) Voor sommige sterk industrieele plaatsen met meerdere kleine fabrikanten eener zelfde tak van nijverheid zijn de verschillende fabrieksfondsen tot een enkel fonds vereenigd en met gunstige resultaten als b.v. in Tilburg en Enschede; 4o. ziekenfondsen opgericht door vereenigingen als b.v. het ‘Nut’ met de bedoeling om betere organisatie en regeling in bestaande gebrekkige toestanden te brengen met name om de kleine particuliere ziekenbussen te verdringen. Vooral in oude plaatsen, waar het denkbeeld der door regenten beheerde filantropische stichtingen nog voortleeft, vonden dergelijke ziekenfondsen een goeden voedingsbodem. Zij hebben een uitgesproken filantropisch karakter en het nauw verband met bestaande gestichten maakte het mogelijk passende regelingen te ontwerpen en doortevoeren. Soms is het moderne idee van vertegenwoordiging der verzekerden in bestuur en controle er doorgedrongen,Ga naar voetnoot2) maar grootendeels is het gezag der heeren | |||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||
regenten er gehandhaafd, die een degelijke maar conservatief getinte leiding geven; 5o. ziekenfondsen door arbeiders opgericht en beheerd. Onder deze aanduiding schuilt een belangrijke verscheidenheid. Een der primitiefste vormen is gelijk bij het fabrieksfonds een onderlinge afspraak tot steun, waaruit zich de ziekenpot ontwikkelde. Gelijkloopend met die ontwikkeling ontstonden zoowel vakvereenigingen alsook meer algemeene arbeidersvereenigingen.Ga naar voetnoot1) Bleef daarbij ziekteverzekering geen hoofddoel, toch werd zij aangehouden en verder ontwikkeld. Vandaar dat de grootere vakvereenigingen er ziekenfondsen opna hielden, terwijl zich uit algemeene arbeidersvereenigingen naast coöperatie's ook zelfstandige vereenigingen tot ziekteverzekering organiseerden. Slechts de drie laatstgenoemde vormen hadden de finantieele uitkeering tot hoofddoel doch hebben daaraan ook het verschaffen van medische hulp verbonden terwijl de particuliere ziekenbus en 't doktersfonds zich niet met geldelijke ondersteuning inlaten.Ga naar voetnoot2) Naarmate de organisatie's grooter en krachtiger werden nam ook maat en duur der hulp toe. Het zou daarom stellig een zeer belangrijk werk zijn aan het hiervoor geschetste een uitvoerige en met feiten en cijfers gedetailleerde uitwerking te geven. Het materiaal daarvoor zou echter slechts door een uitvoerig onderzoek verzameld kunnen worden en voor het bestek van dit opstel is hoofdzaak, dat het bijzondere kenmerk van de soorten der organisatie's aangegeven is. Ook daaruit is voor de verdere beschouwing eenige gevolgtrekking te maken. | |||||||||||
Wat is aan de ziekteverzekering te verbeteren?Enkele der bestaande ziekenfondsen vertoonen een bloeiend bestaan. In geleidelijke ontwikkeling zijn passende vormen voor beheer en controle gevonden, terwijl in zake de verhoudingen tusschen de belanghebbenden netelige kwestie's zijn opgelost. Het aantal der fondsen die op een zeer laag peil | |||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||
staan is echter nog zeer groot en uiterst weinig ontwikkelingsneiging valt er te bespeuren. Bovendien zijn talrijke personen niet bij een fonds aangesloten. Daaronder vallen natuurlijk ook onverschilligen, maar grootendeels ligt de oorzaak elders door dat zij n.l. niet kunnen. Er is òf geen fonds, dan wel bestaande fondsen wenschen hen niet, of zij kunnen van hun inkomen geen premie missen. Staatshulp ter verbetering is daarvoor noodzakelijk. Wanneer vaststaat dat de Staat zich met de ziekteverzekering moet en zal bemoeien is natuurlijk de eerste vraag: Wat is er te verbeteren? Het antwoord hierop dient voor alles vast te staan. Voornamelijk drie punten zijn op te noemen en wel: 1o. Het peil van de hulp moet opgevoerd worden. Daartoe is noodig dat een minimum wordt vastgesteld. 2o. Het aantal der verzekerden moet zoo ruim mogelijk uitgebreid worden, en 3o. in de warboel der bestaande fondsen moet orde gebracht worden. Wat aangaat het peil der hulp bij ziekte, is allereerst de verpleging te verbeteren, wat waarschijnlijk beteekent duurder betalen. Dan toch is de arts in staat meer tijd aan minder patienten te besteden; dan ook zijn speciale behandelingen door deskundigen; het doormaken van een of andere genezingskuur, gasthuisverpleging enz. mogelijk. Daardoor zal ook de strijd tegen de oorzaken van verschillende ziekten, als tuberculose en chronische vergiftigingen, door breedere kringen en met meer succes aanvaard worden, omdat er gelegenheid zal zijn 't verband tusschen die ziekten en de oorzaken, b.v. stof, gassen of giften, nategaan. Zal echter een goede geneeskundige behandeling mogelijk zijn, dan moet de finantieele ondersteuning zooveel bedragen, dat niet de armoede dwingt om van verdere behandeling aftezien en het werk weer te hervatten. Naast dit verbeteren van de hulp, dus het duurder worden der verzekering, is uitbreiding noodig. Voor de regeering was dit het hoofdmotief om tot wettelijke regeling overtegaan. En terecht. Inderdaad is voor den arbeider de ziekteverzekering een ‘eerste noodige’. Hem materieel te verheffen en te bevrijden van de ergste armoede, moet het verzekeren van hulp bij ziekte insluiten. Toch mag geen oogenblik vergeten worden, dat uitbreiding der verzekering tot de armsten - de | |||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||
laagst beloonden - de vaak werkelooze losse arbeiders bijzondere moeilijkheden oplevert, en wel zulke moeilijkheden, dat het particulier initiatief tot nu toe ervan terugschrikte. Het verleenen van hulp aan hen was bijna zuivere armenzorg. Met deze twee omstandigheden dient rekening gehouden te worden, d.w.z. dat de bestaande fondsen niet ingericht zijn op verzekering van die armere categoriën arbeiders, en dat deze zelf niet gewend zijn premiën te betalen. Een niet minder moeilijke taak is het brengen van orde in de warboel der bestaande fondsen. De vraag hoe dat geschieden moet, hangt af van die andere vraag, waarom het een warboel is. Dit nu is duidelijk te wijten aan de groote verscheidenheid der uitkeeringen, der premiën, der regelingen van in- en uittreden, gebrekkig en ongecontroleerd beheer, geen of onvoldoende reservefondsen, maar vooral aan de algeheele vrijheid, alleen door de concurrentie gebonden. De fabrieksfondsen maken hierop een gunstige uitzondering, doch hier komt het omgekeerde euvel, de dwang van den patroon, ervoor in de plaats. Een zeer principieel punt voor de wettelijke bemoeiïng is dit, of de concurrentie tusschen de fondsen behouden moet blijven, dan wel of coöperatie daarvoor in de plaats dient te treden. Gezien de geheele coöperatieve beweging in de arbeiderswereld, gezien ook hoezeer bij de maatschappelijke productie de ouderwetsch-ekonomische kracht der concurrentie als een onekonomische verspillende en verwarrende macht op zij gezet wordt, is huldiging van de concurrentie fataal voor elke poging om orde, en daardoor kracht aan de ziekteverzekerings-organisatie's te geven. De wettelijke regeling moet dus de concurrentie der fondsen trachten te onderdrukken en samenwerking bevorderen. Dan ook zal het gemakkelijker zijn om het verzekeren van een zooveel duurdere hulp en voor zoovelen die die hulp nu missen, streng te eischen en doortevoeren. Daaraan is dan vanzelfsprekend verbonden dat in de groote verscheidenheid der regelingen orde komt. Het meest zal die orde bevorderd worden door vast te stellen de rechten en verplichtingen van alle betrokkenen bij een ziekenfonds. Allereerst betreft dit het opbrengen der middelen. De bestaande toestand is deze dat in hoofdzaak de verzekerden zelve alles betalen. Slechts in enkele grootere ondernemingen betaalt de werk- | |||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||
gever mee, terwijl subsidiën uit andere bronnen tot de zeldzaamheden behooren. Moet dit nu zoo blijven? Kan de wettelijke vaststelling van het recht slechts het bestaande formuleeren? Dit zou juist zijn indien de staatsbemoeiing zich inderdaad tot het bestaande beperkte. De wet beoogt echter de ziekteverzekering te verbeteren, door de verleende hulp duurder te maken en ook te verschaffen aan hen die ze nu nog ontberen. Moet dus de verzekerde alles betalen, dan zou hem de plicht opgelegd worden meer bijtedragen of te storten waar vroeger de armenzorg betaalde. Daar nu als regel is aan te nemen dat de Nederlandsche loonen op een peil staan, dat nauwelijks een behoorlijke voeding waarborgt, zou een meerdere premieheffing van den arbeider een belangrijke achteruitgang b.v. in voeding of behuizing beteekenen. Om dus aan het voordeel van betere hulp bij ziekte niet een nadeel te verbinden, moeten de hoogere kosten op andere wijze gevonden worden. Behalve hulp van staat of gemeente is het dan ook billijk dat de werkgever in de kosten bijdraagt. Het recht dat dit formuleert zal daardoor pas sociaal recht zijn. De verplichting van den werkgever is b.v. erkend in de Duitsche wetgeving, terwijl ook ons aangenomen ‘Arbeidscontract’ een dergelijke plicht formuleert. Er zijn bovendien voldoende gronden voor aantevoeren, want elk bedrijf, het een meer het ander minder, veroorzaakt gevaar voor de gezondheid. Voorts heeft elk werkgever er belang bij dat de arbeider zoo gezond mogelijk is, want gezondheid beteekent ook meerdere productiviteit. Ten slotte is juist het loonpeil de directe oorzaak dat de volle premie niet van den arbeider kan geeischt worden, en dit loonpeil wordt door den werkgever bepaald. Behalve het vaststellen eener verplichte bijdrage door de werkgevers, eischt een goede rechtsregeling nog veel meer. Voor alle mogelijke geschillen dient een regel aangegeven, b.v. voor het innen van premiën, het uitbetalen van ondersteuningen, het controleeren van verzekerden en geneeskundigen, alsmede van een eerlijk en richtig beheer. Dit alles kan alleen afdoende en rechtvaardig tegenover allen geschieden door de wet. | |||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||
Twee punten zijn nog speciaal te noemen, omdat de practijk reeds leerde van hoe groot belang ze zijn, en wel: 1o. de verhouding van het ziekenfonds tot de artsen en 2o. de deelname aan- en de controle op het beheer door de verzekerden. Wat het eerste punt betreft, kan een wettelijke regeling zich niet onthouden. De arts kan ambtenaar zijn van het fonds, of hij kan daarmede staan in eenvoudige contractverhouding met of zonder de bepaling dat de verzekerden vrij zijn in de keuze van hun geneesheer. In 't belang der artsen, alsook van de zieken b.v. bij ‘dokters-staking’Ga naar voetnoot1) dient de wet regelen te stellen. Het tweede punt ontleent zijn belangrijkheid aan twee verplichtingen, die de wet op de verzekerden moet leggen, n.l. om zich te verzekeren en om zich aan controle te onderwerpen. Beide vrijheidsbeperkingen zijn alleen te rechtvaardígen door het recht van meespreken en meecontroleeren bij het beheer van het fonds aan de arbeiders te waarborgen.Ga naar voetnoot2) Ten slotte moet de wet ook orde brengen in de verwardheid der tegenwoordige fondsen door voor een administratie naar vaste regelen te zorgen. Daardoor alleen zal het mogelijk zijn een goede controle uitteoefenen, zoowel door de belanghebbenden, alsook vanwege den Staat om nategaan of de wet wordt opgevolgd. Bovendien is uitsluitend op die wijze te bereiken, dat een goede statistiek is samentestellen. Geen cijfergenoegen alleen is daarmede gediend, doch twee groote wetenschappelijke en practische belangen, n.l. 1o. om de werking der wettelijke regeling te bestudeeren en voor latere - natuurlijk noodzakelijke - verbeteringen gegevens ter beschikking te hebben; 2o. om den stand der volksgezondheid te onderzoeken, oorzaken van ziekten op het spoor te komen, en die doelmatig te bestrijden. | |||||||||||
Hoe zijn de verbeteringen op de eenvoudigste wijze intevoeren?Ondanks de bestaande tekortkomingen van vele ziekenfondsen zijn er enkelen, die reeds zooveel goeds bevatten dat | |||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||
het onjuist zou zijn daarvan geen gebruik te maken. Wat door particulier initiatief tot stand kwam, tot bloei geraakte en veel practische ervaring verzamelde moet mede tot opbouw eener nieuwe regeling dienen. Dit beteekent echter niet dat angstvallig alle bestaande instellingen gespaard moeten blijven. Een keuze is noodzakelijk. Het particulier bedrijf voor verzekering dat winst beoogt dient reeds onmiddellijk opzijgezet. Door dat te handhaven werpt men zich bij de verdere regeling zoo wat op elk gebied nieuwe moeilijkheden op b.v. voor controle, het geven van rechten, enz. Zal de ziekteverzekering trouwens aan het doel beantwoorden dan kan het niet winstgevend zijn, tenzij onrechtmatig. Iets dergelijks geldt voor het artsenfonds. Dit zou niet meer dan de medische hulp, en niet de finantieele ondersteuning kunnen verzekeren. In dit laatste hebben tenminste de medici geen lust.Ga naar voetnoot1) Bovendien dragen zij hun fondsen gaarne aan anderen over, indien hun rechten en belangen slechts voldoende gewaarborgd zijn. Door deze overname zou veel van het goede dezer fondsen behouden blijven. Voorwaarde daarvoor is dus dat er een fonds is, bereid en geschikt tot dat overnemen. Hoe nu met de werkgeversfondsen aan de fabrieken? Ongetwijfeld zijn er hierbij die uitstekend zijn ingericht en zeer gunstig werken, maar er zijn ook tal van fondsen totaal ongeschikt om een nieuwe en uitvoeriger taak te vervullen. Voor deze laatsten zou een scherpe controle noodig zijn, maar dit is juist het groote bezwaar dier fabrieksfondsen dat de controle er zoo moeilijk is, in 't bijzonder de controle of de rechten der arbeiders gehandhaafd worden. Dòor het overwicht van den werkgever zal hij feitelijk steeds beheerder van het ziekenfonds blijven, hoe ook vormelijk anders is geregeld. Voor betrekkelijk kleinere bedrijven is een afzonderlijk ziekenfonds onvoordeelig, te meer wanneer de wet strenge eischen van administratie enz. stelt. De praktijk in Tilburg en Enschede b.v. leerde hoe reeds uit eigen beweging tot samensmelting werd overgegaan. Toch zijn er zeer groote ondernemingen, voor welke het | |||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||
ziekenfonds een onderdeel vormt van allerlei stichtingen in 't belang van 't personeel, en die beter dan eenig ander fonds zou kunnen doen, de arbeiders steunen, b.v. de spoorwegmaatschappijen, mijnen, afgelegen en vooral gezondheidsgevaarlijke groote industriën. Ofschoon het als regel niet gewenscht is het ondernemersfonds te handhaven, zou als uitzondering b.v. voor zeer groote bedrijven en onder bijzondere voorwaarden toch die organisatievorm behouden kunnen blijven. De twee soorten fondsen die onder toezicht van vereenigingen ten algemeenen nutte en die als zuivere arbeidersfondsen bestaan, hebben slechts dan waarde, indien zij tot verbetering der hulp bij ziekte in staat zijn. De thans bloeiende fondsen kunnen dat stellig en zullen door reorganisatie en staatshulp aan kracht kunnen winnen. Wanneer zij meer en betere ondersteuning gaan verschaffen en recht krijgen om van werkgevers bijdragen in de kosten te innen, kan het niet anders of dit moet hen ten goede komen. Een eisch van belang dient hen echter nog gesteld. Zij moeten ophouden te concurreeren, en het meest afdoend - eigenlijk het eenige - middel daarvoor is dat zij zich plaatselijk verbinden. Ten slotte blijven over de ziekenfondsen der vakvereenigingen en vakbonden. Deze zijn daaraan gehecht als een reserve strijdkas. Maar juist daarom zal nooit aan eenigen eisch van wettelijke zekerheids-reserve kunnen worden voldaan. En indien wel dan verliest het ziekenfonds zijn beteekenis voor de vakbeweging. Slechts indien geen betere - ook vrije - fondsen bestaan, waarop ook de arbeidersbeweging invloed heeft, zou het voortduren dezer ziekenfondsen van belang zijn. Voordat uit het voorgaande eenige conclusie valt optemaken, dient nog op een ander punt gewezen. Zal n.l. de ziekteverzekering, zooals dit behoort, de stevige grondslag vormen voor andere takken der arbeidersverzekering, dan moet de oorspronkelijke organisatie van 't ziekenfonds over allerlei deelen van 't land in hoofdzaak gelijksoortig zijn en volledig, zoodat die fondsen gezamentlijk een eenheid kunnen samenstellen. Evenals de vakorganisatie en de coöperatie naar samenwerking streven voor gezamentlijk optreden, zoo moet | |||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||
dit ook voor de ziekenfondsen mogelijk zijn. Kan dat, zoo is het betrekkelijk eenvoudig om een nieuwe taak van verzekering op zich te nemen. Wanneer aldus de bestaande toestand overzien is en vergeleken bij de regeling eener ziekteverzekering, zooals die behoort te zijn, dringt zich als conclusie de volgende voorstelling op. Er is in ons land een grondslag aanwezig, doch deze is onvoldoende om alleen daarop een degelijke en algemeene organisatie te bouwen. Allereerst daar de bestaande goede fondsen niet overal aanwezig, zelfs betrekkelijk schaars zijn, en verder omdat zij ook daar waar ze tot bloei kwamen niet algemeen genoeg zijn en vaak onderling concurreeren. Zal dus toch van het bestaande gebruik gemaakt worden, dan is hervorming ervan een eerste vereischte. Die hervorming zal echter zóó moeten geschieden dat overeenstemming bereikt wordt met nieuw te stichten organisaties. Want dat deze nieuwe noodig zijn, dat het bestaande absoluut onvolledig is, staat vast. Hoe is dit te bereiken? Daarvoor is allereerst noodig vaste leiding naar een algemeen plan. De bestaande fondsen moeten uitgenoodigd- en zoo noodig gedwongen worden om daartoe mede te werken. Zooals reeds op enkele plaatsen vrijwillig is geschied, zouden onderscheidene fondsen te vereenigen zijn tot een enkele krachtige vereeniging, desgewenscht onderverdeeld voor verschillende beroepen. Het initiatief en de leiding voor die samensmelting zou bij het gemeentebestuur, bekend met de toestanden, in de beste handen zijn. Waar dit practisch zou blijken, konden meerdere gemeenten voor hetzelfde doel zich vereenigen. Door een reorganisatie-commissie kon aldus, mogelijk voorgelicht door deskundige regeeringsambtenaren een plan opgemaakt worden om te voldoen aan eischen door de wet vastgesteld. Een dergelijke wijze van handelen zou gevolgd kunnen worden voor gemeenten waarin nog geen goede fondsen aanwezig zijn. Ook daar kon het gemeentebestuur zorg dragen dat een enkel plaatselijk ziekenfonds, naar plaatselijke behoeften ingericht, tot stand kwam. Slechts daar waar geen medewerking te vinden zou zijn bij belanghebbenden, kon aan de gemeente de verplichting opgelegd worden zelf voor een verzekeringsinstelling zorg te dragen. De hulp en plicht der gemeente is vooral noodig voor de verzekering van de talrijke personen, die door lage loonen of | |||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||
werkeloosheidsperioden niet in staat zijn, zelf er voor te zorgen. Voor hen beteekent dan toch de ziekteverzekering een hervorming van de gemeentelijke geneeskundige dienst en van armenzorg naar vaste regelen. Op die wijze zou het mogelijk zijn over 't geheele land een aantal gelijksoortige fondsen in het leven te roepen, die door de eischen waaraan zij moeten voldoen, te samen een eenheid kunnen vormen. Groote fabrieksfondsen zouden daarbij een gelijkgerechtigde positie innemen. In deze organisatie zou dus al het goede der bestaande instellingen kunnen overgaan, terwijl van de medewerking van alle belanghebbenden gebruik gemaakt zou zijn. Wel door leiding der regeering, wel onder toezicht van staat en gemeente, maar toch als autonoom plaatselijk fonds, en niet als een staatsinstelling beheerd door ambtenaren, kan op die wijze een krachtig orgaan voor de verzekering gevormd worden, krachtig omdat het maatschappelijk leven zich erin kan vertoonen. Met deze voorstelling is dan ook in 't geheel geen nieuw plan gemaakt, zij ligt in de beschouwing van het onderwerp als opgesloten. Geen wonder dat iets dergelijks dan ook zich reeds vertoont, èn in de tegenwoordige practijk èn in de plannen van belanghebbenden. Groote bloeiende fondsen als het Amsterdamsche doktersfonds, de Enschede'sche en Tilburgsche fabrieksfondsen, fondsen van R.K. Arbeidersvereenigingen als te 's Hertogenbosch en Eindhoven, van algemeene arbeidersvereenigingen als te 's Gravenhage of Gouda, en van stichtingen als het ‘Nutsfonds’ te Deventer, geven voorbeelden hoe de toestand zou kunnen worden. De mij van geneeskunde pleitte ervoor, en in de mij van nijverheid werd het denkbeeld door het departement Haarlem na een degelijke studie gepropageerd. Trouwens ook de Duitsche organisatie wijst erop, hoe in een land waar de gemeente zooveel minder beteekent als in Nederland, de ontwikkeling dien weg uitwees.Ga naar voetnoot1) | |||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||
Iets nieuws is dus onze voorstelling niet. Dat daarnaast nog ‘vrije fondsen’ toegelaten kunnen worden zou alleen mogelijk en wenschelijk zijn indien òf daarvan geen concurrentie te vreezen zou zijn, òf wel alleen aanvulling van de verschafte hulp doel is. Naast de hegemonie van 't plaatselijk fonds moet echter ook de autonomie gewaarborgd zijn, zoover als de bedoeling der ziekteverzekering maar eenigszins toelaat. Natuurlijk moet de wet vaststellen het minimum van de ondersteuning, en daarnaast de rechten der verzekerden, van artsen en fondsbeambten. Door dit kort en degelijk aantewijzen zal het fonds van den aanvang af voor twisten gevrijwaard zijn. Als tegendienst van de wettelijke plichten, die ook een goede administratie en vooral het aanstellen van bekwame beambten moeten waarborgenGa naar voetnoot1) kan de wet aan de ziekenfondsen krachtige steun verschaffen, door voorlichting, voorschotten en rechten tot het innen der premiën en het controleeren der betrokkenen, artsen, werkgevers en arbeiders. De autonomie zij echter verzekerd voor het beheer, voor uitbreiding van de verzekeringstaak, voor oprichting van allerlei inrichtingen, in 't belang der verzekerden, vooral ook door de staatscontrole en -bemoeiing tot het hoogst noodige te beperken en zoo dragelijk mogelijk te maken. Geen plan, geen schets zelfs, is in 't voorgaande ontworpen. Het is slechts de samenvatting van conclusie's uit een nauwkeurige beschouwing van 't onderwerp, een voorbereiding om anderer plannen zoo goed mogelijk te kunnen onderzoeken. | |||||||||||
Kritiek op het regeeringsplan.Na de voorgaande conclusie's kan de beoordeeling van het regeeringsplan een vaster vorm aannemen. In dit kort bestek is geen sprake van detailkritiek; slechts de hoofdtrekken dienen naar voren gebracht te worden. Dan blijkt allereerst het uitmuntende van de sociale bedoeling der ontwerpers. Een wezenlijk ernstige verbetering van de hulp bij ziekte wordt beoogd. Misschien nergens in het buitenland is voor het belang van den arbeider de grenslijn van wat de wet | |||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||
hem als minimum wil waarborgen zoo ruim en zoo ver getrokken. Daarmee is niet gezegd dat den arbeider niet meer toekomt en niet meer dient gegeven te worden. Het gunstige oordeel berust alleen op vergelijking met elders en met den tegenwoordigen toestand hier, terwijl bovendien dient bedacht dat pas het begin eener regeling is opgezet. Hoofdzakelijk in drie punten blijkt de goede bedoeling, en wel 1o. door de uitbreiding die aan de ziekteverzekering over een zoo groot aantal personen gegeven zal worden. Het verzekeringsgebied is zoo ruim mogelijk vastgesteld. Begrijpelijkerwijze, omdat in het niet-verzekerd zijn van zoovele personen voor de regeering het hoofdmotief lag tot indiening van haar wetsontwerp. B.v. in vergelijking met Duitschland en Oostenrijk gaat het Nederlandsche regeeringsplan veel verder;Ga naar voetnoot1) 2o. door het vastgestelde minimum der hulp bij ziekte hooger te stellen dan b.v. in de Duitsche regeling en hooger dan bij de groote meerderheid der bestaande fondsen, zelfs bij zeer goede, gebruikelijk is. Het peil van de hulp bij ziekte wordt dus niet alleen geëgaliseerd voor hen die tot nu toe niets hadden, maar tevens voor bijna alle arbeiders verhoogd;Ga naar voetnoot2) 3o. doordat de werkgever verplicht wordt, ofschoon het thans in ons land niet gebruikelijk is, om evenals in Duitschland ⅓ deel der onkosten te betalen, terwijl bovendien de werkgever nog een extra bijdrage in de onkosten moet betalen voor zoover zijn bedrijf meer dan gewoon gevaar voor de gezondheid oplevert.Ga naar voetnoot3) Deze drie hoofdpunten omvatten een hervorming van groote beteekenis en omvang. Die hervorming moet met het oog op | |||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||
de toekomst blijvend zijn, dus zoo degelijk mogelijk tot stand gebracht worden, opdat verdere vooruitgang er geen weerstand in vindt, maar geleidelijk zich eruit ontwikkelt. M.a.w. de verzekeringsorganisatie dient in overeenstemming te zijn met haar taak en te passen op de maatschappelijke verhoudingen waarin zij zal werken. Hierin nu schiet het regeeringsplan op bedenkelijke wijze te kort. Terwijl het noodzakelijk is dat de tegenwoordige instellingen die de ziekteverzekering uitvoeren, tot orde en eenheid gebracht worden, om den arbeider onnoodig hoogere kosten te besparen, en tevens betere en meer gewaarborgde hulp te verschaffen, zou het zeer goed mogelijk zijn, ja zelfs waarschijnlijk, dat het regeeringsplan, wanneer eenmaal uitgevoerd, de wanorde zou vergrooten, en weliswaar de hulp voor den arbeider zou verbeteren, maar ten koste van zijn vrijheid en van een zooveel hooger premie dat die niet daaraan evenredig zou zijn; in 't kort dat de organisatie op onnoodig veel arbeid en geld zou beslag leggen. Een direct gevolg daarvan zou zijn: belemmering in den vooruitgang der arbeidersverzekering. Het is dan ook de plicht van de kritiek hierop scherp de aandacht te vestigen, en het zoo overtuigend mogelijk aantetoonen. * * * | |||||||||||
De verwachting der ontwerpers.De gedachtengang der ontwerpers van het regeeringsplan is duidelijk te volgen. Zij wisten dat talrijke instellingen voor ziekteverzekering reeds bestonden; en dat verscheidene uitstekend werkten. Die instellingen verwerpen en een nieuwe organisatie opbouwen, zou op vele bezwaren zijn gestuit, principieele en practische. Verder had de ervaring van de Ongevallenwet de fouten eener te sterke centralisatie getoond. Het stond daarom voor de ontwerpers, blijkbaar en begrijpelijk, vast dat gebruikt moest gemaakt worden van de in ons land aanwezige ziekenfondsen. Daar echter geen uitvoerig onderzoek naar de werking ervan geschied was, wisten de ontwerpers niet goed wat zij eraan hadden. Zouden die fondsen wel geschikt zijn om de taak te vervullen, die een algemeene | |||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||
verplichte ziekteverzekering hen oplegde? Positief ja antwoorden konden ze niet, maar evenmin positief neen. Inplaats van te beseffen dat dan ook de regeerder bij zijn hervormingstaak grond onder de voeten miste, werd de moeilijkheid theoretisch, dat is schijnbaar opgelost. En wel als volgt. Alle bestaande fondsen zonder onderscheid werden aanvaard. Hervorming dier fondsen door de regeering of hare organen was daardoor buitengesloten. De wet zou echter een schifting houden. Deze schifting tusschen de slechte en goede zou pas later geschieden. Bepaald werd nl. dat ze erkenning moesten vragen. En voor die erkenning werden eischen opgesteld. Maar op het samenstel van eischen komt het juist aan. Welke zekerheid bestond er dat de zelfs wezenlijk goede fondsen eraan zouden kunnen voldoen? m.a.w. welke zekerheid dat het stellen dier eischen niet gelijk zou staan met opheffing der instellingen? Die vraag konden de ontwerpers natuurlijk niet beantwoorden. De oorspronkelijke moeilijkheid was erheen verplaatst niet opgeheven, want ook hier kon slechts kennis van de bestaande toestanden tot een uitspraak in staat stellen. Een schijnbare oplossing wordt nu gevonden door de eischen vaag te houden zoo dat deze niet toelaten de bestaande fondsen eraan te toetsen. Verder wordt het bezwaar, dat de goede en dus erkende fondsen voor de geheele verzekeringstaak, dat is b.v. over 't geheele land, niet berekend zouden kunnen blijken, ondervangen door voor dat geval staatsziekenfondsen opterichten. Hiermee is het regeeringsstelsel in elkaar gezet. Maar is daarmee niet meer gedaan dan de bedoeling was? Er zal n.l. zijn: een schifting onder de tegenwoordige en nog door particulier initiatief opterichten instellingen, en daarnaast een eigen nieuwe staatsorganisatie. De werking van dit dualistisch stelsel is echter geheel en al onzeker. De regeering zou niet met feiten en cijfers iets daarvan kunnen zeggen, omdat zij het niet weet en, evenmin als wie ook, weten kan. Het zal moeten blijken, zoodra tot het geven of weigeren van erkenningen moet worden overgegaan, wanneer de wet haar werking gaat beginnen. In de plaats van eenige zekerheid omtrent de uitvoering van het plan, stelt nu de regeering een verwachting op, die hare bedoeling moet uitspreken: ‘De bijzondere ziekenkas zij | |||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||
regel, de openbare uitzondering.’ Zal deze verwachting nog eenige waarde hebben dan moet zij op goede gronden berusten, doch deze gronden ontbreken. Daartegenover is door belanghebbenden zooals groote ondernemers voor de fabrieksfondsen en door artsen en besturen van andere groote ziekenfondsen - b.v. de Haagsche Volharding - het omgekeerde betoogd. De bijzondere ziekenkas zou door de openbare verdrongen worden. En met reden. Het is niet aan te nemen dat de verwachting der regeering juist is. Een goed doordenken van de gevolgen van haar stelsel leert dat. Er zal toch duidelijk concurrentie ontstaan tusschen de particuliere en de openbare kasGa naar voetnoot1) en in den strijd om verzekerde arbeiders zal het moeten winnen wie de meeste voordeelen heeft boven de andere. Nu krijgt het staatsfonds voorrechten en moet die ook krijgen; n.l. gemakkelijker inning van de premiën, voorschot van 't rijk, gedeeltelijk vrije administratiekosten, finantieele risico-dragen door 't rijk, en verder alle steun die een staatsinstelling steeds geniet. De vrije fondsen daarentegen zullen moeite hebben hunne leden te behouden, allerlei risico loopen, onder controle staan, een uitvoerige verplichte administratie moeten voeren, en het alleen kunnen volhouden door zich er op toe te leggen op den duur de gunstige risico's onder de verzekerden tot zich te trekken, ofschoon het hun niet vrijstaat ongunstige af te stooten.Ga naar voetnoot2) Met recht mag daarom verwacht worden een herhaling der tragi-komedie die de practijk der tegenwoordige ongevallenwet te zien geeft, n.l. een strijd tusschen staat en particulier initiatief in optima forma met alle verspilling van ijver, arbeid en geld die daaraan verbonden is, en 't politiek geharrewar er omheen. Die verwachting is niet die der regeering, maar juist daarom zal de strijd haar onvoorbereid en slecht toegerust vinden. Verwacht zij wezenlijk dat haar eigen staatsorganisatie slechts als uitzondering zal behoeven op te treden, en | |||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||
leert dan de invoering dat juist die organisatie de moeilijkste taak van alles toebedeeld krijgt en bovendien politiek en practisch aangevochten wordt, dan kan het niet anders of één van twee: - alles loopt spaak; dan wel in de haast, verwarring en onvoorbereidheid, wordt onpractisch en omslachtig - of korter gezegd, duur en slecht werk geleverd. De verwachting der regeering moge hare goede bedoeling uitspreken; zij dekt niet haar eigen onzekerheid omtrent de toepassing en uitvoering van het plan, een onzekerheid die berust op gebrek aan kennis van de waarde der bestaande ziekteverzekeringsinstellingen, een onzekerheid die niet alleen geen waarborg geeft, maar zelfs fataal is voor een goeden opbouw der arbeidersverzekering.
* * * | |||||||||||
De hoofdtrekken der organisatie van het regeeringsplan.Voor velen die slechts oppervlakkig met het onderwerp bekend zijn, is het regeeringsontwerp een navolging van het Duitsche ‘Krankenversicherungsgesetz’. Bij nadere studie toont zich echter het groote onderscheid.Ga naar voetnoot1) Daarom kan de regeering zich nimmer op het succes in Duitschland beroepen ter rechtvaardiging der structuur van haar ontworpen organisatie. In tegendeel is juist van de Duitsche ervaring zoo goed als geen gebruik gemaakt, inplaats van haar op Nederlandsche toestanden toetepassen.Ga naar voetnoot2) De kritiek is daarom volkomen gerechtigd het plan aantezien zooals het is gegeven. De eerste en alles beheerschende grondtrek is die der con- | |||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||
currentie, nu niet alleen meer tusschen de bestaande fondsen, maar versterkt door strijd met de staatsinstelling. Verscheidene bepalingen hoe anders ook bedoeld, zullen dien strijd aanmoedigen en levendig houden. Afgezien van deze fout is ook geen der regelingen, noch van die der vrije fondsen, noch van die voor de staatsinstellingen bevredigend. Hoe zullen die vrije fondsen zijn samengesteld? Twee soorten zijn onderscheiden: 1o. de ondernemersziekenkas; en 2o. de bijzondere ziekenkas. Het is duidelijk dat de ontwerpers van de eerste soort eenige meerdere kennis bezaten. Gepoogd wordt een organisatievorm daarvoor vast te stellen. De hoofdzaak daarbij is om aan de verzekerde arbeiders de leiding van het fonds te waarborgen. De bedoeling schijnt dit wel te zijn, maar gewaarborgd is het niet.Ga naar voetnoot1) Trouwens de werkgever zal ook buiten de statuten om een overwegenden invloed kunnen uitoefenen. Wat echter aan het werkgeversziekenfonds ontbreekt is stabiliteit. Zal het ondernemersziekenfonds evenals in Duitschland eenige beteekenis voor de arbeidersverzekering hebben dan moet het een regelmatige en vaste vorm of met de Duitsche vakterm een ‘drager’ ervan zijn, zij het ook met de nadeelen die noodzakelijk aan dezen vasten vorm eigen zijn.Ga naar voetnoot2) In het ontwerp echter bestaat een ondernemingskas slechts daar, wanneer en zoolang de werkgever het verkiest, en - in 't 2de ontwerp Veegens - ook zoolang de arbeiders het verkiezen, daar zij vrij zijn zich elders te verzekeren. Elk oogenblik b.v. bij conflicten kan dus de fabriekskas ophouden. Vergeleken bij deze zwakte verliezen al de formeele regelingen der wet hun belang. Geen vaste vorm, | |||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||
die regelmatig in de industrie voorkomt, die zich kan ontwikkelen, die b.v. zich met andere fabrieksfondsen kan vereenigen om iets belangrijks tot stand te brengen, maar een zeer losse en riskante instelling is ervan gemaakt, die voor de ar beiders alle bezwaren en voor den ondernemer bitter weinig genoegens meer behoudt. De overige ‘bijzondere kassen’ zijn zoo vaag ontworpen, dat ze van allerlei kunnen beteekenen. Naamlooze vennootschappen, vereenigingen of stichtingen zullen het zijn. Hoe ze bestuurd worden, hoe de invloed der leden zal zijn, in 't kort niets van hunne inrichting staat vast.Ga naar voetnoot1) Zelfs is de vrijheid der regeering om ze niet te erkennen binnen enge grenzen gebonden. En allen, of het om 4% winst te doen is, dan wel of het arbeiderscoöperatie's zijn of oude regentenstichtingen, allen worden gelijk behandeld, met gelijke rechten en verplichtingen. De vaagheid van het plan geeft geen enkele waarborg, dat die ‘bijzondere ziekenkassen’ organisatie's zullen zijn met eenige vastheid en kracht. Zij hebben geen maatschappelijken ondergrond als b.v. de Duitsche instellingen, en kunnen ontstaan en verdwijnenGa naar voetnoot2) naar willekeur. Het beeld der vrije fondsen van het plan maakt dan ook niet den indruk van stevige voor de toekomst bestemde organisatie's, ondanks de maatschappelijke taak die hen wordt opgedragen. Allerlei avontuurlijke constructie's en onverwachte débacle's zijn mogelijk. Al zijn de arbeiders van hun hulp gewaarborgd; voor den goeden gang der geheele ziekteverzekering in 't bijzonder voor de staatskassen kunnen allerlei onaangename verrassingen en tegenvallers ontstaan.Ga naar voetnoot3) | |||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||
En nu die staatskassen? Waarschijnlijk omdat zij als noodhulp zijn bedoeld, als aanvulling, is er een straffe en stijve ambtenaarsinstelling van gemaakt. De Rijksverzekeringsbank is het voorbeeld, doch nu z,g. gedecentraliseerd over districten d.w.z. eenige malen vermenigvuldigd maar met onveranderd bureaukratisch wezen. En alles wordt toch ‘van uit Den Haag’ geregeerd. Wel zijn er toezichtscommissie's, maar hunne samenstelling en invloed is zoo vaag geregeld, dat zij zoo goed als buiten, niet boven de ambtenaarshierarchie zullen staan. Dit is van temeer beteekenis omdat ongetwijfeld die districtskassen het grootste aantal verzekerden tot zich zullen trekken. Het ‘polizeilich’ geregeerde Duitschland heeft het niet aangedurfd een dergelijke oncontrôleerbare ambtenaarsinstelling te scheppen, die zooveel invloed ook op het particuliere gezinsleven der arbeiders zal verkrijgen. Door allerlei omstandigheden buiten hun wilGa naar voetnoot1) kunnen zij er ambtelijk bij aangesloten worden, en moeten dan minstens gedurende 5 jaar zich aan scherpe controle en dwangmaatregelen onderwerpen. De verzekeringsdwang zal hier de ergste vormen kunnen aannemen, zonder eenig voldoend tegenwicht. De gemeente, die b.v. in de Duitsche regeling zoo'n belangrijke rol vervult door de Ortskrankenkasse en de Gemeindeversicherung, en die in ons land nog een veel meer autonome plaats inneemt | |||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||
als in Duitschland, is door het regeeringsplan geheel uitgeschakeld. Het tegenbeeld der ‘vrije kassen’ in de staatsinstelling is dus al evenmin in staat om een gunstigen indruk te wekken. En het geheel waarborgt nergens een krachtigen en ordenenden invloed op het maatschappelijk leven.
* * * | |||||||||||
De rechtsregeling.De onzekere en onstandvastige vormen der ‘vrije’ en de buiten publieke controle staande stroeve vormen der ‘openbare’ ziekenkassen, maken het dwingend noodzakelijk, dat de regeling der rechten van alle betrokkenen rechtvaardig en duidelijk zal zijn. Het is een van de verdiensten van het regeeringsontwerp dat met juridische scherpzinnigheid daarnaar getracht is. Allerlei uitzonderingsgevallen zijn opgespoord en een regeling daarvoor telkens in een artikel neergelegdGa naar voetnoot1) Dit neemt echter niet weg dat juist voor hoofdzaken de rechtsregeling zeer gebrekkig is of ontbreekt, n.l. daar waar het er opaan komt nieuwe rechten te formuleeren, inplaats van oude rechtsbeginselen toetepassen. Nieuw recht, n.l. het arbeidsrecht bestaat nog niet in de juridische wetenschap, zoolang het in 't maatschappelijk leven bezig is zich te vormen.Ga naar voetnoot2) In het regeeringsplan wordt juist dat recht dikwijls ter wille eener zoogenaamde practische regeling verdrongen.Ga naar voetnoot3) Welke zijn die hoofdzaken? Het antwoord is buitengewoon eenvoudig, n.l. de verhouding van rechten tot plichten voor de voornaamste betrokkenen te weten: den verzekerden arbeider, diens werkgever, diens arts en den verzekerings-ambtenaar. Onderzoeken wij in 't kort of er in die verhouding evenwicht | |||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||
bestaat. Allereerst voor den arbeider-verzekerde. De plichten zijn duidelijk aangewezen en van geen geringe beteekenis, n.l. 1o. de plicht zich te verzekeren. d.w.z. zelf er voor te zorgenGa naar voetnoot1) en premie te betalen. 2o. zich en zijn gezin bij ziekte aan controle te onderwerpen.Ga naar voetnoot2) De ‘premie’ eischt nog nadere toelichting. Het is duidelijk, dat het opbrengen daarvan vooral voor de armeren, veel zorg zal kosten, en daarom niet hooger mag zijn dan door den verzekerde te dragen is, in elk geval niet hooger dan strikt noodig is voor de hulp die hem verleend zal worden. Toch is daarmee geen rekening gehouden. Voor alle loonen, ook voor de laagsten zal het bedrag der premie op gelijke wijze zijn berekend. Daardoor moet voor het minste loon 8%, voor het hoogste 1½% betaald worden, dus in omgekeerde progressie. Slechts éen uitzondering is gemaakt, n.l. voor de arbeiders met groote gezinnen. De medische verpleging zou daar de premie hoog maken. Deze is daarom verminderd, terwijl het tekort gedekt wordt doordat de verzekerden zonder of met kleine gezinnen meer betalen als voor henzelve noodig was. Eenzelfde tarief geldt daarom voor allen onafhankelijk van de grootte van hun gezin. Dit wordt om z.g. practische redenen gedaan. Toch zal blijken dat deze onbillijke regeling ook inderdaad onpractisch zal zijn.Ga naar voetnoot3) Wanneer eenige categorie arbeiders een te hooge premie niet kan dragen, moet niet een andere categorie daarmede belast worden.Ga naar voetnoot4) Werkgever, gemeente of staat dienen dan bijtebetalen. Niet het minste door deze premieregeling zullen de plichten der arbeiders drukkend zijn. Welk recht staat daartegenover? | |||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||
Allereerst het recht op medische hulp en ondersteuning. Is nu duidelijk vastgesteld dat zij die medische hulp vrij kunnen kiezen? en dat de betaling der ondersteuning bijtijds zal geschieden?Ga naar voetnoot1) Kunnen zij daarop en ook op de controle tegen simulatie eenigen invloed uitoefenen? Niets van dit alles is scherp en afdoende geregeld. Slechts de beter gestelde en meer ontwikkelde arbeiders kunnen door oprichting eener coöperatieve ‘bijzondere ziekenkas’, daarvoor zelf zorgen, waarbij echter moet opgemerkt worden dat zoo'n coöperatief fonds thans veel vrijer kan bestaan als onder de wet het geval zal zijn.Ga naar voetnoot2) Ook voor den werkgever zijn de plichten scherp aangeduid, n.l. de betaling der premiën aan ‘bijzondere ziekenkassen’ of aan de districtskas. Door de samengestelde regeling zal hij met allerlei crediteuren te maken krijgen. En ontgaat hij dit door oprichting van een eigen ondernemerskas, dan zijn de finantieele verplichtingen en risico's die op hem gelegd worden even scherp aangewezen. Daartegenover behoort natuurlijk te staan een recht op controle om nategaan of hij niet te veel betaalt. Dit recht is hem inderdaad gedeeltelijk toegekend, maar de uitoefening ervan zoo ingewikkeld geregeld, dat slechts weinigen ervan gebruik kunnen maken. Tegenover zijn plichten, als oprichter eener ondernemerskas, zijn zulke zwakke rechten tegenover zijn arbeiders gesteld, dat hij genoodzaakt zal zijn van 't ekonomisch overwicht - n.l. de bedreiging met ontslag of lager loonGa naar voetnoot3) - gebruik te maken, wat in vele gevallen tot ontstemming of conflicten aanleiding zal geven. Over het recht voor artsen en ziekenfondsbeambten kan de beschouwing kort zijn. Van duidelijke regeling is geen sprake. Noch hunne plichten als waarborg voor een goede behandeling der verzekerden en voor hunne administratieve bekwaamheid, noch hun rechten tegenover verzekerden en besturen zijn aange- | |||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||
wezen.Ga naar voetnoot1) De practijk zal daarvoor een groote verscheidenheid te zien geven en onvermijdelijk conflicten meebrengen. Waar het duidelijk is dat met voorgaande beschouwing niet over details maar over hoofdzaken is gehandeld, dient wel geconcludeerd te worden, dat de rechtsregeling van het regeeringsplan geheel onvoldoende is. Dat die rechtsregeling niet gemakkelijk is, moet toegegeven worden, doch dit is bijna geheel het gevolg van de toegelaten concurrentie en dientengevolge van de ingewikkelde organisatie, die ook daarmede is veroordeeld. | |||||||||||
De administratieve regeling.Vooral ten opzichte der sociale wetgeving wordt dikwijls de vrees uitgesproken voor de bureaukratie, dat is voor een macht in den Staat, die onaantastbaar, onafzetbaar en onverantwoordelijk is. De fout wordt dan gezocht in het functionarisme, het uitbreiden van het ambtenarencorps. Ten onrechte; het is de fout van den onbekwamen, d.i. oppervlakkigen wetgever die het stellen van goede regelen voor de administratie verwaarloost. En ook verwaarloost om den uitersten zorg te besteden voor het benoemen, of ontwikkelen eener goede en bekwame bureaukratie. Het gevaar voor wat ‘bureaukratie’ en ‘functionarisme’ heet is werkelijk in ons land niet gering, vooral doordat voor de opleiding van allerlei soort ambtenaren zoo goed als niets gedaan wordt, en het groote belang eener goede keuze bij aanstellingen door de ‘baantjesgeverij’ maar al te veel wordt in 't nauw gebracht. Een laks, onvoldoend bekwaam, voor een belangrijke hervormingstaak niet berekend ambtenarencorps, kan door de wet niet opzij gezet of verbeterd worden. De wet trachte alleen te voorkomen dat het ontstaat. Doch hoe? Door de degelijkheid der administratieve regeling van de wetten. Daarmee is niet bedoeld dat de wetgever op 't gebied der administratie, dus in de rechten der regeering zou treden. In tegendeel, in de wet mogen geen bepalingen voorkomen, die tot de regeeringsverantwoordelijkheid behooren. Want de onbekwame en gebrekkige bureaukratie verschuilt zich juist het | |||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||
liefst achter de wet. Waar het opaankomt en vooral bij een zoo ingewikkelde hervorming als de ziekteverzekering, is 1o. het duidelijk trekken van de grenslijn tusschen wet en regeeringstaak; 2o. het aanwijzen en verdeelen der regeeringstaak over verschillende ambtenaren of college's die dan daarvoor verantwoordelijk zijn en 3o. het scheppen van nieuwe staatsorganen voor een nieuwe taak. Zoo min mogelijk moet echter de aangewezen taak in bijzonderheden omschreven zijn; aanduiding van wat uittevoeren is, maar niet van het hoe, is noodig, want voor een goede hervorming en het organiseeren daarvan, werkt het belemmerend en verlammend indien juist voor dat wat op een gegeven oogenblik noodzakelijk geschieden moet, toevallig het bordje ‘verboden’ van een onbeteekenend wetsartikel hangt. Geen geschreven artikelen, doch levende personen alleen kunnen door arbeid en inzicht groote hervormingen op de beste wijze doorvoeren. En wat betreft het scheppen van nieuwe organen worde eerst scherp gevraagd of ze wel noodig zijn, doch dan onmiddellijk door de samenstelling ervan gezorgd voor kracht en verantwoordingsplicht, Deze beschouwing diene om aantetoonen dat de kritiek die ook tot de administratieve regeling zich uitstrekt, daarom nog geen detailkritiek behoeft te zijn, Wederom slechts in hoofdtrekken worde het regeeringsplan besproken. Die hoofdtrekken gaan over drie punten: 1o. de maatregelen tot invoering der wet en organiseering der ziekteverzekeringsorganen; 2o. de maatregelen, die aangeven hoe de gang van zaken in den gewonen blijvenden toestand behoort te zijn; 3o. de maatregelen ter controle eener richtige uitvoering der wet, tevens tot het bestudeeren van hare uitwerking. Over de invoering der wet is het regeeringsplan duidelijk. Bijna alles wat daartoe noodig is moet door den minister geschieden, d.w.z. door zijn departement. Dat de invoering geregeld wordt door Kon. Besluiten - bestuursmaatregelen -Ga naar voetnoot1) spreekt van zelf. Dit is een zuivere regeeringstaak. Is het echter noodig dat de wet hierbij uitdrukkelijk het overdragen van verschillende deelen dier taak onmogelijk maakt, en dus voor- | |||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||
schrijft dat alles ‘in den Haag’ moet geschieden? Wat toch omvat dit? Allereerst moeten niet minder dan een 20tal algemeene maatregelen van bestuur en eenige zeer belangrijke ministerieele beschikkingen worden samengesteld. Dan moeten alle statuten van bijzondere en ondernemingsziekenkassenGa naar voetnoot1) worden bestudeerd om nategaan of deze de erkenning al dan niet mogen ontvangen. Ten slotte moeten een groot aantal districtskassen en het geheele toezicht georganiseerd worden, wat talrijke benoemingen door de Koningin en den Minister medebrengt. De vraag is gerechtigd of dit alles door een ministerieel departement wel goed kan worden voorbereid. Is daarvoor de zoo hoog noodige kennis van de practijk der ziekteverzekering en van de plaatselijke gewoonten aanwezig? Zonder eenige weifeling kan gezegd worden dat die kennis niet aanwezig is, en ook niet aanwezig kan zijn. Bovendien geschiedt een dergelijke voorbereiding in Den Haag vrijwel in 't geheim. d.w.z. buiten den invloed van practische kritiek. Deze is op non-actief gesteld totdat opeens de geheele ingewikkelde machine loopen moet, en mag niet meehelpen om fouten reeds bij den bouw aantewijzen of eenvoudiger constructies aan de hand te doen. Hiermede komt reeds direct het soort maatregelen voor den geregelden gang van zaken aan de orde. Want deze tezamen vormen de grondslagen voor het samenstellen der machine bij de invoering. En terwijl de invoering geheel wordt overgelaten en opgedragen aan het ministerieele departement, blijft er voor de organen der verzekering later d.i. voor den geregelden gang van zaken niet veel meer te regelen over. Want de wet stelt dat reeds imperatief vast. Hier nu is een groote overschrijding der grens tusschen het gebied van wet en administratie. Bij de groote onzekerheid die er omtrent de geheele organisatie bestaat, is het een sprekende onjuistheid aan de toekomstige organen stellige voorschriften te geven, hoe zij te handelen hebben. Als voorbeeld in de memorie van toelichting ware het misschien op zijn plaats, in de wet zal het verlammend werken. Overzien wij slechts de hoofdpunten dezer administratieve regeling. Deze betreffen: | |||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||
Wanneer hierbij wordt bedacht dat het vaststellen van de rechtsregeling wel in de wet behoort, dan spreken de genoemde onderwerpen zelve er reeds van dat slechts de practijk geleidelijk leeren zal hoe een en ander op de eenvoudigste en doelmatigste wijze geschiedt. De ontwerpers der wet dachten er echter anders over. Voor elk der vijf onderwerpen is zoo goed als alles reeds in de wet geregeld; onmiddellijk moet het kant en klaar zijn. Niet alleen kan dit onmogelijk, maar bovendien geven de ontworpen plannen alle reden tot kritiek. We zouden te uitvoerig worden door aantetoonen, hoeveel formulieren, kennisgevingen, aangeteekende brieven, strikt voorgeschreven ambtelijke bemoeiïngen reeds door de wet zijn aangegeven. De paperassen der Rijksverzekeringsbank verdwijnen erbij in 't niet, omdat het hier zoo talloos meer personen geldt en een zoo groot aantal ziekenkassen. Hoeveel dat alles kosten zal, is eenvoudig niet te schatten, maar ongetwijfeld zal een groot deel der premie ermee heen gaan, Verreweg het grootste deel der bevolking toch moet worden opgeschreven, ingedeeld in gevaren- en loonklassen en dat niet éénmaal, maar eenige malen en verdeeld over allerlei instellingen en op allerlei tijdstippen. Vooral de premieregeling verdient bijzonder de aandacht. In het wetsontwerp wordt de oppervlakkige lezer afgeleid door een premietabel in de memorie van toelichting. Is die premie juist berekend? Zullen geen teleurstellingen 't gevolg ervan zijn, als thans bij de ongevallen verzekering? Dit hangt af van drie factoren n.l. het aantal ziektegevallen die zullen komen, de tarieven der artsen en de kosten der administratie? Deze kunnen niet vooraf bekend zijn en Duitsche gegevens zijn onbetrouwbaar, omdat zoo'n geheel andere regeling, o.a. met hooger | |||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||
uitkeering en stellig grootere administratiekosten is opgezet. Teleurstellingen van groote tekorten worden daardoor zeer waarschijnlijk. Maar bovendien is de gegeven tabel niet de geheele regeling. Voor de staats- en fabrieksfondsen zal die tabel gelden, doch voor de bijzondere ziekenkassen niet. Deze zijn verplicht de z.g. ‘omslagverzekering’ toe te passen en moeten elk jaar de premie vaststellen. Voor die fondsen is dus de premie geheel onzeker en elk jaar variabel. Verder is de premie afhankelijk van de gezondheids-gevaarlijkheid van het beroep. Gegevens daaromtrent bestaan er niet, zoodat hiermede een nieuwe en groote onzekerheid wordt ingevoerd, die vooral de werkgevers dwingt tot middelen van verweer, daar zij het zijn die de gevaarpremie betalen. Is dus omtrent den gang van zaken der verzekering veel te veel vastgelegd: voor de controle en de studie der wetswerking is weer veel te weinig aangewezen wie hier een taak te vervullen hebben. Alles is hier gecentraliseerd. Een zeer vaag college, en een onbepaald aantal verzekeringscontroleurs, niet onder dat college, maar onder den minister werkzaam en overladen met paperassenwerk, zijn aangeduid. Het opmaken van statistieken is in éen hand gelegd. Toch is het zoo duidelijk dat voor dezen hoogst belangrijken arbeid veler hulp noodig is, om de betrokkenen zelf in de gelegenheid te stellen het gebouw der arbeidersverzekering en hare werking zooveel doenlijk te verbeteren en tot practische en weldadige vormen te brengen. Gemeenten, werkgevers, artsen, beambten en vooral ook de arbeidersvertegenwoordigers konden hier een taak vinden, die henzelve voldoening zou geven, en 't algemeen belang ten goede zou komen. In 't bijzonder de medische controle en de studie van de werking der wet ware met vooruitzicht op belangrijke resultaten plaatselijk te regelen. En niet in 't minst zou een demokratisch gekozen leidend college, ontstaan uit en door de practisch in de ziekenfondsen werkzame personen, een belangrijke taak kunnen vinden. Ook de administratieve regeling vertoont dus organische gebreken, die ongetwijfeld tot groote teleurstellingen kunnen leiden. Daarbij dringt zich als van zelf de gedachte op, hoeveel eenvoudiger dit alles kon en moest zijn, indien | |||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||
de organisatie met vaste hand was ontworpen als een stevíge en toch gedecentraliseerde en daarom levenskrachtige uiting van het maatschappelijk leven. | |||||||||||
Slotconclusie.In de degelijk opgezette nieuwe internationale revue ‘Dokumente des Fortschritts’ schreef Mr. M.W.F. Treub als correspondent voor ons land optredende: ‘Der Entwurf - van de ziekteverzekeringswet - ist in seinen Hauptzügen dem deutschen Muster nachgebildet.’ ‘Man wird sich bemühen den Weg der von Deutschland gezeigt worden ist, zu gehen, und die dort begangenen Fehler soviel wie möglich zu vermeiden. Hauptsächlig wird man versuchen, eine einfachere Organisation für das ganze soziale Versicherungswesen zu schaffen.’ Na de voorgaande uitvoerige kritiek kan het duidelijk zijn, dat het regeeringsplan al zeer ver afwijkt van Mr. Treub's voorstelling. Niet alleen dat het voor de ziekteverzekering verwarringen en teleurstellingen belooft, waarbij die der Ongevallen-verzekering in 't niet zullen verzinken, maar bovendien zal de moeilijkheid die in Duitschland voor de ‘Vereinheitlichung’ der verzekeringstakken ondervonden wordt, hier later ongelijk veel grooter zijn. En 't is al bijzonder merkwaardig dat aangedrongen wordt op een spoedige invoering van 't regeeringsplan om de uitvoering der Ongevallenwet te vergemakkelijken, terwijl met vrij groote zekerheid voorspeld mag worden, dat die invoering bij de kwalen waaraan de Ongevallen-verzekering leidt, nieuwe zal voegen, die hunne onaangename invloeden tot in zeer veel verdere kringen zullen verbreiden. Neen, het regeeringsplan eischt een algeheele ombouw en vereenvoudiging, gegrond op betere kennis van de toestanden en op meer vertrouwen in het initiatief en den arbeidsijver der betrokkenen. Het belang van het geheele volk en niet het minst van de arbeiders bij de ziekteverzekering is te groot, dan dat niet met spoed de hand aan het werk geslagen dient te worden, om een goede en doelmatige organisatie van het begin af, tot stand te brengen. Deze kritiek wilde daartoe een aansporing zijn, en bouwstoffen aanvoeren. |
|