Aanteekening
Aug. Vermeylen, in het December-nummer van Vlaanderen, meent mijn opstel over Het Beoordeelen van Gedichten zoo te moeten lezen alsof ik alleen in het feit dat de kunstenaar zijn innerlijk uitdrukt belang stel en niet in den aard en de hoedanigheid van dat innerlijk-zelf. Ten onrechte: alleen erken ik in de kunst geen innerlijk dat niet is uitgedrukt.
Vermeylen meent dat we ook rekening moeten houden met dat wat onvolkomen is, dat wil dus zeggen: met goede bedoelingen. Dat zullen we: we zullen altijd doen opmerken dat zij het kenteeken zijn van slechte kunstenaars.
Albert Verwey.