berekent zorgvuldig alle moeielikheden en omzeilt ze. Op zijn gebied moet hij, volgens het oordeel van bevoegden, een lofwaardig werker zijn. Zijn ‘Studies in Volkskracht’ werden geprezen, zijn ‘Pro- en Contra-uitgaven’ vonden belangstelling, en zie, nu geeft hij ons daar in dat boekje ‘Zelfkeur’ een ‘Inleiding tot de nieuwe nederlandsche letterkunde,’ en schrijft daar nog een Inleiding voor, die beide uiterst bedenkelik zijn, om niet te zeggen aanmatigend.
Een inleiding tot de nieuwe nederlandse letterkunde bedoelt dit boekje en de heer Simons werpt zich als Inleider op. Wij zullen zien ot hij zich bevoegd toont.
‘De bundels (Zelfkeur) willen de lezers onzer Bibltotheek nader brengen tot den grooten kring onzer Nederlandsche dichters en schrijvers van heden’ (blz. 5). En: ‘Deze bundels zijn in zekeren zin als een aanvulling te beschouwen van Verwey's Inleiding’ (blz, 8).
Deze bedoeling gegeven, zien wij eens hoe hij zich dat aanvullend overdoen van Verwey's werk wel gedacht heeft. Ik citeer daartoe weer uit zijn ‘Enkel woord tot inleiding’:
‘De vereeniging van Nederlandsche letterkundigen is geen letterkundige bent. Evenals de Journalistenkring is zij zuivere vakvereeniging; en haar Ondersteuningsfonds een onderling fonds tot steun voor behoeftige leden. Vandaar mijn denkbeeld door een bundel bijdragen de kas te steunen.’ (blz. 5).
Wie dit citaat, in verband met het voorafgaande, aandachtig beschouwt, wordt verzocht ernstig te blijven. Inderdaad, het beginsel is zeldzaam; de heer Simons die het publiek ‘naderbrengen wil tot den kring onzer dichters en schrijvers’ gaat daartoe niet tot de ‘letterkundige benten,’ maar tot een ‘vakvereniging’.
Evenwel, hij voelt het onzinnige van dit ‘beginsel’ zeer goed, en terwijl hij het opstelt in den enen zin, - ‘beminnelikheid der menselike inconsequentie’ - verwerpt hij het in den volgenden:
‘En toch lag het voor de hand dat ik niet alle 160 leden zou kunnen vragen tot meedoen. De twee bundels moesten blijven binnen de mogelijke grenzen.
Geconstateerd zij daarom met nadruk, dat voor de keus der namen niemand verantwoordelijk is dan ik. Geconstateerd zij óok, dat er enkele namen gemist worden van medeleden,