De Beweging. Jaargang 3(1907)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] Weemoed Door Is. P. De Vooys. Door dadendrukte ging mijn wil met stugge kracht, die nimmer boog; maar ziel, die nooit zichzelf bedroog werd droef en stil. Gedachten drongen moeizaam voort en vonden nergens kalme rust; of mij een lach, een blijde lust dan niet bekoort? Hoe lente pronkte en heel de bloei van boom en veld riep jeugdig luid, mij lokte 't niet tot blijheid uit in doffen boei. Acacia's geurden om mijn huis, Mij riep eer 'k sliep een nachtegaal, zijn slag klonk door mijn zielezaal als loos geruisch. Nu ben ik stil in 't avondkalm van killen zomer regendag, [pagina 104] [p. 104] 'k herzie de vreugden waarom lag Zoo'n zware walm. Dit lied is de oude zachte klacht om vreugden zelfbewust verbeurd, om ziel, die zwijgt en zachtjes treurt want stug is kracht. Vorige Volgende