De Beweging. Jaargang 3(1907)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 344] [p. 344] Hugo Von Hofmannsthal: Boodschap Vertaald Door Maurits Uyldert. Ik heb bemijmerd dat wij schoonste dagen slechts zulke noemen mogen daar wij dwaalden, saamsprekend en het landschap ons voor ogen, in 't rijk der ziel: daar tot den heuvel op, de schaûwen tegemoet, wij stege' in 't loof dat ons omving als 't reeds eenmaal doorleefde, daar op omheinde weiden wij den droom van 't leven vreemd van nooit vermoedde wezens, ja, sporen van hun gaan en drinken, vonden en over 't vijverwater traag gesprek nog diepre welving dan de hemel spieglend: ik heb gemijmerd over zulke dagen en dat naast deze drie: gezond te zijn, en blij om eigen lijf en leve' en om gedachten, vleugelen van jonge aadlaars slechts één nog past: gezellig zijn met vrienden. Zo wil ik dat gij komt en met mij drinkt uit gindse kannen die mijn erfgoed zijn versierd met loofwerk en bewiekte kindren en met mij in de omtuinde toren zit: twee jonglingen bewaken daar de deur [pagina 345] [p. 345] in wier gelaten met gedempten blik halfafgewend een schriklik noodlot loert, u zo verstenend aanziet dat ge zwijgt: en ge mijn land vóór u ziet uitgestrekt, dat dan wellicht een vers van u het mij veredelt in toekomstge eenzaamheid, en hier en daar herinnering aan u in schaduw nestelt en in schemering den weg door duistre kruinen neemt en door de lucht, de schaduwloze wegen langs heenrolt gelijk een verre gouden donder. Vorige Volgende