De Beweging. Jaargang 3
(1907)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 328]
| |
De Nederlaag der Duitsche Sociaal-Demokratie
| |
[pagina 329]
| |
uitoefenen, doet het er weinig toe of 44 dan wel 79 personen hun meening kunnen zeggen en hun kritiek aan 't woord brengen. Toch is er een nederlaag geleden, en een die zich lang zal doen gevoelen, en die ook voor de partij groote gevolgen moet hebben. Dit blijkt het best uit den indruk, die zoowel bij de winners als bij de overwonnenen teweeggebracht werd. Onmiddellijk is gevoeld dat een zware en rake slag is gegeven en ontvangen. Dit psychologisch moment toont aan dat er groote onzekerheid in de geesten heerschte. Hoezeer ook door de z.g. ‘nationale’ partijen met nadruk op de slechte kansen der sociaal-demokratie was gewezen, hoezeer ook door de voormannen met schijnbare zelfbewustheid nieuwe overwinningen der sociaal-demokratie voorspeld zijn, in wezen was er weerzijds een gespannen verwachting. Wat zou het worden? Alle vorige verkiezingen hadden steeds weer een grooten sprong vooruit van den socialistischen geest onder het volk doen zien, zoodat ieder zich moest afvragen wat er gebeuren ging, als dit zoo bleef voortgaan. Booze reactionnaire plannen van kiesrechtinkrimping en uitzonderingswetten gingen niet alleen hun stillen gang door de bezorgde hoofden der regeerders, maar hingen al in de lucht en brachten een drukkende atmosfeer. Daarentegen werden bij de ‘Umstürzler’ fantasiën wakker van een eindelijke beslissing en werd gezonnen op doelmatige wapenen van verweer en aanval. Wat zou nu gebeuren? Vandaar groote spanning, toen de verkiezing plotseling ging geschieden, groote spanning, hoezeer ook verborgen achter opgewarmde belangstelling voor een zoo kleine kwestie als die der koloniën en voor betrekkelijk onbeduidend achterbaksch politiek gekonkel. Maar naast spanning ook onzekerheid. Niemand wist met eenige juistheid te zeggen wat de stemming onder het volk was. De verkiezingsuitslag hief nu opeens èn de onzekerheid èn de spanning op. De sociaal-demokratie bleef ongeveer de macht die zij was, maar de geheimzinnige, de geesten spannende betoovering van haar werking op een naaste toekomst was weg. En weg was ook de noodzaak om te overleggen wat te doen stond, onderdrukking eenerzijds, opstand daartegenover. Het behoeft niet te verwonderen, indien dan ook na deze verkiezing de geesten zich eenige rust zullen geven. | |
[pagina 330]
| |
Er valt voorloopig niet veel te bespiegelen of plannen te maken. Ten minste voor Duitschland. Voor hen echter, die in de sociaal-demokratie niet uitsluitend de Duitsche politiek zien, maar voor alles een maatschappelijk verschijnsel, komt noodzakelijk de vraag op, om welke redenen zoo'n nederlaag werd geleden. De Duitsche sociaal-demokratie toch gold lang als een model. Haar leer was de zuiverste, haar taktiek het meest overlegd en principieel, en bewijs daarvoor was haar succes. Nu dat succes twijfelachtig geworden is, moet van zelf gevraagd worden of die leer en taktiek dan wel zoo goed zijn, en of deze ook mede schuld kunnen hebben aan de waargenomen kentering van haar invloed. Met die vragen wordt doorgedrongen tot in de kern, het wezen der sociaal-demokratie zelf. Daarom zijn zij belangrijk. Daarom ook is het goed ze onder den eersten indruk der gebeurtenis te bespreken.
* * *
De redenen die voor de nederlaag der sociaal-demokratie kunnen worden aangegeven zijn tweeerlei. Allereerst van tijdelijken politieken aard, en daarom van ondergeschikte beteekenis. Daarnaast echter van meer algemeen karakter, omdat het optreden der partij zelf oorzaak kan zijn van haar verzwakking. De politieke oorzaken dienen eerst besproken. Was toch de invloed daarvan overwegend, zoo zou het overbodig zijn verder te onderzoeken. Dat bij de jongste verkiezingen de van boven af geleide en met haat tegen het Centrum tot anti-clericalisme aange wakkerde agitatie, die tegelijkertijd met ongekende betuigingen van liefde het liberalisme volledig wakker schudde, een ongewoon groot aantal kiezers aan de stembus bracht, is ontegenzeggelijk de oorzaak voor het verlies van verschillende sociaaldemokratische zetels. Onverklaard laat het echter den afval van vele roode kiezers in tal van districten, b.v. in Saksen, Wurtemberg, Breslau enz. Onverklaard laat het den evenredig kleineren aanwas van stemmen elders. Dat er ook op de kiezers, geneigd tot - en deels al ge- | |
[pagina 331]
| |
woon aan - het stemmen op een sociaal-demokraat invloeden werkten die hen tot afval brachten, staat evenzeer buiten twijfel. Vooraan staat als negatieve agens de lust om het gehate Centrum een lesje te geven tot meer bescheidenheid, en het een nederlaag te bezorgen. Doordat de sociaal-demokraten de politieke gebeurtenissen niet beheerschten, zagen zij zich in een misschien onvrijwillig bondgenootschap met dat centrum gebracht. Rood stemmen beteekende in zekeren zin tegen den vijand van het centrum ingaan, dus den centrum-overmoed begunstigen. Daarnaast staat echter een positieve invloed om de kiezers te bewegen een regeeringscandidaat boven den rooden oppositieman te verkiezen. Centrum en sociaaldemokratie hadden steeds met groot succes koloniale schandalen onthuld. Met zooveel succes dat de regeering ten slotte genoodzaakt was door den ‘nieuwen man’ Dernburg een groote schoonmaak te doen houden. Die was beloofd en op zoo'n wijze, met zóoveel energie en zelfbewustheid, dat het publiek vertrouwen begon te krijgen. Dit vertrouwen werd nu door centrum en sociaaldemokratie ontzegd; door het eerste om redenen, die algemeen ontstemming wekten en Dernburg een heldenglorie verleenden. Door de sociaal-demokraten omdat zij altijd tegen koloniale uitgaven stemden. Daarbij verzuimden zij echter hunne oppositie te versterken, door tegenover den vagen goeden wil der regeering een vast plan van practische beteekenis te stellen. Zij konden dat niet, omdat zij tegenover koloniën slechts negatieve beginselen hebben. Onder deze omstandigheden moest Dernburg populair zijn, als de ‘sterke man’, de Bismarcktype, terwijl de sociaaldemokraten daartegenover wel kritiek, maar geen geestdrift konden stellen. Hiermede is de rij der politieke oorzaken voor de nederlaag afgeloopen. Die oorzaken zijn gering van beteekenis en zeer tijdelijk. Dat zij op 25 Januari overwegend zouden geweest zijn, indien de sociaal-demokratie - zooals steeds haar kracht was - tegenover deze invloeden groote maatschappelijke vooruitzichten had kunnen openen, is niet aantenemen. Ook zouden die oorzaken niet overwegend hebben kunnen zijn, indien de kritiek der sociaal-demokraten de kiezers even sterk | |
[pagina 332]
| |
als vroeger had doordrongen van de onhoudbaarheid der maatschappelijke en politieke verhoudingen. Want de belangen die hiermee gemoeid zijn leven veel directer in het volk, als de onpopulaire Herrero-oorlog of de relletjes van hooge heeren. Te meer daar er reden tot kritiek te over was. De vleeschnood allereerst, de stilstand der sociale wetgeving, de bevoorrechting der agrariërs, de bij geluk afgeweerde Marokko-oorlog, het persoonlijk regiment, en zóoveel meer dat dit zelfs vóor de Rijksdagontbinding de liberalen aan hun verleden van 1848 had herinnerd. Dat zulke kleine politieke invloeden als de genoemden, een groot aantal kiezers van de sociaal-demokratie deden afvallen of afhielden, is alleen verklaarbaar hierdoor, dat het vertrouwen op de kracht der sociaal-demokratie is afgenomen. Wat is daarvan de oorzaak?
* * *
Zou de onophoudelijke ruzie tusschen de partijleiders' het onheusche en op schandalen beluste gekrakeel der laatste twee jaar, de ‘werfkracht’ der sociaal-demokratie verzwakt hebben? Zou alleen reeds de liberaler houding van den nieuwen Saksischen ministerpresident en een heele kleine kiesrecht-vrijzinnigheid in Wurtemberg den revolutionnairen gloed hebben doen slinken? Dat zijn de twee voornaamste verklaringen, die liberale tegenstanders wisten te ontdekken. Maar deze verklaringen zijn zoo geheel en al van den uiterlijken kant, dat ze geen antwoord op onze vragen geven. Want zij stellen de vraag niet eens goed. Nuchter bezien is de nederlaag der sociaaldemokraten zoo groot niet. In 't algemeen beschouwd is de partij niet verzwakt maar op haar oude kracht gebleven. De overwinning waarover zelfs de keizer en de Saksische koning zich openlijk verheugden, is dan ook volstrekt geen waarborg voor de toekomst, alsof nu voor goed de sociaal-demokratie van de baan was. De nederlaag die geleden werd is niet door cijfers van stemmen en zetels aan te duiden. Zij heeft deze groote beteekenis, dat gebleken is hoe de sociaal-demokratie iets verloren heeft dat zij tot nu toe op alle andere partijen voor had. Zij had n.l. niet alleen eigenschappen voor de po- | |
[pagina 333]
| |
litiek van den dag, zij wekte de overtuiging dat zij de toekomst beheerschte. Daardoor werd zij in behoudende kringen zoo gevreesd. Maar daardoor ook was zij de steun voor alles wat naar groote verandering verlangde. Die toekomstkracht heeft de sociaal-demokratie verloren. Zij is nu de gelijkwaardige geworden van andere politieke partijen. Zal zij een toekomst hebben, zal zij vertrouwen op die toekomst willen wekken dan kan zij dat niet langer doen door de geheimzinnige toekomst-suggestie, maar zal zij het moeten doen door haar daden. Dat dit zoo is, bleek bij de jongste verkiezing en dat het bleek was de nederlaag. Maar om te kunnen blijken moest ook inderdaad de wondere bekoring van de sociaal-demokratie geweken zijn. De tegenstanders wisten niet dat het gebeurd was; zij hoopten het wel, maar dat hadden zij altijd al gedaan en gewoonlijk zonder resultaat. Maar bij de sociaal-democraten zelf moet het wel gevoeld zijn, vandaar hun onzekerheid, zoowel vóor de crisis, als tijdens de verkiezingen. Dat de toekomstkracht der sociaal-democratie weggeblazen zou zijn door het teere zuchtje der Saksische en Wurtemburgsche vrijzinnigheidsplannen, is geheel onaannemelijk. Wanneer dat zuchtje iets heeft gedaan, dan is het omdat de roode kracht weg was. Ook kan het verdacht maken en twisten der sociaal-democraten niet de oorzaak zijn van het verlies hunner tooverkracht. Hier wordt een gevolg voor de oorzaak genomen. Juist door dat verlies, door de onzekerheid die het deed ontstaan, kwam er oneenigheid. De een gaf den ander de schuld van de malaise, van misgrepen, en spoedig knetterden overal de twistvuren, waarbij de ‘volkstoon’ zonder gevaar van majesteitsschennis beoefend kon worden. Neen, als het waar is, dat de sociaal-demokratie haar nimbus van toekomstkracht verloren heeft, - en het ophouden van den ‘jongen-reus-groei,’ is er het sprekendst bewijs van - dan liggen de oorzaken dieper dan in de uiterlijke verschijnselen. Niet hoe de tegenstanders der sociaal-demokratie zich houden, liberaal of reactionnair, niet ook hoe zij zelf zich gedraagt, maar hoe zij in haar wezen is, vermag alleen de nederlaag te verklaren. | |
[pagina 334]
| |
Evenmin als de ‘nationale’ partijen het centrum konden verslaan, evenmin hadden zij het de sociaal-demokratie gekund, indien deze haar vroegere innerlijk zelf gelijk was gebleven. Zij was echter een andere. De nederlaag is niet veroorzaakt door de vijanden, maar door haar zelf. Hoe toch verloor de sociaal-demokratie haar vermogen om het vertrouwen te wekken dat zij de toekomst beheerschte? Voor dat nagegaan kan worden moet duidelijk zijn, waarin dat vermogen bestond en hoe het ontstaan was.
* * *
De sterkte der Duitsche sociaal-demokratie was haar Marxistische leer. Dit is al te bekend om nog nader betoogd te worden. Die leer was niet van het heden maar van de toekomst, en dat niet door utopistische vooruitzichten, doch door wetenschappelijke voorspelling. De ekonomische kennis der tegenwoordige maatschappelijke verhoudingen bewees hoe, en dat, het kapitalisme moest ondergaan in den strijd tegen de vereenigde arbeiders. De politiek was de ideële weerspiegeling van dit overgangsproces, zoodat achter die politiek steeds met wetenschappelijke stelligheid de onwrikbaar ekonomische natuurmacht haar werk verrichtte. Dit Marxisme vond in Duitschland ingang; van daar dat de sociaal-demokratie zich zelf bij haar politiek optreden gesteund dacht door die machtige, alles beheerschende ekonomische tendenzen, die tegelijkertijd haar tegenstanders den grond onder de voeten weggroeven, zoodat deze òf moesten zweven in leege ideologiën, als de liberalen, òf zich handhaven door brute verouderde machten als de conservatieven. Zoolang dit vertrouwen ongeschokt bleef, voelde zich de sociaal-demokratie de eenige macht, die groeien kon en groeien moest. En dat geloof in zichzelf imponeerde ook tegenstanders, zoolang de verkiezingsfeiten de leer schenen te bevestigen. Deze bevestiging ontstond langzamerhand. Niet een enkele verkiezing, maar de achtereenvolgende reeks stemmingen leverden pas het volledige bewijsmateriaal. En dit werd verkregen door een vaste politieke tactiek; de ‘oude beproefde’ zou die spoedig heeten. | |
[pagina 335]
| |
Die tactiek had haar gronden in de Marxistische leer. De wetenschappelijk ekonomische overtuiging van den kapitalistischen ondergang deed inzien dat de geweldadige revolutie doelloos was, zoolang niet de productie-verhoudingen een ontwikkeling hadden gekregen, die den overgang tot het socialisme mogelijk en noodig maakten. Als het zoover was moest de vereenigde macht der arbeiders den slag slaan. En om dit te doen moesten zij den staat veroveren. Het stembiljet was daartoe, en ook voornamelijk daartoe, het middel. Den staat veroveren was allereerst in het parlement doordringen en dit beheerschen. Op die wijze werd de tactiek, als in hoofdzaak door dit pogen gekenmerkt: parlementair. Als gevolg moest een gedragslijn vastgesteld worden voor het optreden èn bij de verkiezingen, èn in 't parlement. Die gedragslijn moest natuurlijk in haar verloop historisch zijn, d.w.z. voor verschillende tijden en tijdskwestie's kunnen gelden. Daar nu de historische leer van 't Marxisme die van den klassenstrijd is, was de houding èn bij de verkiezingen èn in 't parlement aan te geven door dit eene woord: isolatie. De sociaal-demokraten moesten steeds alleen staan en steeds tegenover alle anderen. Ook deze tot in overdreven exclusivisme strak volgehouden taktiek droeg er toe bij in hun politiek iets anders, iets principieelers en beters te doen zien dan in elke andere. Daardoor toch kon steeds een scherpe en zuivere kritiek uitgeoefend worden op alles wat verkeerd was, hoe hoog ook de persoon die het betrof, hoe uitgebreid en ingeworteld het kwaad dat aangetast werd. Aan geen beloften of bondgenootschap vastgeklonken, waren de sociaal-demokraten de echte mannen van het vrije woord. En niet het minst door hun bevoorrechte positie van hoogrechterschap over alles en allen, meest met bekwaamheíd, redenaarstalent en rechtschapen belangeloosheid van den persoon uitgeoefend ten aanhoore van 't geheele volk, verwierven zij zich uitgebreide belangstelling en sympathie. Dat zij deze voor hun doel wisten te gebruiken bewezen zij door hun partij-organisatie. Onder de socialistenwet waren de geheime maar hechte grondslagen daarvoor gelegd. De | |
[pagina 336]
| |
dwang van boven dwong niet alleen tot geheime actie, maar ook tot onderling vertrouwen, toewijding en degelijk werk. De propaganda in de pers, in brochures, in boeken, in cursussen werkte vlijtig en grondig. Zoo was de sociaal-demokratische partij door haar wetenschappelijken zin, haar zelfbewuste kracht, haar eenvoudige tactiek, haar toewijding en geestdrift een voorbeeld van sterk innerlijk leven. Haar te zien werken, en daarna haar succes waartenemen, moest vertrouwen wekken. Hoe kon dit betrekkelijk vlug verloren gaan?
* * *
Ofschoon de Marxistische leer zuiver ekonomisch, materialistisch ekonomisch, was, mag niet voorbijgezien dat de sterkte der sociaal-demokratie bestond in een toekomst-vertrouwen. Dit nu berustte niet op ekonomische feiten, maar op conclusie's uit de generaliseering der feiten. Ook al noemt men die conclusie's wetenschap, ook al kent men die wetenschap naar de gewoonten van de eerste 19e eeuw-helft zekerheid toe, toch zijn die conclusie's denkbeelden. Door denkbeelden heeft de sociaal-demokratische politiek haar groote spankracht gekregen. Daardoor ook kon de tactiek zuiver en strak blijven. De idee van een revolutionnair parlementairen strijd ter verovering van 't socialisme; aldus zou men 't geheel der denkbeelden kunnen betitelen. Maar juist omdat een idee en wel een nieuwe veel belovende idee zooveel aanhang kreeg, daarom moest eens het oogenblik komen dat naar de verwezenlijking gevraagd zou worden. De kans daartoe is echter voor geruimen tijd verkeken. Dat het ernst moest worden, is in de laatste jaren begrepen, maar de pogingen om daartoe overtegaan zijn mislukt. Hoe is dat gebeurd? In hoofdzaak geleidelijk en langzaam. Zoolang de sociaaldemokratie slechts weinig zetels in de Rijksdag bezette, kon volstaan worden met kritiek. Toen echter haar macht meer en meer groeide leek het doelloos, zich door zooveel mannen te doen vertegenwoordigen, wanneer hun stemmen als aantal geen invloed uitoefenden. Daarvoor toch streeft elke politieke partij naar een zoo groot mogelijke atvaardiging. Nu bleek duidelijk dat hoe sterker de Rijksdagfractie uitkwam, hoe minder haar | |
[pagina 337]
| |
invloed op den gang van zaken werd, zij kon tegenhouden, maar niet eens voor de arbeiders schadelijke wetten afweren, en tot stand brengen niets. Ja zelfs de angst voor het groote stemmencijfer dreef de regeeringen tot inperking van de volksrechten en versterking van absolute en aristokratische machten. Konden de sociaal-demokraten vroeger beweren dat zij direct wel niets tot stand brachten, maar dat toch indirect, nl. door vrees voor hun macht sociale wetten aan hen te danken waren, in de latere jaren zouden zij zich met dezelfde redeneering het tot stand komen van Saksische en Hamburgsche kiesrechtbeperking moeten toeschrijven, en evenzoo het uitblijven der kiesrechtherziening voor den Pruisischen Landdag. De machtsuiting door het stembiljet waarvan in 1903 gemeend werd dat nog een paar aanloopjes voldoende zouden zijn om het eindpunt te bereiken, bleek meer en meer onvruchtbaar. En het was duidelijk dat de regeeringen in geen geval zich door dat stembiljet zouden laten overrompelen. Ze zouden stellig den strijd eerder aanvangen, voor het te laat was. En zij konden dat, daar de isolatie-tactiek, aldoor exclusivistisch vinnig en afstootend doorgevoerd, alle andere partijen had ‘samengeworpen tot een compacte reactionnaire massa’ in elk geval tot een combinatie die de regeering ten koste van alles in een strijd tegen de sociaal-demokratie zou steunen. Zoo liep de parlementaire isolatie-tactiek vast. Slechts één middel bleef over. Zou de regeering den strijd beginnen, dan zou de massa van het volk haar op andere wijze weerstaan. Voor dit weerstaan nu is slechts één woord, n.l. revolutie. Het baat niet daarvoor andere namen te zoeken als b.v. algemeene werkstaking. Er moest verwacht worden dat de Duitsche sociaal-democratie zich zou verdedigen als haar de parlementaire weg gebarricadeerd werd. Dat echter het vertrouwen op de parlementaire Staatsverovering verdwenen was bleek vooral hieruit dat wat uiterste verdedigingsmiddel voor 't behoud der ‘oude beproefde’ tactiek moest zijn, daarvoor in de plaats werd geschoven als aanvalsmiddel. Het werd wel niet gezegd, maar toch bedoeld. Dit gebeurde onder den invloed der Russische revolutie. Misleid door de verregaande overdrijving en het gebrekkig inzicht van Marxisten in Rusland, die zich inbeeldden, dat zij de | |
[pagina 338]
| |
revolutie dreven en beheerschten, kwam er in Duitschland een revolutionaire strooming op. Eerst al van anarchistische antiparlementairen in Berlijn. Daarna in de partij zelf. De bekende Jena'er-motie kwam tot stand, en de groote vergaderingen, in Pruisen tot verkrijging van beter kiesrecht, in Saksen tot afweer van 't slechter kiesrecht, begonnen dreigend te worden. Toen echter de troepenmacht klaar gehouden werd en in Saksen zelfs al er op los trok was de beweging uit. Mede door de weigering der vakvereenigingen was de algemeene werkstaking van de baan. Op zichzelf waren deze gebeurtenissen van weinig beteekenis. Maar voor de sociaal-democraten was hiermee de laatste steun voor het vertrouwen op staatsverovering ‘met nog een paar aanloopen’ verdwenen, Wat hierbij vooral van belang was, is de weigering der ‘Gewerkschaften’ tot steun aan de organisatie van de algemeene werkstaking. Hieruit toch bleek dat naast de sociaal-demokratie, en wel onder haar eigen leiding een macht was gegroeid, die de leiding afwierp en zich zelfstandig voelde. En die zelfstandigheid sprak zich daarin uit, dat met de algemeene werkstaking ook de idee van de parlementaire staatsverovering werd op zij geschoven. Niet omdat dit afgekeurd werd, maar omdat iets anders hooger werd gesteld. Dat hoogere was de eigen vakorganisatie, die niet voor denkbeelden, maar voor directe belangen, en met groot succes, werkte. Had de sociaal-demokratie uitsluitend voor de verwezenlijking van dat denkbeeld: verovering van den staat voor het socialisme door het stembiljet gestreden, zij zou door deze nederlaag voor lang gekortwiekt zijn. Al strijdende is zij echter een macht geworden, die op zichzelf en door zichzelf beteekenis heeft. Juist het besef daarvan, zoowel in de politieke partij, maar nog meer in de vakvereenigingen moest het onvoldaan gevoel wekken bij het zien van de onvruchtbaarheid der parlementaire bemoeiingen. Maar dat besef moet meer doen dan twijfel wekken aan de oude leer en tactiek. Dat besef moet een nieuwe sociaal-demokratische politiek scheppen. Waarop toch komt het aan? Die macht van 3¼ | |
[pagina 339]
| |
millioen kiezers is niet alleen een leger aanhangers van de socialistische idee. Het zijn veel meer geschoolde soldaten in den klassenstrijd. Dit wil zeggen dat zij een belang, het belang der loonarbeiders, met alle kracht voorstaan. En omdat zij als hun grootste te verwerven winst, de socialisatie der productiemiddelen zien, zijn zij sociaal-demokraten. Dit zijn dingen die vast staan en blijven staan, al is ook het vooruitzicht om in een naaste toekomst en nog wel met dat eenvoudig en gemakkelijk middel van 't stembiljet dat doel te bereiken, weggenomen. De politiek der sociaal-demokratie moet en kan hieraan voldoende kracht ontleenen. Behartiging van het loonarbeidersbelang is tegelijkertijd bevordering van een algemeen belang en behoeft de geestelijke cultuur niet te schaden, integendeel kan ze daaraan nieuwe levenskracht geven. Het komt er slechts op aan dat de groote ten dienste staande politieke macht voor dat doel met beleid wordt aangewend. Heeft de Duitsche sociaal-demokratie dit dan tot nu toe niet gedaan? Stellig wel, maar als bijzaak. De hoofdzaak was het loopen met sprongen en aanloopjes naar het einddoel. Daarvoor diende vooral de isolatie-tactiek. Daarom kon veel opbouwend werk verwaarloosd worden, indien slechts werd afgebroken. Nieuwbouw, die voorbarig met behulp van niet-sociaal-demokraten tot stand zou komen, werd afgewezen. En de bijzaak, het directe arbeidersbelang, leed daaronder. Zoowel de arbeids-wetgeving als de ontwikkeling van het staatsleven in demokratische richting stonden stil of gingen zelfs achteruit. Burgerlijke demokraten gaven den moed op, waar de socialisten niet wenschten samen te werken. ‘Scharfmacher’ waren er niet alleen in hooge kringen. De grootste ‘scharfmacher’ was de isolatie-tactiek. Nu het einddoel is achteruit geschoven, - wel te weten niet het socialistisch einddoel, maar dat der staatsverovering door verkiezingen - nu moet het directe belang der arbeiders tot meer invloed komen. In de vakvereeniging hebben de arbeiders het op zijn allerduidelijkst uitgesproken door het verwerpen der algemeene werkstaking. Die was de laatste toevlucht voor het lang gekoesterde denkbeeld. Daardoor alleen kon het zich nog ophouden. En dat wisten de ‘Gewerkschaftler’ heel goed. Toch was | |
[pagina 340]
| |
hun uitspraak beslist. Hebben de sociaal-demokraten in Mannheim 1906 des ondanks gepoogd hun recht van staakbevel te handhaven door dat bevel zelf in te trekken, de verkiezing moet hen leeren 't bevel der vakvereeniging op te volgen. Want haar uitspraak was een bevel, al werd zij niet in dien vorm opgesteld. Hoe die nieuwe politiek zal moeten zijn? Wie zal 't zeggen? Dit is zeker, dat zij niet zoo zuiver, niet zoo rechtlijnig, en vooral niet zoo in de ekonomische leerstelligheid zal kunnen zijn als tot nu toe. En wel om eenvoudige redenen. Een tactiek uit de leer afgeleid en ook niet door groote daden uit het spoor getrokken, kan niet anders dan zuiver zijn. Maar een tactiek die voortkomt uit het behartigen van een groot belang, en die dit wil doen volgens groote lijnen om een breede toekomst mogelijk te maken, is als een schip op zee, inplaats van als een telegram langs de seindraden. De golfslag van 't maatschappelijk leven, de winden der geestelijke stroomingen werken er op in. Die tactiek in de richting te houden eischt groote stuurmanskunst. Is daarom de leer-tacticus zooveel beter, die aan het Morse-toestel van zijn Marxisme tikkende, de ekonomische (electrische) elementen langs de strakgespannen geïsoleerde koperdraden van zijn leerstellige organisatie telegrammen naar de toekomst doet sturen? De ware politiek eischt staatsmansbeleid en in dit beleid historischen zin; met beide wordt uitgesproken dat de aandacht gevestigd is op dat wat de gevolgen zullen zijn van daden en gebeurtenissen, die op dit oogenblik den tijd doordringen. Dit ontbrak aan de Duitsche sociaal-democratische politiek; kon en moest zelfs ontbreken. Inplaats van staatsmansbeleid had zij de leer, in plaats van historischen zin, ekonomisch inzicht. En zoeken wat de toekomst zou brengen, om daarop eigen daden te richten was overbodig: zij had de toekomst. Dit kon nooit ware toekomstpolitiek zijn. Het was en kon niet anders zijn dan kritische afbrekende politiek. Want om op te bouwen, om te willen bouwen zelfs, ontbrak haar de werkelijkheid. De Duitsche sociaal-democratische politiek was ekonomisch, niet historisch, d.w.z. zij richtte zich naar de abstractie die de ekonomie moet zijn en verwaarloosde den veelvormigen | |
[pagina 341]
| |
stroom der werkelijkheid, die de geschiedenis vormt. Ook hier was het de leer die toch niet den historiestroom doet aanzwellen met ekonomische werkelijkheden, doch dien stroom wil kanaliseeren in de steenen bedding der ekonomische abstractie; ook hier was het de leer, die de strakke sterkte gaf. Want sterk was die ekonomische politiek, n.l. in haar kritiek. Maar die sterkte had een maat. En de spankracht is beproefd, maar moest tenslotte wijken voor de macht die binnen haar dradennet van abstracties uitbarstte, n.l. de macht der arbeiders, die beseften dat zij sterk genoeg waren om voor hun belangen iets werkelijks tot stand te brengen. Zal de Duitsche sociaal-democratie tot een minder ekonomische en meer historische politiek overgaan? Wie vooral let op de overmoedige onverdraagzame Marxistentoon in Duitschland, die 't geestelijk leven aldaar verkilt, moet die kans niet hoog schatten. Doch er is een krachtige onderstrooming onder de geestelijke leiders; er is vooral een ijzersterke vakbeweging. En er is nu ook een harde les, de nederlaag bij de jongste verkiezingen. |
|