De Beweging. Jaargang 1
(1905)– [tijdschrift] Beweging, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |
Isadora DuncanGa naar voetnoot1)
| |
[pagina 298]
| |
Ik weet niet of gij werkelijk daar gaat
En ik hier zit en u zie, of is 't maar
Een droom en ben ik 't niet, en is uw haar
Niet zwart, uw oog geen donkre agaat;
En is dit alles maar betoovering,
Oneindig zalig oogenblik, geschonken
Voor 'k weet niet wat voor goeds; ontzonken
Der hand des Tijds, die peinsde in mijmering?
Maar neen, gij zijt er, want uw handen leven
Zóo als 'k geen menschenhanden leven zag:
Witte kapellen in een zonnedag,
Twee witte wolkjes, van de lucht gedreven;
Handen, als sponnen zij het gouden garen,
Dat door den hemel naar beneden glijdt,
Handen, waarom men wel bijwijlen schreit,
Handen: gedempt geluid van fanfaren.
Met gouden sleutel hebben zij ontsloten
Een lange gang naar 't eindloos labyrinth
Van uw zoete betoovering; ik vind
Geen uitweg, maar er wordt heel ver en zacht gefloten...
|
|