Op de dag van zijn vrijlating wilde de man al om half acht weg. Maar de cipier zei: ‘Kunt u niet tot elf uur blijven? De pater vroeg of ik u nog even wilde vasthouden. Hij wou nog even met u bidden en praten. De man wachtte en wachtte, de pater kwam pas om 12 uur. Het was half één toen de man de poort uitliep. Hij had een zwaar hoofd.
Hij liep strompelend naar een halte en zag niet eens dat het een schoolbus was waarin hij stapte. Al gauw merkte hij dat wel, want de kinderen lieten hem niet met rust. ‘Hé, meneer van welke school ben jij? Hoge school no?
Hé hij geeft geen antwoord. Lust je een broodje? Ik heb nog wat in mijn tas’. Van alles riepen de pesterige kinderen naar hem. Maar hij keek niet op of om en gaf geen antwoord. De jongens die op de laatste bank zaten vroegen aan een vlot meisje: ‘Wil jij naast hem gaan zitten en proberen hem aan het praten te krijgen?’
Het meisje ging. Ze bood hem brood aan. Hij schudde zijn hoofd. ‘Of rookt u? Sigaretten heb ik niet’. Hij schudde zijn hoofd, maar keek toch even op naar 't meisje’ ‘Ik zit in spanning’ zei hij ‘ik lust niets’. En hij vertelde zachtjes alles, alles wat hem overkomen was. En hij vertelde van de brief en de gele zakdoek en de amandelboom. Toen het meisje alles wist stond ze op, gaf hem een schouderklopje, veegde een traan weg en liep naar de jongens op de achterbank. Ze vertelde hun dat wat ze gehoord had.
Met ingehouden adem werd er geluisterd. En sommige van de jongens keken vol medelijden in de richting van de man. Voor je dacht, wist de helft van de bus de tori van de man en vertelde het door. Toen was het een poos stil in de bus, zo stil dat als de motor niet draaide je zeker een