| |
| |
| |
Verhooren van Oldenbarnevelt,
Examinatie gedaen donderdaags den XVe November anno 1618, ter presentie van de heeren Voocht, Sweeten, borgemr. Pauw, Bruyning, Manmaker, Schotte, Ploos, Atsma en Ghockinga, deur Mrs. Anthonis Duyck, Pr. van Leeuwen en Laurentius de Sille, als fiscalen daertoe specialijk gecommitteert, ten overstaan van Henrick Pots, als daertoe specialijk als secretaris gecommitteert.
Heer Johan van Oldenbamevelt, ridder, heere van Berkel en Rodenrijs, advocaet en bewaerder van den grooten zegel en chartres van Holland ende Westvrieslandt, heeft eerst verzogt aan de heeren gecommitteerden van de heeren staten generael, of haar niet en zoude believen, dewijl zij zijn ordinaris rechters niet en zijn, hem te doen hebben visie en lecture van hare commissie. En 't zelve bij haar Ed. gedifficulteert zijnde, zonder alvoren te doen rapport aan haare hooge mogende, en hij nijet begeerende te veroorsaken eenich retardement, heeft hare hooge mogende mijn heeren de staten generael en van Holland en Westvrieslandt, hare Exc. en gen. gouverneurs van de respective vereenigde provincien, en allen anderen die dese zoude mogen aangaan, ootmoedelijk willen bidden en verzoeken, te willen geloven dat hetgeene hij in
| |
| |
dezen zeggen zal, is strekkende tot voorstant en defensien van de hoogheden, rechten en wettelijcke auctoriteit van hooggedagte heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt, leden ende steeden van dien, hare actien en resolution, ende 't gene tot zijne verdediging nodig en behoorlijk is.
Zeit voorts, dat nyemant de auctoriteit ende wettige vergaderinge van hare H.M. mijn heeren de staten generael meer en eert ofte respecteert, als hij, onder anderen omme redenen, dat hij de eere heeft van op dezelve vergaderinge van wegen hooggedagte heeren staten van Holland en Westvrieslandt mede gecompareert te hebben in de leste XXXI jaaren, genoeg gestadig, en in de tien jaaren daar te voren dikwils, maar niet gestadig, hebbende in dezelve XXXI jaaren veel groote en menigvuldige swarigheden met seer grooten arbeit moeiten en pericuelen, zoo binnen den Hage als daar buyten, bij dage, dikwils bij nagten, deur Godes genade, meest tot der landen dienst, helpen o verwinnen.
| |
1. Wie met hem of met wie hij eerst gecommuniceert heeft op het aanneemen der waertgelders?
Op dit articel zeit, dat in den jare 1583, naer dat den hertoch van Anjou geattenteert hadde op de stadt van Antwerpen, en dat in de stadt van Rotterdam dier tijt gedruct was zeker libel, uytgegeven bij Cornelis de Hooch, hem zeggende een natuurlicke zoon te wezen van keyser Carel, onder de borgerije aldaar was grooten lust jegens de Franchoisen, wesende onder dezelve borgerijp dier tijd verscheidenheit van gevoelen over 's lands regieringe, zodat men daar over bedugtende was eenige populare commotien of datelijkheden, ende daar over geconsulteert, of men deselve best en dienstelijxt zoude voorkomen deur de schutteren en met wapenen van de inwoonderen, dan of men daertoe eenige soldaten of luyden van wapenen onder soldije aanneemen zoude, en dat ten zelven tijde zo in de stadt van Rotterdam als daar buiten verstaen werde,
| |
| |
bequaamst en best te wezen tot assistentie van de wettelijke overicheyt eenig volk van wapenen aan te neemen, meenende dat met weinig soldaten de overicheyt veel beter en bequamer alle tumulten en dadeliklieden konde beletten als deur de schutteren en inwoonderen, en dat tgeene bij de overicheyt deur beleit van soldaten in zulke zaken jegens 't beleit van de inwoonders gedaan wordt, ligtelijk word vergeten, daar ter contrarie tgeene deur de schutteren en inwoonderen tegens den anderen in tumulten en datelikheid gedaen wort, veroorsaakt een bittere, blijvende en onversoenlicken haat, en dat sedert dien tijdt hij altijds gemeent heeft dat de steeden van Hollandt en Westvrieslandt tot haare verzekeringe behoorden zeker getal van soldaten of luyden van wapenen in dienst te houden, om in zulke occurentie en ook tot der landen defentie als t noot ware, te gebruiken; maar dat hij niet en weet met iemant int particulier op 't aannemen van soldaten of waartgelders in den jare 1617 gesproken te hebben, maar weet wel dat in een poinct van beschrijvinge of reces in de vergaderinge van Hollandt in denzelven jaare in deliberatie van de edelen en steeden gestelt is geweest, het aennemen van vier duysent waertgelders en ook vier duisent soldaten. Ende gevraagt wie t zelve in de poincten van beschrijvinge of reces hadde gebragt, zegt dat de poincten van reces worden gemaakt volgende de resolutie vande edelen en steeden, ende ingestelt zijnde in de volle vergaderinge geresumeert ende alzoo uytgezonden. Zegt ook nyet te weeten, dat yemant met hem of hij met yemant anders voor henen opt stuk van de waertgelders gecommuniceert heeft.
| |
2. Waerom hij dien van Utrecht, Haerlem, Leiden, Goude, Rotterdam, Schoonhoven, Briele, en den Hage geraden heeft tot het aennemen van dezelve waertgelders?
Zeyt, dat hij die van Utrecht tot het aanneemen van de waertgelders nyet en heeft geraden, nog int generaal noch
| |
| |
iemant int particulier, dat hij ook nyet en weet de andere steeden van Hollant daertoe vermaant of geraden te hebben, maar wel dat zij op haar hoede zouden wezen om deur confusie populaire van de gemeente nyet overvallen ofte gedrongen te worden tot 't geene zij tegens hare verzekeringe, rust en welstand nodig vonden, hebbende altijd gehouden, gelijk hij nog hout het alderbeswaerlickste, schadelikste en ruineuste dat den staat van den landen ofte steeden mag overkomen, dat t gemeene volk de overheiden de wetten willen geeven, alzoo t zelve den eenen dag int een begonst, daarna in anderen gevolgt, ende in t einde de ruine en onderganck veroorsaakt; hebbende over meer als vijftig jaaren geleert, dat beter is verheert als verknegt te zijn, gebruyckende de heeren altijd eenige discretie, maar de knechten geen. Zeggende in specie op de zaken van Utrecht, dat hij ziekelijk tot Utrecht liggende, voor 't eerste dat hij van de waertgelders aldaer hoorde spreeken, naer zijn onthout t zelve heeft verstaan vuyte monde van den oudste borgemr. van Utrecht, inder tijt d'heere van Geresteyn en dat die hem zeide, dat hij de zake of gecommuniceert hadde of communieeren wilde aan de volle collegie van schout, burgemrn. en raedt der stadt Utrecht, aleer hij 't selve hadde of wilde consenteren; en dat hij hem daarop zeide, dat hij zeer wel gedaan hadde of doen zoude, en dat dezelve heer burgemr. hem dier tijd zeide van vier comp., maar dat hij 's anderen daags van anderen, die van de vergaderinge van de heeren staaten van Utrecht nyet en waren, verstaan heeft, dat er zes compn. waren, of daertoe capiteinen gecommitteert; zeggende voorts die van den Brielle expresselijck ontraden te hebben, waertgelders te ligten, en niet te weeten die van den Hage iet zulks aangeraaden te hebben.
| |
| |
| |
3. Tot wat einde de aanneeminge van de waertgelders is gedaan, nademaal over al guarnisoen was of immers was te krijgen van de soldaten in 's lands dienst wezende?
Zeyt, dat hij meent dat de regenten van de steeden met advis van de wijsheit of vroedschap aldaar, het aannemen van de waartgelders, volgende de oude gebruyken en de resolutie van mijn heeren de staaten hebben gedaan, en dat een gemeen gerugt in de steeden en alomme was, dat de uitheemsche en andere soldaten hem jegens datelijkheden ter oorsake van de religie nyet en zouden gebruyken laaten tot assistentie van de magistraat; daarbij voegende dat de voors. gerugten waren gesproten vuyt eenige commandementen gegeven aan twee lieutenanten in den Brielle.
| |
4. Wat versekerheit daarmede word gemeent ende tegens wien?
Zeyt nyet te weeten van andere verseeckerheid dan tegens tumulten en populaire factien van de gemeente, tegens ordre van de magistraat, zonder dat hij weet dat men gepoogt zoude hebben tot eenig ander einde dezelve te gebruiken.
| |
5. Waarom hij geraden heeft de heeren van Utrecht, dat zij haar van eenige plaatsen souden versekeren, en beletten datter geen meerder garnisoen van de generaliteit in Utrecht in zoude gebragt worden?
Zeyt niet te weeten die van Utrecht zulks geraden te hebben, ende dat zij hem zulks nyet gevraagt en hebben, dog mag wel wesen, dat hij aan yemant van Utrecht geschreven heeft, dat zij goede wagt zouden houden buiten ende binnen, Seyt verder, dat in den jare 1589 naar t overlijden van den welgeboren grave van Nyeunaar L.G., de gouvernementen van Gelderland, Utrecht en Overijssel vacant geworden zijnde, hij met kennisse van zijn Exc. en goedbevinden van hooggedagte heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt aan zijne
| |
| |
vrienden ende bekenden in de voorss. respective provincien aangehouden heeft, ten einde de voors. gouvernementen geconfereert zouden worden aan zijn Exc. tot gemeene diensten van de voors. drie provincien beneffens Hollandt en Westvrieslandt, ende dat daarop hem swarigheiden gemoveert zijnde, bij de twee provincien als Gelderlandt ende Overijssel, dat zulks te voren nooit en was gedaan, ende bij die van Utrecht, dat hoewel tselve te voren bij tijde van vreden was gepractiseert, riogtans in den oorloge swarigheid hadde. Ende dat over sulks haere twee leste gouverneurs, als den heere van Villers en den grave van Nyeunaar, geen gouverneurs van Hollandt en waren geweest, en meesten tijdt haere residentie binnen Utrecht hadden gehouden; en dat bij hem daarop aan de gedeputeerden van dezelve provincien bij kennisse en believen als voren vertoont was, dat nademael dier tijd de steeden Nimmegen, Zutphen, Deventer ende Steenwijck in handen van de Spanjaarts waren, ende daar deur alle de dorpen van de voors. drie provincien, en een groot deel van de dorpen van Hollandt onder haar gewelt en contributie hadden, dat zij wilden overleggen, dat om henl. van deselve swarigheid bij t veroveren van de voors. steeden te verlossen, noodig waren de magt en middelen van Hollandt ende Westvrieslandt, die daertoe met meerder apparentie gebruikt zouden konnen worden, indien de voors. drie gouvernementen aan zijn Exc. wierden geconfereert, belovende daartoe te doen alle mogelijke officien, zoo is bij heml eintelijck daerinne bewilligt, onder belooften die hij op haar instantie bij kennisse en believen als boven dede, van hemluyden en de gedeputeerden van haare steden bij zijn Exc., hooggedagte heeren staaten van Hollandt sen Westvrieslandt en andere collegien, daarbij hij onvermetelick dier tijdt goed credyt hadde, alle mogelijke addres te doen, gelijk hij heml. toezeyde. Daerop in den jaere 1590 de voors. gouvernementen successivelijk geconfereert zijnde aan zijne Pr. Exc. en
in den jaere 1591 en 1592 gevolgt is de veroveringe van de steeden van Zutphen, Deventer, Nimmegen, Steenwijk
| |
| |
en Coeverden, successivelijk van dien tijdt af de gedeputeerden van de voors. drie provincien ende steeden van dien, in alle occurreerende swarigheden heml. aan hem hebben geaddresseert, die hij ook alle mogelijk addres en assistencie heeft gedaan, zooveel zijn beroepinge in dienst van hooggedagte heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt heeft toegelaaten, hebbende de heeren van Utrecht boven de voors. belooften hem dikwils tot haare zaaken verzogt, als wesende een geboren landsaet van deselve provincie en ook een vasal van dien.
| |
6. Of hij niet bij Ledenberg of yemant anders van Utrecht of van harentwegen is geeertioreert geweest van de resolutie, die bij de heeren staaten van Utrecht was genomen in Junio lestleden op het afdanken der waertgelders?
Seyt, dat naar zijn beste onthout d' heer Ledenberg hem gesegt heeft, dat de heeren staaten van Utrecht hadden goed gevonden en geresolveert te versoecken veranderinge van haar guarnisoenen, en in plaatse van dien comp. lantsaten, wesende van haare repartitie, en dat veranderinge van 't garnisoen gedaen zijnde, dat zijl, als dan tevreden waren de nieuwe comp. af te danken, zonder dat hij weet of verstaan heeft, dat zij gelast waren in de staten generaal, of aan zijn Exc. in te brengen voor resolutie, dat zij tevreden waren de waertgelders af te danken, of daarop met zijn Exc. in eenige communicatie te komen, als voren is verhaelt.
| |
| |
| |
7. Waarom hij dan Grotium, Hogerbeets, Haen en de Lange heeft vermaant of geïnduceert te gaan bij de gecommitteerden van Utrecht, doen in den Hage wesende, om dezelve te diverteeren van haaren last, nopende 't afdanken der waertgelders bij de heeren staaten generael nog zijn Exc., nyet in te brengen?
Seyt dat tusschen hem en Ledenberg communicatie gevallen zijnde op het effectueeren van de resolutie nopende 't veranderen van de guarnisoenen bij hem voorgeslagen was, dat om 't selve gevoegelijck te doen, men zoude versoeken vier comp. tot keure van de heeren staaten ende regenten der stadt van Utrecht van het oude te doen vertrecken, en 't zelve gedaan zijnde, dat zij de helft van 't getal der waertgelders zouden afdanken, en als zes comp, lantsaten van hare repartitie in de stadt zouden wesen gekomen, dat alsdan de reste van de waertgelders zouden worden afgedankt ende allenskens 't verder gamisoen verandert; 't welk zeer veel verscheelt van 't geene bij dit artikel gestelt word. Gelooft ook niet dat de persoonen in 't artikel gevoert, verklaart hebben of verklaren zullen zulks als 't artikel vermeit. Ende tot een seker bewijs dat zijne meeninge zulks nyet en is geweest, so heeft hij op den XIII July van hare Pr. Exc. en Gen. van Nassau ter presentie van tusschen XXIIII en XXX gedeputeerden vuyte edelen en steeden van Hollandt en Westvrieslandt zelfs voorgeslagen, dat totte afdankinge van de waertgelders zoo in de steden van Hollandt en Westvrieslandt als van de stad Utrecht, de zaake konde geaccommodeert, ende alle de waertgelders afgedankt werden, met het veranderen van de vuytheemsche guarnisoenen, of eenige van dyen, ende in plaetse derselver leggende lantsaten, ende die hem reguleerende naar haaren eedt ende naarder unie. Dat hij ook naar zijn beste onthout voorsloeg, dat het met twintig Nederlandse comp, van de Hollantse en Utrechtsche repartitie ligtelijk te doen was, ofte ook min. Waaronder zijn geweest de heere van Mathenesse en Opdam vuyte edelen en XXIII of XXIIII gedeputeerden vuyte steden; 't mag niettemin wel wesen, zonder dat hij des zekerlijk weet te zeggen, dat hij mits zijn swacheyt zelfs niet vuytgaende en nyemant van de heeren gedeputeerden van Utrecht by hem komende of yet verneemende,
| |
| |
wat zij op zijnen voorslag hadden gedaan of willen doen, dat hij yemant van degeene in 't artikel genoemt, gesproken mag hebben om de heeren van Utrecht te begroeten en te hooren of zij diesaangaande iets zouden hebben willen openbaren, zonder dat hij dezelve of yemant van henl. gemaant of geraden heeft om de gedeputeerden van Utrecht te diverteer en, dat se haren last nopende 't afdanken der waertgelders in de staaten generael of bij zijn Exc. niet en zouden openen.
Was getekent
Johan van Oldenbarnevelt.
Eodem die naar den middag, presenten als voren.
| |
8. Of hij nyet de voors. gedeputeerden van Utrecht alle behulp ende assistencie heeft geboden, en door anderen doen aanbieden, omme de cassatie der voors. waertgelders te beletten?
Seyt deesen aangaande int alderminste de voors. gedeputeerden geen behulp of assistentie aangeboden te hebben, nogte deur andere doen aanbieden hebben, en dat het contrarie blijct vuyten voorslag bij hem aan den heer Ledenberg gedaan, om ordentelijk totte veranderinge van 't garnisoen en de voors. cassatie te komen. Eensamentlijk van 't gunt den XIII Julij aan zijn Exc. en zijn Gen. tot accommodatie van 't stuk van de waertgelders in de cassatie derzelver bij veranderinge van garnisoen, als hier voren verhaelt is, geseyt is.
| |
9. Of ter zake men de gedeputeerden van Utrecht zoude diverteeren vant inbrengen van haaren voors. last, hij geen communicatie en heeft gehouden metten predicant Vuytenbogaert?
Seyt geen memorie of kennisse te hebben van hierop met Vuytenbogaert eenige communicatie gehouden te hebben, als wesende contrarie zijn meeninge hier voren verhaelt.
| |
| |
| |
10. Of hij geen kennisse en heeft van eenige bijeenkomste over 't geene voors. is tot Vuytenbogaert gehouden?
Seyt daarvan geen kennisse te hebben, nogte dat yemant van die geene die daar geweest zijn hem daar af zouden hebben gesproken.
| |
11. Wat hem gemoveert heeft te zeynden Hogerbeets, Grotium ende andere naar Utrecht, om te contramineeren de resolutie van de heeren staaten generael nopende het afdanken der waertgelders?
Seyt, dat op saterdage naar 't vertrek van de gecommitteerden van de heeren van Utrecht, bij de gecommitteerden van hoog gedagte heeren staten van Hollandt en Westvrieslandt ter vergaderinge van de heeren staeten generael gerapporteert werden dat 's vrijdaegs te voren aldaar was overgebragt een advijs van haare Exc., Gen. en anderen heeren van den raede van staeten, inhoudende dat bij gevoegelijke middelen van bezeyndinge of schrijven debvoir gedaan zoude werden om de heeren staaten van Utrecht te bewegen tot afdankinge der waertgelders, begeerende de Hollantsche gecommitteerden last en resolutie van de heeren staaten te hebben, wat zij daarop zouden verklaren. Waarop tenselven dage bij de vergaderinge van hoog ged. heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt compleet wesende, goetgevonden worde haere voors. gecommitteerden te lasten aan de heeren gecommitteerden van de andere provincien te versoeken, dat van eenige resolutie op 't selve advijs te neemen, eenige dagen gesupercedeert zoude werden, op hope dat die van Utrecht daar en tusschen haare gedeputeerden wederom ter vergaderinge van de heeren staaten generael zouden zeynden, met naerdere last tot accommodatie van de zake, en dat tenzelven dage bij de gedeputeerden van eenige steden van Hollant begeert zijnde, dat de vergaderinge
| |
| |
voor agt dagen zoude worden vuytgestelt, is na ommevraag bij de heeren edelen en gedeputeerden van de meeste steeden geresolveert, dat zoo omme te letten wat op voors. zaake zoude worden gedaan, en daar of naarder te resolveren, ende ook om opte andere poincten van beschrijvinge nyet afgedaan, mitsgaders de verwagte aankomste van de extraordinaire ambassadeur van de Con. Mat. van Vrankrijck, dat niet geraden was de vergaderinge te scheyden, maar dat deselve bij den anderen zoude blijven om des dingsdaags daaraan ten negen uren precise te besoigneren, ende dat de gecommitteerden van de steeden die vertrecken wilden, precyse alsdan weder zouden compareeren: dat ten voors. saterdage in de vergaderinge van de heeren staaten generael geen resolutie opt voors advys en is gevordert. Dat hij tenzelven dage daarvan verwittigt zijnde, naar de middag gereyst is naar 't huys te Teylingen bij zijn zoon, ende van daar op 's maandags avonds thuys gecomen zijnde, hij verstaan heeft, dat voor de middag de voors. zaake in de vergaderinge van de heeren staaten generaal was bij de hand genomen, ende dat 't versoek van de gecommitteerden van Hollant, omme de zaake voor eenige dagen vuytgesteld te hebben, nyetjegenstaande de gecommitteerden van Overijssel hen daar mede geconformeert hadden, bij de gecommitteerden van de heeren van Gelderland, Zeelant, Vrieslant, stad Groeningen en Ommelanden was gedifficulteert; waarop hij des anderendaags dingsdaags den deurwaerder omgezonden heeft in de logementen van de heeren edelen ende logementen van allen de steeden, ende ook van de gecommitteerde raaden, om precys op negen vuyren te vergaderen mits eenige importante occurentien, ende volgende 't geene saterdaags te voren goedgevonden was; de heeren edelen en gedeputeerden van de steeden, mitsgaders de gecommitteerde raaden bij den anderen zijnde, zoo veel aangekomen waren, is aan deselve vergaderinge (hoewel nyet compleet) bij de gecommitteerden van Hollant, in de vergaderinge van
de heeren staaten generael daags te voren geweest zijnde,
| |
| |
rapport gedaan van 't geene aldaar was gepasseert, hiervoren verhaalt; waarop naar voorgaande deliberatie en ommevraag verstaan is, dat neffens de ordinaris gecommitteerden hen in de generaliteit zouden vinden de heeren Ruychaver, Meerman, Schoonhoven en Grotius, omme nog instantie te doen, ten einde de voors. zaake voor eenige dagen zoude mogen worden vuytgestelt, om redenen hiervoren verhaalt, ende andere die zij daarbij zouden vertoonen, en dat 't zelve nyet en behoorde geweygert te worden, te min, overmits eenige van de gedeputeerden vande steeden van Hollant nog dien dag verwagt werden, ende dat men hope hadde dat die van Utrecht in twee dagen wederom haare gedeputeerden in de vergaderinge van de heeren staaten generael zouden hebben; maar de voors ordinaris en extraordinaris gedeputeerden omtrent de kloeke een vuyr in de vergaderinge van Hollant van boven weer verschijnende, hebben gerapporteert, dat nyettegenstaende alle haare geallegeerde reedenen bij de gecommitteerden van de voors. vier provincien, daar bij hem dier tijd ook gevoegt hadden die van Overijssel, het versogte vuytstel hadden gedifficulteert en geresolveert dat op 's anderen daags morgens zijn Exc. ende gedeputeerden vuyte voors. provincien naar Utrecht zouden reysen, en dat bij heml. instantie gedaan zijnde om te weeten met wat commissie ende instructie de reise zoude werden aangenomen, hebben gerapporteert, dat men verstaan hadde onnodig te weesen, commissie of instructie daartoe te maken en mede te geven, maar dat genoeg was de genomen resolutie, inhoudende dat zijn Exc. en de gecommitteerden aan de heeren staaten van Utrecht zouden vorderen het inwilligen van 't synode nationaal, het afdanken van de waertgelders, de concenten en het onderhoud van de franchoisen. Waerop deliberatie gehouden en ommevraag gedaan zijnde, is goedgevonden, dat vuytte naastgelegen drie steeden daar present, als Leyden, Goude en Rotterdam, van elke stad een gedeputeerde naar Utrecht zoude reisen in
diligentie, om de heeren staaten ende regierders van de stadt Utrecht te
| |
| |
onderrigten van 't gepasseerde, en voorts mette zelve en ter aankomste van zijn Exc. de zaake ten beste te helpen beleyden en accommoderen tot contentement van de heeren staaten en de regierders van Utrecht, ende naar dezelve zouden verstaan de dispositie van hare zake te vereysschen, daartoe bij hen alle assisstentie met goeden raat en intercessie van zijn Exc. te doen, ende voorts naar inhouden van haren last hen bij geschrifte mede gegeven. De Heeren Hogerbeets en Grotius vonden hen in de reyse beswaart, en hadden daarvan geern geexcuseert geweest, maar volgende de ordre en den eedt van de gedeputeerden, comende ter vergaderinge werden hare excusen afgeslagen; edog de heer Hoogerbeets nyet begeerende zonder burgemr. der stad Leiden te reysen, is goedgevonden dat de borgemr. Torenvliet mede zoude reisen, en zijn oversulx onder hen vieren gecommitteert en gereist, ende was de hope van de heeren staaten dat Utrecht de zaake zoude hebben gevonden en geaccommodeert geworden op ten voet aan hare Exc. en zijne Gen. bij hen voorgeslagen, of andersins, ende dat dat officie de heeren van Utrecht, als naastgelegen provincie van Hollandt, mette zelve particulierlijck geunieert, ende bij die van Hollandt tot handhoudinge van haare tractaaten belooft zijnde, ende in zaken met veele steden van Hollandt gemeen wezende, nyet en conde stil of ledig gestaan worden, ende dat hem dunct dat seer onredelick is, dat men 't selve tot zijne particuliere beswaarnisse wil stellen of brengen, wesende directelijk tegens de belooften hem bij hoog gedagte heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt in den jare 1587 (doe hij zijnen dienst begeert en hadde te verlaaten) gedaan, daarop hij wederom in den dienst is getreeden. Ende opt stuk van den naarderen last, hiervoren geroert, gevraagt zijnde, zegt dat die begreepen is geweest in de brieven en andere geschriften hen mede gegeeven en die se in de vergaderinge hadden verstaan. Ook gevraagt zijnde welke naarder unie gemeent word, daar af hierboven mentie word gemaakt, verclaart te meenen, de unie tusschen
| |
| |
Hollant en Utrecht ten tijde van keyser Carel gemaact, ende nopende de tractaaten daarmede te meenen, zoowel het tractaat gemaact op de satisfactie als het tractaat gemaact ten tijde zijn Exc. gouverneur van Utrecht is geworden.
| |
12. Welke de naarder ligue of verbondt is, daaraf de pensionaris Hogerbeets en Grotius mentie maken in hare propositie tot Utrecht gedaan en daarop zij gefundeert hebben hen praesentatie van assistentie met raet ende daat, mitsgaders tegen wien deselve ligue of verbont zoude wesen gemaact?
Seyt nyet gehoort te hebben nog te geloven dat bij haarl propositie van ligue is gesproken, en zo daarinne van eenig verbont wert vermaant, dat zij dan moeten gelet hebben opt voors. particulier verbont tusschen Hollant en Utrecht gemaact opte beloofde handhoudinge van de artikelen vande satisfactie en delatie van t gouvernement aan zijn Exc. voors. Ten ware dat zij bovendien daarmede gemeent hadden de naardere unie tot Utrecht gemaact, zonder dat hij weet of kennisse heeft van eenige andere naardere ligue of verbont tusschen Utrecht en Hollandt gemaakt ende aangegaan.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Vrijdaags den XVI Novemb. ao. 1618 presenten als vooren vuytgesondert de heere van Sweeten.
| |
13. Op de voors. reyse naar Utrecht nyet en is gecommuniceert geweest met Vuijtenbogaert ende of hij dezelve nyet en heeft aangeraaden of goetgevonden?
Seyt dat Vuytenbogaert hem hier van in 't alderminste nyet, en heeft gesproken nogte hij Vuytenbogaert, ook nyet te weeten dat denzelven Vuytenbogaert daarvan met yemant anders heeft gesprooken, t zelve aangeraaden of goedgevonden.
| |
| |
| |
14. Wie de brieven van credentie die de gecommitteerden naar Utrecht met namen, heeft geconcipieert, ende of dezelve nyet al geconcipieert en ingestelt waren, eer de heeren staaten van Hollandt daerop vergaderden?
Seyt dat hij deselve nyet en heeft geconcipieert, nogte ook en can geloven, dat deselve bij yemant voor 't houden van de vergaderinge connen wezen geconcipieert; alzoo voor 't houden van de vergaderinge onzeker was of er deputatie zoude geschieden of nyet, en dat hij nyet en weet wie die geconcipieert heeft.
| |
15. Hoe de clausule, namentlijk dat de krijgsluyden zouden obedieren de voors. gecommitteerden, in derselver brieven van credentie en commissie is gekomen geweest, dewijle de gecommitteerden verklaren nyet te weeten daarvan in de vergaderinge der heeren staaten gesproken te zijn?
Seyt hier van nyet te weeten, maar dat de resolutie is geweest dat men gelijke brieven aan de gouverneurs, colonnellen en capiteynen van de Hollantse repartitie zoude schrijven als tien maanden te voren aan deselve geschreven waren, en die gebruiken, ingevalle de heeren staaten van Utrecht zulks aan haar zouden versoeken, maar dat zij te voren sijn Exc. daarvan zouden verwittigen. Ende naar zijn beste onthoud meent datter gezeyt worden dat de gecommitteerden zelfs depesche zouden concipieeren, ende terwijle zij over alle het besoigne geweest waren en de intentie van de heeren staten verstaan hadden, dat men zoude practiseeren den regel mette sapientem.
| |
| |
| |
16. Of hij niet wel en wiste dat dese last van de gecommitteerden naar Utrecht, regelregt aangink tegens de ordre en last van de generaliteyt, dewijle die verstonden, dat men de waertgelders zoude afschaffen, daar jegens desen last was strijdende?
Seyt dat op den XII Julij de heeren staaten van Hollandt ende Westvriesland eendragtig hadden verstaan en geresolveert, dat als het onderhoud vande waertgelders nyet gebragt en zoude worden tot laste van de generaliteit ofte vuyt des gemeenlandsmiddelen betaalt werden, dat in zulker gevalle de gecommitteerden van de andere provincien daarover geen dispositie en competeerden; welke resolutie ten selven dage bij de gecommitteerden vuyte edelen en van de steeden in groot getal ter vergadering van de heeren staten generael is ingebragt; ende hebben de gecommitteerden van de heeren staaten van Utrecht als doen verclaert hen daarmede te conformeeren, waardeur de heeren staaten van Hollant verstonden, dat zonder haer en die van Utrecht de gecommitteerden vande andere provincien daer jegen wettelijk nyet en mogten resolveren; ende dat hij ook nyet en verstaet, dat de deputatie van Hollant is geweest directelijck tegen de cassatie vande waertgelders, maar dat diesaangaande nyet bij datelijkheden, maer bij gevoegelijke middelen conform t' advijs van de heeren raaden van staaten, met bewilliginge van de heeren staaten van Utrecht zoude behooren geprocedeert te werden, daartoe ook de last van de voors. gedeputeerden van Hollant heeft gestrect; zeggende voorts mits zijn indispositie geen goede memorie te hebben of de gedeputeerden gaande na Utrecht hem voor zijn vertrek eenige concepten hebben gecommuniceert of nyet.
| |
| |
| |
17. Ingevalle de zaake nopende de cassatie der waertgelders tot Utrecht nyet en conde bij accommodatie gevonden worden, maer dat men feitelijk daarinne yet moste doen, of dan ook de last van de gecommitteerden van Hollant is geweest om yet feytelijk daar jegens te doen?
Seyt, dat bij zijn kennisse de gecommitteerden van Hollant en Westvrieslant geen last gehad en hebben om deur 't volk van oorloge staande opte repartitie van Hollant eenige datelikheid te doen, maar wel om zijn Exc. te versoeken en alle andere van de repartitie van Hollandt en Westvrieslandt aldaer wesende te belasten, haar nyet te laten gebruyken jegens den goede wille, meeninge en resolutie vande heeren staaten van Utrecht conform haaren eedt daarbij zij verbonden zijn, zoo lange zij binnen Utrecht in garnisoen of anders zijn, deselve heeren staaten ende regenten der stadt Utrecht gehou en getrou te wesen.
| |
18. Waertoe dan in den last vande gecommitteerden van Hollandt ende in de brieven aan de crijgsoversten is geweest de classule van in alles te obedieren den last vande voors. gecommitteerden ende van de staaten van Utrecht?
Seyt, dat de gecommitteerden van Hollant diesaangaande last hadden om hen te conformeren met 't gunt de heeren staaten van Utrecht desen aangaande zouden goedvinden, zulks dat het maar een last in effecte en was, maar dat de denunchiatie aan dengeenen die van Hollantse repartitie waren geschieden zoude bij de voors. gedeputeerden van Hollant als betaalsheeren, en bij de voors. heeren staaten en regeerders van Utrecht als hooge en ordinare overigheid vande plaatse, daar hem deselve luyden van oorloge onthielden.
| |
| |
| |
19. Of nyet de last en is geweest van de gecommitteerden van Hollant, tot Utrecht zijnde haar ook te conformeeren met de resolutie van de heeren staaten van Utrecht indyen deselve zouden mogen komen te resolveren haar feitelijk te stellen jegens 't voornemen van de heeren staaten generael ende zijn Exc., ende of daar toe nog schriftelijke nog mondelinge last en is geweest?
Seyt nyet te weeten, dat eenige schriftelijke of mondelinge last de gecommitteerden is gegeeven geweest om 't volk van oorloge van de repartitie van Hollandt tot Utrecht wesende tot eenige datelijkheden te gebruyken, maar wel daarvan hen teonthouden, zonder dat met zijne kennisse in 'tminste is vermaent wat de voors. gecommitteerden van Hollant zouden doen, ingevalle de heeren staaten van Utrecht hen resolveerden met datelijkheden tegens te staan zijn ende de gedeputeerden van de andere provincien.
| |
20. Wat last de voors. gecommitteerden van Hollandt tot Utrecht zijnde, gehad hebben op het animeeren of nyet animeeren van de waertgelders tot Utrecht in dienst zijnde?
Seyt, dat deselve bij sijne kennisse daarop geen last hebhen gehad, dan generalick om die van Utrecht te secunderen met raad en interventie in 't gunt zij naar de constitutie van hare zake tot haren welstand en beste zouden geraden vinden.
| |
21. Of de voors. gecommitteerden van Hollant tot Utrecht zijnde, ook last hebben gehad om 't crijgsvolk aan tezeggen, dat se bedenken zouden wie haar betaalsheeren waren, en daarom doen 't gunt heml. bij haar zoude worden gelast, of dat men se voortaan nyet betalen soude?
Seyt geen kennisse te hebben, dat diesaangaande in specie yet is gelast, maar dat hem zelfs wijst, dat dewijle zijl, van wegen de betaalsheeren de vermaninge deden, dat bij desobeissance zulks wel mogte volgen, en zo de gecommitteerden dies aangaande yets hebben gedaan, dat zijluiden 't selve ontwijfelijk hebben gedaan vuyte clausule mette sapientem en voorgaande resolutie van de heeren staaten verscheydentlijk op die materie genomen.
| |
| |
| |
22. Of hij nyet en verstaat dat sulke dreygementen aan het crijgsvolk te doen, eigentlijk is te debaucheeren van den eedt en pligt daarmede zij aan de generaliteit en sijn Exc. zijn verbonden?
Seyt, dat het volk van oorloge over de provincien gerepartieert sedert 't jaar 1588, als den eedt op haren dienst is geredresseert, wel heeft verstaan en geleert, dat se aan de generaliteit, de heeren staten van de provincien haar betaalsheeren, ende heeren staaten van de provincien, mitsgaders de regenten van de steden daerinne zij gebruict worden, elks in haar regard moeten erkennen en haren eed genoeg doen, ende daaromme daar vuyt geen debauchement zijns oordeels staat te vreesen ofte dugten.
| |
23. Of hij nyet den XIII Julij lestleden naar noen, bij de staaten van Hollant in deliberatie heeft geleijt om die van Utrecht feitelijk te assisteeren indien de heeren staaten generael en zijn Exc. henluiden tot de afdankinge der waertgelders feitelijk zoude willen dwingen?
Seyt, daarvan geen memorie of gedagtenis te hebben, maar zo zulx gedaan is, dat hij hem refereert totte notule daarvan gehouden.
| |
24. Wat hij gemeent heeft met de woorden als Grotius onwillig totte reyse zijnde, en hij hem daartoe encourageerde, hij zeide, dat die van Utrecht op haar wagten ende anders goede ordre hadden gestelt, en dat deselve met goede couragie van hier vertrocken waren?
Seyt, dat de heeren Hogerbeets en Grotius in de vergaderinge van mijn heeren de staaten, swarigheid makende op het aannemen van de reise, zij aldaar bij hem bij ordre vande hee- | |
| |
ren staaten vermaant zijn, conform haren gedanen eedt de reise te moeten aennemen, en dat na zijn beste onthout de heer Grotius des nanoens bij hem comende nog beswaart was int aanneemen van de reise, dat hij hem daarop gezeit heeft, dat hij zelfs verstaan hadde de meeninge van de heeren staaten, ende dat hij daarom geen zwarigheid en zoude willen maken op het aanneemen van deselve reise, dat hij wilde hopen, wenschen en God bidden voor goet succes; zonder dat hij weet eenige andere propoosten diesaangaande met hem gehouden te hebben, en zulks van de woorden in dit posityf vermeld geen kennisse te hebben.
| |
25. Of hij eenige brieven geduyrende deselve commissie op Utrecht heeft geschreven, aan wien ende van wat inhout?
Seyt, naar zijn onthout opte brieven van de gecommitteerden tot Utrecht wesende, geschreven te hebben aan deselven bij bedankinge van haar advijs en relatie tot de publykae depeche. Dat hem ook gedenct dat de heer Ledenberg, secretaris van de heeren staaten van Utrecht aan hem geschreven heeft bij overseyndinge van copie van de antwoord opte propositie van zijn Exc. en de gecommitteerden van de provincien aan den zelven overgegeeven, en dat hij daarop metter haast een antwoort aan Ledenberg heeft geschreven, zonder dat hij van den inhoude van dyen pertinent zoude weeten te zeggen, anders dan van danksegginge van de communicatie van de antwoort en presentatie, ende dat hem dagte die met goede redenen en fundament ingestelt te zijn. Dat hij hem voorts gedraagt totten inhouden van denzelven brief, zonder dat hij weet yet anders aan de voors. gecommitteerden geschreven te hebben, dog meent dat hij geantwoort heeft bij missive aan die geene van de voors. gecommitteerden die aan hem geschreven heeft, t' zij dan Hogerbeets of Grotius.
| |
| |
| |
26. Wat andere communication hij nog met brieven gehouden heeft, nopende de verseeckeringe van eenige steden?
Seyt, dat hij nyet en weet diesaangaande yets geschreven te hebben ofte met monde aan of deur ymand gecommnniceert te hebben.
| |
27. Wat, aan wien, en door wien hij belast heeft zijne brieven met andere te communiceeren?
Seyt, daarvan gansch geen memorie te hebben.
| |
28. Wat voor brieven dat dat zijn, daarvan hij vermaant in zijnen brief van den VII Octobris 1617, schrijvende dat het gesubrirguleerde (?) in deselve brieven zouden concurneeren eigentlijk den staat en de stadt van Utrecht?
Seyt, hierop niet perfectelijk te konnen antwoorden, voor dat hem desen brief in de text geroert, getoont zal worden.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Saterdaags den XVIJ Novemb. anno XVIc agtien presenten als voren, vuytgesondert d'heere Schotte.
| |
29. Naarder gevraagt zijnde op voorgaande posityf ende vertoont zijnde de voors. memorie van den VIJ Octobris?
Seyt, dat hij nyet anders en can bedenken, dan dat omtrent dien tijd hij in de stad Utrecht wesende, hem gesonden werde een advijs, houdende geschreven te zijn vuyt Amsterdam, hoewel hij vermoeyden t zelve binnen Utrecht zelfs geschreven te zijn, en dat hem op een onbekenden naam in de handt werde geadviseert, datter binnen Utrecht wel waren manspersonen totten getale van XVc vant gevoelen der contre.
| |
| |
remonstranten, ende dat zij meenden dat mette zelve bij correspondentie vande franchoisen in de stadt leggende ende andere die men hem zoude mogen toeschicken, wel yets tot onruste van de stadt zouden mogen voornemen, ende dat hij meent dat t zelve is 't gunt daarvan in de voors. memorie van den VIJ Octobris mentie is gemaect, en dat hij daer op d'heer Ledenberg verzogt heeft eens bij hem te comen, metten welken hij op dat getal van de borgers en inwoonders gecommuniceert heeft, die hem zeide t zelve geensins te connen geloven, zo hij dikwils vuyte predicanten ende andere onder de ghemeente borgerije en inwoonders bekent, verstaan hadde, dat 't getal van manspersonen nyet en was ongeveerlijk boven de twee hondert, ende dat hij daarop zeide, dat hij bedugten, dat Ledenberg geabuseert was int getal, en daarom voorsloeg, of insiende den loop ende constitutie van de zaaken der landen, om die religions verwanten van die gesintheid te geeven eenig contentement, dat men se een kerk zoude inruimen om haar religie te exerceren, en dat men daardeur te beter en seekerder zoude wesen of haar getal zo groot mogte wesen, dat daarvan perikel stonde te bedugten; daarop Ledenberg zeide, dat de constitutie van de stad Utrecht, overmits aldaar misnoegen onder de borgers en inwoonders was nyet alleen int stuk van de religie, maar principalijk om de regeeringe zulks nyet toe en liet, dat over sulks daar vuyt geschapen ware te volgen een geheele alteratie in de stadt; daarop hij die spreekt hem zeide, dat men de gelegentheid van tijd ende zake wel moste overwegen, dat men in den Hage die vant contraremonstrantse gevoelen boven de twee predicanten Lafaille en Lamotte van haer gevoelen in dienste wesende, nog gepresenteert hadde een van haar gezindheden vuytte classe van Dordrecht in den Hage bij leeninge te laten comen, om dienst te doen, op zijn tour in plaatse Rosië, mits datter eenigheit gehouden zoude worden. Dat men hen daarnaa nyet en hadde connen contenteeren
ende de zaake metter tijt zoo verloopen was, dat die van 't voors.
| |
| |
gevoelen de cloosterkerk ingenomen hebbende de heeren G.R. voor hen ontboden hebbende den predicant Swalmium die aldaar gepredict hadde, om te weeten, bij wiens last of ordre hij zulks hadde gedaan van denzelven verclaart zijnde dat zijn Exc. hem belast hadde te ghaan en zijn dienst te doen ter plaetse daar de kerkenraad hem leyden zoude; dat hij over sulks daarop bij den kerkenraad aldaar gebragt zijnde, zijnen dienst gedaen hadde, en dat bij zijn die spreekt advijs, de G.R. goedgevonden hadden de zaake daar bij te laten, zonder eenig verder onderzoek of belet, en dat inziende de gelegenheid, ook dat sijn Exc. bij die van de gezindheid der contreremonstranten binnen Utrecht bij remonstrantie worden gesolliciteert tot haar faveur, zijnes oordeels de heeren van Utrecht wel zouden doen zelfs daarin bij tijds ordre stellende. Dog dat zijluyden, weetende hare gelegentheid, best op alles voorzigtig zouden mogen letten ende alle swarigheyden overcomen; ende meent hij ook op dat stuk te weeten voor een kerke die van de remonstrantse gesintheyd in te ruymen daarnaa eens gesproken te hebben met den heer advocaet Hamel.
| |
30. Of de twee brieven gementionneert in de voors. memorie van den VIJ Octobris nyet en zijn aan hem geschreven, immers gezonden geweest bij den heer van der Mijle?
Seyt, dat hij binnen Utrecht wesende, verscheiden brieven van de heere van der Mijle heeft ontfangen, maar dat hem nyet en gedenkt of daarbij yets gemaant of geschreven is, dat de ruste of welstant der stadt of staat van Utrecht was rakende.
| |
| |
| |
31. Dewijle de voors. memorie van den VIJ Octobris hout uitdruckelijk van twee brieven en daarom nyet en can geappliceert worden opt advijs opt getal der contraremonstranten gegeeven, en dat hij ook bij deselve memorie zorgvuldig begeert, dat hem de brieven mogen weder gezonden worden, of hij hem niet naarder daarop en zoude konnen verclaren?
Seyt, hierop geen naarder verclaringe te connen doen.
| |
32. Of nyet den heere van der Mijle aan hem geschreven heeft gehad, dat de franchoisen nyet en waren te betrouwen?
Seyt, zulks niet te weeten of te geloven, alzo hij noyt zulks bij monde of bij geschrifte van de heere van der Mijle en heeft verstaen.
| |
33. Waarom hij in de voors. memorie aan Ledenberg geadviseert heeft, dat men goede wagte in de poorte tot Utrecht moste houden, maar ook ordre stellen dat men boven en beneden de riviere de Leek sekerlijk geadviseert mogte worden of eenig volck op of af mogte komen, ende wat volck hij daarmede meende?
Seyt, dat hij nyet en can gelooven dat yemant met regt of reden can qualijck beduiden, dat hij in zulken oneffenen en turbulenten tijd, als dier tijd de zaaken in de landen stonden, hij gerecommandeert heeft de hooftstadt van zijn vaderland, een stad daar de landen van Hollant en Westvrieslandt zoo veel aan gelegen was, dat zij over omtrent tnegentig jaaren aan keyser Carel de unie van dyen aan het gouvernement van Hollandt zoo ernstig verzocht en gerecommandeert had, ende voor dewelke ook hooggedagte heeren staaten en hij zelfs in de jaaren 1586, 1587 en 1588, zooveel moeyten, aerbeyt en costen aengewent hebben, omme te redresseeren 't geene tegens de privilegien, rechten en loffelijke gebruyken derzelver onder de regeeringe van den grave van Leycester int jaer 1586, jegens de staaten van den lande ende regeer- | |
| |
ders van de stadt Utrecht, om deselve met 't houden van goede wagten ende ondersoek op 't aancomen van eenig volck van oorloge naar dezelve, in goede versekeringe, bewaringe, rust en eenigheit te houden; hebbende hij ook daar inne particulier interest, nademael hij in deselve stadt siekelijk ende met zijn huisfrouw was. Ende hoewel in de naaste XXVIII of XXIX jaaren deselve stadt in goede gerustheid zonder veel of merkelijke tumulten gehouden was, dat die van oude tijden, en ook geduyrende dese oorloge te meermaals daarmede was gequelt geweest, gelijk hij reden hadde te bedugten, als 't getal der misnoegende in deselve stadt zoo groot zoude zijn geweest; zonder dat hij naarder verklaringe zoude connen doen, wat volk hij gemeent heeft, die de riviere op ende af zoude comen, en dat hij heeft verstaan datter geen volk van oorloge naar de stad en behoorde le comen zonder hare kennisse, om daar op goede ordre te mogen stellen.
| |
34. Waarom hij ook geraden heeft dat met gelijke zorge gelet zoude worden ten opsiene van Amersfoort?
Seyt, dat de passagie nae Amersfoort is de principaalste te lande om naar Utrecht te komen, gelijk de Leck is de principaalste te water, ende dat zoowel te lande als te water behoorden verwittigt te zijn offer eenig volk naar haare stadt zoude comen om daar op te letten als voren.
| |
35. Dat die van Utrecht dit advertissement anders en breder hebben genomen en mitsdyen ook wagten hebben gestelt aan de Nieuwesluys en den Hinderdam tegens Hollant aan, of gij daarom niet breedes met dit advis gemeent heeft als hier voren verclaert is?
Seyt van zijne meeninge nyet anders te connen verclaren ids hier voren verclaert is, dat hij nyettemin de voorsigtigheid van de heeren van Utrecht om ook in die quartieren ordre ge- | |
| |
stelt te hebben, nyet en can misprijsen, zoo in Utrecht en geheel Hollandt deur kennelijk was, dat veele gemiscontenteerde van de regeeringe van Utrecht binnen Amsterdam ende andere steden en plaatsen hen waren onthoudende.
| |
36. Indyen dan de meeninge van 't voorsz. advys nyet verder en heeft gegaen dan tot behoorlijke zorge tegens onrust, waarom hij dan bij deselve memorie begeert, dat deselve gelesen wesende zoude werden verbrant.
Seyt, dat hy nyet wesende van de regeringe 's lands van Utrecht goetgevonden heeft, dat de memorie geleesen zijnde zoude werden verbrant, opdat bij bewaarnis van dyen in tijden en wijlen nyet gezeit zoude worden dat hij al te curieus zoude zijn geweest in aliena republica, hoewel nogtans hetzelve als wesende zijn vaderlandt met goede civile constructie altijts ten besten behoorde verstaan te werden, gelijk hij ook ootmoedelick versoekt dat de heeren gelieven te doen.
| |
37. Of met zijn advys en goetvinden nyet gemaact en zijn de rigoureuse ordonnantien en placcaten jegens de exercitie van die van de contreremonstrantse religie binnen Utrecht, Botterdam, Schielant en andere plaatsen?
Seyt, dat hoewel hij altoos geweest is jegens de scheuringe onder de religionsverwanten, overmits hij geoordeelt heeft 't selve de religie en religionsverwanten nyet alleen maar ook de staat van de landen int stuk van de verseekeringe van dyen schadelick zouden moeten weesen, deur het verdeden van de gereformeerde religionsverwanten, die de beste en seeckerste partije voor de defensie des vaderlands altijds gemaact hebben, ende voorts moeten maken. Want die in tween gedeelt zijnde, ligtelijk nog een meerder verdeelinge zoude mogen vallen, en daar na maken, dat elk van de andere gezindheden, als papisten, lutersen, doopsgesinden en libertijnen sterker zouden
| |
| |
weesen als een van de gedeelten der gereformeerde religie, 't welk hij verstaat tot onseekerheid der landen en steeden te moeten strecken, en dat dat alleenlijk zijnde redenen, waarom hij de scheuringe heeft helpen voorcomen, zoo lange hem doenlijk is geweest, maar dat hij al over 54 of 55 jaaren is een vijand geweest van alle dwank der conscientie, ende oversulx over de rigourcuse placcaaten in desen gementionneert geen raad of ad vijs en heeft gegeven, maar daarvan over drie of vier jaaren eenige kennisse gekregen hebbende, dat men de heeren staaten of magistraat van Utrecht sulks nagaf, heeft daarvan begeert van de gecommitteerden van de heeren van Utrecht eenige onderrigtinge, die hem voor antwoord geseyt hebben, dat aldaar in de zaake van de religie nyet anders en worde gedaan dan 't geene zij in den jaare 1588, naar 't redres van haare zaaken, voor de ruste, welstant en verseeckeringe van hare stadt hadden nodig geagt, en van die tijt af gepractiseert. Dat hij ook van de heeren staaten van Utrecht verstaan heeft, dat 't voors. placcaat nyet bij de heeren staaten van Utrecht, maar bij de regeerders van de stadt Utrecht was gemaakt. Dat de placcaten van Botterdam en Schielant met zijn advys of kennisse nyet en zijn gemaact, ende dat hij altijds geweest is en met Gods genade blijfven zal geresolveert, om jegens de vrijheid der conscientie geen dwanek of ordre te helpen maken. Ende dat hij van 't leste placcaat van de heeren staaten van Utrecht nyet en weet eenige kennisse te hebben.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
's Maandags den XIX Novemb. 1618 wederom geexamineert als voren den voorn. advocaet Oldenbarnevelt, ter presentie van de heeren Voocht, Sweeten, Bruyning, Manmaker, Ploys, Atsma ende Gockinga.
| |
| |
| |
38. Dewijle de scheuringe van de religie zoo dangereux was voor den staat van t land, waarom hij de opinien der remonstranten alzoo in de kerken heeft laaten invoeren en gefavoriseert, aleer deselve wet telijk waren geëxamineert, ende daer deur 't geheele land beroert?
Seyt, dat met groot onregt hem dezen aangaande int perticulier yets can werden gevraagt, nademael hij int particulier daarinne nyet en heeft gedaan nogte connen doen, maar 't geene daerinne gedaan is, dat 't selve geschied is naer volkomen deliberatie en conferentie opte poincten differentiaal tusschen de remonstranten ende contr er emonstr anten, zoo in den hogen raad van Hollant, als ook in de vergaderinge van de heeren staaten zelfs gehouden, ende naar dat de heeren edelen ende gedeputeerden vande steeden naar de gehouden conferentie de remonstrantie vande remonstranten in volle vergaderinge verstaan ende elks in de huren 't inhouden van dyen gerapporteert hadden aan haar respective principaalen ende committenten, dewelke verstaan hebbende dat tot ruste en vreede in de kerke ende onder de gemeente geen wesende of aancomende predicanten of anderen in 't stuk van de predestinatie en gevolge van dyen verder tegens haar gemoet ofte consientie gehouden zouden weesen fe geloven ofte leeren als de remonstranten voor haar opinien bij hare remonstrantie hadden verclaart, latende nyettemin alle de geene die de saake anders verstonden, geloofden en begeerden te leeren, 't selve vrij; ende meent hij dat de heeren edelen ende steeden, zulks verstaan hebbende, gelijk hij voor zijn persoon ook opregtelijk en vastelijk verseekert, geen ander voornemen gehad te hebben, dan de vorderinge van Gods eere en glorie bij vermeerderinge, versterkinge en aanwassinge van de gereformeerde religions verwanten en consequentelijk ook tot meerder verseeckeringe ende versterkinge der voorn. landen en steeden, tot ophoudinge van de geschillen ter zake van dyen in kerke- | |
| |
lijke, classicale en sinodale vergaderingen, ende lestelijk aan de heeren staaten, ter oorsake van dyen veel jaaren hen allen, ook ophoudinge van 't formeeren van nieuwe extraordinaris articulen, die men heeft verstaan, dat men maacten om daar op de examinatie der predicanten te doen, en dat mijn heeren staaten van
Hollandt in den jare van 1610, in 't nemen van de voors. resolutie verstaan hebben te volgen 't exempel van h.l.m. mijn heer den prince van Orangien en mijn heeren staaten van Hollandt van het begin der oorlogen gebruict, ook van veele godvrugtige hoog- en welgeleerde professoren theologiae ende kerckendienaars in steeden en dorpen van Hollandt en West-vrieslandt, opregte beminders en liefhebbers des vaderlants, en de ware christelijke religie vande gesontheyt der contreremonstranten, die haar medebroeders professores theologie en predicanten, wesende van het gevoelen der remonstranten, int geloven en leeren van 't zelve gevoelen met christelijke eenigheid en liefde hebben getolercert en metten selven broederschap zonder eenige scheuringe gehouden. Ende zijn daar in gefortificeert en versterct deur het hoog wijs oordeel en heilsamen raad van de con. majt. van Groot-Brittannien bij zijne brieven in den jaare 1613, zoo aan de heeren staaten generaal, als aan de heeren staaten van Hollandt op deese questie in specie geschreven, verclarende dat, bij publyke auctoriteit van mijn heeren staaten, beyde de opinien behoren getolereert te worden, en dat zoowel d'een als d'ander totter menschen zaligheid connen gelooft ende geleert worden; ende meent hij, dat de hoog geroemde en van de gereformeerde christenen veel gemeriteerde mannen Calvinus en Besa ter oorsake van dit verscheiden gevoelen in de voors. landen ende naar de constitutie van denzelven noyt goedgevonden of geraden zouden hebben eenige scheuringe tot oorsake van 't verscheiden gevoelen hier in questie in te voeren; gelijk hij meent dat men genoeg can verstaan vuyten brief Calvini gestelt voor de locos communes Phi. Melanctonis, tot Geneven gedruct, ende het besoingne ofte colloquium tot Mompelgart gehouden,
| |
| |
daarover d'heere Besa is geweest ende evangelische broederschap en christelijke eenigheid te houden heeft aangebooden in de voors. en importante questie; versoekende voorts te mogen pertinent bij geschrifte stellen de redenen die naar zijn onthout mijn heeren de edelen en vroedschappen van de steeden gehad hebben in 't neemen van de voors. resolutie. Ende zoo veel als hem in 't particulier aangaat, zeyt de remonstranten ende contreremonstranten in gelijkheid gehouden te hebben, zonder d'een meer als d'ander te favoriseeren. Maar dat men voor faveur wil nemen 't handhouden van de resolutie van mijn heeren staaten, dat 't zelve gansch geen fundament heeft, dewijl kennelijk is dat sonderlige den advocaet van Hollandt en West-vrieslend verpligt en verbonden is de resolution van mijn heeren staaten te doen effectueeren en naarcomen; zeggende voorts, dat hij in 't particulier desaangaande nyet gedaan en heeft, wesende voor zijn particulier al over L jaren van opinie geweest, dat een goed christen simpel en eenvoudig behoort te geloven, dat hij is gepredestineert ter zaligheyt, en ook zijne kinderen in haar kindsheid stervende, houdende het lijden, bloetvergieten, lijden en sterven onses salichmakers Jesu Christi cragtiger ter zaligheyt als Godes toorn en de zonde van Adam en Eva ter verdoemenisse.
| |
39. Welck 't exempel van mijn heere den prince van Oraenjen, H.M. en van mijn heeren staaten is, daarvan bij de voorgaande antwoort wordt gementioneert?
Seyt, dat veele exempelen zijn memorie niet en kan lijden, maar dat hij wel weet dat Helmannus, professor theologie tot Leyden, in zijn tijdt gehouden is geweest van de opinie der remonstranten te wezen, dat van gelijken de professoris theologie bij onsen tijd, niettegenstaande dat zij wel wisten dat Arminius van 't gevoelen der remonstranten was, al evenwel met hem lange jaaren christelijke broederschap en eenig- | |
| |
heit hebben gehouden. Dat ook wel predicanten in steden en dorpen van Hollandt en West-vrieslandt liet gevoelen van de remonstranten hebben gelooft en geleert, zonder eenige moeyte of beswaarnis, als bij exempel Clement Meertens tot Hoorn, Tietwerker tot Geervliet, en jegenwoordig een predikant tot Leyden, d'oude Cesarius tot Utrecht, in Hollandt gestaan hebbende, Meursius tot Loosduynen, verstaende dat 't geallegeerde van mijn heere den prince street op die en diergelijke exempelen van predicanten, die bij sijnen tijd in dienste geweest zijn ende zoo gevoelt ende geleert hebben, sonder eenige molestatie.
| |
40. Bij wien geconcipieert, gevordert en te wege gebragt is de brief van de Co. Maj. van Groot-Britaignien van den jaare 1613, hier voorn. in antwoord geallegeert, en of die niet hier te lande of in den Hage eerst is gesmeet geweest?
Seyt, dat hij 't selve zekerlijk niet en zoude connen seggen, maar dat hij niet te min wel gelooft, datter eenige memorien, om van zijn majts. goede meeninge berigt te zijn, hier te lande mogen ingestelt wezen, maar wat veranderinge bij zijn Maj. zelfs daar in gedaan is, dat hij 't zelve niet en zoude weten te zeggen.
| |
41. Bij wien de voors. memorie hier in 't land is gestelt geweest, van wat inhoud die is geweest, wat veranderinge daarin is gedaan bij de voors. con. majt., aan wien deselve is gezonden geweest, en door wien zijn hooggem. maj. gepresenteert?
Seyt niet te weeten, gelijk voorgezeet is, wie de memorien zoude ingestelt hebben, maar dat hij gelooft, dat de heer
| |
| |
Caron hier int land zijnde, de memorien ontfangen heeft, zeggende van den inhoudt der memorien niet te connen spreeken, nogte ook wat poincten daarin verandert zijn of nyet.
| |
42. Of niet zijnen eigen clerk Swerius die bij zijnen last heeft geschreven, en of die nyet bij hem zelfs gelevert is geweest aan den heere Caron?
Seyt, dat het wel wesen can, maar dat hij daarvan nu geen memorie en heeft.
| |
43. Of hij meent dat geduyrende de oorloge den staat van die van de gereformeerde religie nyet vast genoeg en is geweest, en of die met het inruymen van de remonstranten nu vaster zoude hebben connen gemaact worden?
Seyt, dat hij memorie heeft dat in de kerken van Hollant ter oorsake van het verscheiden gevoelen van de predestinatie, gestadig differenten en question geweest zijn, ende dat de kerkelijke, classicale synodalien en ook de vergaderinge van mijn heeren staaten daarom verscheyde moeijelijkheden hebben gehad, ende dat hij dikwils heeft hooren zeggen dat Jan Arentz Mandemaker, wesende van de eerste predicanten der reformatie, al in den jare 1566 en dikwijls daarna zoude verclaart en verstaan hebben, dat de opinien Calvini int stuk van de predestinatie in deze landen precise te willen gebruiken, de reformatie, het aanwassen ende vermeerderen der religions - verwanten schadelijk zoude wesen. Ende dat hij opregtelijk gemeent heeft ende als nog meent, dat het tole- reeren van beyde de gevoelens ende 't houden van christelijke eenigheid onder denzelven groote aanwassinge, versterkinge en vermecrderinge zoude causeeren. Zeyt voorts zijn verstant
| |
| |
altoos geweest te zijn en nog te wesen, dat men de articulen behoort te neemen opregtelijk en eenvoudig zonder equivocatie of ander subtiliteiten daarin te gebruiken, ende dat men goede bepalinge behoort te maken om alle dolingen en ketterijen te weer en.
| |
44. Waarom hij dan van tijd tot tijd de remonstranten wel getroost van hem heeft laten gaan, ende contreremonstranten ter contrarie bejegent?
Seyt niet te weeten, dat in eenige zaaken, die gelijk regt of reden hebben gehad, hij den eenen nyet zoowel als den anderen bejegent zoude hebben; dat hij dikwils de remonstranten, van hem iet buiten reeden naar zijn verstant begeerende, haar versoek heeft gedifficulteert, als ook wel gedaan is in gelijken cas aan de contreremonstranten, en dat hij gelooft, dat Rosens zelfs nog gedenken zal, dat hij in den jaare 1616 voor zijn bedde comende daar hij cranck lag, zeggende dat hij tijdinge hadde van de siecte van zijnen ouden vader, en dat ik daarom ten besten zoude willen helpen excuseeren en verstaan, dat hij 's anderen daags voor de tweedemael op 't gebruiken des H. nachtmael onses Saligmakers Jesu Christi niet en zoude connen comen; dat ik daarop geantwoort hebbe 't zelve te wesen opus pium en dat ik oversulks de goede hant daaraan houden zoude, dat het wel zoude worden genomen, maar dat ik hem ernstelijk bade, hem te willen disponeeren en bequaam maken om de kerke van den Hage in eenigheit te houden. Pat ik hem opregtelijk verseekerde altijds voor hem en die van zijn gezindheyt als aan Vuytenbogaert ende die van zijne gezintheyd te zullen helpen doen; gelijk hij aan verscheyden anderen ende lestelijk aan Poliandro ende Festo gelijke verseekeringe of verclaringe ten naasten bij heeft gedaan, ten tijde als hij haar opende zijn out gevoelen op te predestinatie.
| |
| |
| |
45. Waarom hij tegens diverse personen van de regeeringe gezeyt heeft, dat in den staat van 't landt die van de contreremonstrantse religie nyet en waren te vertrouwen ende dat het factieuse menschen waren?
Seyt niet te gelooven, dat yemant hem zulke woorden heeft horen spreeken, en ook nyet te weeten dat hij ooyt zulke woorden jegens de heer Ledenberg zoude hebben gesproken. Dog mag wel zijn, dat hij gezeyt of geschreven heeft, dat men op de gemeene vreemdelingen die int land nyet gegoeyt en zijn, zoo vast fundament nyet en can maken als die daar inne gegoeyd zijn.
| |
46. Waarom hij tegens diverse personen gezegt heeft, dat de papisten voortaan de beste patriotten zouden wezen?
Seyt nyet te weeten zulke woorden gesprooken te hebben, hoewel hij weet, dat ook onder de papisten veel opregte beminders van 't vaderlant zijn, gelijk zij van den beginne der oorloge getoont hebben; maar dat hij altijts verstaan heeft en nog verstaat, dat de beste en meeste verseekeringe der landen is en moet blijven bij de religions verwanten; ende zelfs ook zulks niet gezeyt te hebben op eenig vermaan hem gedaan van dat de nieuwe schutterije van Utrecht wel gemaact was voor de tweederden parten vuyt papisten, en dat zij meenden bedenkelijk te zijn voor den staat van 't land, dat men de magt ende wapens alzoo zoude brengen in handen van de papisten, en zoo hem zulks bij iemant nagezeyt word, dat het hem word geleent.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Deynsdaegs den XX Novemb. wederom geexamineert den voors. advocaat, ter presentie als voren, vuytgezondert de heer van Sweeten.
| |
| |
| |
47. Of hij nyet anno 1612 aan eenige predicanten bij hem gecomen om te vorderen de nationale synode, gezeyt heeft dat de meeninge van de heeren staaten generael noyt geweest en was de crych te voeren tothandhoudinge van deese ofte geene religie?
Seyt dat hem gedenct, dat omtrent dien tijd eenige predicanten bij hem geweest zijn omme te vorderen een synode nationael, en tusschen deselve en hem naar zijn beste onthout gevallen zijn eenige communicatiën op te poincten differentiael in religions-zaaken, ende dat deselve predicanten naar zijn verstant en onthout scheenen te willen mainctineeren, dat de oorloge aangenomen was alleenlijk voor de religie en haar gevoelen in dezelve, ende dat hij daarop henl. geseyt heeft, dat naar zijn verstant de oorloge aangenomen was, vooral tot conservatie der vrij- en geregtigheden der landen en steeden, ook van de goede ingeseetenen, en dat onder deselve vrij- en geregtigheid zijns oordeels het eerste en voornaamste poinct was de ware christelijke religie ende de vrijheit des conscientie of gemoederen, en dat de religie moste wesen in republica, maar dat 't verstant zoude geweest zijn meer voor de opinie of gevoelen van d' een doctoor of d' andere in de differentiate poincten het oorlog aan te neemen, dat hij daarvan geen kennisse en hadde, ende ook zulks nyet en conde geloven, gelijk hij nog nyet en doet; houdende dat zoo wel voor de opinie in 't stuk van de religie van de poincten in questie bij de meeste oude ingeseetenen van Hollant en West-vrieslant zoo wel verstaan is d' opinie Melanthonis en zijn volgers, als Calveni, Bese ende hare, en weet ook wel dat bij d' eerste placcaten op 't stuk van der oorloge verclaert en verstaan is, dat deselve aangenomen is voor de vrijheit der conscientie in t' stuk der religie, en dat het alsoo van 't begin der oorloge bijn zijn kennis altijts gepractiseert is; indien de predicanten anders zouden hebben verstaan als
| |
| |
hier voren verhaelt is, dat hij meent dat se zijn woorden qualijk hebben verstaan.
| |
48. Of hij in deselve tijd tegens deselve predicanten nyet gezeyt en heeft, dat elke provincie en ieder stad vrijstond en vermogte zodanige religie aan te neemen ende te mainctineeren als haer goed ende raedsaem dogte?
Seyt dat hem nyet en gedenct nog ook en gelooft, dat hij zulke woorden tegens henl. zoude hebben gesproken, maar mag wel wesen, dat zij luiden willende mainctineren, dat de heeren staaten van de particuliere provinciën geen ordre in 't stuk van de religie en mogten stellen, hij hen daar jegens vertoont heeft, dat 'tzelve was directelijk strijdende jegens het tractaat van de naarder unie tot Utrecht gemaact in 't jaar van 1579, ook jegens het tractaat van de jaaren 1580 en 1581 gemaact metten hertog van Anjou, ende het gebruik dien conform, ende ook navolgende tractaaten of handelingen bij goedvinden en kennisse van de heeren staaten generael gemaact, hebbende hij die spreekt goede kennisse, dat op te serieuse aanmaninge van h.l.g. mijn heere den prince van Oraengien in 't jaer van 1582 in Hollant verschelde gecommitteerden vuytte vergaderinge van de heeren staaten een kerkelijke ordonnantie ingestelt is op ten naam van hooggedagte zijn Exc. en de heeren staaten, als administrerende de hooge overheit van den lande van Hollant en West-vrieslant, en dat in 't hooft van dien gezeit word, dat een wettelijke hooge overheit toestaat vooral zorge te dragen, dat hare gemeente en onderzaten Godes heilig woord in alle zuiverheit geleert worde. Gedenct ook wel, dat de andere provinciën elks in haer particulier kerkelijke wetten en ordonnantiën gemaact hebben, ende naamtlijk dat de heeren staaten van Utrecht in 't jaar van 1590, handelende met zijn Exc. op te delatie van 't gouvernement van deselve provincie met kennisse en
| |
| |
goedvinden van de heeren staaten generael en ook van de heeren staaten van Hollandt in 't particulier, daer big toegestaen is, dat de heeren staaten van Utrecht volgende de naarder unie toeguam het recht om op de religie ordre te stellen, ende dat se over zulks van zijn Exc, beloofte genoomen hebben, dat hij haer in 't zelve recht zoude maincteneeren en haere ordonnantie op 't stuk van de religie gemaact en nog te maken doen observeren en achtervolgen; en dat men 't zelve recht zoo notoir heeft gehouden, dat zelfs in de provincie van Groeningen en Ommelanden in 't jaar van 1595, 's jaars naer de reductie van deselve stadt, naar zijn beste onthout een kerkelijke ordonnantie is gemaact. Ook dat zijn Exc. in 't zelve jaar 1595 in Zeelant wesende en bij de heeren Liesfeit en Maes vuyt Brabant aldaar besogt zijnde, ten overstaan van meenig gedeputeerden van Zeelant aan de voors. gecommitteerden vuyt Brabant verclaert heeft, dat elke provincie in 't stuk van de religie zulke ordre stelden ofte stellen mogte als 't haar goeddagte, ende dat de andere haar daar mede nyet en hadden te bemoeijen; ende hout hij 't zelve recht voor 't land van Hollandt en Westvrieslandt onwedersprekelijk, als wesende een vrij landt, nyet recognoscerende eenig superieur; gelijk over veel hondert jaaren gemaincteneert, gesusteneert, ende op te presentie van Hrijck bij sententie of arrest van den grooten raat van Mechilen op te questie tusschen die van Brabant en Hollant op te practijcke van de Gulden Bul van keiser Caarl den vierden, is verstaan en gedecreteert: maar en heeft hij noyt verstaan zulken recht den regenten van de particuliere steeden toete staan, dan wel dat in conformite van de auctoriteit bij h.l.g. mijn heer den prince van Oraengien gedefereert, haar alle behoorlijk contentement en genoegen in religions zaaken behoort gegeven te worden, om hare gemeente in ruste en vreede te mogen houden.
| |
| |
| |
49. Of ten voors. tijde als hij tegens de voors. predicanten de woorden in 't voorgaande artikel vervatet zoude hebben gesproken, nyet bij een van dezelve predicanten en is gezeyt geweest, Dne advocate, si hoc non est abscindere neruum ecclesiae et reipublicae, nescio quid sit, en of hij zelfs nyet en gelooft dat zulks is renverseeren en vernietigen het zekerste steunsel van den staat van de landen?
Seyt, dat hem nyet en gedenct dat zulke woorden jegens hem zijn gesprooken en of die gesprooken waren, dat die geen fundament zijns oordeels en zouden hebben gehad, alzo jura reipublicae of de souverainiteit notoirlijk elke provincie of de Heeren Staaten in deselve toekomt, en nyemant anders, gelijk 't zelve bij de voors. twee tractaaten en zonderlinge in reguard van mijn heeren van Hollandt bij het articel van het tractaet van den hertog van Anjou, beginnende Hollant, etc. claarlijk is gedecideert. Dat hij nyet te min voor zijn particulier gevoelen altijds, (behoudende provincien respective haar recht) wel goedgevonden heeft, en nog vindt, dat goede eenigheid en correspondentie onder de vereenigde provincien in 't stuk van de religie gehouden werde bij onderlicke vruntlicke bewilliginge en inductie, maar niet bij overdringinge of overstemminge, zonder dat hij nogtans goed zoude vinden, dat men daarvan het recht van de souverainiteit en opperste gebiet den heeren staaten van Hollant zoude onttrecken of met andere gemeen maken, als zijns oordeels te zeer prejudiciabel wesende de hoogheid, geregtigheid en auctoriteit der voors. landen.
| |
| |
| |
50. Dewijl hier niet gevraegt en wordt, wat ordre elke provincie, in cragt van hen hebbende recht tot mainctienement van de eens aangenomen religie, mogen stellen; maar of deselve daarinne veranderinge zoude mogen maken, naar hen goeddunken, wert gevraagt of hij meent, dat in cragte van de unie van Utrecht of eenige andere tractaaten de respective provincien of steden magt hebben de eens aangenomen religie te veranderen naar haar goeddunken?
Seyt, dat hij nyet en weet dat in de questieuse poincten van de predestinatie het gevoelen Calvini, Besae en andere meer aangenomen is als Melanthonis, Bullingerii en andere, maar dat hij goede gedagtenisse heeft, dat in 't beginsel van den oorloge, het huisboek Bullingerii en andere zeer is gerecommandeert, en dat al in 't jaar van 1574 ende in 't jaar van 1582, bij mijn heere den prince van Oraengien en mijn heeren de staaten verstaan is, dat heml. als hooge overheit toequam zorge te dragen, dat hare gemeente Godes heilig woort in zuiverheit werde geleert, en daarom zorge behoren te dragen datter veele geleyt en beweegt worden tot aanneminge van de ware christelijke religie. Dat hij voorts meent, dat mijn heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt tot vorderinge van eenigheit onder de kerkendienaers en goede gemeente, de tolerantie, geloof ende leere van de vijf poincten in questie, in goeden verstande genomen, wel hebben mogen toestaan, als wesende de principaelste last, van een hooge overheit, ruste en vreede van haar gemeente zoo in religions als andere zaken te bevorderen. Ende dat de vordere vrage om veranderinge te mogen maken te zeer delicaat ende important is, om bij hem daarop eenige verclaringe te doen.
| |
| |
| |
51. Of hij noyt in eenige collegien van regieringe of tegens particulieren gesustineert heeft, dat elke provincie of stadt vermogte aan te neemen en te doen onderhouden zulke religie als 't hen goed zoude dunken?
Verclaart, bij zijne kennisse zulke woorden nyet gesproken te hebben, gelijk hier gestelt worden.
| |
52. Of die van Hollandt bij de naarder unie tot Utrecht ao 1579 gemaact, eenige vrijdom om in de aangenomen religie eenige veranderinge te mogen doen, gestipuleert hebben, ende waer?
Seyt, dat hij hem refereert totten text van de unie, en dat hij niet en can begrijpen, dat d' andere provincien daer bij eenig gezag of auctoriteit is gegeeven, om die van Hollandt en West-vrieslandt iets in 't stuk van de religie tegens haren goeden wille en meeninge op te leggen, ende dat hij verstaat het landt van Hollandt en West-vrieslandt bij 't zelve tractaat in alle poincten te zijn gebleven in haer recht van souverainiteit en auctoriteit, zonder dat hij op deze vrage naarder verklaringe zoude konnen doen.
| |
53. Dewijle bij de unie gemaact tusschen Hollant en Zeelant in den jaare 1575 ende tractaaten met h.m. den prince van Oraengien, zoo op te delatie van de hooge overheit als daarna van de graeffelijkheit, bedongen is het maintinement van de aangenomen religie zonder veranderinge daar inne te doen of gedogen gedaan te worden, en dat 't selve gerepeteert is bij de instructien naar Vrankrijk en Engelant en diverse andere tractaaten en resolution, hoe hij dan gevordert of connen vorderen heeft, dat de opinien van de remonstranten, streckende tot renverseeringe van deselve religie, in de publijke kerken zoude ingevoert worden?
Seyt, dat hij nyet en gelooft datter eenige tractaaten of instructien zijn, die de heeren staten van Hollandt en West- | |
| |
vrieslandt beneemen haar recht van souverainiteyt in eenige poincten, ende dat hij noyt en heeft konnen begrijpen, dat de opinie van de remonstranten in de vijf poincten, wel, opregt, ende eenvoudig verstaan, eenig renversement of verandering in de ware gereformeerde christelijke religie maken, maar dezelve bequaam geacht te hebben naar zijn verstant, om veel goede ingesetenen tot deselve gereformeerde religie te trecken.
| |
54. Of hij meent dat het regt van de souverainiteit van een provincie zoo moet ingezien wezen, dat dezelve 't zelve recht volcomentlijk mogen gebruiken naar haar welgevallen in 't stuk van de religie?
Seyt, dat hij 't recht van de provincien nyet en can limiteeren, maar in zijn geheel moet laaten, en dat de staaten van ieder provincie, kennende best de humeuren en constitutie van haar ingesetenen, behoren zorge te dragen, dat veele beweegt ende getoogen mogen worden totte ware kennisse ende christelijke religie, daarvan zij professie maken protesteurs te weesen, en dat hij daar toe altijts gearbeid heeft, en meent dat behoort gearbeit te worden; blijvende altijts bij de zuiverheit van Godes woort, en malcanderen tolereerende in de verscheidentheid der opinien van de scribenten en doctooren, zoo veel de zuiverheit van Godts woord toelaat, zonder de goede ingezetenen tot d' een of d' ander opinie der voors. doctoren of scribenten te astringeren, verbinden of hare conscientien daarmede te beswaren.
| |
| |
| |
55. Indien men 't recht van de souverainiteit ook over de religie zoo volcomen wil maken, of dat nyet en is asstrueeren de magt van den coninck van Spaingien wel eer over deze landen, en d' selve landen in bedenken van rebellie te brengen tegens de souveraine magt van doen ter tijd haren natuurlijken heere?
Seyt dat hy de souveraine magt van de heeren staaten van de provinciën en namentlijk van Hollandt en West-vrieslandt altijds verstaan heeft en nog verstaat in religions zaken onder Godt den Heer Almagtig en zijn heilig woord alleen te staan, en dezelve gebruikende tot vordering van Godes eer en glorie, ende doende leesen het H. Evangehe in zuiverheit zonder eenig dwank over de consientien te gebruiken, nyet en connen vervallen in 't inconvenient van den coninck van Spaengien in deze vrage gestelt, maar dat zij doen 't geene de religions verwanten in haare eerste remonstrantie aan den coninck van Spaengien hebben versogt; ende dat de religions verwanten hebben verstaan, dat de coninck van Spaengien zijn auctoriteit in 't recht van den lande te cort deede, dat hij zelfs met zijn eigen oogen nyet en sag in religions zaken, maar daarover gebruicte de oogen des paus van Eoomen en zijne consistorie, cardinalen, de bisschoppen en inquisiteurs.
| |
56. Waarom hij dan de opinie der remonstranten in de kerken heeft laten invoeren, aleer die behoorlijk en wettelijk geëxamineert waren na Godes woort?
Seyt dat 't onregte van hem in 't particulier gevraagt wort, waarom dat hij eenige invoeringe zoude hebben toegelaten, zoo hij 't zelve nyet en heeft gedaan nog connen doen; maar 't geene gedaan is, is geschied bij resolutie en ordre van de heeren staaten, daarop solemnelijk en na voorgaande rapport van hare respective principalen vergadert geweest zijnde, ende naar dat te voren op te selve poincten conferentie tusschen Gomarum en Arminium elks met haar geassisteerde predicanten veele dagen gehouden en volkomen kennisse van zaken genomen was.
| |
| |
| |
57. Waarom men alomme zoo zeer getragt heeft de partije der remonstranten te stijven mette papisten ende libertijnen, en deselve alomme in de magistraten ende regeringe te brengen?
Seyt, dat hij van het stijven in deze geroert nyet en weet te spreeken en dat het invoeren en stellen van de magistraten en regeerders hij hem nyet of zeer weinig bemoeyt heeft, en geheel nyet geduyrende dese questie opte religions differenten.
| |
58. Of hij niet geconcipieert en heeft de acte van protestatie opten name van die van Hollant, Utrecht en Overijssel, tegens het in willigen van de synode nationaal overgegeven?
Seyt hem te gedenken, dat in 't voorleden jaar in 't ende van de maand November of 't begin van December hij ziekelijk zijn earner houdende, bij hem gekomen zijn eenige vuyt Hollandt, Utrecht ende Overijssel, zeggende dat zijl, elks op haren tour d'opinien van hare provincien hadden verclaert van nyet gelast te weesen in 't consenteeren van 't houden van het nationaal synode, ende dat nyettegenstaende eenige gecommitteerden van Gelderlant swarigheit maacten de voors. drie provincien te overstemmen, dat men al evenwel scheen opten naam van de heeren statengenerael een vuytschrijvinge van het nationaal synode te willen doen, ende dat zij goedgevonden hadden met hem die spreect te adviseeren wat daar inne zoude dienen gedaan; en dat ten voors. tijde naar voorgaende communicatie ende deliberatie goedgevonden is, om met weinig woorden de gedeputeerden van de andere provincien te vertoonen haer ongelijk, dat zij, jegens recht in gebruik, alzo bij overstemminge zouden willen voortsgaan; en dat daarop een acte op den naeme van de voors. drie provin- | |
| |
cien is ingestelt op zijn dictame volgende 't gunt samentlijk goetgevonden was, ende dat hem wel gedenct dat hij aan de gecommitteerden vuyt Hollant vermaanden, dat zij voor 't overleveren van dyen deselve neyt alleen mette ordinaris gecommitteerden van Hollant ter vergaderingen van de heeren statengenerael, maar ook aan 't collegie van de g.r. zouden communiceeren, om alzoo met volcomen kennisse van die van Hollandt de overleveringe gedaen te worden.
| |
59. Wie de gecommitteerden der voors. drie provincien geweest zijn, en of zij hem getoont hebben eenige last, om met hem daarop te mogen adviseren?
Seyt, nyet wel te weeten wie dat de gecommitteerden ge weest zijn, maar dat hij hem laat voorstaen, dat van wegen die van Hollant, de heere Grotius daerbij was, zonder nu te connen zeggen, wie dat van wegen die van Utrecht en Overijssel daarbij geweest zijn; en dat hij geen anderen last van heml. heeft gezien dan de advysen van de voors. provincien, gelijk die ter generaliteit op de voors. zake waren ingébracht?
| |
60. Waarom hij zoo zeer is geweest jegens 't houden vande synode nationaal, dewijle hij hier voren verclaart heeft dat de eenigheit in de religie voor den staat van 't land zoo noodig is, en dat in dese groote twisten geen middel en was om totte voors. eenigheit te comen buiten 't houden van een synode nationaal.
Seyt, dat hij altijds verstaan heeft, dat als men een synode nationaal zouden willen houden, 't zelve zoude behooren te geschieden bij vrijwillige inwilliginge van alle de provinciën, steden en leden van dien; ende bemerkende dat het zelve zoo
| |
| |
haast nyet en zoude comen te wege gebragt worden met gemeene bewilliginge, als de swarigheit in Hollant vereischte, hij liever hadde gezien en beter geoordeeld, dat een synode provinciaal van Hollandt en West-vrieslandt eerst hadde gehouden mogen worden ende daartoe genodigt competent getal kerkelijke personen vuyt andere provincien, omme te eer de zaake te mogen beslegten met goede correspondentie mette nagebuyren, ende zoo 't zelve nyet en hadde connen te wege gebragt werden ten overstaan van de kerkelijke personen vuyte provincien, dat men corts daarnae de zaake zoude mogen hervatten ten overstaan vande gecommitteerden vuyte gereformeerde coninckrijken en landen, mitsgaders de kerken derselver. Ende in gevalle bij directie van heml. de zaake nyet en hadde connen gevonden en geaccordeert worden, dat men daarnae op een verder vergaderinge met goede deliberatie letten en resolveren zoude. En dat hij nyet anders jegens 't houden van de nationale synode en is geweest, dan in voegen en om redenen hiervoren verhaelt, en om 't recht van Hollant voor andere nyet gemeen te maken, voor dat alles beproeft zoude zijn, dat tot regtinge der zaake in de provinciën van Hollant en West-vriesland conde en mogte gedaan worden.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Woensdag den XXI November anno voors. weder geexamineert als voren den voors. advocaat, ter presentie van de heeren Voocht, Sweeten, Bruyning, Manmaker, Ploijs, Atsma ende Gockinga.
| |
| |
| |
61. Of hij nyet geseyt en heeft datter geen synode nationaal en zoude gehouden worden, zoo lange als hij leven of zijn oogen openstaan zouden, ende waaromme hij dat alzoo gezeit heeft?
Seyt, nyet te weeten nog te geloven oyt zulke woorden gesproken te hebben, wesende zijn meeninge altijts geweest, dat de gemoederen van de kerkelijke personen nedergezet zijnde, en deselve tot eenicheit gedisponeert wesende, een synode nationaal bij gemeene bewilliginge der provinciën, leden en steden van dyen zoude behoren vergadert te worden, hebbende daartoe hooggedagte heeren staaten van Hollant helpen disponeeren al in den jaare 1597, naer dat men veel jaren veel moeyten en questien in verschelde kerken en ook in de vergaderinge der heeren staaten ter oorsake van de predestinatie en gevolgen van dien hadde gehad, en ook bij zijn interventie ten besten mogelijk doen ophouden. Dat hij nyet en can bedenken waar uyt dat dese vrage compt, dan dat hij memorie heeft, dat omtrent zes maanden geleeden een gedeputeerde der stad Amsterdam hem in de vergaderinge van hooggedagte heeren staaten aanzeide, dat hij hem zoude hebben hooren zeggen, dat hij nimmermeer in een synode nationaal en soude helpen consenteren, daerop hij promptelijk zeide, zulks niet gezeit nog verstaan te hebben, en of iemant zijn woorden mogte anders genomen hebben, dat hij verclaarde zulks zijn meeninge noyt geweest te zijn.
| |
61. Hoe de dissentien zouden hebben connen weggenomen en de gemoederen beter tot vreede geaccommodeert connen worden, als men de questien en differenten in de religie dagelijks meer en meer voortdronge?
Seyt, dat mijn heeren de edelen en meeste steden van Hollant en West-vriesland, gelijk hij in zijn particulier, verstaan en gemeent hebben, dat de kerkelijke personen malcanderen verstaande in de onderlinge tolerantie van haer respective gevoelen op 't stuk van de predestinatie en gevolge van dyen, bestaande in de meeste behendicheden van Godt almagtig, en dat sincierlijk, opregt en eenvoudig 't gevoelen van de remon- | |
| |
stranten vervattet in de vijf poincten, gemeent is geweest dat daarna alle kerkelijke differenten waren geslegt, zonder de minste veranderinge in de religie, maar tot gerustheid van eenige hondert predicanten in de vereenigde landen haer huisfrouwen en kinderen, en veel duysenden goede lantsaten en inwoonderen, die van 't gevoelen van de remonstranten altijds geweest zijn, en dat hij van geen nyeuwe, andere of meerdere questien eenige kennisse heeft of weet te spreeken, en soo der eenige voorgecomen waren, dat hij naar zijn vermogen zoude geaerbeyt hebben om die te helpen verworpen en steuyten.
| |
63. Of gedurende d'oirloge ende eer men van de remonstranten of haar opinie wiste opentlijk in de kerke te spreeken, de lantzaten en predicanten niet meest alle in goede vreede waren?
Seyt, dat hij van 't begin van der oorlog af, wesende nu over de 46 jaaren, veel predikanten ende menigte inwoonderen deser landen heeft horen dagen, dat zij in hare conscientie en gemoet hen beswaart vonden in de opinie van Calvine ende zijne volgers in 't stuck van de predestinatie ende gevolge van dyen, en dat hij nu geweest zijnde in de vergaderinge van mijn heeren staaten van Hollant nu al in de 40 jaren, eerst in de qualiteit als raadt en pensionaris van Rotterdam en daernae in de 32 jaaren als advocaat des gemeene landts, al over 36 of 38 jaaren en successivelijk van tijd tot tijd daar naa, zoo in de kerkelijke classicale en synodale vergaderingen, als zelfs van hooggedagte heeren staaten, ter oorzake van dyen veel questien en geschillen heeft gehoort, helpen examineeren ende ten deele ophouden, ende dat hij gelooft dat, zonder eene goede, wel en christelijk bepaalde tolerantie daarin aangenomen en gebruict werden, nemmermeer de kerkendienaars ende gemeente in ruste en vreede zullen wesen; en dat men zal
| |
| |
beletten den aanwas, vermeerderinge en versterkinge van de ware religions verwanten, welke versterkinge nogtans hij voor Godes eer en glorie, welstand en verseeckeringe der landen en steeden, altijds niet alleen dienstig maar ook noodig geoordeelt heeft, met een opregt gemoet en conscientie.
| |
64. Of hij nyet zelfs het meeste voetsel van allen de voors. differenten ende religie is geweest, omdat hij in zijn eigen gevoelen nyet en accordeerde met 't gemeene gevoelen der kerken?
Seyt, dat hij altijds getragt heeft nyet tot verschillen, maar tot eenigheit, ende oversulks 't voetsel in desen verhaalt hem t' onregte geleent wert, en dat hij gemeent heeft, en alsnog meent, dat sijn gevoelen wesende opregtelijk, dat der menschen zaligheit moet toegeëygent worden Godes onverdienbare genade en de verdienste en voldoeninge voor onze zonden van onsen Heylant en Zaligmaker Jesum Christum, ende dat hij dat geloovende en daarbij ten einde persevereerende, hij hem verseekert van Godt almagtig ter eeuwiger zaligheit gepredestineert te sijn en dat zijne kinderen beneden de jaaren van verstant gestorven zijnde, ook daartoe gepredestineert zijn, en dat hetzelve nyet en strijt, maar is conform 't gevoelen van de gereformeerde kerken.
| |
65. Of hij nyet jegens verscheiden personen gesegt heeft, dat nyet Vuytenbogaert hem, maar hij Vuytenbogaert bekeert hadde in 't gevoelen van de predestinatie?
Seyt, sulke woorden bij zijn kennisse nyet gesprooken te hebben, maar wel dat hij nog van Arminio, nog van Vuytenbogaert in 't stuk van de predestinatie en gevolge van dyen niet geleert en heeft, zoo hij altijds gebleven is bij zijn ge- | |
| |
voelen daarop aangenomen in 't jaar 1568 binnen Heydelberg, ook met kennisse van eenige theologanten voren verhaalt, maar dat hij daarbij mag geseyt hebben, dat hij ten overstaan mede van Vuytenbogaart, hebbende in een kerkelijke vergadering alhier in den Hage helpen accommodeeren en ophouden het geschil tusschen de kerke en Hermannum Herberts, predicant ter Goude, in 't gaan naar huis, geaccompagneert bij Vuytenbogaart, aan hem geseyt hadde dat men malcanderen alsoo quellende mette damnante of reprobante predestinatie, de landen nog in swarigheit zoude brengen, of diergelijke woorden.
| |
66. Wat tolerantie datter wesen can tusschen twee differeerende partijen, daaraf d'een d' anders gevoelen voor gruwelijk agt en bij Turken en duvelsdienaars gelyct?
Seyt, zulke gruwelijke nagevinge die eenige vuyte remonstranten den contreremonstranten of de contreremonstranten den remonstranten hebben nagegeeven, in zijn hart en gemoet nyet alleen bedectelijk maar opentlijk heeft wedersprooken, gelijk hij ook deselve detesteert, hebbende meer als twee jaaren lanck, met groote moeyten, aerbeyt en inductie daar toe getragt dat andere misduidingen, zoowel tot nadeel van d'een als d'anders gevoelen, bij een christelijke bepalinge publickelicken zoude worden geweert, en zoowel d'een als d'ander opinie jegens calumnien gedefendeert, ende zoude hem zeer lief geweest zijn, dat men tegens zulke calumniateurs van d'een en d'ander gezintheyden met behoorlijke auctoriteit en remedie hadde mogen voorsien, 't welk de iniquiteit van den tijt ende verscheydenheyt van de humeuren nyet en heeft willen ley den.
| |
| |
| |
67. Bij wiens last in 't leste consent bij de heeren staaten generael over eenige jaeren gegeeven tot 't houden van een synode nationaal, gebragt is geweest de clausule dat men de confessie ende catechismus zoude revideeren, ende of 't niet geschied en is bij zijnen toedoen opten raad en aangeven van Vuytenbogaert?
Seyt, dat de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt in 't generael en hij als 's lands advokaat in 't particulier, veel jaaren met de religions different en jegens verscheide predicanten gequelt geweest zijnde, en hij daaruyt verstaan hebbende, dat deselve differenten waren spruytende vuyt 't verscheyde verstant van eenige articulen der nederduitsche confessie, in 't jaar 1597 aan de heeren staaten van Hollant heeft geproponeert, of tot ophoudinge en weeringe van zulke questien niet geraden zoude wezen een synode nationaal te convoceeren, omme de confessie te revideeren of resumeeren, om te zyen of men malcanderen daarin nader contentement zoude connen geven; en dat naar deliberatie op deselve propositie in denselven jaare bij de voors. heeren staaten is bewilligt en geconsenteert dat men in de generaliteyt zoude aanhouden tot het houden van een nationaal synode ten einde voors.; dat hetzelve bij hem in de generaliteyt gebragt zijnde, bij eenige provincien daarin te bewilligen is gedifficulteert, dog naar veel aanhouden, pacientie van veel jaaren, verscheyde aanschrijven aan de provincien en inductien daartoe gebruikt, eintelijck alle de provincien daarin geconsenteert hebben, mits dat opte instantie van eenige van d'andere provincien nyet alleen de voors. confessie, maar ook de catechismus zoude worden gerevideert of geresumeert, zonder dat hij weet dat in zijn regard Vuytenbogaert daartoe iets heeft gedaen.
| |
| |
| |
68. Waarom hij in Hollant zoo lange tegen gehouden heeft de vergaderinge van de provinciale synode, ter tijd toe de nationale bij de heeren staaten generael uytgeschreven is geweest zonder en veeltijds daar te voren eenigen voorslag gedaan of moeyten aangewent te hebben om deur een provinciaal synode tot wegneeminge dezer differenten te conien?
Seyt, dat in Hollandt en West-vrieslandt naar zijn beste onthout, zoowel bij het instellen van de kerkelijke ordonnantie van de jaren 1582 als 1591 was goedgevonden, dat men Hollant nyet en zoude laaten gedeelt in de kerkelijke zaaken bij twee synodale vergaderingen, d'een van Zuyd- en d'andere van Noort-Hollant, omme te voorkomen de misverstanden en swarigheden die vuyt zulke verdeelinge zouden mogen spruyten, maar dat een provinciale generale synode zoude gehouden worden over geheel Hollandt en West-vrieslant en dat bevonden zal worden, dat hij veel vermaninge, proposition ende debvoiren tot het houden van zulken synode heeft gedaan, jaa dat ook eenige maanden voor de resolutie bij de gedeputeerden van andere provincien op 't houden van een nationaal synode genomen, hij bij de heeren edelen en meeste steden bevordert hadde het inwilligen van dezelve synode, maar dat bij vier of vijf steeden daarin werde gedifficulteert, ten ware men 't heffens inwilligde een nationaal synode, 't welk apparentelijk daarop gefundeert was, omdat binnen Amsterdam eerst in 't jaar 1615 in Septembri een vergadering van over de dertig predicanten gehouden was geweest, in welke vergaderinge geurgeert ende instantie gedaan was om te decreteeren een scheuringe van die van 't gevoelen der remonstranten, en dat hetzelve bij de meeste stemmen dier tijd afgeslagen zijnde als ondienstig voor de landen ende kerken, daarna als den XXV Januarij 1617, bij zeven of agt predicanten en soo veel ouderlingen meest van afgesonderde kerken, de scheuringe ingewilligt ende onderteeckent is, zoowel jegens 't gevoelen van de vijf poincten als de kerkelijke ordre van den jare 1591, met uytdruckelijke verclaringe, dat zij henl. van haar voornemen nyet en zouden laaten diverteeren of bewegen, ten ware bij een nationaal sy- | |
| |
node anders werde verstaan; welke besoigne voor de heeren staaten en hem die spreect secreet gehouden, ende nyet geopenbaart is, en ook voor den staat van 't land zeor
bedenkelijk is.
| |
69. Dewijle de differenten in de religie verder waren gecomen als alleen binnen de palen van Hollant en West-vrieslant, hoe hij meent dat daarinne accommodatie gevonden conde worden, alleen met een provinciaal synode van Hollant en West-vrieslandt?
Seyt, dat hij meenden dat de zaake in Hollant en West-vrieslandt daar de meeste swarigheyt was, geaccommodeert wesende, deselve accommodatie ook bij andere bij inductie en andersins zoude mogen hebben aangenomen worden. En namaals verstaende dat eenige meenden, dat de zaake daardeur zoude worden geretardeert, hij voorgeslagen en met moeyten te weege gebragt heeft, dat men aan de heeren staaten vande andere provincien of hare gecommitteerde of gedeputeerde staaten zoude versoeken kerkelijke personen opte hollantse vergaderinge gezonden te werden, om de zaake te beter en te prompter met goede correspondentie en eenigheit te vorderen.
| |
70. Of zijne eigentlijke meeninge in het doen inwilligen van de provinciale synode van Hollant nyet en is geweest om daarmede de nationale te traverseren of langer ophouden?
Seyt, zijn meeninge op 't houden van de provinciale synode van Hollant en West-vrieslant opregtelijk daartoe gestrect te hebben, om alle debvoiren aldaar eerst te doen om de zaake te accommodieren en vereenigen, waar 't mogelijk, om naar 't succes van dyen te doen, zulks als de gelegentheit der zaake
| |
| |
in den meesten dienst der landen ende kerken zoude vereysschen, zonder ander voornemen gehad te hebben.
| |
71. Of hij niet in Vrankrijk ende Engelandt aan de raaden van de respective coningen heeft doen inbeelden, dat onder den schijn van 't houden van de nationale synode gemeent worde te wege te brengen een generale correspondentie tusschen alle de kerken van de gereformeerde religie, en dat zulks voor die rijken zelfs bedenkelijk ware?
Seyt dies aangaande bij zijn directie niet gedaan te hebben, maar dat hij vuyt eenige advisen en propoosten van anderen meent verstaan te hebben, dat zulken bedenken bij eenige van den raadt van den coninck van Vranckrijk genomen worden; meenende zulks verstaan te hebben zelfs vuyten monde van den heere van Maurier.
| |
72. Of hij nyet mede geadviseert heeft over 't maken van de Weegschale, of ten minste kennisse daarvan gehadt, eer die gedruct worde?
Seyt daar toe niet geadviseert of ook de minste kennisse gehad te hebben, voor en aleer de heer ambassadeur van de con. majt. van Groot-Brittaingien, de heer Carleton, hem die gedruct gesonden heeft, daarop hij besorgt heeft, dat die terstont is ingetogen,
| |
73. Of hij nyet diverse politycke consideratien daarin begre pen, daertoe gesubministreert en heeft?
Seyt neen.
| |
| |
| |
74. Of hij geen kennisse en heeft, wie deselve in franchois gestelt en gedivulgeert heeft?
Seyt neen.
| |
75. Of hij nyet en meent, dat veel poincten daar in begreepen den staat van den lande nadeelig zijn?
Seyt zulke en gelijke geschriften nyet volkomentlijk, maar alleen ter loop te deursien, en daarin wel geremarqueert te hebben eenige poincten die daarin nyet en hadden behoren gebragt te zijn, en dat hem zulken doen tegens den heer ambassadeur heeft mishaagt.
| |
76. Waarom hij dan zoo zeer belet heeft in Hollandt de publicatie van 't placcaet bij de heeren staaten generael tegens deselve weegschale gemaact?
Seyt, dat hij de publicatie van 't placcaet in de vergaderinge van de heeren staaten van Hollant en West-vrieslant heeft geproponeert, en dat deselve bij de meeste stemmen is gedifficulteert, naar zijn onthout principalick, overmits men de gecommitteerden van Hollandt nyet en hadde willen consenteeren, voor 't arresteeren van 't selve placcaet, aan de heeren staten van Hollandt en West-vrieslandt, die staatsgewijs vergadert waren, daarvan openinge te doen en haare goede meeninge daarop te verstaan. Ook dat eenige meenden, dat te meer hetselve libel bij een y gelijk begeert zoude worden.
| |
| |
| |
77. Of hij meent, dat voor den dienst van de landen dienstig was te beletten de publicatie van hetselve placcaet tegens een libel dat verwerpelijk was, alleen op zoo een formaliteit, en of het nyet dienstelijker geweest ware de con. majt. van Groot-Brittangien daarin te geven contentement?
Seyt, dat daar de meester spreekt, de dienaar hoort te swijgen; maar andersins dat hij 't contentement van zijne majt. en desselfs ambassadeur in zoo goede recommandatie altijds gehad heeft, als yemant anders.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Eodem die, 's namiddags wederom geexamineert den voorsz. advokaat in voegen voors., ter presentie als voren.
| |
78. Dm. dice XIV Mey. Of hij nyet mede en is geweest die geene die geinventeert en doen passeeren heeft, de procuratie van den IIIJ Julij lestleden, op te gedeputeerden van eenige steden, ende daartoe gesubministreert 't geene ten tijde van den grave van Licester was voorgevallen?
Seyt, dat naar zijn onthout gebeurd is in de maand van Maart of April zonder den tijt precys te weeten, dat in zijn handen gekomen zijn, zekere fameuse libellen, geintituleert: Nootwendig discours, Practijcke van den spaanschen raadt, ende diergelijke; dat bij deselve onder anderen verhaalt worde, dat de pensionarisen gedeputeerden van de steeden ter vergaderinge van de heeren staaten van Hollandt, hielpen neemen verscheide resolutien, zonder daartoe behoorlijk gelast te zijn, ende dat eenige vuyte steeden, zonder te weeten wie, hem, ziekelijk zijnde ende zijn earner houdende, daarop hebben comen spreeken ende zijn raat versogt, den welken hij die spreekt (naar zijn beste onthout) zeyde, dat zy wel zouden doen neemende haaren last in behoorlijke forme van hare principalen en committenten, ende dat hij memorie hadde,
| |
| |
dat 't anderen tijden in gewigtige zaaken zulks geschiet was, onder de zegelen van de steden, zonder dat hem gedenct, of ook gelooft, dat hij daartoe eenige stukken heeft gesubministreert, of eenige concepten gemaect, of correctie daarin gedaan, 't welk hem ook niet is gevergt.
| |
79. Of hij ook meent, dat dier tijt de zaken ende personen van de gecommitteerden, deselve periculen waren onderworpen die men ten tijde den grave van Leicester was geweest, en waeromme?
Seyt, dat hij daarop niet zekers en kan verclaren, alsoo alle gelijkenissen hinken, dat hij niettemin meent, dat omtrent dien tijd meer fameuse en oproerige libellen tot ophitsinge van. 't gemeene volk tegens die geene die in de regeeringe gebruyct worden, vuytgegeven en gestroyt zijn geweest, als oyt in voorgaende tijden is geschiet, en van wege de hooge overheit veel minder debvoiren om daar jegens te voorsien, ook nyettegenstaende de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt daertoe verscheiden instantie gedaan hebben.
| |
80. Of nyet de heeren staaten generael gepresenteert hebben tegens diergelijke libellen te voorsien, mits dat alvorens ingewilligt worde de publicatie van 't placcaet op te Weegschale en behoorlijk onderzoek tegens de auteurs van dyen gedaan?
Seyt daarvan niet zekerlijk te connen zeggen als dier tijd nyet gecompareert hebbende ter vergaderinge van de heeren staten generael, en nyet gedenkende, dat in zijn presentie bij andere gecommitteerden zulks is gerapporteert.
| |
| |
| |
81. Of hij nyet die geene en is die onder de agt steeden van Hollandt geprocureert heeft de resolutie daarmede zij haar aan malcanderen verbonden d' een nyet anders als d' ander voor advis in te brengen, om zoo de meerderheid van stemmen te mogen maken?
Seyt van zulke resolutie noyt gehoort te hebben veel min helpen formeeren.
| |
82. Of hij niet geconcipieert of gecorrigeert heeft de verclaringe ofte advys, 't welk die van Haarlem eerst inbrengen zouden, en daarmede de andere zeven steeden haar zouden conformeren?
Seyt bij zijne kennisse zulken advys nog geformeert nog gecorrigeert te hebben. Dat hij hem nyettemin laet voorstaan, dat hem zeker advys tot maintienement van de generale en particuliere unie, mitsgaders de vrij- en geregtigheyden, privilegien van de landen en steden ende andere poincten daarvan hij jegenwoordig geen memorie en heeft, is gecommuniceert, zonder dat hem gedenct daarin bij hem iet verandert te zijn.
| |
83. Welke de generale en particuliere unie is, daarvan in zijn responsieven mentionneert?
Seyt, dat hij daar bij verstaat de naarder unie van Utregt voor de generale, ende unie tusschen de staaten van Hollandt en West-vrieslandt voor de particuliere.
| |
| |
| |
84. Waarom hij 't garnisoen van den Brielle heeft doen afpersen eenen nieuwen en anderen eedt, als zij in kragte van hare commissie aan de generaliteit te voren gedaan hadden?
Seyt in 't particulier dies aangaande nyet gedaan te hebben, maar dat bij de vergaderinge van mijn heeren de staaten van Hollandt en West-vrieslandt op 't aanhouden van de gedeputeerde der steede van Brielle goetgevonden en geresolveert is, twee vuyt haar g.r. naar den Briele te zeynden, omme den capiteynen en principale officiers van 't garnisoen aldaar afteneemen eedt of beloofte in conformité van de naarder unie ende 't gebruik in meest alle steeden van Hollandt en ook in de steede van den Briele, voor het inruimen van deselve steede aan de engelsche tot cautie van hare majt. van Engelandt geobserveert; en weet hij die spreekt nyet, dat de voors. capiteynen en officiers bij de voors. gecommitteerden yet gevergt is, of zij zijn volgens haren gedanen eedt daartoe gehouden.
| |
85. Of deselve gecommitteerden 't garnisoen nyet eenen anderen eedt hebben afgenomen, als die volgens de unie van Utrecht werd gepresteert in alle garnisoenen, en bij wiens last zij dat dan hebben gedaan?
Seyt, dat hij daarvan nyets zeekers en can zeggen, maar dat hij hem gedraagt totte commissie en 't rapport van de voors. gecommitteerden op deselve gedaan.
| |
86. Waarom hij zeer bedroeft is geweest, als hij hoorde dat zijn Exc. de stadt van den Briele met ordinaris garnisoen van de landen hadde beset, ende eenige compaignien, daarin te voren geleegen hebbende, hadde verandert?
Seyt, dat hij hem laat dunken, dat dese vrage geformeert moet wezen op zekeren brief bij hem in de maand van Octobri
| |
| |
1617 aan de heeren g.r. geschreven, responsif op een brief van deselve heeren g.r., en om te regte op dit poinct te antwoorden, dat hem d' eene zoo wel als de andere behoorde te worden gecommuniceert, alzo zijn memorie en zijnen hogen ouderdom en swacheyt zoo vast en goet niet en is, dat hij 't regte verstand van zijn schrijven zoude connen verclaren zonder dezelve te zien, en dat hij meent dat bij den inhouden van beide de brieven zal bevonden worden dat hij groote redenen gehad heeft om bedroeft te zijn, terwijlen 30 jaaren lank geduyrende hij geaarbeyt heeft om zulke en gelijke zaken te helpen beleyden met goed verstant en correspondentie van zijn Exc. en de g.r. van de heeren staaten van Hollant, en dat zulks in de voors. actie nyet en was geschied.
| |
87. Waarom dat hij van Utrecht aan de heeren g.r. van Hollant geschreven heeft, dat nodig was, dat zij prompte advertentie deden aan allen de steeden, ten einde elks op zijne gewaringe ende versekerheit wel mogten letten?
Seyt, dat hij hem gedraagt tot het gunt hij geschreven heeft, en opregtelijk daarmede niet anders gemeent te hebben, dan dat de steeden hem jegens alle tumulte en populaire factien in goede ordre en versekerheit zouden houden, in conformite van de resolutie van de heeren staaten.
| |
88. Of hij dan meent, dat de garnisoenen die zijn Exc. in de steeden sont, dienden om op te wecken en te stijven de populaire factien?
Seyt, dat hij de voors. advententie ontfangende, meenden dat hetgene in den Briele gedaan was, geschied te zijn op te
| |
| |
instantie van de afgesonderde gemeente aldaar, en dat daarom de andere steeden op gelijken cours wel behoorden te letten.
| |
89. Of zijn eintelicke meeninge vant voors. schrijven nyet en is geweest om de steeden te waarschouwen en induceren om geen garnisoen van de generaliteit op patente van zijn Exc. daar komende, in te neemen?
Seyt geensins zijne meeninge daerinne zulks geweest te zijn.
| |
90. Dewijle allen de steeden van Hollandt geen afgezonderde gemeenten en hadden, daarinne te vresen stonde, dat op haar versoek iets zoude mogen werden gedaan, waarom hij dan egter geraaden heeft, dat men aan alle de steeden 't gunt voors. is schrijven zoude, alzoo 't zelve in dier steeden regard nyet anders en conde verstaan werden als jegens zijn Exc. en zijn beleit?
Seyt hem te gedragen totten inhoude van zijn brief, welke in goeden verstande genomen zijnde, hij verhoopt niet anders geconstrueert of verstaan te connen werden als hij hier voren geseyt heeft, ende dat de g.r. zelfs, die dese zake aangink, ende met wiens advys zijn Exc. de zake van staat en oorloge in Holland, volgende zijne commissie en instructie, mitsgaders de instructie van de g.r., behoorde te beleyden, best conden oordeelen of 't geraden was te schrijven, ende aan wien.
| |
| |
| |
91. Of hij niet met iemant gehandelt en heeft en belooft geduyrende deze treves de zaaken daartoe te dirigeren, dat de catholy ken metter tijd openbare exercitie van haar relegie hier te lande zouden crijgen?
Seyt neen, ende dat liet is een openbare valsheit en versierde calumnie, dat het ook zeer qualijk accordeert met het placaat tegens de jesuwyten en papisten bij hem geparapheert eenige jaaren naar date van de treves.
| |
92. Of hij noyt in eenige vergaderinge is geweest, daar iet zulks is gedelibereert geweest?
Seyt als op het voorgaande artikel, en dat zijn contrarie meeninge daar vuyt volcomelijk verstaan can worden, dat principalyck bij zijne directie de propositie van de heer president Jeannin voor zijn vertreck naar de treves van wegen den coninck van Vrankrijk aan de heeren staaten generael gedaan, omme de papisten eenige vrijheid int stuk van de religie te accordeeren, secreet gehouden en opgesloten is, zonder dat zelfs de gecommitteerden van de provinciën daarvan copie is gegeeven, immers is zulks wel expresselijk geordineert ende bij zijne kennisse niet verandert.
| |
93. Of hij niet jegens diverse personen geseyt en heeft, dat men met deese disputen in de religie zoude connen de partije van 't landt verstijven met veele duisenden van luteranen, minnisten, papisten en andere?
Seyt, dat hij wel mag hebben geseyt, dat te verhopen was dat veel eenvoudige luterse, papisten, doopsgesinden, hen tot de ware gereformeerde christelijke religie zouden begeven, zoo verre de opinie van de remonstranten eenvoudig ende opregtelijk in de materie van de praedestinatie ende gevolge van dien vrijstonde geamplecteert te worden, werdende veele voor 't hooft gestooten mette zeer precise opinie Gomari ende zijne volgers, maar van den vorderen inhoude weet hij niet.
| |
| |
| |
94. Waarom hij hem meerder vijant getoont heeft jegens de contraremonstranten nopende 't stuk van de exercitie van haar religie, als tegens de papisten, die hij wel heeft willen lijden dat se binnen en buiten 's lands hen exercitie mogten doen?
Seyt, dat hij zeer verwondert is, dat iemant hem nageeft van dat hij oyt zoude geweest zijn een vijant van de contreremonstranten of hare religie of leere, zoo 't zelve is een pure calumnie, ende gedraagt hem totte kennisse van de raadsheer Cromhout die bekennen zal moeten, dat op Donderdag voor het incomen van de cloosterkerk, hij in serieuse handelinge met hem is geweest om met gevoeglickheit de voorsz. kerke te doen inruimen; seggende voorts dat het een groot abuys is, dat men meent dat hij in 't stuk van de religie yet anders in de landen heeft connen doen, als gedaan is, mogende met waarheit zeggen, dat hij die differenten op te leer, tusschen de remonstranten ende contreremonstranten in questie, niet op het tiende deel zoo veel behertigt heeft, als 't stuk van de auctoriteit van mijn heeren de staaten, om kerkelijke wetten en ordonnantien te maken, daarinne h.l.m. mijn heere den prince van Oraengien en de heeren staaten van Hollant becommert en gemoeyt zijn geweest van 't jaar 1574 af, totten sterfdag van hooggedagte zijn Exc., ende hij die spreekt, gestadig sedert den jare 1582, bij commissie van hooggedagte heeren staaten, daarin hij nogtans zijne goede meeninge en intentie nyet en heeft connen te wege brengen, nyettegenstaende vele induction bij monde ende geschrifte, en alle mogelijke debvoiren daartoe gedaan, zonder dat hij de exercitie van de papiste religie int particulier of generael heeft toegestaan of gevordert.
| |
| |
| |
95. Of hij niet den bailly van den Hage verboden heeft afteneemen eenige boeten van de vrouwe van Villebon die in de misse was bevonden?
Seyt daarvan geen kennisse te hebben, en geen commandement over den bailly van den Hage oyt gebruict te hebben.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Donderdag den XXIJ Novemb. anno XVIc agtien, wederom geëxamineert den voors. advocaat, ter presentie van de heeren Voocht, Sweeten, Bruyning, Ploys, Atsma en Gockinga.
Seyt tot nader verclaringe van de voorgaande vrage, dat hij hem wat naarder bedagt hebbende, hem voorstaat, zonder nogtans zekerlijk te konnen zeggen, of dat zijn Exc. zelfs, of den bailly van den Hage vuyt de monde van zijn Exc., hem yet geseyt mag hebben, van dat men 't placaat in regard van de franchoisen, hier te lande in dienst comende, zoo precise nyet en mogte practiseeren, of diergelijke woorden.
| |
96. Of hij tot Utrecht wesende nyet tegens eenige van de ridderschap aldaar geseyt heeft, dat zij mosten letten beur lid meerder te maken ende te augmenteeren, en waaromme?
Seyt, dat hij tot Utrecht wesende, meesten tijd cranck ende zijn earner houdende, van d'eene en d'andere, zoo van de heeren staaten als borgers en inwoonders der stad Utrecht dikwils besogt is geweest, en dat vuyt 't geene hij van deselve van alle gesintheyden conde verstaan en begrijpen, hij in de regeeringe aldaar remarqueerden drie poincten die hem dogte te wesen van groote consideratie in die gelegenheid, als voor 't eerste, dat zij geen ordre en stelden om de religions verwanten van 't gevoelen der contreremonstranten te geven eenig redelijk contentement int stuk van de exercitie van haar reli- | |
| |
gie, en dat hij dies aangaande met de heer secretaris Ledenberg in 't lange, en ook met den heer advocaet Hamel naar zijn beste onthout gesproken heeft, dat dezelve een kerke zoude werden ingeruimt, gelijk hier voren bij hem breder is verhaalt. Ten tweeden, dat bij heml. nyet te regte en worde gepractiseert de regel of wet van oblivie of vergeetinge der gepasseerde zaken, zoo ten tijde van 't gouvernement des graven van Licester als d' alteratie aldaar gevallen int jaar 1610, daartoe dat hij ook altemets vermaninge heeft gedaan aan de heer Ledenberg; meent ook wel eenige andere zonder 't zelve nogtans zekerlijk onthouden te hebben, dat men daarinne meerder moderatie en discretie behoorden te gebruycken en de geïnteresseerde redelijk contentement te geeven, om den haat daar vuyt spruytende nyet te maken perpetueel en permanent, als weesende den staat en de republiek schadelijk en subject alteratie bij voorcomende occasie. Ten derden, dat hij hem laat dunken, dat zij 't getal van de twee eerste leden, en ook de ridderschap ende edelen die ter vergaderinge beschreven worden, tot te zeer deinen getal hielden, ende dat hetzelve groote opspraak en misgenoegen onder die van gelijke qualiteit onderworpen was, ende meent overzulks met eenige heeren die bij hem zijn gecomen, zoo vuyt de ridderschap als andere, ook met Ledenberg zelfs wel gesproken te hebben,
dat om zulken opspraake en misgenoegen te voorcomen, zij zijns oordeels wel zouden doen, versterkende beide de voors. collegien van goede patriotten.
| |
97. Of hij doen nyet mede geseyt en heeft indyen zij geen riddermatige personen van de remonstrantse opinie genoeg en conden becomen, dat zij dan papisten zouden neemen, om zoo hen zaaken goed te houden?
Seyt geen memorie te hebben van andere gesproken te hebben als van goede patriotten, zonder dat hij weet van 't ge- | |
| |
voelen in 't stuk van de religie iets geseyt te hebben, 't welk hij agte ook onnoodig geweest te zijn, nademaal hem kennelijk was, datter riddermatige genoeg waren van de religie, gequalificeert om beschreven te worden, maar dat hij er wel bij mag geseyt hebben, dat den precisen voet die zij aldaar gebruicten, om nyemant tot staten of officien te admitteereu dan die van haar gevoelen in 't stuk van de religie waren en daer op eedt mosten doen, dat 't zelve te rigoureux en precys was, ende hem nyet en behaagden.
| |
98. Of hij geen kennisse en heeft van de nominatie bij die van 't ridderschap tot augmentatie van haer lid gedaen, als zijn Exc. lestelijk tot Utrecht was en de magistraat vermaact worden, en of deselve van 't ridderschap doen bij zijnen raat nyet voorgeslagen en genomineert hebben vier notoire papisten?
Seyt van dese nominatie in 't alderminst nyet gehoort en veel min daartoe eenigen raat gegeeven te hebben.
| |
99. Wie hij meent mette woorden, goede patriotten, ende of hij nyet daar bij en verstaat die geene die de opinie der remonstranten waren toegedaan, en die van gezintheit waren de veranderinge der guarnisoenen die zijn Exc. voorhebbens was te doen, tegens te staan en te contramineeren?
Seyt, dat hij vooral onder de goede patriotten altijts verstaan heeft te prefereeren, caeteris paribus, de religions verwanten, zonder onderscheyt van 't gevoelen der remonstranten of contreremonstranten, en dat hij van 't vorder inhoude deser vrage nyet en weet te spreeken, zoo hem, binnen Utrecht wesende, gezeyt werde, dat allen die geene die in de regee- | |
| |
ringe aldaar waren, metten anderen in volkomen eenigheit diesaangaande waren.
| |
100. Of hij nyet specialijk die van Utrecht heeft geraden, dat zij den heere van Aertsberge, genaamt Jr. Frederik van Zuylen van Nieuvelt, nyet en zoude neemen in haar regeeringe?
Seyt, daarvan nyet te weeten en 't zelve qualijk te connen geloven, dewijle zijn sa. vader hem te zeer goeden vrient is geweest, en dat hij hem en zijne overleede broeders bij alle geleegentheit gefavoriseert en geadvancheert heeft, en ook wel bloedverwantschap en swagerschap met heml. en den haren zoude konnen rekenen.
| |
101. Waarom hij geen gehoor en heeft willen geven den geenen die de West-indische compagnie zoo dikwils hem voorgeslagen hebben?
Seyt, dat hij vuyte registeren en memorien van de heeren staaten van Hollant en West-vrieslant bevonden heeft, dat van alle tijden in deselve landen bij de regeerders van dien en van de principaalste steden verstaan is geweest, alle privative octroijen in 't stuk van de navigatie, handelinge en commercie, de welstand van de landen en steeden en ingesetenen te wesen prejudiciabel, ende dat zij daaromme met grooten eernst hen daartegens altijts hebben gestelt en geopposeert, 't zelve verwerpende als monopolie tegens de vrije navigatie en traffijke, die voor alle man gemeen te moeten gemaincteneert werden, geagt werden; maar dat hij in de jaren 1596 en 1597 met moeyten, aarbeit en ondersoek, de natuyre van de navigatie, handelinge en traffijke opte Oostindien verstaan hebbende, zoo ten opsien van de natien metten welken aldaar gehandelt
| |
| |
moste worden, en de natuyre derselver, de waren en coopmanschappen die aldaar verhandelt en ingecoft werden, het apparentste belet dat bij de Spaangiaarts en Portugiesen met gewelt en andersints gedaan zoude worden, om de ingeseetenen deser landen aldaar de navigatie en handelinge te speeren en beletten, en wat daar jegens tot goede verseeckeringe en afweeringe des gewelts aldaar noodig was, ende ook wat ordre hier te lande nodig en dienstig moste gehouden worden in 't equipeeren en vuytzenden der schoepen naar de Oostindien, mitsgaders in 't vertieren en vercoopen der waren en coopmanscappen van daar comende, omme 't zelve dienstelijk ende proffijtelijk voor de landen en participanten te beleyden, geheel dienstig en nodig heeft bevonden, dat deselve navigatie en handelinge onder een generale compaignie behoorden beleit te worden; dat hij oversulks in de jaren 1598, 1599, 1600, 1601 en 't beginsel van 1602 met zeer groote moeyten, scriftelijke en mondelinge communicatien ende induction, de gecommitteerden en participanten van verscheyde compn. zoo van Amsterdam, Middelburg, Delft, Botterdam en andere Steeden, mitsgaders die van de Magelaanse comp. te bewegen en induceren tot afstand van hare particuliere acten en consenten, opdat de voors. navigatie en handelinge deur een generale geoctroijeerde comp. mogte beleit en gedirigeert worden, en dat hij 't zelve naer vuytnemende veel moeyten en aarbeyt, particuliere en publycke communicatien, ten lesten heeft helpen accorderen naar zijn beste onthout in 't einde van 't jaar 1601 of in 't beginsel van 1602. En gedenct hem wel dat de admirante van Arragon alhier gevangen zijnde, en verstaan hebbende de voors. vereeniginge en 't geaccordeerde octroij, opentlijk zeyde, dat deselve vereeniginge, mitsgaders het gegunde octroij de coninkrijken van Spaanjen en Portugaal bevonden zoude worden zoo schadelijk te weesen als d'unic van Utrecht in de Vereenigde landen was geweest; en dat hij metterdaad
bevindende dat deselve compe. niet alleen tot dezer landen en participanten dienst, maar ook tot
| |
| |
merkelijke afbreuk der Spanjaerts en Portugiesen te strecken, soo in 't missen of derven van groote incomen, als ook 't sijpporteeren en dragen van groote oosten en lasten van equipagie van schepen en volk van oorloge, hij deselve met alle mogelijke middelen en beweginge van assistentie, bij geevinge van goeden raat en voorschriften in Vrankrijk en Engelandt naar gelegentheyt, heeft alle gunste, faveur en assistentie bewesen, gelijk hij ook meent dat van wegen de heeren staaten daarin behoort gecontinueert te worden. En aangaande de West-indische comp., dat hij daarvan bij zijne kennisse van geen promoteurs of vorderaars en is gesprooken, als principalijk bij twee, den eersten wijlen den raatsheer Frank, die deselve principalijk wilde beleyden in 't neemen en veroveren van de spaansche scheepen en vlooten, en voor den tweeden Wm. Wesseling die deselve in de naaste jaaren heeft voorgeslagen met voorstel van traffijk en handelinge, en dat hij die spreekt daarvan in de vergaderinge van de heeren staaten van Hollant en West-vrieslant openinge gedaan hebbende, hij nyet en heeft konnen merken, dat nog den persoon die de vorderinge deede, nogte de handelinge die hij voorsloeg, smaaeten of aangenaam was: den persoon niet, overmits hij zeer veel duysenden meer schuldig was, als hij conde betalen, en de handelinge zeer onzeeker. Bat hij die spreect 't anderen tijden en geduyrende den oorloge tot 't formeeren en octroy eren van dezelve comp. is geaffectioneert geweest ende het inwilligen van dyen geraden heeft, op hoope van de spaansche schepen en vlooten comende vuyt de Oosten West-Indiën, Brasilien en andere plaatsen afbrek te doen, tot schade van de coninck en ondersaten van Spaangien en Portugael, met zulken verstant dat vooral besorgt moste worden tot conservatie van de neeringe van 't soutsieden in deese landen, en om vooral de neeringe van de groote en cleyne visscherije, beneffens d' ingezetenen deser landen voor henzelven en
voor hare nagebuyren en omliggende coninckrijken en landen van sout tot consumptie en hantteeringe te voorsien, de sout- | |
| |
vaert vrijgelaten, of die van de neeringe van dyen tot zulken civilen prijs daar mede voorsien en gerieft zouden worden, dat de voors. neeringe, visscherije en hantteeringe des souts tot dienste deser landen, steeden en ingeseetenen van dyen zoude worden geconserveert; maar bij tijde van vreede of stilstant van hostiliteit met den Spangiaerts en Portugiesen en heeft hij geene redenen verstaen of connen begrijpen, hoe deselve comp. voor de landen of ingeseetenen dienstig of profijtelijk geformeert of gepractiseert zoude mogen worden, maar wel dat deselve geformeert en gepractiseert werdende, naar zijn verstant (onder reverentie en correctie) wel zal mogen strecken omme de Spaingiaerts te invicteeren of irriteeren tot herneeminge van de oorloge, daartoe hij (onder reverentie en correctie als voren) meent, dat men van wege dese landen nyet zeer en behoort te aarbeyden. Ende zoo verre men dezelve comp. zoude willen dresseeren en practiseeren, zoude naar zijn oordeel vooral behooren gelet te worden, om in dese landen ordre te stellen, jegens de handelingen op te rijken, landen en havenen van Spaangien en Portugaal; want blijvende in zulken geval de navigatie en handelinge op te zelve havenen vrij, zoude de coninck van Spaangien connen practiseeren, dat, doende de terwe opt last in Lixbona en Sevikken zoo rijsen in prijse, dat vuyt dese landen boven incoop, vragt, assurantie en andere cost en, agt of tien ducat en gewonnen can worden, opt last rogge zes of zeven ende andere waaren naar advenant, 'twelk hij driemaal in 't jaar of meer zoude connen practiseeren, dat hij als dan vuyt dese landen zoude mogen trecken in Spaangien en Portugaal veel schepen, geschut en coopmanschappen, en die teffens aanslaan, gelijk hij 't anderen tijden tot zeer groote schaden en interessen van de landen, initsgaders ruine en miserie van veele ingeseetenen deser
landen gepractiseert heeft.
| |
| |
| |
102. Of hij ten tijde van de handelinge van de treves de openinge van deze comp, doende, hij deselve zoo nyet en heeft gedaan, dat hij de vorderinge van dyen meer scheen tegens te staan als te advanceren?
Seyt daarvan geen memorie te hebben, en dat hij hem voorts refereert tot 't gunt hier voren op die materie is geseyt.
| |
103. Of hij sedert het sluiten van de treves deselve compe. nyet altoos wederhouden en heeft met dat insigt om aan de coninck van Spaengien geen meerder offensie te geven?
Seyt, dat hem nyet en gedenct dat geduyrende de treves veel vermaans van dese compe. is gedaan, dan sedert ongeveerlijk twee of drie jaaren herwaarts deur de voors. Wesseling, hem voorts gedragende tot 't gunt hiervoren geseyt is.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Eodem die naar den middag, wederom geëxamineert den voorn. advokaat, ter presentie als voren en nog den heer Manmaeker.
| |
104. Wat practijcken onlangs aangewent zijn geweest en bij wien, om de Oost-Indische compe. te dissolveren?
Seyt daarvan geen kennisse te hebben, ten ware daar mede gemeent worden het stuk van de compe., een nieuwe passagie gevonden hebbende boven de strate van Magelanes, haer noemende de Austraalsche compe., en dat hij die spreect tot verseekeringe en versterekinge van de Oost-Indische compe. goetgevonden en geraden hadde, dat zij 't recht, 't welk de
| |
| |
Austraalsche comp. vuyt het placcaat opt zoeken van nieuwe landen en passagien en andere acten hadden of pretendeerden te hebben bij bequame middelen van haer zien te crijgen, en 't seffens een of twee schepen vuyt te zenden, nyet alleen om de volcomen gelegentheijt van deselve passagio volcomentlijk te verstaan, maar de heele Austraalse custen langs te doen vaaren, om te ondersoeken of er geen gelijke of andere passagien te vinden en waren, en hen daarvan meester te maken, om gelijken disputen en question voor te comen.
| |
105. Of niet onlancx bij eenige personen middelen en zijn aangewend om door inlatinge van andere trafficanten dien handel voor dese landen te vernietigen, en bij consequentie de Spaengiaarden toe te dringen?
Seyt daarvan nyet te weeten of verstaan te hebben.
| |
106. Waarom hij geraden heeft dat men den weg van justitie zoude sluiten voor degeene die zig over eenige beswaarnissen, veri juris, daaraan zouden addresseren?
Seyt, dat hij altijts in zonderlinge recommandatie heeft gehadt 't stuk van de justitie ende auctoriteit der heeren raaden daartoe gecommitteert, dan dat op te clagten in de vergaderinge van hooggedagte heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt bij de gedeputeerden van verscheiden steeden gedaan, van dat eenige personen in den haren hen stelden tegens hare wettelijeke auctoriteit, keuren, ordonnantien en beveelen, tot onruste van de gemeente en vercleninge van de auctoriteit van hare wettige overheyt, versoekende dat naar voorgaande gebruik en orde. bij hooggedagte heeren staaten, mitsgaders de missive van zijn Exc. mijn heere den prince van Orange, h.l.m., zijl, tegens zulke personen zouden mogen
| |
| |
procederen mette zelve auctoriteit als dier tijd was geordonneert, zonder dat deselve hen daar jegens zouden mogen behelpen metten ordinaris treyn van justitie, ende dat opt zelve versoek naar ommevraag en deliberatie is geresolveert, en niettemin naar zijn beste onthout, verstaan, dat die geene die bij de beveelen of ordre der magistraat van de steeden hen beswaart souden vinden, haar vertoog zouden mogen doen aan de heeren staaten, om bij deselve gelet en geëxamineert te worden of de zake van die conditie ende gelegentheid bevonden werde, dat die de ordinaris justitie ontogen zoude worden of nyet, en dat men wel examinerende wat verhinderinge in de cours van de ordinaris justitie gevallen is in de XXXIJ jaaren sijnes dienste als advocaat van den lande, en wat in corte jaaren te voren was geschiet in denselven cours, ligtelijk verstaen en geoordeelt zal connen worden, dat hij de hanthoudinge van de justitie ende auctoriteit van de collegien van de raden in goede recommandatie gehad heeft.
| |
107. Waarom hij eenige steeden heeft geraden tot het neemen van resolutie om eenige borgeren vuyte steeden te mogen zetten, zonder oorsake te verclaren, als zij maar in haer gemoet bevonden zulks te behooren?
Seyt hiervan geen memorie of kennisse te hebben van zulks geschreven of geraden te hebben, maar dat hij al evenwel meent, dat de resolutie van mijn heeren de staaten, genomen eenige jaaren voor dat hij advocaat van 't gemeene land geworden is, zulke of gelijke clausule houd, zonder nogtans 't zelve zekerlijk te connen verclaren, maar hem refereert totte resolutie van de heeren staaten ofte missive van hooggedagte zijn P. Exc.
| |
| |
| |
108. Of hij nyet en meent, dat zulke resolutien in de hette van de oorlogen genomen, daar af 't gevaar geen lange treyn en conde lijden, te willen appliceeren totte tijden dat het perijkel zoo groot nyet en is, nyet is streckende tegens de rechten, vrijheden en privilegien van de landen?
Seyt, dat naar zijn beste onthout al over eenige jaaren, namentlijk zes of zeven, zonder die zekerlijk te weeten, op te instantie van eenige steeden verstaan is geweest, dat de voors. voorgaande resolutie met goede discretie bij de regenten van de steeden zoude mogen worden gepractiseert, ende dat geenen tijt dangereuser of periculer zijns oordeels voor den staat van de landen en steeden mag weesen, dan als men siet dat de gemeente haar stelt tegens haar wettige overheyt in ongehoorsaamheit; alzoo men van oude tijden, en ook in de naeste 30 of 40 jaaren metter daadt bevonden heeft, dat zulken cours in tijts niet gesteuyt zijnde, heeft geruineert en t' ondergebragt landen en steeden.
| |
109. Of hij dan meent dat de ordinaris justitie van den lande dient tot stijvinge van de ongehoorsaamheit der onderdanen?
Seyt geensins; maar dat de heeren staaten volgende 't exempel van hooggedagten heere prince van Oraengien en haare voirgangers in staat, in extraordinaris swarigheeden ook mogen gebruijken extraordinaris remedie, en dat 't grief minder is geweest der geinteresseerden, deur dien haar open is gebleven haar vertoog aan de heeren staaten te doen, die, naa gelegentheit der zaaken, of het exces zouden hebben mogen redresseeren, of de zaake aan de ordinaris justitie renvoyeeren, of anders in de zaake ordineeren naar gelegentheyt en behooren.
| |
| |
| |
110. Of de vrijheid om aan de heeren staaten hen grief te vertoonen, ook toegelaten is geweest aan de dagende schutters der stadt Leyden, en waarom men in plaatse van op haar clagten te letten, deselve gewesen heeft aan de magistraat van Leyden, die hen partijen formeel waren?
Seyt, naar zijn beste onthout de hooggedagte heeren staaten van Hollant en West vriesland t de remonstrantie en stricken bij die ontschutterde borgers van Leyden aan haare hoog mogende gepresenteert, geexamineert hebbende, verstaan en verclaart hebben, dat deselve zonder redenen waren dagende over 't stuk van den eedt. Dan zoo veel aanginck 't maandgelt daarop zij gestelt waren, dat verstaan is, dat elks die hem daarin zoude vinden beswaart, hare clagten in 't particulier zouden hebben te doen aan de heeren borgemren en regeerders van Leyden, denwelken gerecommandeert worden daarop met alle discretie te letten, tot contentement van de dolerende, en dat hij die tijd ook voor en nae by alle gelegentheit de gedeputeerden der steede van Leyden eernstelijk gerecommandeert heeft, de zaake van de voors. ontschutterden te accomodeeren, en die den eedt zouden willen doen, wederom als schutters te admitteer en, opdat te beter haare gemeente in rust en stilte mogte gebragt worden.
| |
111. Of de doleantie der schutters van Leiden niet ongelesen is gestelt geweest in handen van de magistraat, en of dezelve magistraat den persoon die dezelve hadde overgegeeven nyet en hebben gebannen vuyt hare stadt, zonder dat yet daer jegens bij de ordinaris justitie heeft connen gedaan worden?
Seyt, dat naar zijn beste onthout op een Saterdag de requeste of remonstrantie mette stucken in zijn handen is gelevert bij een persoon hem onbekent; dat ten zelven dage de vergaderinge van de heeren staaten, wesende opt scheyden,
| |
| |
hij nogtans geraden gevonden heeft, de vergaderinge te proponeren, dat zulken requeste en stucken hem dien dag in handen gecomen waren, ende dat die gedeputeerden van Leyden versogt hebben die over te neemen, in den haren te examineeren, en ter eerster bijeencompste of vergaderinge de heeren staaten daarop onderrigtinge te doen; ende wesende de requeste heel lanck en de stucken veel en groot, is gelesen geweest de qualiteit van de supplianten en haar versoek, ende naar ommevraag, op 't versoek van de gedeputeerden van Leyden, is goedgevonden, naar zijn beste onthout, dat die in handen van de heeren van Leyden gestelt zouden worden, met ordre om daarop te letten en tot redelijck contentement van hare borgeren te verstaan, en ter naaster vergaderinge de heeren staaten te onderregten wat zij daarin zouden hebben gedaan, om als dan voorts daar in gedaan te worden naar behooren. Ende aangaande den persoon die deselve requeste hadde gepresenteert, en dat deselve ter oorzake van dyen zoude wezen gebannen, daarvan en weet hij nyet anders dan dat in de vergaderinge zulks is vermaant, maar naar zijn onthout zeyden de gedeputeerden van Leyden daarop, dat het bannissement geschied was deur dyen hij en zijn broeder eenige toeloop ofte t'samenrottinge van volk zouden hebben veroorzaakt.
| |
112. Of hij nyet voorgeslagen en heeft, dat men hier in den Hage eenige persoonen behoorde van 't bedde te haaien, en zonder forme van proces een voet te corten, en welke die personen waren?
Seyt hier van in 't allerminste nyet gesproken, nog ook oyt gehoort te hebben.
| |
| |
| |
113. Wat qualiteiten hij meent, dat in desen periculeusen tijt gerequireert werden in eenen procureur generaal tot Utrecht?
Allen qualiteiten die een goed officier behoort te hebben, zonder eenige particuliere consideration gehad te hebben; dan meent dese vrage te spruyten vuyt zekere recommandatie bij hem geschreven aan den secretaris Ledenberg ter begeerte van den advokaat Cuylenburch, voren welken hij geschreven heeft ter instantie van eenige zijn bekenden, zonder nogtans denselven te kennen of van zijn qualiteyten geinformeert te zijn.
| |
114. Wat discoursen met hem gehouden zijn geweest op 't stuk van Nimwegen, van wien, en tot wat einde?
Seyt hem te gedenken, dat in de maant van Januaris of Febr. lestleden, tot zijnen huyse, hij mits zijn indispositie zijn earner houdende, bij hem gecomen zijn eenige gedeputeerden der stadt Nimwegen, volgende den voet die deselve stadt tot meermaal en genoeg gestadig in alle occurrentien sedert de reductie van deselve stadt gehouden heeft, dagende naar zijn beste onthout, dat met onregt en tegens haar privilegien en 't gebruyk van alle voorgaende jaaren aldaar was geprocedeert in 't veranderen des magistraats, zeggende haar beclag daarvan te willen doen aan de heeren staaten generaal, en ook aan de heeren staten van Hollandt, begeerende dat de zake mogte gehouden worden voor gerecommandeert tot voorstand van hare stadts geregtigheit. Hat bij hem daarop gezeit zijnde, of zulke clagten nyet en behoorden gedaan te worden aan de staaten van Gelderland, zij daarop naar zijn beste onthout zeyden, dat Nimwegen was een vrije rijcxstad ende hare privilegien nopende t' stellen van haar magistraat was verleent bij den keyser in 't rijck, en dat de handelinge opte reductie van deselve stadt opt stellen van de magistraaten, geduyrende den oorloge was geschiet vuytten name van de generaliteit, tusschen zijn Exc. ende hemluyden, en daarom meenden
| |
| |
gefundeert te zijn haar beclag aan de heeren staaten generael en ook aan de particuliere provincien, vuyte welke de generaliteit geformeert werd, te mogen doen, of diergelijke woorden. En aangaande de personen, dat hij niet wel en zoude weeten de namen van dyen, zoo hij die altemaal nyet en kent, maar dat hem gedenct dat de heeren Bijl en Bieseman daaronder waren.
| |
115. Wat credentie de voorsz. gedeputeerden hebben gehad en van wien?
Seyt, dat hem in 't particulier geen credentien en zijn getoont.
| |
116. Of hij nyet zelfs deselve gedeputeerden geraden en heeft voorbij te gaan de heeren staaten van Gelderlandt en haar te adresseeren aan de hooge mogende heeren staten generael?
Seyt 't zelve nyet te weeten nog te geloven, om redenen hier voren verhaelt.
| |
117. Of nyet hij diegeene is geweest die deselve gedeputeerden ende staaten generaal heeft doen hebben audientie, zonder dat zij daartoe hadden eenige wettelijken last of credentie?
Seyt, dat hij daarvan geen gedagtenis en heeft, maar wel weet dat hij dier tijd in de vergaderinge van de heeren staaten generael zelfs nyet en is geweest.
| |
| |
| |
118. Of nyet hij die geene is geweest die deselve gedeputeerden heeft doen hebben audientie bij de heeren staaten van Hollandt, zonder eenige credentie daartoe te hebben ofte te toonen?
Seyt, hem te gedenken naar zijn beste onthout, dat hij aan de heeren staaten van Hollandt heeft geproponeert, dat de heeren Bieseman, Bijl ende anderen van Nimwegen, versogten in de vergaderinge gehoort te mogen worden, en dat 't selve is geaccordeert geweest, zonder dat hij weet te zeggen of zij aldaar credentie vertoont hebben of niet.
| |
119. Of de borgemr. Bieseman voor 't vermaken van de magistraat tot Nimmegen, naar Nimmegen willende gaan, hem nyet aangesprooken en met hem beraden heeft hoe zij haar daarinne dragen zouden?
Seyt, dat hij daarvan nyet seekers en zoude connen zeggen, maar meent dat eens de heeren Bieseman en Bijl te samen hem van de zake gesprooken hebben en raat gevraagt, en dat hij naar zijn beste onthout hen geraden heeft bij zijn Exc. aan te houden, om op haar begeerte favorabelick te disponeeren.
| |
120. Of hij deselve geen anderen raat gegeeven heeft en dewelken?
Seyt, dat hem nyet en gedenct van anderen raat, ten ware hij mogte geseyt hebben, dat se haar zaake behooren bij rechtsgeleerden wel te doen examineeren.
| |
| |
| |
121. Of hij nyet aan Bieseman geraden en brieven mede gegeven heeft, ten einde om den grave van Culenburg hier te doen comen tot ondersteunsel van hare zaake?
Seyt daarvan geen memorie te hebben.
| |
122. Of hij denzelven Bieseman nyet mede gegeven en heeft brieven addresseerende aan den secretaris Ledenberg, ten fijne om haare zaake te helpen vorderen en de grave van Culenburg hier te doen comen?
Seyt dat hij daarvan ook geen memorie en heeft.
| |
123. Of hij nyet bij hem ontboden en heeft den rentmeester of advokaat des graven van Culenburg, en hem gegeven brieven, addresseerende aan denzelven graaf, en gelast die zijnen meester in haeste te doen hebben?
Seyt, dat hem nyet en gedenct, dat hij den rentmr. of advocaat van den grave van Culenburg bij hem heeft ontboden, maar wel dat den rentmeester tot verscheiden tijden brieven van den grave van Culenburg aan hem gebragt heeft, daarop bij hem is geantwoort, zonder dat hij van die particulariteit ofte brieven, in 't vraagstuk begreepen, eenige geheugenisse heeft.
| |
124. Of hij in deselve tijd nyet bij hem ontboden en heeft den heere van Rijsenburg, en hem vermaant te schrijven aan de heeren staaten van Utrecht, ten einde deselve die van Nimmegen encourageeren en alle behulp aanbieden zouden, agtervolgende 't geene deselve heer van Rijsenburg den 1 Januarij lestleden geschreven heeft?
Seyt, nyet te weeten nog te gelooven den heer van Rijsenburg bij hem ontboden te zijn, en dat hij ook geen memorie
| |
| |
en heeft van zulke reedenen of propoosten met hem gehouden te hebben.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
's Vrijdaags den XXIIJ Novemb. anno 1618, wederom gehoort den voorn. heere advocaat, ter presentie van de heeren Voocht, Sweeten, Muijs, Bruyning, Manmacker, Atsma en Gockinga.
| |
125. Waar gebleven is de propositie, die de gedeputeerden van Nimwegen ter vergaderinge van de heeren staaten van Hollandt gedaan hebben?
Seyt nyet wel te weeten of deselve aan den heer secretaris van de heeren staaten gelevert is, en onder hem gebleven, ofte onder de stucken van hem, die spreekt.
| |
126. Of hy nyet getragt en heeft zijn Exc. te diverteren van de reyse van Nimwegen, op pretext als zoude zijn persoon in Hollandt van node wezen totte vorderinge van de consenten?
Seyt, dat wel mag wezen, zonder dat hij 't nogtans zekerlijk gedenct, dat hij gezeyt of voorgeslagen heeft dat beter en dienstelijker voor 't gemeene beste zoude wezen, dat zijn Exc. in Hollandt bleve, omme de zaken die dier tijd onder handen waren in Hollandt ende West-vrieslandt ten besten te helpen accomodeeren en de zake van Nimwegen te beleyden op ten gewoonlijken ende ouden gebruickelijken voet, en dat men dier tijt in Hollandt in besoigne was, naar zijn beste onthout, niet alleen op de consenten, maar zonderlijk op te kerkelijke differenten, daar in hij oordeelde, dat de presentie van zijn Exc. nyet alleen dienstig maar ook nodig was.
| |
| |
| |
127. Of hij meent, dat zijn Exc. vermakende de magistraet van Nimwegen, yet ongewoonlijks deede?
Seyt, dat hij die spreect nyet en gedenct dat zijn Exc. in persoon hem vuyten Hage begeeven heeft, om de magistraat van Nimwegen te stellen, maar dat hij zulks gedaan heeft bij gecommitteerden, ende dat hij zijne woorden naar gewoonte en gebruik daer nae verstaat.
| |
128. Of hij dat versoek van zijn Exc. nyet en heeft gedaan doen ter contemplatie van de heere Bieseman en andere, als doen gedeputeerden van Nimwegen, om alzoo de verzettinge van de magistraat tot Nimwegen te beletten?
Seyt, dat hem nyet en gedenct dat hij in de voorslag andere bedenken heeft gehad als den dienst van 't land van Hollandt en West-vrieslandt en ook van zijn Exc. zelfs. Hat hij nyettemin wel bekent, dat hij gewenst hadde dat zijn Exc. de heere Bieseman, die hij lange in de vergaderinge van de heeren staaten generael heeft gekent als een goed patriot, van goet verstant, jugement en beleyt, en andere oude in de magistraat gelaten hadde.
| |
129. Of hij nyet zelfs geraden en heeft aan Bieseman en Bijl, dat zij voor hun de magistraat onder zig maken en verkiesen zouden?
Seyt van heml. wel gehoort te hebben, dat zijn Exc. in voorgaande jaaren, ende namentlijk geduyrende het bestand, die van de magistraat of eenige der voorsz., last gegeven hadde om zelfs voor te stellen, zulke als zij ten dienste bequaamst agten, en dat die naar haare stellinge bij zijn Exc.
| |
| |
geconfirmeert waren, zonder dat hij hemt eenigen raad gegeeven heeft, maar wel geseyt mag hebben, dat se haare zaaken met rechtsgeleerden wel behoorden te examineeren, om van haar recht verseekert te zijn, en voorts in de stadt metten anderen te adviseren en doen 't gunt zij best zouden vinden, en zoo veel mogelijk daar toe aarbeyden, dat alles met contentement van zijn Exc. mogte geschieden.
| |
130. Als hij haar riet in de stadt te adviseren en doen dat haar best zoude dunken, of hij nyet en meent dat zulks is henl. animeeren tegens de overheyt?
Dat hij 't solve sulks geensins en verstaat.
| |
131. Wat hij hem zoo zeer hadde te bemoeijen mette magistraat van Nimwegen, dewijle dat stuk hem nyet aen en ginck?
Seyt, dat hij hiervoren verhaelt heeft de redenen waarom de gedeputeerden der stadt Nimwegen, gelijk ook van de andere gereduceerde steeden, 't sedert het jaar 1590, dat de gouvernementen van Gelderlandt, Utrecht en Overijssel mede op zijn serieuse instantie aan zijn Exc. zijn geconfereert, aan hem geaddresseert hebben in occurreerende swarigheden, ende dat hij volgens zijne belooften, met goedvinden van hooggedagte heeren staaten van Hollandt en zijn Exc., aan de gedeputeerden der voors. landschappe voor haar en haare steeden gedaan, altijts opregtelijk en gelijk hij in goede conscientie voor 't gemeenebeste en dienst van de steeden bevonde te behooren, geadviseert heeft, ende dat deselve consideratie en geen andere hem tot deese beweegt hebben.
| |
| |
| |
132. Dewijle hij hier voren verclaert, dat het blijven van zijn Exc. in Hollandt niet alleen dienstig, maar noodig was, waeromme men naar zijne wedercompste in langen tijd metten selven geen communicatie en heeft gehouden, nog van de consenten, nog van de kerkelijke differenten?
Seyt, dat zijne gestadige debiliteit hem belet heeft, dat hij zijn Exc. zoo dikwijls nyet en heeft connen bezoeken, begroeten ende informeeren, als hij wel plagte te doen; maar dat de leste communicatie die omtrent dien tijt met zijn Exc. op de kerkelijke zaken gehouden heeft, daartoe dienden, om zijn Exc. te doen begrijpen en verstaen, dat de eere, digniteyt en auctoriteit van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt, mitsgaders de conservatie van hare vrij- en geregtigheyden daar aan ten hoogsten gelegen was; dat de examinatie van hare resolutie in een provinciaal synode behoorlijk mogte geschieden, opdat zooverre bevonden mogte werden, daarbij yets geordineert of geconsenteert te zijn, dat totter landen en kerken dienste behoorden gemodereert, geinterpreteert, of gecorrigeert te worden, dat 't selve deur haare auctoriteit alderbequaamst ende met minder quetse van hare reputatie zoude connen gedaan worden. En om nyettemin de zaake met goede correspondentie, kennisse ende assistentie van de gedeputeerden vuyte andere provincien te mogen beleyden, dat bij hem bedagt en voorgeslagen was, dat men tot costen van de landen van Hollandt en West-vrieslandt, de heeren staaten van de naburige provincien zoude verzoeken gedeputeerden vuyt hare kerken opte voorsz. vergaderinge te zeynden, ende dat men daar mede besoeken of beproeven zoude, of de zake met eenigheit en mette minste lesie ofte interest van yemants recht of auctoriteit conde worden geaccommodeert. Ende op te consenten, meent hij die spreect, zijn Exc. particuliere informatie omtrent dien tijd gegeeven te hebben,
| |
| |
dat de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt verstonden, dat terwijl den tijt van de treves op drie jaaren naar quam te expireeren, en onder andere defecten van de consenten van de voirleeden jaaren, de meeste provincien swarigheit maacten te voldoen 't eerste lit van de propositie van zijn Exc. en den raad van staaten, wezende de aflossinge en de betalinge van omtrent zes millioenen guldens op interest loopende, ofte aan lopende schulden resteerende te betalen, dat vooral 't zelve defect nu veel jaaren onvereffent en onvoldaan gebleven zijnde, behoorden gezuivert en de landen van die lasten bevrijt te werden voor de expiratie van de treves, alzoo de landen van Hollant en zijn Exc. zelfs daar aan ten alderhoogsten geleegen was. Dat daarom zijn Exc. zoude believen d'andere provincien daartoe te disponeeren, gelijk ook tot restitutie aan de heeren van Hollandt van een yders contingent of quote van de somme van tusschen dertien en veertien hondert duysent gulden aan de franchoisen meer verstrect, als tot hare betalinge vuyt Erankrijk was gecomen.
| |
133. Wie geconcipieert heeft de brieven die bij de heeren staaten van Holland gezonden zijn aan de heeren staaten van Gelderlandt, ten faveure van de afgegaane magistraat van Nimwegen?
Seyt, dat deselve ingestelt ende geconcipieert zijn, volgende de resolutie bij de heeren staaten van Hollant opte propositie van die van Nimwegen genomen, en dat hij meent mede over 't concipieeren des voors. brieven geweest te zijn, maar dat die in de vergadering van de heeren staaten in zijn afwesen en geduyrende zijn ziekte zijn gevisiteert en gearresteert, zonder dat hem kennelijk is wat veranderinge dier tijd daarin gedaan is, zonder dat hij ook memorie heeft, wie dat meer over 't concipieeren der brieven is geweest.
| |
| |
| |
134. Of hem nyet gecommuniceert en zijn eenige propoosten bij een persoon van Nimwegen, hoe men, als de ruyterije in revue buyten de stadt zoude zijn, de contreremonstranten vuyte stadt zoude connen drijven?
Seyt, dat hem daarvan in 't alderminste nyet is voorgecomen.
| |
135. Of somers te voren, eer de verandering van de magistraat tot Nimmegen wierdt gedaan, bij hem nyet getragt en is om commissarissen van de heeren staaten generael derwaerts te doen gaan om alles aldaar te versetten op andere pretexten?
Seyt, daarvan int minste nyet te weeten.
| |
136. Of tenselven dage zijn Exc. en den raad van staate ontboden zijnde, ende hij ziende incomen metten voors. raadt den heer ambassadeur Carleton, nyet en zeyde, dit is een opgemaakt werk?
Seyt hem daarvan nyet te gedenken.
| |
137. Waarom hij hem bemoeyt heeft om zijn Exc. te doen houden buiten Utrecht, als hij van meeninge was te gaan naar den landtdag van Gelderlandt?
Seyt hem in 't alderminste daarmede nyet bemoeyt te hebben.
| |
| |
| |
138. Of de brieven op te naam van de heeren staaten van Utrecht tot dien eynde doen, of daar te voren geconcipieert, hem nyet en sijn gecommuniceert geweest, ende of hij deselve nyet gecorrigeert en goetgevonden heeft?
Seyt daarvan in 't minste geen memorie of gedagtenis te hebben.
| |
139. Of hij nyet en is geweest autheur of correcteur van den eedt, commissie ende instructie van de waertgelders tot Utrecht?
Seyt nog autheur nog correcteur van den eedt, instructie en commissie geweest te zijn, dog dat hij twijfelt of deselve hem nyet en zijn gecommuniceert.
| |
140. Of hij dezelve ook nyet goedgevonden en heeft?
Seyt, dat hij 't selve nyet en zoude weten te zeggen.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Saterdaegs den XXIIJ Novemb. anno voors., weder geexamineert den voors. advokaat, ter presentie alsvoren, mitsgaders nog van de heeren borgermr. Pauw, vuytgesondert de heer van Sweeten.
| |
141. Wat communicatien hij gehouden heeft metten borgermr. Velsius ende Hardemans in 't leste van 't jaar 1615, over de zaken tot Leeuwarden voorgevallen?
Seyt, dat hem gedenct, dat den borgemr. Velsius met een ander persoon hem onbekent, dier tijd gesproken hebben, dat in Vriesland geaarbeid werden tegens een octroij bij de heeren staaten generael in 't jaar van 1586 of 1587 aan de
| |
| |
stadt Leeuwarden verleent, opt stellen van de magistraat aldaar, en dat zij daarover haar beklag wilden doen aan de heeren staten generael, als prejudiciabel haare auctoriteit, begeerende dat hij aan haar ver soek de goede hand zoude willen houden. Waarop hij, naar zijn beste onthout, aan denzelven zeyde, dat 't voors. octroij opte serieuse instantie van eenige gedeputeerden van Leeuwarden en ook recommandatie van de gecommitteerden van Vrieslandt ter vergaderinge van de heeren staaten generael was verleent, maar dat hij int verleenen van contrarie advys was geweest, als houdende 't zelve niet te weesen 't werk van de heeren staten generael; daarop zij zeiden, mede naar zijn beste onthout, dat 't zelve octroij bij de heeren staaten van Vrieslandt was geconfirmeert en van dien tijd af gepractiseert.
| |
142. Of hij niet getragt en heeft mette magt van de staaten generael te stijven de magistraat van Leeuwaarden bij oploop en populaire factie gemaact?
Seyt, dat hij altijds geweest is tegens alle populaire factien en tumulten, als deselve houdende het alderdangereuste, periculeuste en ruineuste dat een landt of stadt mag overcomen, en over sulcx van de vrage nyet te weten of te wesen.
| |
143. Of hij nyet wel en weet dat Velsius en andere die doen tot Leeuwarden in de magistraat waren bij oploop van de gemeenten haar zelven in de regeeringe gestelt hadden?
Seyt daarvan nyet te weeten of eenige kennisse gehad te hebben, maar wel Velsium eenige jaeren als gedeputeerde van de heeren staaten van Vrieslandt gekent te hebben, en dat deselve hem aldaar wel ende eerlijk gecomporteert heeft. Seyt
| |
| |
niettemin wel gehoort te hebben, dat de deure van 't stadhuys ettelijke jaaren te voren onordentelijk bij particuliere factie met een mast was opgestoten, maar op 'tgevolg van dien geen kennisse te hebben.
| |
144. Of hij niet wel en weet of ten minsten gehoort of verstaan heeft, dat Velsius mede van die geene was die bij zulken onordentelijk opstooten van 't stadhuys en bij een generale commotie de heele stadt deur, in de magistraat was gebragt geweest?
Seyt als voren daarvan geen kennisse gehad te hebben.
| |
145. Of hij nyet te wege gebragt heeft bij de heeren staaten generael dat naar Leeuwaerden zijn gesonden geweest de heeren Bieseman, Berchout en Moersbergen, nyettegenstaende de expresse oppositie van de gedeputeerden van de heeren staaten van Vrieslandt, die hem van 't geweld tot Leeuwaarden gepleegt, genoeg hadden geinformeert, en waarom 't zelve bij hem alzoo gevordert is?
Seyt, dat hij naar zijn beste onthout over de resolutie van de commissie of deputatie in dezen geroert, mede is geweest, en dat hij meent dezelve alleen gestrect te hebben, dat het voornemen jegens 't voors. octroy zoude worden opgehouden totten naasten lantdag van de heeren staaten van Vrieslandt, opdat jegens 't zelve octroy, zonder haar Mo. Ed. bewilliginge en kennisse, tot nadeel van de auctoriteit en reputatie der heeren staaten generaal en de heeren staaten van Vrieslandt, nyet en zoude worden gedaan.
| |
| |
| |
146. Of hij bij de gedeputeerden van de heeren staaten van Vrieslandt te voren nyet volcomentlijk en was geinformeert van derselver goetvinden?
Seyt, dat hij daar van geen kennisse en heeft.
| |
147. Of hij nyet wel en weet, dat 't octroy aan die van Leeuwaerden verleent, nyet en was verleent aan de mastloopers, maar aan de wettelijke magistraat ten dien tijde tot Leeuwaerden wesende, en dat sulks de mastloopers bij onordentelijkheid in de magistraat gecomen wesende, henl. met 't zelve octroy nyet en vermogten te behelpen.
Seyt van de mastloopers ende 'tgevolge van dyen nyet anders te weeten als hier voren geseyt is, en dat hij gemeent heeft, dat die geene die de heeren staaten van Vrieslandt ter vergaderinge van de heeren staaten generaal en in andere collegien tot directie van de gemeenelands zaken committeerden ende gebruicten, voor wettelijke overheyt gehouden en erkent behoorden te worden.
| |
148. Waar gebleven is 't verbaal of rapport gehouden of gedaan bij de voors. heeren Bieseman, Berchout en Moersbergen?
Seyt daarvan geen kennisse of gedagtenis te hebben.
| |
149. Waarom hij altoos belet en verhindert heeft, dat 't selve verbaal gecommuniceert zoude worden de gecommitteerden van de heeren staaten van Vrieslandt?
Seyt, dat hij van geen belet of verhinderinge en weet te spreeken, maar mag niettemin wel weesen, dat hij neffens
| |
| |
andere gecommitteerden zoo van Hollant als andere provincien nyet goetgevonden heeft, dat veel geschriften van 't besoigne als van een verloeren commissie zouden worden vuijtgegeven, gelijk in gelijke zaken dikwils gedaan is.
| |
150. Of hij niet zelfs bij de gedeputeerden van de heeren staaten van Vriesland serieuselijk versogt en is ten einde henl. 't voors. rapport zoude mogen werden gecommuniceert?
Seyt hem zulks nyet te gedenken.
| |
151. Wie de gecommitteerden van de provincie van Vrieslandt geweest zijn, die 't voors. octroy in de vergaderinge van de heeren staaten generael mede gevordert ende daar over gestaan hebben?
Seyt, dat hij 't zelve nyet zekerlijk zoude connen zeggen, maar dat hij meent naar zijne beste onthout dat daar over mede geweest zijn de heeren Camminga en Roorda, die in deselve jaren de ordinaris gecommitteerden van de heeren van Vrieslandt ter vergaderinge van de heeren staaten generaal waren.
| |
152. Of nyet waaragtig en is dat Velsius, Hardemans en andere van Leeuwaarden hem toegeseyt en belooft hadden, dat zij 't stuk van de religie zouden tot Leeuwaarden bestellen op den voet als het doen in Hollandt was?
Seyt, dat hem nyet en gedenct van yemant van heml. zulke woorden of propoosten gehoort te hebben.
| |
| |
| |
153. Waarom hij zoo lange tegengestaan ende verhindert heeft het brengen van 't leger te velde, ten tijde als Spinola naar de stadt van Wesel toequam?
Seyt van het tegenstaen of verhinderen alhier verhaelt nyet te geloven, maar wel dat hij bij zijn Exc. heeft helpen bevorderen, dat tijdelijck allen 't volck van oorloge in de naaste steeden van Gelderlandt, Overijssel, en andere bij de hant en gereet zouden weesen om op te eerste advertentie promptelijk te velde te comen; en dat hij alle mogelijke debvoiren en diligentie bij hooggedagte heeren staaten van Hollandt gedaan hebbende, om te hebben consent van de extraordinaris costen tot aanneminge van de bidets voor de ruyterije en andere legerslasten, opten selven dag, naar zijn onthout, als 't selve consent gedragen is geweest in de vergaderinge van de heeren staaten generaal heeft helpen procureren en besorgen de resolutie, dat 't leger te velde gebragt zoude worden, en meent ook zulke resolutie te wege gebragt te zijn op den eersten dag van het presidentschap van de heeren van Hollant ter vergadering van de heeren staten generael, wesende den tijd dat de bevorderinge van zulke en gelijke zaaken tot zijnen laste quam. Ende gedenct hem wel, dat hij vuyte ordinaris cours van de Spangiaars en uyte proceduren van den admirant van Arragon in 't einde van 't jaar 1598 en 't begin van 1599 tegens die van Wesel, de religie en religions verwanten aldaar gebruict, meer apprehensie in zijn gemoet hadde dat tot laste van deselve stadt yets zoude werden voorgenomen, als andere, hij zes dagen te voren aan den geenen daar het behoort hadde voorgeslagen, dat men in de stadt Wesel een goet commandeur van qualiteit en experientie met ongeveerlijk drie duysent soldaten te voet, en eenige compn te peerde zoude mogen leggen, om het spaansche desseyn op te voors. stadt te breken.
| |
| |
| |
154. Waarom hij dan heeft helpen bevorderen, dat aan den heer graaf Ernst worden geschreven dat hij geen crijgsvolk van deeze landen zoude laten engageeren voor die van Wesel, zonder naarder last?
Seyt daarvan niet te gedenken ofte geloven om redenen voren verhaelt, nyet meenende dat zulken last in 't presidentschap van Hollant is gegeeven.
| |
155. Of nyet waaragtig en is, dat hij verscheiden dagen lank in de vergaderinge van de heeren staaten generael, en als allen de provincien genegen waren 't leeger te velde te brengen, 't selve verhindert heeft gehad?
Seyt om reedenen als voren zulks nyet te connen waar wesen, dat niettemin het consent totte aanneminge van de bidets en andere legerslasten, naar de ordre in de vergaderinge van Hollandt gebruict, eerst aldaar moeste gedragen worden eer 't zelve in de generaliteit conde worden ingebragt, en heeft de experientie geleert dat het consent van dien dag tot dezen dag toe de generaliteit heeft beswaart, alleenlijk in 't stuk van 't onderhout van de bidets al over de sesmaal hondert duysent gulden en van de legerslasten van dien jaare, mitsgaders de fortificatie van Emmerik en Rees metten gevolge van dyen vuyt 't beleyt van den oorloge van denselven jaare ook wel ruim zoo veel bedragende, voor de quote van Hollandt in de voorsz. twee partijen ongeveerlijk zevenmaal hondert duysent gulden.
| |
156. Of nyet waar en is, dat hij in de vergaderinge van de heeren staaten generael aan diverse gedeputeerden van de provincien aandringende om 't leger te velde te hebben, vraagde of zij ook last hadden van hennen principalen te consenteeren in de quote van de oncosten van dyen?
| |
| |
Seyt, dat hem daarvan nyet en gedenct, maar dat nyettemin wel mogte wezen dat hij aan de gecommitteerden van de provincien zulken vraag nopende de consenten zoude hebben gedaan, also eenige van heml. in de leste voorgaende expeditie in 't jaar 1610 voor Gulick gedaan, geheel nyet, en andere de versogte consenten niet ten vollen uaar de gedragen lasten hadden gedragen en veel min haare quote gefurneert, zulks dat hij goede reeden gehad zoude hebben, om zulken vrage te doen.
| |
157. Of nyet waaragtig en is, dat de heeren gecommitteerde raden van Hollandt, ziende den eernst van de andere provincien om 't leger te velde te brengen, en zulks genegen waren ook heur consent daartoe te geeven, en aannaamen 't selve bij haare steeden te doen goetvinden, hij evenwel zulks tegen gehouden heeft, begeerende dat men de heeren staaten van Hollandt daarop eerst beschrijven zoude?
Seyt, dat hij geen gedagtenis hier af en heeft, maar weet wel, dat het recht, ordre en gebruik in Hollandt bij den tijd sijnes dienstes en daar te voren altijds geweest is, en zulks bij hem gepractiseert dat zulke consenten naar voorgaande beschrijvinge van de heeren edelen en steeden moeten gedragen worden eer die ter vergadering van de heeren staaten generael connen ingebragt worden, en dat zijn memorie gedraagt, dat de heeren edelen en steeden beschreven zijnde, eenige gedeputeerden van de steeden het dragen van 't consent hebben gedifficulteert, en zoo in 't dragen van de consenten overeenstemminge geen plaats en heeft, zoo zijn deselve versogt geweest aan hare principalen debvoiren te doen tot 't voors. inwilligen.
| |
| |
| |
158. Of nyet waar en is dat de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt op die zake zijn beschreven geweest en dat men opte vergaderinge verscheyden dagen heeft deurgebragt met particuliere requesten, aleer in deliberatie van die zoo importante zake te treeden?
Seyt daarvan hem te refereeren totte waarheit, maar dat hij wel gewoon is geweest van allen tijden in sulke extraordinaris consenten eerst particulierlijk te ondersoeken of de gedeputeerden van de steeden ook gelast zijn daarin te consenteeren, en zoo hij gebrek van last bevond, denzelven te versoeken in diligentie haren last te vercrijgen, eer de zake in 't publicq te proponeren om deur weinige onwillige geen meer te maken.
| |
159. Of hij nyet wel en weet, dat in veel en verscheyde zaken om imminent pericule van dyen, men dikwils tot de actie is getreeden, op hope van ratificatie eer de heeren staaten in volle vergaderinge daarop sijn gehoort of geconsulteert geweest en of 't selve in deeze wigtige zaak nyet wel mede en zoude hebben connen vallen?
Seyt, dat hem wel gedenct in de naaste XXX of XL jaaren dat hij zulks heeft helpen practiseren bij gebrek van last van d'andere provincien, maar niet van de heeren van Hollant, als veel meer contribueerende dan d'andere provincien te samen, en wiens geit vooral gereet wesen om daar vuyt de lasten die terstont moeten betaalt worden, te furneeren.
| |
| |
| |
160. Of in dien tijd bij hem nyet en is geweest een gedeputeerde van Wesel, aanzeggende, indien de heeren staaten duysent of XIJc man naar Wesel wilden doen gaan, gelast om daarin te trecken, dat hij hem sterck maakte dat se daar in gelaten zouden worden?
Seyt 't zelve nyet zeekerlyk te konnen zeggen, maer dat daaraan wel mogte yet wezen en dat hij daardeur te meer beweegt is geweest om den voorslag tot verseeckeringe van de stadt hier voren geroert te doen, daartoe hij in zijn gemoet geheel geaffectioneert was, als connende geschieden zonder groote extraordinaris costen en altijds vrijstaande d'apparentie van 't pericul cesserende, die wederom vuyt trecken.
| |
161. Of nyet waaragtig en is, dat hij totten selven gedeputeerden geseyt heeft, dat hij nyet en conde geholpen worden, ten ware hij zijn versoeck en verclaringe in de vergaderinge van de heeren staten generael deede, ende dat deselve gedeputeerde daarinne zwarigheit vindende, als comende vuyt een neutrale stadt, daaromme ongetroost van hier heeft moeten vertrecken?
Seyt hem dit nyet wel te gedenken, dan niettemin te twijfelen of hij denselven nyet en addresseerden aan zijn Exc., zsggende, dat tgunt hij aan deselve soude openen, wel secreet zoude blijven, of diergelijke woorden,
| |
162. Dewijle hier voren geseyt wordt, dat 't consent van dien dag om 't leger te velde te brengen de generaliteit sedert wel twaalf hondert duizent gulden heeft gecost, wert gevaragt of hij den meent, dat dienstelijker geweest ware 't leger nog nyet te velde te brengen?
Seyt verstaan te hebben dienstelijk ja noodig geweest te zijn 't leger te velde te brengen, en dat hij daartoe zoo debvoiren en zorgvuldigheyden gebruyct heeft als hij tot en in voorgaande verscheyden expeditien heeft bewezen.
| |
| |
| |
163 Of hij geen kennissc en heeft dat bij Johannes Vuytenbogaert aan die van Wesel is geschreven geweest of advertentie gedaan, dat de heeren staaten haar met Wesel niet bemoeijen en zouden of een peert daarom sadelen?
Seyt daarvan in 't minste nyet gehoort of verstaan te hebben.
| |
164. Of hij geen kennisse en heeft nogte anders verstaan, dat hier vuyte landen brieven geschreven zijn geweest aan Spinola, dat de heeren staaten voor Wesel nyet met allen doen zouden?
Seyt daarvan nyet te weeten of verstaan te hebben.
| |
165. Of hem nyet aengezeit en is geweest bij eenige gecommitteerden van Vrieslandt, dat hij oorzake was geweest van 't verlies van Wesel?
Seyt, dat hem verstaat dat de heer Douca in colere zulke of gelijke woorden gebruyct heeft in de vergaderinge van de heeren staaten generael en dat hij die spreect daerop zeyde, dat hij qualijk geinformeert was.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Eodem die naar den middag, wederom geëxamineert den voorn. advokaat, ter presentie van de voors. heeren, vuytgesondert Braining.
| |
| |
| |
166. Of hij aan de heere ambassadeur Langerak van hier gaande naar Vrankrijk, en vragende hoeverre hij communicatie zoude mogen houden met zijn Exc. van de zaken van zijnen last, hij niet gezeyt en heeft dat hij mette zelve zijn Exc. wel mogte communicatie houden, edog soberlijk en met discretie?
Seyt van zulke woorden van soberlick en discretie nog gedagt nog gesproken te hebben, zoo hij nyet en can bedenken wat reedenen hij daartoe zoude hebben gehadt, ten ware om van alle particulariteyten en gemeene zaken zijn Exc. met veel schrijven niet te becommeren.
| |
167. Of nyet waaragtig en is, dat deselve heere van Langerak ingestelt heeft diverse poincten bij forme van instructie, en of hij deselve poincten nyet alle met zijn eigen hant en heeft geapostilleert?
Seyt, dat hij daarvan geen seeckere memorie en heeft, maar zoude nyettemin dat wel mogen waar zijn, zonder dat hij daarop zeeckerlijck zoude connen antwoorden.
| |
168. Of in deselve instructie nyet een expres artikel en is gebragt geweest, nopende de communicatie met zijn Exc. en of hij met zijn eigen hand daarop nyet geapostilleert en heeft, dat hij 't zelve wel, maar met discretie zoude moeten doen?
Seyt daarvan ook geen memorie te hebben, en dat hij hem nyettemin refereert totte waarheit, en dat 't woord discretie moet verstaan worden gelijk hier voren verhaelt is.
| |
| |
| |
169. Of in Vrankrijk den voors. ambassadeur van wegen den raadt van den coninck nyet voorgeslagen en is geweest, dat men denzelven coninck behoort te versoeken tot middelaer van de d iff erenten hier wesende, en of den voors. ambassadeur aan hem daarom nyet geschreven en heeft om advijs?
Seyt, dat hij dit nyet sekerlijk en weet, maar dat hij hem laat voorstaan datter yets van zoude mogen wezen.
| |
170. Wat hij denzelven ambassadeur daarop heeft geadviseert gehad?
Seyt 't zelve nyet wel te weeten, maar nadien d'heere van Lanou in 't jaar 1617 alhier was gedecrieert en gediscrediteert genoeg voor zijn compste, nyet jegenstaande zoowel hij als zijn vader altijds opregte religions verwanten geweest zijn, en dat eens voorgeslagen zijnde in 't einde van 't voorleden of in 't begin van dit lopende jaar, dat de heer van Plessis alhier op de religions differenten gezonden soude worden, dat terstondt op te zelve advertentie mede geseyt is geworden om hem te discrediteeren en onaangenaam te maken, dat hij out en versuft was, hij nyet geraden gevonden aan den voors. heer van Langerack te schrijf ven om op den voors. voorslag instantie te doen, maar alles te laten in de eigen vrije dispositie des conincks en zijnen raad.
| |
171. Of nyet waaragtig en is dat den voors. heer van Langerack, op 't zelve subject mede geschreven hebbende aan zijn Exc. om advys en dat becomen hebbende, 't selve bij copie aan hem overgesonden heeft gehad, om te weeten wat hij daar af doen of laten zoude?
Seyt 't zelve hem nyet te gedencken.
| |
| |
| |
172. Of de voors. heer ambassadenr nyet veel en verscheide brieven, addresserende aan de heeren staaten generael aan hem overgesonden en heeft gehad open, onder een cachet volant om bij hem overgelevert of terugge gehouden te worden, naar bevindinge van zaken?
Seyt dat zoowel de ambassadeurs in Vrankrijk als Engelandt, Aaerssens en Caron, somtijds wel zulke brieven hebben gesonden, maar dat hij niet wel weet of de heere Langerack bij zijnen fijt zulks gedaan heeft, dan weet zeer wel, dat alle zijne brieven aan de heeren staaten generael geaddresseert in zijn packetten gesloten aan desel ve heeren staaten of bij hem zelfs overgelevert of aan de heer president indertijt gezonden zijn.
| |
173. Of nyet bij hem of bij zijne kennisse in Vrankrijk aan den coninck of zijnen raadt geschreven is geweest, dat de franchoisen alhier wesende, met malcanderen gecomplotteert hadden, dat zij in Vranckrijk comende haar zouden laten emploijeren ten dienste vande princen?
Seyt zulks niet geschreven te hebben, nogte ook nyet te weeten, dat yemant anders 't zelve heeft gedaan.
| |
174. Of op zijn vervolg nyet vuyt Vranckrijck herwaarts gedestineert is de zeyndinge van den heer van Boissiesse, en tot wat einde?
Seyt, daartoe nog geschreven nog instantie gedaan te hebben.
| |
| |
| |
175. Of hij, geadverteert wesende, dat de coninck in de treves handelinge eenige personen zogte te corrumpeeren, hij daarop geantwoort heeft: zwijgt stille, ik zal ze een reprimende geven?
Seyt van zulks nyet gehoort nog gesproken te hebben, nogte van eenige corruptie te weeten, als 't geene bij kennisse van zijn Exc. en hem goetgevonden is, dat tusschen den heer griffier Aerssens en den monick zoude worden getracteert, om 't zelve bij gelegentheyt te openbaren en tot der landen dienste gebruict te worden.
| |
176. Of hij in de communicatie, tot Bergen op den Zoom gehouden tusschen de gedeputeerden van de heeren staaten generaal en van die van de staaten van des vijands zijde, nyet eenige communicatie apart en heeft gehouden metten grave van Bassingij, en van wat sake?
Seyt, hem zulks nyet te gedenken, zoo alle de communicatien gehouden wierden bij de heeren 't samentlijk in 't huis van den marquis van Bergen op ten Zoom, ten ware hij vuyt oude kennisse, die hij tusschen 30 en 40 jaren met hem gehad heeft, wesende bij zijn heer vader den heere van Boextel, wiens raadt en advocaat hij die spreect, geleden omtrent 44 jaren is geweest, zonder aldaar tot Bergen met hem eenige aparte communicatie van landzaken gehad te hebben.
| |
177. Wat het beduyt, dat hij ten tijde van 't beleg van Oosteynde gezeyt heeft gehad: indien men Spinola verzogte te vertrecken van Oosteynde, dat hij het doen en nog hondert duizent gulden aan gelt toegeven zoude?
Seyt, dat hem dit moet geleent zijn, zoo hij daar van de minste kennisse nyet en heeft, en weetende de fierigheit en de resolutie van de Spaengiaerts, dat hij nyet en gelooft,
| |
| |
dat 't selve zoude hebben geschiet om geene consideratie, haare reputatie bij de drie jaren met zoo veel goets en bloets daar voren geemployeert zijnde, hij 't zelve beleg zoude hebben willen of ook mogen verlaten, zonder expres consent van den coninck van Spaangien.
| |
178. Dewijle hij hier voren geseyt heeft, dat bij in de tijd als men delibereerde om naar Utrecht te zeynden, geweest is op het huys te Teylingen, wert gevraagt, wat communicatien aldaar met hem en bij wien gehouden zijn geweest?
Seyt, dat hij op 't huys te Teylingen quam des saterdaegs tusschen zes en zeven uren, geaccompangieert met zijn huysfrouwe, mitsgaders den heere van der Mijle ende zijn huysfrouwe, en dat tusschen Sassem en Oestgeest hem te peerde ontmoet is zijn zoon, den houtvester; dat sonnendags des sanderendaags omtrent negen uren aldaar gecomen zijn van Leiden den zoon van den heer van Asperen met twee van zijn broeders zoonen aldaar studeerende en 't samen de predicatie gehoort hebbende, middagmaal aldaar gehouden hebben, zonder datter yemant anders vreemt was als alleen de predicant van Sassenhem, en dat hij terstont naar de maaltijd met zijn huysfrouw, den heer van der Mijle en den houtvester, elks met haar huisfrouw, gereden zijn naar't huys te Boekhorst bij den heere van Vliet, alzo hij die spreect begeerig was te zien de plantagien en bogaerts van denzelven huyse, en dat hij 't zelve gedaan en een corte collatie aldaar genomen hebbende, wederom naar 't huys te Teylingen gereden is en aldaar in den avont gecomen, zonder dat yemant bij heml. aldaar is geweest; en des anderen daags smorgens is de heer van der Mijle met een speciale bode beschreven om tot Leyden te comen, tot regtLige van eenige misverstanden onder die van de collegie theologie aldaar, ende hij op 't huys
| |
| |
te Teylingen zijn middagmaal gehouden hebbende, zonder dat yemant vreemts aldaar is geweest, is naar den noen van daar vertogen en heeft zijn passagie genomen naar 't huys te Warmont, om de vrouwe douariere van Warmont te begroeten, en 't selve huys besigtigd hebbende in absentie der vrouwe van Warmont, is met zijn kinderen gereden tot over 't Schouwe, van waar zijn zoon met zijn huysfrouwe haar reys genomen hebben over Leyden, en hij naar 't huys Tsuyk, begroetende aldaar den heere van Opdam, zijn huysvrouwe en haar zuster, en van daar scheidende is de heer van der Mijle van Leiden bij hem gecomen en zijn savonts tusschen zeven en acht vuyren gecomen in den Hage.
| |
179. Of ten tijde hij op Teylingen was bij hem nyet en zijn geweest eenige gedeputeerde van Haarlem, van Leyden en van Utrecht?
Seyt neen.
| |
180. Wat communicatien hier in den Hage ten huyze van den heere van der Mijle gehouden zijn geweest?
Seyt 't zelve nyet te weeten, zoo hij naar zijn beste onthout maar tweemaal in 't huys van van der Mijle geweest is sedert zijn wederkomste van Utrecht, mits zijne ziecte ende zwacheyd.
| |
181. Om wat reedenen hij getragt heeft, dat de patenten van 't crijgsvolk voortsaan bij de staaten generael en nyet meer bij zijn Exc. gegeeven zouden worden?
Seyt zulks noyt gedagt, en veel min gedaan te hebben.
| |
| |
| |
182. Of hij 't zelve noyt geproponeert en heeft ter vergaderinge van de heeren staten generael of in 't particulier bij die van Hollandt?
Seyt neen bij zijn kennisse, als houdende 't zelve heel tegens zijn humeur ende ordre van 't land.
| |
183. Tot wat einde hij Grotio en eenige andere gelast heeft op te zoeken en naar te zien 't gebesoigneerde gehouden met h.m. den heere prince van Oraengien op te delatie van de souverainiteit van Hollant?
Seyt, dat hij geen goede memorie en heeft, of hij Grotio hiervan heeft gesproken of nyet; dog dat het zoude mogen wezen, dat hij aan hem zoude gesegt hebben, dat naar zijn beste onthout in den jare 1584, na het bedroeffelijk ombrengen van den heere prince van Oraengien h.l.m. hij de heeren vroetscappen van Rotterdam beweegt en gedisponeert hadde, om in spijt van de Spangiaert, de handelinge met zijn P. Exc. jegenwoordig te voltrekken, en dat hij meenden daartoe resolutie en procuratie bij geschrifte en onder stads zegel gehad te hebben, en dat men die zoude vinden in 't bont van de stucken rakende de collatie van 't graafschap, en hem vermaant daarna te willen zien.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Maandaags den XXVJ Novemb. anno 1618, wederom geëxamineert den voors. advokaat, ter presentie van de heeren Voocht, burgermr. Pauw, Manmaeker, Atsma en Gockinga.
Tot naerder onderrechtinge en opregt verstant van 't geene tusschen hem en den heere van Langerack is gepasseert voor het aanneemen van zijne ambassade naar Vrankrijk, seyt; dat denzelven al in de jaaren 1610 en 1611 aan hem openinge hadde gedaan, van dat hij geerne in een eerlijke am- | |
| |
bassade zoude worden geemployeert, en dat den welgeboren heer van Brederode l.m. hem daertoe serieuse aanmaninge hadde gedaan. Dat hij wesende van goeden huyse en hebbende goede qualiteyten, voor andere mogte worden geemployeert, en dat hij daarvan openinge eerst gedaan heeft aan hooggedagte heeren staaten van Hollandt en bij dezelve zijn employ goetgevonden wesende, voorts daarvan openinge gedaan heeft aan hooggedagte heeren staaten generael, en hij bij deselve tot de voors. ambassade gecommitteert zijnde, en hem die spreect gelast de generale en secreete instruction voor hem in te stellen, hij 't zelve gedaan en dezelve ter vergaderinge van de heeren van Hollandt of haar g.r. eerst, en daarna bij de heeren staaten generael goetgevonden, gearresteert en in handen van den heer van Langerack gelevert zijnde, denzelven heer van Langerack tot veel en verschelde malen hem op 't verstand van dien heeft komen spreeken en communiceeren, vuyt welke communicatie hij bevonden heeft in denzelven heere van Langerack de qualiteyten van godvrugtigheid, opregtheid, vromigheid, geleertheid, historiale kennisse en redelijke experientie; maar wat te zorgvuldig in cleene zaaken, de directie en beleit van zijnen last aangaande, etc., terwijlen hij die spreect 't begin van den jaare 1588, mette agenten, gedeputeerden en andere publicque dienaars in andere coninckrijken en landen, als metten heere van Lapre, Caluwart, Suilly en Aerssen, successivelijk in Vrankrijk, Ortel en Caron in Engelant, Damman in Schotlandt, Junius, Honradius, Wierens, en Breederodius in Duytslant, bij ordre en last van hooggedagte heeren staaten generael en van Hollandt, correspondentie hadde gehouden en veel
moeyten gedaan om hemluyden van den staat en cours descr landen zaaken bij scrijven wel te informeren, en dat hij vresende van den heer van Langerack in zijn oude dagen met gelijke moeyten van scrijven becommert te zullen worden, denzelven geaddresseert heeft aan den gewezen ambassadeur Aerssens om van hem te verstaan, wat hem te doen stont in 't hof van Vrankrijk, in
| |
| |
de complimenten ende andere cleyne zaaken, naar gebruyk van denselven hove, ende dat hij voorts zelfs zoude instellen in 't cijffer, 't welk hij bequamelijk ende mette minste moeyten zoude connen gebruiken in 't adverteeren van secreete zaken, en zoo hij eenige vordere scrupule hadde, dat hij deselve zoude willen stellen bij memorie, en dat hij hem naar zijn kennisse daarop zoude onderrichten; op welke memorie nopende 'tpoinct van 't scrijven aan zijn Exc., de woorden sober lijk en discretie, nyet anders bij hem verstaan en zijn, dan dat hij nyet anders aan zijn Exc. en zoude scrijven dan cort en substantieux, zonder dezelve met lange scrijven van particuliere of cleyne zaaken moeijelijk te vallen, ende meent ook zulke interpretatie aan den heer van Langerak op dezelve woorden gedaan te hebben; versoekt daeromme ootmoedelijk aan hooggedagte heeren staaten en zijn Exc. dezelve nyet anders te willen duyden. Te meer, nademaal zijn Exc. zeer wel bekent is, dat sedert 't sluyten van de treves hij in alle zaaken tot dienste van zijn Exc. streckende, metter daadt beweesen heeft zijnen opregten dienaar te weesen, zoowel als hij twintig jaaren te yoren was geweest, hebbende 't zelve bewesen in 't vorderen van de partage tusschen zijn Exc. en de heeren princen, zijne geliefde gebroederen, daar in hij vijf jaaren geemployeert geweest zijnde ende eintelijk het besluit tot zijn Exc. en zijner broederen contentement heeft helpen maken en teekenen, eenige maanden naar 't sluiten van de treves. Hebbende daar na met groote affectie helpen vorderen en accorderen de erffelijke rente van XXVm gulden 's jaars ten profijte van zijn Exc. in 't particulier. Gevordert en ten goeden vuytcomste helpen brengen het contentement van zijn Exc. ten opsigte van de stadt Grave en 't landt van Cuyck; aan de ordinaris en extraordinaris ambassadeurs van den ceurfurst van Brandenburg met grooten eernst gerecommandeert zijn Exc. contentement en begeerte, nopende de
graafschap Meurs en de heerlijkheit Crackouw metten appendentien van dyen, en helpen te wege brengen, dat de pennin- | |
| |
gen van Hollandt en West-vrieslandt totte extraordinaris fortificatien gestelt zijn ter dispositie en distributie van zijn Exc., ende dat geene militaire diensten van importantie sedert 't besluiten van de treves van de repartitie van Hollant en West-vrieslant en zijn begeven als aan zijn Exc. bloetverwanten ofte domestiquen, ofte bij zijn goetbevinden; ende voorts in alle andere zaaken, hebbende daer jegens zijn Exc. ook metter daat bewesen hem gehouden te hebben voor zijnen getrouwen dienaar, 't sedert de voors, treves met veel eeren ende beneficien aan hem, de zijnen en namentlijk zijne twee zoonen princelijk en favorabelick bewesen, daar voor hij en zijne zoonen ook altijts professie gemaact zijn Exc. ootmoedige dienaars van ganser herten te wesen, en deur Godes genade ten vuijtersten te zullen blijven. Ende weet hij die spreect nyet anders of zijne bedenken in de zaaken den staat van den lande rakende, zijn mette innerlijke opinie van zijn Exc. wel accordeerende geweest, want op 't geene hij ettelijke malen zijn Exc. in de naaste zeven of agt jaaren heeft vermaant, van zijn beswaarnisse in gemoet in de stercte van de vuytheemsche militie, zoo ten opzien van de ‘swarigheyden, coninckrijken en landen eertijts vuyt gelijke zaaken overgecomen, als dat de vuytheemsche meerder pretentien van agterstal meenen te hebben als de landsaten, en dat beswaarlicker de inconvenienten die daar vuyt zouden mogen resulteren voor de jegenwoordige en toecomende zouden wesen te verantwoorden, overmits de principaalste heeren van de staaten der geheele Nederlanden in die zaake zoo zorgvuldig zijn geweest, dat zij den conink van Spaengien haren gesworen prince nyet en wilden toestaan het vierde part van zoo veel vuytheemsche soldaten van zijn eigen onderzaten tot zijne eige costen en in de frontieren jegens Vrankrijk te mogen onderhouden, heeft hij
die spreect zijn Exc. inclinatie tot moderatie zelfs gevonden. Ende op 't gunt omtrent drie jaaren geleden bij hem die spreect, vuyt een point van beschrijvinge daertoe gedresseert tot meermalen aan de vergadering van hooggedagte
| |
| |
heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt heeft geproponeert, ten einde zoo wel de heeren edelen als steden vrijmoedig zouden willen openen of zij eenig gebrek of misnoegen hadden in de regeeringe van de landen int generael of van Hollandt en West-vrieslandt int particulier. Dat hij ook de heeren edelen hadde gedisponeert te verclaren, dat zij tot alle redelijk contentement van de steeden hen wilden bequaam maken, maar dat de gedeputeerden van de steeden eendragtelijk en tot meermaals daarop verclaart hebben, hem bij de jegenwoordige regeeringe sedert den jaare 1588 wel gevonden te hebben, en daarbij begeerden te blijven, hij 't zelve zijn Exc. geopent hebbende, ook daarinne goet contentement hadde, zoo datter geen misverstand tusschen zijn Exc. en hem is geweest als alleen sedert het begin van den jaare 1617, ter oorsake van de afzonderinge en scheidinge der religions verwanten, daarin hij geen andere consideration gehad en heeft als hiervoren zijn verhaalt, en ook gemeent heeft dat de zaake onder de kerkendienaers was gebleeven in poincten van de resolutie, in Septembri 1615 ten overstaan van meer als dertig predicanten genomen, van dewelke ongeveerlijk twee derden deelen van de presenten d'afzonderinge of scheidinge van de religions verwanten als doen geproponeert, voor den welstant der landen en kerken schadelijk hielden te wesen, ende is hem 't zelve misverstand zoo beswaarlijk en ter herten geweest, dat hij op saterdage omtrent half Augusto int jaar 1617, als hij 's maandags daarnae vertoog naar Vianen, aan zijn Exc. verclaarden, dat hij alle debvoiren hem mogelijk zijnde tot accommodatie van de zaake hadde gedaan en voorgestelt, en dat hij geen middel zag om de zake tot eenigheit te brengen, ten ware zijn Exc. zelfs beliefden eenig middel voor te stellen; 't welck hij zijn Exc. ootmoedig bade en hem verseekerde van zijn opregte goede affectie, zoo om zijn Exc. goede meeninge daarin, als de conservatie en vermeerderinge van zijne loffelijke
en notelijke reputatie en auctoriteit te helpen mainctioneeren, ja zoo verre dat hij hem presenteerde, gelijk ge- | |
| |
duyrende de handelinge van de treves, en in voorgaande occurentie bij hem meer gedaan was, van liever zijnen dienst te verlaeten als de zaken te beleyden tegens zijn Exc. intentie; ende was hij ook dien tijt geresolveert, (zoo verre geen middel van accommodatie voorgeslagen en wierde) op zijn huis Guntersteyn te blijven tot de naaste vergaderinge van de heeren staaten, ende als dan aan dezelve te versoeken voor een jaar ontslagen te mogen wesen van in hare vergaderinge te compareeren, opdat middelertijd de religions differenten in zijn absentie mogten afgedaan worden, en hij mogte aarbeiden om 's lands pampieren, charters en stucken onder hem wesende in goede ordre te mogen brengen en redigeeren; van welke resolutie hij gediverteert is geweest deur s.g. den heere van Schagen die tot Utrecht in 't begin van de maand van Novemb. ao. 1617 opte begraefenis van zijn overleden suster comende, hem vermaande en conjureerde in den Hage te comen tot vorderinge van der landen en steeden dienst en tot verdeedinge van zijn eigen eer en reputatie, welke vermaninge, als comende van de oudste der edelen, hij plaats gegeeven heeft en oversulks wederom in den Hage gekomen is, hebbende wel met groote hertsweer en verdriet, aangezien het beleit der zaken opte voors. religions differenten daar na gegevallen.
| |
184. Of hij meent dat de heeren staaten van de Nederlanden de vuytheemsche soldaten geweigert hebben, vuyt vreese van eenige hare pretensien en nyet veel vuyt vreese van dat sij de landen, als tot deselve geen sugt hebbende gelijk de lantzaten, tegens hare vrije- en geregtigheden zouden tiranniseren?
Seyt, dat hij verstaat de meeninge van de heeren staaten dier tijt geweest te zijn de landen met landsaten in verseeckeringe te houden, zonder dat zij goetvonden den coninck van Spaenjen jegens hare vrije- en geregtigheden toe te laten Spaansche soldaten alhier te lande te houden.
| |
| |
| |
185. Of hij niet en meent dat de beste welstand vande kercke daarin bestont, dat men deselve weder bragte opten voet als die in de oorloge was geweest, en bij dewelke Godt de Heer dese landen zoo merkelijk heeft gezegent?
Seyt, gelijk hij hiervoren mede geseyt heeft, dat hij in goede gewisse en conscientie nyet anders en verstaat, dan dat beyde de gevoelens op te predestinatie en gevolge van dien, zoo van de remonstranten als contreremonstranten in de lande onder den predicanten en gemeene ingesetenen geweest zijn, en dat sedert de molestie aan eenige predicanten op die materie gedaan, het getal van 't gevoelen der remonstranten van tijt tot tijt vermeerdert is geweest al voor den jare 1597, en dat hij niet en can geloven, dat Godes heyligen zegen meer moet toegeschreven worden d'een als d'ander opinie. en dat zijn gevoelen is geweest en nog opregtelijk is, dat bij een christelijke wel bepaalde tolerantie van beide de openien, groot aanwas van de religions verwanten tot Godes eer en 's lands verseeckeringe zoude veroorsaakt worden; gelijk hij hier voren geseyt heeft.
| |
186. Of hij meent dat 't gevoelen der remonstranten geduyrende de oorlogen opentlijk in de kerken is geleert en bij de gemeene kerken toegestaan?
Seyt aangaande de leere, dat hij vastelijk gelooft, dat de substantie van de vijf articulen, in eenvoudigheit genomen, bij veele alzoo zijn geleert, zonder dat hij op 't verder eenige zeeckere kennisse heeft.
| |
| |
| |
187. Of 't getal der remonstranten in de leste jaaren nyet vermeerdert en is geweest, deur 't groote steunsel, dat deselve bij eenige van de regeeringe werde gegeeven?
Seyt, dat hij gelooft, dat het getal der remonstranten en contraremonstranten van tijt tot tijt is vermeerdert en vorder vermeerdert zal worden bij het goetvinden van de onderlinge tolerantie, en dat hij met verdriet aangezien heeft, ziende en verstaande het getal der religions verwanten in de publieque kerken in sommige dorpen in de predicatie van over 40 jaaren zoo geringe en cieyn geweest te zijn, als hij 't zelve heeft bevonden.
| |
188. Of hij in zijne reyse na Vianen nyet voor gehad en heeft omme den heere van Brederode te disponeeren om 't gevoelen der remonstranten in zijne kerken mede toe te willen laten?
Seyt, dat hij altijts daartoe is gesint geweest, dat daar de zaken in eenigheit en vreede waren en zonder groot miscontentement van veel van de gemeenten in dier voegen in vrede conden gehouden worden, alzoo behoorden gelaaten te worden en te blijven, en oversulks den heer van Brederode geen sins anders geraden te hebben, maar toonende metter daat zijn onpartijdig gemoet in 't stuk van de religie, den heere van Brederode geaccompagneert heeft in 't gaan ter predicatie inde kerke tot Vianen, nyettegenstaande hij wel wiste dat de predicant aldaar contreremonstrans gezind was.
| |
189. Of hij nyet deur Vuytenbogaert getragt heeft allen de predicanten totte gezintheit der remonstranten te brengon, doende dezelve die haar zoo verclaarden alle faveur in hen versoeken?
Seyt geensints daartoe getragt te hebben en nyet te weeten
| |
| |
de remonstranten meer faveurs in haar versoeken gedaan te hebben als de contraremonstranten, daar de zake van gelijke natuur is geweest.
| |
190. Of hij deur denzelven Vuytenbogaert nyet en heeft doen furneeren penningen aan de remonstrantsche predicanten om hare factie wel te vervolgen?
Seyt dit nyet te geloven nogte van 't furneeren van penningen aen Vuytenbogaert eenige memorie te hebben, maar altijts wel te weeten, dat bij zijn kennisse geen penningen aen Vuytenbogaert en zijn getelt, ten einde in dezen verhaelt.
| |
191. Waaromme hij de gevlugte vuyt Brabant en Vlaanderen om de religie, gescholden heeft voor seditieuse menschen?
Seyt bij zijn kennisse zulks nyet gedaan te hebben, wel wetende dat onder de gevlugten vuyt Brabandt en Vlaanderen zeer veel liefhebbers des vaderlands en van de ware christelijke gereformeerde religie zijn, die in ruste en vrede naar de wetten der landen en steeden hem dragende, hij altijts alle gunst en faveur bewezen heeft, gelijk hij ook verstaat dat bewezen behoort te werden, zoo veel de rechten der landen en steeden toelaat.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Eodem die naar den middag, wederom geexamineert den voorn. advocaat, ter presentie als voren, mitsgaders van de heeren Mugs en Ploys.
| |
| |
| |
192. Waarom hij qualijk toegesproken heeft de coopluyden van deze landen die hem quamen dagen dat se bij 't volk van den coninck van Spangien beschadigt waren, contrarie de belooften ende de artikelen van de treves?
Seyt daarvan geen kennisse te hebben, ook qualijk te connen geloven dese positie, zo hij altijts met zulke beschadigden meedelijden gehad heeft, en heml., ten besten hem mogelijk is geweest, geassisteert heeft met goede woorden ende vertroostingen; dat niettemin wel zoude mogen wesen, dat zijluyden geurgeert hebbende omme datelijke of bij forme van represalie opte spaansche personen of goederen hare schade te mogen verhalen, hij geseyt mag hebben dat daarop naarder zonde moeten worden gelet, zoo hij altijts verstaen heeft, dat wegen van datelickheyt of represaille tegens den spaengiaert te gebruiken, met volkomen kennisse moste geexamineert en daarop geresolveert worden, omme openlatende de handelinge van Spangien, in plaats van twintig geen twee hondert of meer te doen beschaden.
| |
193. Of ten tijde van de actie van Nimmegen met zijne kennisse naar den Hage nyet ontboden is geweest den grave van Culemburg, om in de sake van Nimmegen een goede resolutie te formeeren?
Seyt daarvan geen memorie of kennisse te hebben.
| |
194. Of hij nyet zelfs aan den heere van Rijsenburch verclaart heeft, dat den grave van Culenburch tot dien fijne ontboden was?
Seyt 't zelve hem oock nyet te gedencken.
| |
| |
| |
195. Of hij in Januario lestleden nyet door den clerck Tresel aan de gedeputeerden van Utrecht, hier wesende heeft ontboden, dat tot Utrecht een vergaderinge van wel 2500 contreremonstranten was geweest, en deselve gedeputeerden te vermanen zulks over te schrijven om daar jegens voorsien te mogen worden?
Seyt hiervan ook geen pertinente memorie of gedagtenis te hebben, maar dat hem niettemin voorstaat, dat allernet in de vergaderinge van Hollandt bij eenige gedeputeerden van de steeden vermaninge is gedaan, dat 't getal van de contreremonstrants gezinden binnen Utrecht ettelijke duisenden sterk was, tegens 't geene de heer Ledenberg, hem, binnen Utrecht weesende, soude willen verseekeren van dat 't getal weinig honderden was, en dat hij daarvan met Tresel of yemant anders wel zoude mogen gesproken hebben, om van de waarheyt onderrigt te zijn, zonder dat hij Tresel of yemant anders eenigen anderen last heeft gegeven.
| |
196. Of hij tot Utrecht wesende en aldaar bij eenige van de heeren staaten vergast zijnde, dezelve nyet afgevraagt heeft hoe zij al voeren met de franchoisen aldaar in garnisoen leggende?
Seyt 't zelve hem nyet te gedenken.
| |
197. Item of dezelve nyet en vraagde of de voors. franchoisen haar nyet al wat te veel mette questie van de religie en bemoeyden?
Seyt hem ook zulks nyet te gedenken ofte geloven, alzoo hij van zulks nyet verstaan en heeft.
| |
| |
| |
198. Of hij den XXI Januarij 1617 aan den heer van Rijsenburch nyet verclaert en heeft, dat het concept van de provinciale synode bij die van Hollant voorgeslagen, alleenlijk diende om de nationale voor te comen en te beletten?
Seyt, hem zulks nyet te gedenken nog ook te geloven.
| |
199. Of hij deur denselven heer van Rijsenburch aan die van Utrecht nyet heeft doen versoeken, dat zij daarop wel letten zouden?
Seyt daar van ook nyet te weeten.
| |
200. Item of hij deur denzelven heere van Rijsenburch aan die van Utrecht nyet heeft doen schrijven, dat zij in 't stuk van de toelatinge van de synode geen overstemminge en zouden gedogen?
Seyt daarvan mede nyet te weten, maar dat nyettemin sijn gevoelen altijts geweest is, dat nademael 't stuk van de religie, volgende de unie van Utrecht en andere tractaten, niet en stonde ter dispositie vande heeren staten generael, en dat daaromme in voorgaande besoigne van de generaliteit gevallen verstaan was, dat in religions zaken of accorderen van nationale sijnode nyet gedaan mogte worden dan bij gemeen consent van alle de provincien, dat de zaaken van het sijnode daarom alzoo behoorden gehandelt te worden, om te beter eenigheit onder de provincien te houden, en dat conform de resolutie van de hoeren staten van Hollant, te voren genomen,
| |
| |
| |
201. Of hij dan meent, dat 't accorderen van een nationaal synode eigentlijk de substantie van de religie is rakende, gelijk doet 't introduceeren ofte veranderinge van dien?
Seyt, dat in de gebonden nationale synode in de Nederlanden is gedisponeert opte ordre in 't stuk van de religie, en dat hij meent 't zelve toe te comen de heeren staten van elke provincie in 't particulier, gelijk bij tijden zijnes dienst in Hollant ook in de provincien van Zeelant, Utrecht en andere is gepractiseert.
| |
202. Of hij dan meent, dat de generaliteit die over de nationale synode heeft te disponeeren, nyet mede en competeert recht om in dezelve generale ordre opte religie te stellen?
Seyt naar zijn verstant en naar de voorgaande unie en tractaaten mitsgaders 't gebruik inde naaste dertig jaren zulken recht de generaliteit nyet en competeert zonder gemeen consent en inwilliging van alle de vereenigde provincien, immers nyet tot laste van den geenen die daarinne nyet en consenteeren.
| |
203. Of hij meent dat eenige provincien zonder bewilliging van allen de particuliere leden van dyen mag opposeeren tegens een nationale synode bij de andere provincien ingewilligt?
Seyt 't recht van de provincien te weesen, dat 't geene bij de meeste stemmen van dezelve provincien staatsgewijs vergadert in de religions zaken goetgevonden wert, bij de minder leden van deselve vergaderinge zouden behooren gevolgt te worden, maar dat hij 't zelve bij zijnen tijd nyet en heeft connen in practijcke brengen, zoodat men 't geene in religions zaken staatsgewijsc goetgevonden heeft, verstaan heeft alleenlijk te practiseren ten opsien van de consenterende en nyet vande
| |
| |
difficulterende steeden en leeden, zoo lange dezelve bij barer difficulteyten waren persisteerende.
| |
204. Waarom hij dan opten naame van 't geheele corpus van de heeren staaten van Hollant heeft doen protesteeren tegens het vuytschrijven van de synode nationaal, daar nogtans zoo groote ende difficulteerende leden zelfs in Hollant waren?
Seyt, dat naar zijn verstant zulks geschiet is wettelijk, alzoo de meeste stemmen de resolutie van Hollandt en West-vrieslandt moeten maken, en dat de minste stemmen van andere opinie wesende, de meeste na recht en gebruik in de landen behoorden te volgen.
| |
205. Of op den tijd als zijn Exc. buiten den Hage zoudo gaan naar Delft en Schiedam, en den heer van der Mijle tot Leiden was, hij doen snagts aan den zelven heere van der Mijle nyet heeft geschreven dat zijn Exc. naar Leiden meende te comen, en dat zij daarom aldaar op haar hoede wesen zouden?
Seyt hem nyet te gedenken nog te gelooven 't gunt hier verhaalt wordt.
| |
206. Of met zijn kennisse 't zelve in effecte bij andere niet en is geschreven geweest en bij wien?
Seyt ook daarvan geen kennisse te hebben.
| |
| |
| |
207. Of hij nyet wel en weet, dat te dier tijt bij nagt tot Leiden allen de schutters waren in de wapenen gebragt, en het vuyrwerk doen stille staan; en dat 't zelve alzoo geschiet is opte brieven die den voors. heere van der Mijle ter zake alsvoren hadde ontfangen?
Seyt insgelijks daarvan geen kennisse te hebben.
| |
208. Of hij meent dat zulke manieren van doen strecken konden omme goede correspondentie tusschen den stadhouder van 't land en de stadt Leiden te onderhouden?
Seyt, dat in de naaste 30 jaren als zijn Exc. vuyten Hage heeft willen reisen, hij kennisse heeft, dat zulks of de g.r. of hem die spreekt, bij zijn Exc. is gecommuniceert, en dat daar van de steeden daar zijn Exc. zijn passagie deur nemen wilde, of deur de g.r., of wel deur hem zijn geadverteert geweest, en dat hem dunct, dat 't zelve de bequaamste middel is tot der landen, zijn Exc. en der steeden dienst, zonder dat hij verder op deze vrage eenige verclaringe can doen,
| |
209. Of hij nyet hulp en raat gegeeven heeft totte schadelijke publicatie tot Haarlem, tegens die van den hoogen raade gedaan?
Seyt, dat hij niet en weet eenigen raet totte publicatie gegeeven te hebben, nogte bij zijn kennisse daartoe geholpen.
| |
210. Wie diegeene zijn die deselve hebben helpen smeden, maken of instellen?
Seyt 't zelve eok nyet te weeten.
| |
| |
| |
211. Of hij nyet en meent dat in een wel geordineerde regeeringe onverdragelijk is, dat een onderrechter alzoo procedeert tegens een overrechter?
Seyt j dat hij altijts daartoe geraaden en geaarbeit heeft, dat de overheden een ygelijck in zijn respect en doende 't gunt haren last en ampt is, behooren erkent te worden naar een yegelijk staat ende gelegentheyt, ende als daarinne bij tijden van trouble of onrust gepexeert werd, dat 't bij goede en bequame middelen met oblivie behoort gepasseert te worden, om alles in rust en eenigheit te stellen en houden, en dat zijns oordeels de landen, de collegien van justitie ende steeden daarbij best zouden wesen gedient?
| |
212. Dewijle hij op Hans van der Veecken versogt hadde de penningen, bij zijn zone in Vrankrijk verteert en bij denzelven van der Veecken betaalt, voor een tijd te willen laten fretteeren op interest, waarvan daan hem twee dagen daarna quamen XIIIJm gulden aan denzelven van der Veecken ge telt in dubbelde spaansche pistolelten, die hij verclaarde nyet te weeten hoe vele die deeden?
Seyt, dat hij in de leste XXIIIJ jaaren van 't leven van van der Veecken meent aan denzelven betaalt te hebben meer als zeventig duysent gulden successivelijk, zoo van penningen op interest van hem geligt, tot vordere van eenige dyckagie en andere occurentien hem overgecomen, ook bij eenige wisselbrieven bij hem van zijne zoonen geaccepteert in hare reise in Vrankrijk, Geneve, Duitslandt ende Pragen, als ook van penningen die hij in Brabant heeft moeten betalen deur van der Veecken aldaar overgemaact; en dat dezelve gecomen en geprqcedeert zijn vuyte vercopinge en copinge respective wel
| |
| |
van vier hondert duysent gulden aan landen, huysen, tienden en andere goederen, bij hem gecoft en vercoft geduyrende de voors. jaaren vuyt het incomen van zijne goederen, erffenissen en tractementen, remunerataire vereeringen voor gedane diensten, zoo in legatien als andersins, van coningen, cheuren fursten, princen, princessen, graven, heeren, provincien, steeden, ook groote compaignien, alle vrienden, geallieerden, goede nagebuyren, litmaten en onderzaten van de vereenigde landen en vuyt penningen bij hem op minder interest geligt, als hij van der Veecken betaalt heeft; mogende met waarheit zeggen, dat hij nog heden ten dage naarder de dertig als twintig duysent gulden op zijn particuliere private obligation schuldig is, daarvan hij niet meer als vijf vant hondert in 't jaar, en van eenige partijen ook minder van interest geeft of betaalt. Ende aangaande den prijs van penningen aan van der Veecken gezonden, dat hij gewoon is geweest hem alleen te zeynden specificatie van de stucken, zonder vuyttedrucken den prijs, maar stellende tot zijn beleyt om die te gebruyken zonder zijnen schade, tot meesten dienst van hem die spreect, en dat hij 't zelve alzoo geduyrende de voors. 24 jaaren met van der Veecken gepractiseert heeft, overmits de plaecaten op 't stuk van de munte nyet altijts en zijn wel en behoorlijck onderhouden.
| |
213. Of hij nyet eens op eenen tijt aan van der Veecken betaalt heeft XIIIJm gulden in dubbelde spaansche pistoletten?
Seyt 't zelve zekerlijk nyet te connen zeggen, maar wel te weeten, dat de penningen ofte penningsweerde aan hem in betalinge gezonden of gegeeven, gecomen en geprocedeert zijn, als hiervoren verhaalt is, en dat hij versoect dat de heeren hem nyet verder en willen vragen.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
| |
Tot naarder verclaringe van de twee voorgaande vragen, seyt hij vuyt dezelve vragen te bemerken, dat zijne vijanden hem nyet en genoegen met hare valse, versierde, injurieuse, faam- en eerrovende geschriften en libellen zijn hert zeer ende wee gedaan ook gequest te hebben, maar dat zij 't zelve zoeken te breeken, daarvoor hij Godt Almachtig biddet hem genadelijk te bewaren en zijn regtveerdig oordeel over hem en haar te gebruiken, latende hem voorstaan, vuyt een van de voors. fameuse geschriften verstaan te hebben, als dat se hem insimuleeren of verdagt willen maken, vuyt zake dat de marquis Spinola en de gedeputeerden des eertshertogen voor haar vertrek in 't jaar 1608 int einde van September ofte 't beginsel van October een slee met eenige manden met penningen voor zyn deur heeft gezonden, vuyt respect, dat yemant van de zijnen bij hem was gezeyt, de meeninge van hooggedagte heeren staaten te weesen, dat hij nyet alleen zoude moeten betalen 't geene voor voeragie van zijne peerden op opsienders derselve, aan de leveraars te bethalen stonde, maar ook 't geen van wege hooggedagte heeren staaten alreede betaalt was, en dat hij die spreect in dien cours zeer verstoort zijnde, terstont de commissaris Johan Spronssen, die d'opsigt van de voors. zake hadde gehad, ontboden heeft, om de slee mette voors. penningen totten ontfanger generael of zijnen comis Volbergen te doen voeren, als hij meent datelijk geschiet te zijn, ende de heeren naarder zullen connen verstaan vuyten voors. commissaris Spronssen ende comis Volbergen de gelegentheyt van de voors. zake. Verklarende als nog heiliglijk, gelijk hij in de maand van April lestleden aan de heeren staaten van Hollant bij zijne remonstrantie verclaert heeft, dat hij ten selven tijde, nog voor, nog na tot geenen tijden in 't alderminste aan geit of geltsweerde, cleyn of groot, weynig of veel, directelijck of indirectelijk, deur hemzelve of andere, van wegen den conink van Spangien, eertshertoge, Spinola of yemant van de
haren genoten heeft in eeniger manieren, vuytgezondert alleenlijk de bekende presenten voor de
| |
| |
gecommitteerden op 't sluyten van de treves, bij publyeke kennisse overgezonden, die hij die spreect zeer geerne hadde gezien en ook instantie gedaan heeft, dat die voor 't publyck gehouden zouden zijn geworden; ende en can nyet geloven, dat eenig ongepassioneert verstandig man in desen staat eenige reden ter wereld can hebben of bedenken, ter contrarie jegens hem, wesende zijne actien van zoo lange jaren zoowel naar als voor den treves tot offensie van de spanjaerts, eertshertogen ende hare adherenten, zoo notoir en menigvuldig, dat een yegelijk dezelve overwegende diesaangaande contentement van hem moet hebben, jaa de partijdigheit en nijdigheit zelfs, hebbende hij die spreect in 't aannemen van de defensie van der landen vrij- ende geregtigheyden, de ware christelijke religie ende vrijheid der conscientie in den jare 1572, hem teffens geresolveert alle eerlijke acten tot offensie der spangiaerts en hare adherenten te plegen, om hem metten selven onversoenlijk te maken; geweest zijnde van de eerste advokaten van den hove van Hollandt, die in denselven jare mijn heere den prince van Oraingien h.l.m. bij eede verclaart en erkent heeft voor wettelijke gouverneur van Hollandt en consequentelijk den hertoge van Alva voor tyran; die met andere religions verwanten in denzelven jaare in particuliere huysen tot vorderinge van de religie vergaderinge heeft helpen houden; die ter ordonnantie van den hove in denselven jaare de suppoosten en borgers van den Hage heeft helpen induceeren tot de vrijwillige contributie ende wapeninge, resistentie der spangiaerts, die in 't jaar 1575 tot twemaal toe in 't leger van Sassenhem op zijn eigen beurse is geweest tot vorderinge van 't outset van de stadt Haarlem, ook ten dage als 't selve ontset getenteert en de onse voor het bosch in route gebragt, veel verslagen en gevangen wierden, daar hij met groot gevaar ontquam; die in 't jaar 1574 hem ook geemployeert heeft totte vorderinge van 't ontset van Leiden, zoo in 't
deursteeken van de dijken als het datelijk ontset otte brugge voor Soetermeer toe, vanwaar hij deur siekte naar
| |
| |
Delft heeft moeten keeren, dit al mede tot zijn eigen costen; die in de jaaren 1575, 1576 en 1577 veel notable diensten heeft gedaan en in 't jaar 1578 van wegen de heeren van Hollandt en Utrecht op eenen solempnelen landtdach tot Aernhem in Gelderlandt, daar present waren de welgeboren graaf Jan van Nassau en den grave van Rennenberg, de eerste propositie van t'maken van de nader unie heeft gedaan, dewelke daarop in 't jaar 1579 tot Utrecht is gesloten; die in de jaaren 1580 en 1581 eerst heeft helpen instellen en prestoeren de abjuratie van den coninck van Spaengien als grave van Hollandt, en daar na een acte voor hooggedagte heere prince van Oraengien heeft helpen instellen en teekenen op 't aanneemen van denzelven, wesende van tekenaers in getal van ongeveerlijk sestig personen, daarvan nyemant in 't leven zij als hij en nog twee; hebbende voorts in denzelven jaare onder behoorlijk renversaal voor de heeren van Hollant en den hooggedagtene heere prince de handelinge metten hertoch van Anjou helpen vorderen, ende in 't jaar 1583 naar dat den hooggedagte heere prince deur den seditieusen cours die in Brabant en Vlaanderen gehouden wierden, in Zeelant was gecomen, is hij met eenige vuyte edelen en steden in competenten getale tot Middelburg aan hooggedagten heere prince gezonden, om denselven te helpen bewegen tot redres van de verlopen zaken, daar op in 't begin van 't jaar 1584 de regeeringe van de provincien van Hollandt, Zeelant en Utrecht onder 't beleyt van hooggedagten heere prince gestelt worde; die in 't jaar 1584 naar het bedroeffelick ombrengen van denzelven heere prince, bij de heeren van Rotterdam te wege gebragt heeft, dat 't gene te voren met hooggedagten heere prince was begonst, met zijn Exc. zoude werden voltogen, ende dat d'andere steeden daarinne swarigheit makende, datte handelinge mette majten. van Vrankrijk en Engelant successivelijk zijn begonst en in 't jaar 1585 twee accoorden op secours met Engelant zijn
gemaact, daarover hij mede als gezant is gebruikt; dat in de jaren 1586 en 1587 bij hem vuytnemende
| |
| |
swarigheden sijn overwonnen in de ongeluckige regeeringe des graven van Leicester, en bij hem is helpen redresseren de aucioriteit van zijn Exc., in 't jaar 1588 extreme debvoiren gedaan, eerst tot afweeringe van de schadelicke vredehandelinge die tijt geentameert, en daar na om te helpen weeren de Spaansche armade en des hertogen van Parmen voornemen op de stadt Bergen op den Zoom en 't land van der Thoolen; in 't jaar 1589 in 't helpen accordeeren van schadelijke muytenatie; in 't jaar 1590 particulierlijk helpen beleyden den geluckigen aenslag op Breeda, ende provideringe van de selve stadt, ende helpen vorderen de collatie van de gouvernementen van Gelderlandt, Utrecht en Overijssel; die annis 1592, 1593 en 1594 heeft helpen vorderen de notelikheden en resolutie totte geluckige veroveringe der steden Sutphen, Deventer, Delfziel, Hulst, Nimwegen, Steenwijck, Coeverden, Groeningen; ook het outset van Coeverden; die in 't jaar 1595 heeft helpen beleyden en concluderen de unie tusschen de coninckl. maj. van Vrankrijk, Engelandt en deese landen, en met groote moeyten annis 1596 en 1597 te wege gebragt de secoursen te water aan de co. mat. van Engelandt, daer deur den Spaengiaert zeer groote afbrek te water is geschied, ende aan de co. maj. van Frankrijk daer deur de spaanse forsen vuytte Nederlanden zoo zijn gediverteert, dat men de steeden op en aan den Rhijn liggende en oock aan de oostzijde heeft verovert; dat ao. 1598 hij wesende in ambassade in Vrankrijk met de heere van Nassau, bijden coninck alleen op 't casteel van Nantes is ontboden, en hem aldaar bij den coninc aangeseyt, dat zijne zaaken vereischten dat hij vreede mogte maken, dat hij bekende dat de heeren staaten zijn beste vrunden waren en hem in den nood geassisteert hadden, zeggende dat hij naar 't redres van zijne zaaken hare assistentie coninklijk zoude erkennen; zeggende ook dat hij niet alleen van den heer Buzanval, maar van den hertoch van Bouillon en andere
zijne gecommitteerden in deeze landen gezonden, van de affectien en debvoiren van hem die spreect,
| |
| |
tot zijnen dienste wel geinformeert was, en dat hem sonderlinge aangenaam was geweest, dat zijn Dr. Morlas in deze landen gezonden, naar zijn conversie, ende in Zeelant verwellecomt wesende met een zeer heftige predicatie jegens dezelve conversie, daar jegens in Hollant bij 't behulp van hem die spreect ordre gestelt was, dat in Hollant gelijken cours nyet en werde gehouden, 't welk hem als rakende zijn eer, zeer aangenaam was geweest, en dat hij zulke affectie en dienst naar 't redres van de zaaken zijns rijcx aan hem ende zijne kinderen wilde recompenseren; waerop hij die spreect aan zijne maj. zeyde, dat hem weert en lief was dat zijne maj. zijne diensten aangenaam waren, en die bij gelegentheyt wilde gedenken, maar dat men den heere Nassau en hem met zulke generale onzeekere belooften zoude willen wederzeynden, dat 't zelve apparentelijk zoude causeeren een desperate resolutie, versoekende zijne maj. ootmoedelijk te willen gelooven, dat de secoursen in deze landen tot zijnen dienst te wege gebragt waren met groote beswaarnisse en ligtinge van penningen op interest nog lopende, ende dat daarom zijne maj. zoude willen doen een zeekere en liberaale beloofte van assistentie, en onse presentie en presentatie gebruyken tot zijn hoogsten dienst, daar bij zeggende, dat van wegen zijn maj. wel geurgeert zijnde op vorderlijke conditien, die ontwijfelijk geaccordeert zouden worden, alzo de eertshertoch zelfs aan een persoon van qualité en jugement geseyt hadde, dat de heeren staaten van de vereenigde landen oorsake zouden wesen dat de coninck van Spaengien en 't buys van Bourgoengien schadelicker vreede met Vrankrijk zouden maken als oyt gegeschied was; welke openinge den coninck zoo aangenaam was, dat hij hem ten selven tijde liete beweegen tot beloofte van op eenige jaaren te betalen dertien hondert duysent croonen ofte drie milioenen negen hondert duysent franken. Dat de heere Nassau en hij vuyt Vrankrijk naar Engelandt in
denselven jaare reisende, de con. maj. van Engelandt beweegden met hare voorgenomene handelinge op te houden, mits dat de
| |
| |
heeren staaten aan haar zouden eynden gesanten, omme te handelen op 't afstant van 't secours en restitutie der verschoten penningen, en dat hij daarop neffens andere heeren in denselven jaare nog eens náar Engelandt gezonden zijnde, deur zijne constante resolutie, en dat hij de secreete instructie altijts onder hem hadde gehad, te weege heeft helpen brengen dat de begrootinge van hare majts. agterwezen twee milioenen minder is gemaect als den vuytersten last medebragt; dat hij in 't jaar 1599 heeft ingestelt 't placcaet, daar bij den coninck van Spaengien zijne rijken en ondersaten verclaart zijn vijanden dezer landen, en helpen vorderen een rigoureuse executie van dyen, dewelke den spaengiaert nyet weinig en estonneerden; dat hij in 't zelve jaar met grooten aarbeyt en moeyten heeft helpen bevorderen de augmentatie van veele en ook inwillinge van nieuwe middelen, mitsgaders de capitaale settinge, daar in hij hem selven een principaal voorganger getoont heeft, waardeur bequamer middelen geweest zijn om het extraordinaris der Spangiaarden, ende zeer costelicke en beswaarlicke belegeringe van Oostende te supporteeren, en ook de notable en dienstelijke exploicten van oorloge annis 1600, 1601, 1602, 1603 en 1604 vuyttevoeren. Dat hij ook sedert den jaare 1588 veel en menigfuldige geproponeerde vreedehandelingen met veele welgefundeerde redenen van de staaten heeft helpen afslaan, ter tijt toe de spaengiaerts ende eertshertogen gebragt zijn tot het bewilligen van mette heeren staaten te handelen als haars gelijke, te weeten, als met regenten van vrije landen, daarop zij nyet en pretendeerden, en dat daarop bij interventie van hare majten van Vrankrijk en Groot Bretagnien de voors. handelinge eintelijk eerlijk en dienstelijk is gesloten, en dat de heeren staaten daar van de vrugten nu elf jaaren hebben genooten, daarin gerekent twee jaaren als 1607 en 1608, dat men onder stilstant was handelende. Dat sedert hetselve tractaet hij
met grooten ernst heeft helpen bevorderen het tractaat totte hanthoudinge van dyen mette ambassadeurs van hoogstged. con. maj. van Vrankrijk en Groot
| |
| |
Bretangien, het accoort tusschen zijne maj. van Vrankrijk en de heeren staaten van Hollant op het onderhout van vierduysent soldaten te voet en twee compen te peerde ende notanter dat voor de posteriteit tot een exempel behoort te dienen, dat de penningen voor 't beloofde secours altijts zes maanden te voren zouden worden geadvancheert; dat hij ook heeft helpen vorderen en te weege brengen het accoort tusschen de gezanten van hoogstgedagte co. maj. van Groot Bretangien en de heeren staaten opte betalinge en vereffenings van zijne majts. schulden op redelijke dagen. Dat hij naar 't voors. tractaat meede met allen ernst heeft helpen vorderen het recht vande cheurfurst van Brandenburg en hertog van Nijenburg in de landen van Gulik etc., en jegens de violente occupatie van den eertshertoge Leopold des casteels en stad Gulik, aan denzelven een heftigen brief ingestelt; en in den jaare 1610 geweest over de resolutie van zijn Exc. den prince van Anholt, en prince Henrich van Nassau, daar bij secretelijk geresolveert werde omme te slaan 't volk, 't welk op den name van den keyser en den voors. eertshertog in 't land van Luyck vergadert waren, 't welk ook geeffectueert is. Dat hij met sonderlingen eernst heeft helpen beleyden, dat de fortsen van Vrankrijk, Engelant, de vereenigde cheur- en fursten, en van deeze landen t'samentlijck voor Gulich gebragt zijn, en de veroveringe met gemeene magt gedaan hebben, opdat den spaengiaert en den eertshertoch Aelbert hem daar jegens nyet en zouden derven stellen. Dat hij insgelijks heeft helpen vorderen en effectueeren het tractaat tusschen de voors. vereenigde cheur- en fursten en deeze landen, op te mutueele assistentie; ook de hant helpen houden dat gehandelt is tusschen de co, maj. van Sweeden, en ook van de Hanzesteeden en deeze landen, ende dat tot kennisse gecomen zijnde den quaden cours die de hertoch van Nijenburg voor hadde met correspondentie des eertshertogen, hij zijn Exc. int jaar 1614
secretelijk heeft geassisteert en gesecundeert, omme de zaaken van Gulich te verzekeren; dat hij ook anno 1615 zijn Exc.
| |
| |
heeft gesuncundeert int stellen van de ordre op 'tsecours van Bronswijk, en daar op intelligentie gehouden metten heeren Bij, van den Sande, en Sticke, tot Lubeeck ende Hamburch respectivelijk wesende. Dat hij ook met grooten ernst tot afbrek van de portugiesen en spaengiaerts heeft helpen aarbeyden en te wege brengen, dat men die van de Oostindische comp. daartoe geencourageert en ook met drie hondert duysent gulden jaarlijks geassisteert heeft, en dat hij bovendien zoo wel den hertog en republijke van Venetien, als den hertoge van Savoy en jegens den coninck van Spaengien en het huis Oostenrijk heeft geencourageert met goede vermaningen, met 't favoriseeren van tochten van graaf Jan van Nassau, en accordeeren van datelijk secours. Vuyt alle welke redenen hij verhoopt dat mijn heeren gecommitteerden, hoog gedagte heeren staaten generael, hare Exc. en gen. en een yegelijk zullen claarlijk bevinden, dat hij is deselve die hij geweest is van 't begin van de oorloge, altijts gebleven, en met Gods hulpe blijven zal.
| |
214. Of hij in zijne voijagie tot Nantes, daar hij met den coninck van Vrankrijk handelde, nyet voor hem alleen boven de ordinaris vereeringe, die aan den voors. heer van Nassau en hem opentlijk zijn gedaan, genoten heeft van den voors. conink dertig duisent croonen?
Seyt niet ter werelt meer in die ambassade genoten te hebben, als 't geene publicquelijk aan hem en den heere Nassau is vereert geweest, maar dat de conink tot Nantes hem beloofde, dat de zaaken van zijn rijk geredresseert wesende, hij zijne diensten veel jaaren te voren en ook in de voors. legatie gedaan in 't doen van de voors. onderrechtinge, deselve jegens hem en zijne kinderen beloofde coninklijk te gedenken.
| |
| |
| |
215. Wat op de voors. belooften gevolgt is geweest?
Dat int jaar 1608 de coninck zijnen joncxten soon heeft gemaakt edelman ordinaris op een tractement van drie duysent gulden sjaers, en hem die spreect deur den heer president Jeannin een vereeringe heeft gezonden in denselven jaare, zonder dat hij deselve zekerlijk can begrooten, maar deselve geweest te zijn in gelde, en dat de president hem die spreeckt serieuselijk vermaande bij ordre van den conink, dat tzelve secreet mogte gehouden worden.
| |
216. Of de afrekeninge nopende de secoursen van Engelant nyet twee millioenen minder genomen is geweest, ten opzien van de groote defecten die op verscheyde tijden in 't zelve secours waren geweest?
Seyt dat de heeren van den raat van hare majt. van Engelandt de schulden begrooten op hondert en veertigmaal hondert duysent gulden. Dat de gesanten van mijn heeren staeten generael geallegeert hebben de defecten, die in 't selve secours geweest waren, maar dat die van den raade daar jegens sustin eerden, dat zoo veel penningen uyt haer majts. tresoren waren gefurneert en betaelt, dog dat zij ten lesten geneegt waren de landen te willen quiteeren twee millioenen, maar dat de constante resolutie van de gecommitteerden, en nament lijk van hem die spreect, de saake alzoo beleyden datter eyndelijk vier millioenen geremitteert worden.
| |
217. Waarom hij op gisteren versogt heeft, dat men hem nyet nader zoude willen vragen opt stuk van de spaansche pistoletten?
Seyt dat hij meende mijn heeren zooveel onderrechtinge daer op gedaan te hebben, dat hij meende de heeren daarmede contentement gegeven te hebben.
Was geteekent, J. van Oldenbarnevelt.
| |
| |
Woensdaags den XXVIIJ Novemb. 1618 weder geexamineert den voors. advocaat, present de heeren Voocht, R. Pauw, Manmaker, Ploys, Atsma en Gockinga.
| |
218. Of hem bij den cheurfurst van Ceulen nyet en zijn doen geeven geweest zes duysent goltgulden of daar omtrent?
Seyt neen en nyet een.
| |
219. Of hem deselve goutgulden nyet en zijn getelt geweest deur Vincentius Remsing Kellenaer van Reekelickhuysen?
Seyt neen.
| |
220. Wat giften ofte gaven hij van yemant van wegen den vijant genoten heeft, in, naar of van wegen de treves handelinge?
Seyt in 't alderminste nyet, gelijk hij hier voren naarder verclaart heeft.
| |
221. Wat hij genoten heeft van den grave van Arenberg, om zijne goederen hier te lande onvercoft te laten?
Seyt nyet ter werelt.
| |
222. Of de heeren staaten van Hollant doen hunne visschers bij de oorlogschepen van Duynkerken in den gront geboort waren, nyet geresolveert en hebben gehad, dat allen den goederen van Arenberge vercoft zouden worden?
Seyt dat hij zulks zekerlijk nyet en zoude kunnen zeggen,
| |
| |
maar dat hem nyettemin gedenct datter yets van gedaan of gesproken moet wesen, deur dyen hem eens vuyt Frankrijk is geschreven, dat den grave van Arenberg de propositie of resolutie dies aangaande hem die spreect wilde imputeeren, ook met drijgementen op zijn persoon.
| |
223. Waeromme hij verhindert heeft, dat deselve goederen nyet en zijn vercoft geworden?
Seyt dat hij van geen verhinderinge en weet te spreeken nogte eenige kennisse heeft.
| |
224. Waarom hij toegestaan heeft dat de gedeputeerden over de treveshandelinge van den vijand geschenken hebben genooten, daar nogtans bij volle resolutie van de heeren staten generael contrarie was verstaan?
Seyt dat hem gedenct dat de heeren ambassadeurs zoo van de con. majten van Vrankrijk als Engelant, op die materie tegens hem die spreect geseyt hebben, dat het was een merkteken en bewijs, dat de conink van Spaengien en eertshertogen de heeren staten als regeerders deser landen hielden voor regeerders van vrije landen, doende in 't besluiten van 't tractaet van treves aan de gecommitteerden der heeren staaten vereeringe, zulks als in gelijke tractaaten tusschen gecommitteerden van coningen en souverainen gebruikelijk is: dat niettemin zijne meeninge en publique instantie daer toe heeft gestrect, dat mijn heeren de staaten de vereeringe aan haar neemen en haare gecommitteerden zelfs vereeren zouden naar hare discretie; maar dat bij anderen sulks nyet en is goetgevonden, ende dat vreemt is, waarom hem die spreect dit gevraagt werd, die een van de minste gecommitteerden totte voors. handelinge is geweest, hoewel bij hem het woort gevoert is.
| |
| |
| |
225. Als in de vergaderinge der heeren staten generael wierde vermaent, dat wel dienden gelet op de ghiften die van wegen den vijant hier te lande geschieden, of hij daer op nyet geseyt en heeft, dat men de vromigheit van de regeerders meer moet vertrouwen, dan datse om ghiften iets tot der landen ondienst zouden willen doen?
Seyt hem zulks nyet te gedenken en 't selve ook kwalijk te connen geloven, dewijle hij mede present als gecommitteert geweest is en het woort gevoert heeft, ten tijde als met een goede en scherpe reprehensie gerestitueert en overgelevert werden de presenten, bij pater Jan Neije aan eenige gepresenteert, om aen den eertshertoge met verclaringe van deselve reprehensie gerestitueert te worden.
| |
226. Waarom hij zoo zeer aangehouden heeft tot het vernieuwen van den eedt van 't crijgsvolk?
Seyt nyet te weeten aangehouden te hebben tot vernieuwinwinge van den eedt vant crijgsvolck, ende dat hij meent dat den eet, bij hem op commissie van de heeren staten generael int jaar van 1588 ingestelt en bij deselve heeren solemnelijk ende eendragtelijk gearresteert, wel en bequamelijk ingestelt is voor 't recht van alle geinteresseerden, denzelven eet in goeden verstande naar den opregten zin genomen en geinterpreteert zijnde. Dan alzoo bij eenige steden, en namentlijk bij die van den Briele gesustineert worden, dat voor de inruiminge van 't Engelsche garnisoen als cautionarissen voor de con. majt. van Engelandt, die garnisoenen aldaar, volgende den text van de naarder unie, in 't incomen gewoon waren eet aan de regeerders te doen, en dat kennelijk was, zulks nyet alleen daar, maar ook in andere steeden geschiet te zijn, zo is
| |
| |
verstaan dat zulken eet of beloofte, daar 't zelve begeert of nodig bevonden zoude worden, zoude worden gedaan en geprest eert.
| |
227. Dewijle den eet van 't jaar 1588 met goede sorgfuldigheit bij de heeren staten generael was geconcipieert en gearresteert, waaromme hij buyten kennisse van deselve heeren staaten generael aan haar crijgsvolk in den Briele anderen eet heeft doen vorderen, op peene van cassatie?
Seyt daar op nyet anders te connen zeggen, dan dat hij nyet en gelooft, dat 't garnisoen van den Briele yet is afgevordert dat haren eet nyet mede en brengt, dewijle den eet naar zijn beste onthout onder anderen inhout, dat zij moeten beloven de regeerders van de steeden, daar zij in garnisoen gebruikt zullen worden, gehou en getrou te wesen etc., ende dat naar zijn verstant het volk van oorloge is niet alleen 't volk van mijn heeren staaten generael in poincten en zaaken tot hare directie en dispositie, volgende de naarder unie en de interpretatie daar op gevolgt, staande, maar ook van de heeren staaten van de particuliere provincien, tot wiens repartitie en betalinge die gestelt zijn, in alle zaaken de souveraine regeeringe haerder provincie en den dienst derselver betreffende, insgelijks van de heeren staaten en regenten van de steeden, daar in zij gebruict worden, voor den tijt dat se aldaar in dienst zijn.
| |
228. Indyen den eet 't crijgsvolk, in den Briele zijnde, afgevordert, nyet nieuws in en hielt, waar toe die dan op peyne van cassatie gevordert?
Seyt, dat men gebruykelijk is den regenten van de heeren van Hollandt en Westvrieslandt, als t'samen makende de staaten derselve landen, naar inhout van de unie ende ge- | |
| |
bruyken, te geeven alle redelijke contentement en satisfactie, opdat men te beter 's lands zaken met eenigbeit en contentement van de steeden (daar van jaarlijx de consenten moeten versogt en gedragen worden) mogt belijden, en dat daar op de ooge genomen is in 't neemen van de voors. resolutie.
| |
229. Waarom dat de forme van den eet van 't crijgsvolk in den Briele gevordert, is anders geweest als de forme van den eet van de generaliteit?
Seyt, dat hij nyet en weet over eenige forme, strijdig jegens den eet van de generaliteit geweest te zijn, en dat zijn verstant geweest is en als nog is, dat nyet tegenstaende den eet die 't volk van oorloge in de steeden en naar de unie en gebruik afgenomen word, al evenwel den eet zulks die gepresseert is, in haar geheel en onvercort moet blijven, zoo veel elks van de geinteresseerde aangaat, gelijk hij hier voren geseyt heeft.
| |
230. Wat verbont de agt steeden in Hollandt onder zig hebben gehad, en wat daar van op pampier is gebragt geweest?
Seyt, dat hij van geen verbont ter werelt en weet, of dat der steeden meeninge anders is geweest, als malkanderen Volgende de generale en particuliere unie tot conservatie van hare vrije- en geregtigheyden ende publicque auctoriteet te assisteeren, houdende hem daar toe verbonden bij deselve unie.
| |
231. Of de meeninge nyet en is geweest, ook andere provincien en steeden te trecken, en welke?
Seyt, dat zijn verstant altijt is geweest, dat alle de steeden
| |
| |
en provincien naar inhout van de unie daar toe verpligt en verbonden wareu, hebbende daartoe de provincien int generael en particulier versogt en vermaant haar als goede bontgenooten te willen dragen en quijten naar behooren, zonder dat hij van eenig ander particulier verbont weet.
| |
232. Of hij nyet getragt en heeft een naarder verdrag apart met die van Utrecht te maken int stuk van de religie?
Seyt neen.
| |
233. Of hij nyet zelfs de gedeputeerden van Utrecht, hier in den Hage wesende, ende namentlijk mede den heere van Rijsenburch daar toe versogt heeft gehad?
Seyt, hem dat nyet te gedenken.
| |
234. Of hij in den jaare 1587, ten tijde milord Buckenhorst hier was, nyet en heeft verclaart dat dese landen magtig genoeg waren omme de oorlogen vuyttevoeren?
Seyt, dat milort Buckenhorst hier wesende in den voors. jaare, gelast was om een vreedehandel tusschen Spaengien, Engelant en dese landen te proponeren, en dat hij zulks voor den staat van de landen zeer dangerenx vindende, bij alle middelen geaarbeyt heeft om hem te diverteeren van het proponeren of openen van den voors. last, en dat hij daertoe wel wat meer van de magt van 't lant in generale termen mag hebben gesproken, maar dat hij in sijn gewisse en gemoet tot maintiennement van de zaken deser landen jegens 't gewelt der Spangiaerden, boven de assistentie en genade van God almagtig, en alle mogelijke debvoiren, die men hier te lande can te wege brengen, geoordeelt heeft de assistentie
| |
| |
van de vrunden en de gealicerden deser landen ten hoogsten nodig te wesen.
| |
285. Waarom hij ten tijde van de treveshandelinge gesustineert heeft dat de landen nyet magtig waren haar zelven te defendeeren, zelfs ook niettegenstaende de groote assistentie van den coninck van Vrankrijk?
Seyt, dat de experience van de twee leste jaren van der oorloge als 1605 en 1606 en 't geene in deselve jaaren passeerde, tot afbrek deser landen en 't groote verloop van agterwesen en schulden, daarinne de landen in 't beleit van de oorlogen te water en te lande waren vervallen en geschapen dagelijx meer en meer te vervallen, hem beweegt hebben een godtlijke, eerlijke en verzekerde handelinge van vreede ofte bestant te prefereeren voor de onzeeckere vuytcomste van de oorloge, en dat hij in goede gewisse en conscientie als nog zulks voor 't beste voor de landen hout, zonder dat hij eenige naardere verclaringe daarop can doen.
| |
236. Of hij in den jaare 1607 nyet versogt en heeft op den heere aan Busenval van den coninck van Vrankrijk te willen verclaren, dat deze landen zoo zeer in magt en reputatie waren vervallen, dat meer als d'een helft van de inwoonderen peys begeerden?
Seyt hem nyet te gedenken zulke of gelijke propoosten met den heere van Busenval za. gehouden te hebben, maar wel om zijne majt. te willen disponeeren tot continuatie en ook vermeerderinge van zijne secoursen.
| |
| |
| |
237. Of hij aan denzelven heer van Busenval doen nyet mede geseyt en heeft, dat, ingevalle de landen eenige tegenspeet overquamen, de wederhelfte van dezelve ingesetenen ook nyet constant en zouden blijfven?
Seyt hem ook nyet te gedenken zulke propoosten met hem gehouden te hebben, waar wel dat men zeer zorgvuldig moste wezen om te conserveren der landen reputatie en welstant, om den vijant zoo sterk te bejegenen, opdat hij deur 't passeren van de rivieren geen voordeel, tot nadeel van de vereenigde landen in 't gemeen en zonderlinge van Hollandt en Utrecht, en zouden gekrijgen, of dat te bedugten zoude wesen eenig misverstant onder 't gemeene volk te zullen ontstaan, daar van de beginselen haar geopenbaart hadden in de stadt Utrecht ao. 1606, die deur de couragie, reputatie ende auctoriteit van Jr. Gerrit van Renesse, heere van der Aa, als eerste borgemr. van de stadt inder tijt was belet.
| |
238. Of in deselve tijt om den coninck van Vrankrijk totte treveshandelinge te bewegen hij den staat van der oorloge deser landen nyet en heeft doen maken en instellen op zeven millioenen fransche cronen des jaars?
Seyt, dat hij zulks qualijk can gelooven, en dat hij daaromme den staat, zoo daar eenige is, zoude moeten zien om te bezien of het zijn werk is of nyet.
| |
239. Waaromme en deur wiens last hij zulks jegens de waarheyt gedaan heeft?
Seyt, bij zijne kennisse nyet anders ingestelt te zijn als hij opregtelijk gemeent heeft nodig te wesen tot conservatie der landen en steeden jegens 't Spaansche gewelt in de twee voorgaande jaaren gebruyct int beleit van de oorloge te lande, en om tot afbrek van den Spaegniaert ende diversie van zijne
| |
| |
fortsen vuyt dese landen naer Spangien tot een vigoureux oorloge ter zee, in goede conscientie naar zijne kennisse ende experientie van zaaken heeft noodig geacht, latende de calculatie van de costen maken den genen die daarinne beter ervaren waren als hij.
| |
240. Of hij nyet de gene en is geweest die geprocureert heeft de paspoort voor pater Jan Neijen om hier secretelijk in 't land te mogen comen?
Seyt, dat hij gelooft metten griffier Aarssens hiervan met zijn Exc. gesproken te hebben, en dat naar zijn beste onthout, zijn Exc. opte zelve communicatie de paspoort voor pater Neijen heeft gedepescheert.
| |
241. Bij wiens last en waeromme hij 't zelve alzoo heeft geprocureert?
Seyt, dat hij niet en zonde weeten pertinent te verclaren of deze zaake dier tijt verder is gecommuniceert geweest, dan dat hij daarop met zijn Exc. gecommuniceert heeft, gelijk hij XX jaaren te voren altijts in secrete zaaken tot der landen dienste hadde gedaan.
| |
242. Op wiens begeerte, versoek of beleet hij zulks heeft gedaan?
Seyt daarop nyet anders te connen zeggen, als op 't nagaande artikel is verclaert, dog dat te voren hier was eenen Crauwel, die kennisse hadde metten griffier Aerssens, aan denwelken de eerste openinge hiervan is gedaen en deur denselven griffier Aerssens aan hem die spreect, en is den voorn. Crauwel voor zijn Exc. ontboden en gehoort geweest naer zijn beste onthout.
| |
| |
| |
243. Waarom hij zulken wigtigen zaake alleen over hem genomen ende met nyemant van de regeeringe gecommuniceert en heeft?
Seyt, gelijk hiervoren verhaalt is, dat in zulke en gelijke secreete zaken hij de voorgaande XX jaaren tot meermaals met zijn Exc. gecommuniceert en dienstelijk tot contentement beleyt hadde, en dat hij nyettemin meent, overmits onlangs te voren de heer van der Horst met assistentie van de secretaris van Turnhout, Gevaert, publyke propositie van vredehandel van wegen de eertshertogen gedaan hadde en met antwoorde bejegent was, aan eenige andere heeren daarvan communicatie heeft gedaan, zonder dat hij daarvan zekere memorie heeft, of yemant van dyen zoude connen noemen, alzoo de zaake omtrent XIJ jaren geleden is.
| |
244. Of hij nyet zelfs eerst geconcipieert, ingestelt en aan den zelven Jan Neijen gelevert heeft een acte dat de eertshertogen zouden moeten verclaren deeze landen te houden voor vrije landen, eer men opentlijk met hem handelen zoude connen?
Seyt, naar zijn memorie en geheugenisse, dat nademaal bij de leste antwoorde aan de voorschr. gecommitteerden vande eertshertogen, en ook te voren aen de gecommitteerden van den keiser en 't rijk gegeeven, was geinsisteert en gesustineert dat men in geen handelinge en conde ofte wilde treeden, zoo lange de conink van Spaengien en de eertshertogen wilden sustineeren recht totte vereenigde landen te hebben, en overzulks impugneerden het decreet van de heeren staaten op hare vrijheit. Dat zulken acte ten overstaan van zijn Exc. hem en den voors. griffier is ingestelt, maar twijfelt niettemin of voor 't overgeeven van dyen vuyt elke van de provincien
| |
| |
een bij zijn Exc. is geweest op te resumtie en examinatie van dyen, en die goet gevonden hebben.
| |
245. Waarom hij de acte aan pater Nijen heeft gegeven zonder voorweten, kennisse of consent van de andere provincien.
Seyt, hier op nyet anders te connen zeggen als op 't voorgaande artikel geseyt is, en dat naar zijn onthout het geschrifte bij zijn Exc. zelfs aan pater Neijen is gelevert geweest.
| |
246. Of hij nyet zelfs de voorsz. acte heeft geconcipieert en aan zijn Exc. gelevert?
Seyt, naar zijn onthout nyet te weeten dat hij de acte zelf geconcipieert, nogte ook dat hij de minute aan zijn Exc. heeft gelevert, maar zoo verre hij yets heeft ingestelt, dat hetzelve te voren bij zijn Exc. was goetgevonden.
| |
247. Wie de gecommitteerden van de andere provincien waren, mette welke hij meent dat de voors. acte zoude zijn gecommuniceert?
Seyt, hetzelve hem nu nyet te gedenken, dan meent daar van secreete notitie gehouden te zijn bij den voors. griffier Aerssens.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Eodem die naar den noen weder geexamineert den voors. heer advokaat, ter presentie als voren,
| |
| |
| |
248. Waerom hij en de treves handelinge metten heere Jeannin gehandelt heeft, om zijn Exc. te maken hooft van den raadt van staaten ende aan den prince Henrick te willen overgeeven 't beleit van den oorloge?
Seyt, daarvan in 't alderminste metten heer president Jeannin nyet gehandelt te hebben, en dat zijns bedunkens 't zelve geen apparentie en heeft, dewijle hij verstaat dat zijn Exc. in effecte hooft van den raade van staate is ten opzien van zijn gouvernementen, digniteyten en qualiteiten; maar dat wel zoude mogen wesen, dat hij al te mets aan zijn Exc. geduyrende de oorloge voorgeslagen heeft van in gemeen exploicten den persoon van mijn heere prince Henrik te gebruyken en hem daarvan te dispenseeren.
| |
249. Waarom hij, weetende de onmagt van de landen en hoe noodig die was vuyt hunne schulden te comen, geprocureert heeft de ligtinge van de waartgelders, dewijle die de landen notelijk in meerder schulden moesten brengen?
Seyt, dat hij hiervoren heeft verhaelt om wat redenen dat hij al in den jare 1583 van gevoelen is geweest, dat bij tijden van trouble en vreese van populaire factie of tumulte, de steeden bij ligtinge van volk van wapenen op soldije behooren te voorsien, opdat de magistraat deur steunsel van deselve alle onheyl en swarigheyden over haare poorteren en inwoonderen mogen voorcomen en datelijkheyden beletten, zonder dat hij andere consideration in dat stuk heeft gehad, nog yemant tot aenneminge van waertgelders geport, maar gelaten ter vrije dispositie van de regeerders, vroetschappen en wijsheyt der steden, die best bekent waren de gelegentheyt van de poorteren en inwoonderen, ende daeromme best conden weeten haare gelegentheyt, zeggende nyet verder hierop te connen zeggen.
| |
| |
| |
250. Waerom hij getragt heeft de eesten van de waertgelders te brengen tot laste van de generaliteit?
Seyt, nyet te weeten van daar toe getragt te hebben, zoo niettemin de provincien en leden van dezelve malcanderen met eenicheyt daarin hadden connen verstaan, dat men een goeden moderaten voet van subsidie tot onderhout der waertgelders, totdat de zaaken in ruste en stilte hadden mogen gebragt werden, met gemeene bewilliginge hadde willen accordeeren, en dat de steeden 't verder onderhout zelfs hadden willen dragen, gelijk in voorleden tijden in de generaliteit en ook van Hollant op 't aanneemen en 't onderhouden van de waertgelders voorgeslagen is geweest, dat hij 't zelve nyet onbequaam zoude hebben geagt, zoo de provincien en steeden malcanderen altijts van doen hebben, en daerom in alle billicheyt tot vrundelijke accommodatie behooren te verstaan.
| |
251. Hoe hij meent dat de provincien en steeden onderlinge malcanderen zouden hebben connen verstaen in 't onderhout der waertgelders, dewijl d'een deselve tegens d'andere ligtende was, en elcx geen insigt als op hem zelfs en hadde?
Seyt, dat hij nyet en gelooft nog en weet, dat d'een stadt jegens d'andere steeden waertgelders hebben geligt, maar alleenlijck om hare gemeente in ordre, rust en vrede, en de overheyt in haar hehoorlijk respect en auctoriteit te conserveren, en dat daartoe de provincien en steden naar zijn oordeel (onder correctie) volgende de unie malcanderen behooren de goede hant te bieden, gelijk de heeren staaten van Hollant en Westvrieslandt aan de gecommitteerden van de andere provincien bij haare acten hebben versogt.
| |
| |
| |
252. Waaromme dan die van Leyden en Utrecht t'samen gecomplotteert hebben gehadt met hunne waertgelders de stadt Woerden in te neemen en voor haar te verseekeren?
Seyt, dat hij van zulk een complot nyet en weet.
| |
258. Of hij nyet zelfs mette gedeputeerden van Utrecht daar van heeft gesprooken?
Seyt, dat hem zulks nyet en gedenkt.
| |
254. Waaromme die van Utrecht ende Rotterdam de stadt van Schoonhoven met haare waertgelders hebben bezet?
Seyt, daar van nyet anders gehoort te hebben, dan dat die van Rotterdam weynig soldaten van hare comp. aan die van Schoonhoven zouden hebben overgedaan, zonder dat hij van die van Utrecht yets verstaan heeft.
| |
255. Of met hem voor heenen nyet en is gecommuniceert geweest, dat men met waertgelders van Rotterdam de stadt Schoonhoven zoude bezetten?
Seyt, hier van niet anders te weeten dan voren, en dat hij niet en weet van eenige communicatie dienaangaande met hem gehouden.
| |
| |
| |
256. Of tot betalinge der waartgelders binnen Schoonhoven gelegen hebbende, met zijne kennisse vuyt den ontfanck van de gemeene middelen ter Goude nyet enzijngeligt geweest vijf duisent gulden meer of min?
Seyt, bij zijne kennisse zulke ligtinge aldaer nyet gedaan te zijn.
| |
257. Of tot betalinge der waertgelders tot Schoonhoven vuyt geene andere gemeene comptoiren penningen zijn geligt geweest bij zijne kennisse?
Seyt, ook daarvan geen kennisse te hebben.
| |
258. Waaromme hij in boeken en geschriften heeft willen staande houden, dat elke overigheit vermag hare onderdanen te doen oeffenen zulken religie als zij goetvonden?
Seyt, dat hij niet en gelooft dat zijne geschriften alzoo met goede verstande connen verstaan worden, hebbende altijts verstaan, dat niet de particuliere overigheit, maar alleen de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt als wettelijcke hooge overigheit der voors. landen toestaat en incumbeert te bezorgen, dat Godes H. Woort haare gemeenten in suiverheit werde geleert en gepredict, 't welck hij verstaat van de ware gereformeerde religie, ende dat onder een christelijke en wel bepaalde tolerantie jegens alle dwalingen en ketterijen in 't verscheiden gevoelen op 't stuk van de predestinatie en aancleven van dien, ende dat metten hooggedagten heeren staaten volgende declaratie, gestelt in de delatie van de auctoriteit aan mijn heere den prince van Oraengien, Ho. Mo., naar de gelegentheit van de respective steeden, regenten, poorteren en inwoonderen derselver behooren in middelmatige zaaken tot redelijk contentement derselver te voorzien, en secluderende altijts alle conscientie dwank.
| |
| |
| |
259. Waarom hij dan octroy heeft doen verleenen op 't boek van Grotius, de pietate ordinum Hollandiae, daar inne hij zulke magt der overigheit met clare termen drijvende is?
Seyt, dat hij zulks daarin nyet en heeft geremarqueert en ook nyet wel en weet of hij geweest is over 't verleenen van 't octroy.
| |
260. Waaromme hij diverse personen van de regeeringe heeft willen wijs maken, dat de oorloge nyet om de religie maar alleen om de privilegien, vrij- en geregtigheden van de landen zijn gevoert?
Seyt, dat hij wel geseyt mag hebben, gelijk hij ook voor de waarheit hout, dat de oorlogen principalijk aangenomen is voor de vrij- en geregtigheden der landen, steeden, dorpen ende ingezeetenen, en dat de naarder unie van Utrecht, wesende 't fundament van de vergaderinge van de heeren staaten generael, zulks claarlijk medebrengt en altijts alzoo verstaan is, maar dat hij daarbij heeft gevoegt, dat de eerste en voornaamste specie der voors. vrij- en geregtigheyden is, de ordre opte exercitie van de ware christelijke religie, en dat daeromme de hooge overigheit van yder provincie behoort zorgvuldig te wezen, omme daarinne goede christelijke ordre te stellen, mits een ygelijk latende in zijn gemoet vrij, zonder conscientie dwank te gebruyken, gelijk hiervoren verclaart is.
| |
| |
| |
261. Als de conink van Spaengien anno 1574 tot Breda presenteerde te doen onderhouden allen de privilegien, te doen repareeren wat daar jegens was gedaan, en de landen te laten bij hare vrij- en geregtigheden, maar in de religie nyet een jota te willen veranderen, of doen eenige andere oorsake van de oorloge als alleen de religie bleef?
Seyt, dat de conink van Spaengien als grave van Hollandt, volgende de vrij- en geregtigheyden van de heeren edelen en steeden, de staten van den lande representeerende, gehouden was met advijs en goetdunken van dezelve heeren edelen en steeden in 't stuk van de religie zulke ordre te stellen dat dezelve reden van contentement hadden, zonder dat den grave van Hollandt naar de voors. vrij- en geregtigheyden dispositie over de religie of der goeder ingesetenen conscientie heeft mogen usurpeeren, gelijk de cheur- en fursten, graven en heeren in Duytslant practiseeren, en hij 't zelve nyet willende doen, nog een jota van zijn pretensien in 't stuk van de religie wijken, de heeren staaten met groote reeden swarigheit gemaact hebben met hem te tracteeren, zoowel om in 't stuk van de exercitie van de religie en vrijheit van conscientie te hebben contentement, als in andere specien van de vrij- en geregtigheyden der landen, daarvan ook geen verseeckeringe anderssins conde wezen.
| |
262. Waarom hij die groote vertogen de steeden van Hollandt heeft doen inbeelden, dat de privilegien nyet de gemeente, maar de corpora van de steeden toequamen, ende dat de particuliere ingezeetenen buyten wille van de magistraat hen daarmede nyet en mogten behelpen?
Seyt, nyet te gedenken, dat bij hem zulke vertoogen zijn gemaact, en dat zijn opregt verstant is dat de previlegien op 't versoek van de regenten van de steeden verleent, naar den text van dyen, ook de poorterije en inwoonderen verstaan moeten werden verleent te zijn, maar dat borgemeesteren en vroedschappen representeerende de gemeenten, toecomt de be- | |
| |
waarnisse en observantien derselver privilegien, maar nyet de particuliere, alsoo daar vuyt groote confusie zoude ontstaan.
| |
263. Wat confusie hij meent daar vuyt te sullen ontstaan, dat de particuliere ingesetenen haar mette privilegien behelpen?
Seyt geleert te hebben quod, dum quilibet suo officio incumhit, omnia bene succedunt, en dat daaromme de wettelijke magistraat haar offitio behoort te doen in 't voorstaan van hare privilegien. Dat nyettemin naar de gelegentheyt van de zaaken en borgers in 't particulier geinteresseert zijnde, 't mainteneeren van eenig privilegie, als zij 't nyet en willen gebruiken jegens 't verstant van haare wettelijke overigheit of jegens dezelve, hij nyet en verstaat, dat hen 't zelve behoort gerefuseert te worden, blijvende altijts de politie en ordre van de steeden onvercort.
| |
264. Hoe hij meent dat eenige landen ofte steeden hen privilegien zouden connen gebruyken jegens den prince die haar dezelve heeft verleent, als hij meent dat dezelve daar mede maar verstaan dat men deselve jegens zijn verstant en mag, nog en behoort te gebruyken?
Seyt, dat een prince of grave van Hollandt, een privilegie geaccordeert hebbende, gehouden is 't zelve te onderhouden, als metten geenen, den welken hij 't zelve privilegie geaccordeert heeft, quasi gecontraheert hebbende, en zoo hij daar van in gebreeke blijft, dat hij daartoe bij wegen van justitie of andersints bij datelijke wegen behoort gehouden te worden, gelijk men in deese landen jegens den coninck van Spaengien gepractiseert heeft.
| |
| |
| |
265. Met wat redenen een magistraat die voor en opten naam van hen gemeenten en dikwils tot haren costen en lasten vereregen heeft een previlegie, deselve gemeente 't gebruik van dien zoude connen beletten?
Seyt, dat naar zijn verstant d'ordinaris bewaarnisse van de privilegien competeert de ordinaris magistraat, dat nyettemin de particuliere ingeseetenen, poorteren en inwoonderen hen daarmede mogen behelpen, met zulken verstande nogtans, dat de ruste en eenigheit der steeden daar deur nyet en worde geturbeert of vercort, voor welke rust en eenigheit vooral behoort gezorgt te worden, naar de leer salus populo suprema lex est.
| |
266. Waarom hij Vorstium hier te lande gemainteneert, gefoveert en ook groot extraordinaris tractement doen geeven heeft, tot groot misnoegen van den coninck van Groot-Bretaengien, die zoo weerden bontgenoot van deeze landen is?
Seyt, dat hij van Vorstio nyet anders en weet te spreeken dan dat hij verstaan heeft, dat hij wettelijk en bij den geene die zulks toestonde totte professie theologiae in de universiteit van Leyden beroepen, en dat in de vergadering van hooggedagte heeren staaten van Hollant en West-vrieslandt naar zijn beste onthout verstaan is geweest, dat de redenen bij eenige predicanten tegens dezelve beroepinge voorgestelt, nyet en waren souffisant om de voortganck van dyen te beletten. Dat hij nyettemin verstaande, dat de con. maj. van Groot-Bretangien qualijk opten zelven tevreeds was en hem ongesont hielde in de dispute de Deo et attributis etc., omme zijne maj. contentement te gheven, zoo veel in hem is geweest, heeft helpen bevorderen, dat hij nyet alleen totte professie nyet en is geadmitteert, maar ook dat hij vuyt de stadt
| |
| |
Leyden hem metter woone heeft getransporteert binnen der Goude, om hem te suiveren van de poincten daar mede hij beschuldigt wert qualijk te gevoelen; en van 't verder inhouden van dit artikel, hem noyt bemoeyt te hebben, als wesende buiten zijn vocatie. Dat hem nyettemin gedenct, dat het eerste dat hij van Vorstio yets gehoort heeft, is geweest van een boek bij hem gemaact en gedediceert aan hooggedagte heeren staten generael tegen Bellarmyn, en dat 't zelve boek zoo wel bij de contreremonstranten als remonstranten van geleertheit en tot merkelijke dienst van de gereformeerde religie gepresen worde, en dat Vorstius hier comende, medebragte loffelijke getuigenisse nyet alleen van de magistraat, maar ook van de kerke en hoogeschoole van Steinfoort, en een brief t' zijnder eere en prijs van een van de graven van Benthem, zonder dat hij voor af naar van Vorstio nog van zijn openie veel gehoort heeft, en is zijne zake meest gehandelt gedurende de langdurige siecte en quartegie van hem die spreect; en nopende de tractementen, dat hij hem daar meede nyet en heeft becommert, nog diesaangaande yets gevordert, maar wel dat hij bevordert heeft, dat verscheiden predicanten van het contreremonstrantse gevoelen, van haar dienst gedeputeert of gesuspundeert zijnde, haar tractementen zijn gecontinueert en betaalt, als Roseus, van Crijnsz, van Hil, Gesel en andere, ter tijt toe zij tot ander beroep zijn gecomen geweest.
| |
267. Of hij Vorstium hier in 't landt tegens 't advijs van vele treffelijke kerken nyet en heeft doen houden en blijven, alleen met die intentie om den staat van de religie en de kerken deser landen daar deur te beter te turbeeren?
Seyt, dat hij altijts de ruste en vreede der kerken naar zijn vermogen in recommandatie heeft gehad, en zooveel gedaan als hem mogelijk is geweest, om alle troubelen te
| |
| |
weeren. Ende dat hem nyet en gedenct dat seáert 't vertreck van Vorstio van Leyden naar Gouda, eenige clagten aan hem over denzelven gedaan zijn.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt,
Donderdag den XXIX Novemb. 1618 wederom geexamineert den voors. advocaat, ter presentie van de heeren Voocht, Sweeten, R. Pauw, Manmaker, Atsma en Gockinga.
| |
268. Waeromme hij aan den commis Volbergen verboden heeft de interessen van penningen die tot laste van de generaliteit liepen, te reduceeren tegens den penninck XVI?
Seyt van zulke interdictie geen memorie te hebben en daar van ook nyet te geloven gesproken te hebben, ten ware het penningen waren geweest op het crediet van de heeren van Hollant geligt of bij dezelve te wege gebragt, alzoo de heeren van Hollant langen tijt daarnaa hooger interest of renten nog waren betalende,
| |
269. Of hij denselven nyet gelast en heeft aan de particuliere personen, die haar alrede metten penn. XVI hadden laten contenteeren, haar interessen te vervallen tegens seven ten hondert?
Seyt daarvan geen kennisse te hebben en ook zulks nyet te connen geloven, dewijle hij de ontlastinge en minste beswaarnisse der landen altijts in de hoogste recommandatie heeft gehad.
| |
| |
| |
270. Waarom hij in zijn gedructe remonstrantie de secreten van 't lant openbaert, zoowel nopende de finantien, als nopende de secreete handelingen met Vranckrijck?
Seyt, dat hij in groote swarigheit in de maanden van Meert en April lestleden wesende, en vuyt eenige fameuse libellen, als 't een geintituleert: Nootwendich discours, het ander: Practijk van de Spaanschen raat, verstaande, dat men nyet alleen den staat van de landen en regeeringe van dyen, maar ook hem in 't particulier groot ongelijk daar bij deede (hoewel tegens zijn gemoet en gebruik) nodig gevonden heeft, vreesende van de doot gepreveniert te mogen worden, de voors. remonstrantie aan hooggedagte heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt zijn heeren en meesters, ook den regenten van de steeden en andere publycque collegien van Hollandt en West-vrieslandt ter handen te doen comen, omme van de waarheit der zaaken, totter landen dienste en zijn ontschuldingen opregtelijk naar de waarheit berigt te mogen doen: maar dat in 't drucken van deselve remonstrantie daarvan hij maar twee of drie hondert voor de publycque collegien gelast hadde te drucken, het druksel met quade practijcken vuyte druckerije alhier in den Hage gecregen, en tot Leyden in groote menigte en zeer incorrect is nagedruct en verstroijt, en dat hetselve veroorsaect heeft, datter meer correctelijk nagedruct en uytgegeven zijn, en zijn die bij hem gezonden alleen aan de heeren edelen en steeden van Hollandt, de collegien van de justitie en de rekenkamer, de magistraat van den Hage, en eenige aan de heeren staaten 's lands van Utrecht, als hooge overigheit van zijn vaderlandt, mitsgaders aan schout, borgermrs en regeerders van Amersfoort, zijn vaderlicke geboorte stadt, zonder dat hij daarbij verstaat, eenige secreeten van 't lant, nog van de finantie, nog ook van de zaaken van Vrankrijk geopenbaart te hebben, die nyet en waren veel jaaren te voren geweest tot kennisse van veel hondert personen, en dat hij daaromme nyet en meent daar bij anders gedaan te hebben als 't geene tot der landen van Hollant en West-vrieslaadt ende der heeren
staaten derselver eer
| |
| |
en dienste, mitsgaders zijne defentie nodig was, gelijk opregtelijk zijn intentie is geweest, ende versoect ootmoedelijk dat hooggedagte heeren staaten en andere die 't zelve zoude mogen aangaan, 't zelve nyet anders en willen duyden nog verstaan, en dat 't geene daar gedaan is, gehouden mag worden als ex justo dolore, jegens het groot ongelijk hem bij de voors. libellen gedaan, geschiet te zijn.
| |
271. Wat schuit 't gemeene landt aan deselve libellen hadde, dat men daarom justo dolore hare secreeten moste divulgeeren?
Seyt, dat langen tijt te voren bij de heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt, zoo in de vergaderinge van de generaliteit deur haar gecommitteerden als in de vergaderinge van de heeren edelen en steeden, met eernst was aangehouden, omme jegens zulke libellen, nergens anders toe streckende dan de gemeente tot oproer en datelijkheit jegens de regierders op te ritsen, tot dienste der landen, steeden en gemeenten te voorsien, maer dat 't zelve nyet en heeft connen geimpetreert of te wege gebragt worden, en dat daarom hij wel tegens zijn gemoet, als hier voren geseyt is, en zonderlinge ten opsien van zijnen hoogen ouderdom en groote indispositie, 't zelve tot zijne verdediginge heeft moeten doen, zoo voor zijn persoon als zijne kinderen en vrunden.
| |
| |
| |
272. Of hij meent dat de heeren staaten generael meer gehouden waren omme te voorzien tegens de voors. fameuse libellen tegens hem vuytgegeven, als hij tegens 't fameus libel, genaamt de Weegschaal, tot laste van den conink van Groot-Britangien en desselfs ambassadeur vuytgegeven?
Seyt, dat hij in opregt gemoet en gewisse heeft gemeent en verstaan, dat zoo wel hooggedagte heeren staaten generael, als van Hollandt en Westvrieslandt, zoo wel ten opsien van de openbare valsheit, imposture, injurien en calumnien jegens hem bij de voors. libellen vuytgespogen, behoort hadden als ten opsien van zijn langdurige en getrouwe diensten, behoorlijke ordre gestelt te hebben, zoo wel hier in den Hage, als in de provincien en steeden: ende aangaande de Weegschaal dat hij hier voren verhaalt heeft, deselve alhier in den Hage en in de steeden ingetogen en het stroijen en vercopen van dyen belet te zijn; en dat hij hem voorts refereert tot 't geene hij hier voren geseyt heeft.
| |
273. Of nyet waaragtig en is, dat de heeren staaten generael gepresenteert hebben in te willigen een placcaet daarbij alle fameuse libellen verboden zouden worden, ingevalle die van Hollandt meede wilden inwilligen de publicatie van 't placcaet jegens de Weegschaal
Seyt, gelijk hij ook hier voren verclaart heeft, noyt van zulke presentatie gehoort te hebben, maar wel dat cens gerapporteert is, dat zoo verre men wilde inwilligen in 't houden van 't synode nationaal, dat men als dan de fameuse libellen zoude verbieden, 't welk bij de heeren staaten van Hollandt verstaan is te wesen een onbehoorlijke conditie, om malcanderen alzoo te willen afdringen een zaake die met vrije bewilliginge behoorden beleit te worden; en daarinne mijn heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt zoo in digniteyt, eer en reputatie, als diensten zoo grooten interest hadden, om haar besoigne zoo wel deur wereltlicke als kerekelijke personen eerst zelfs wel te doen examineeren, adviseeren en resolveren, of zij daar bij eenige veranderinge of moderatie te doen, zelfs zouden goetvinden, eer tot kennisse van anderen die zaake zoude comen.
| |
| |
| |
274. Of bij 't versoek van de gedeputeerde van de heeren staaten van Hollandt ter vergaderinge van de heeren staaten generael op 't verbot van de fameuse libellen, nyet mede gevoegt was verbot tegens het prediken der contreremonstranten, daarinne de heeren staaten generael ook swarigheit makende waren?
Seyt, nyet te weeten nog te gelooven, dat van wegen hooggedagte heeren staaten van Hollandt eenig verbot jegens het prediken van de contreremonstranten is verzogt.
| |
275. Wat dienst voor de landen ofte voor zijn eigen defensie hij meent gelegen te zijn in 't ophalen en divulgeeren van een onderhandelinge van Vranckrijk, die af, te nyet ende nu vergeten was?
Seyt, dat hij in 't jaar 1603 in ambassade metten hoog en welgeboren heere grave Henrick van Nassau, den heere van Brederode l.g., en den tresorier Valk gesonden is aan de conincklijke Majt. van Groot-Bretaignien, en dat aldaar op te instantie van dezelve heeren gesanten, gemaact is tusschen den coninck van Groot-Bretaignen en de heer marquis de Rhoni, ambassadeur extraordinaris van den coninck van Vrankrijk hoogstloff. g., een accoort daarbij belooft is, dat de conink van Vrankrijk in 't jaar zoude doen assistentie aan hooggegedagte heeren staaten van dertien hondert en vijftig duysent gulden, de twee deelen tot laste van zijn majt. van Frankrijk en een derde deel tot laste van den coninck van Groot-Bretaingien, in minderinge van de schuit die het rijk van Engelandt op Frankrijk pretendeerde, en dat daar jegens in 't rijk van Schotlant een regiment knegten tot dienste deser landen zoude worden geligt en alhier in dienste gebragt, en dat de coninck van Vrankrijk was sustineerende,
| |
| |
dat hij van den voors. jaare 1603 totten jaare 1606 zoo veel voor het derdendeel van den conink van Groot-Bretaingien aan deese landen verstrect en betaalt hadde, dat de Engelsche schuit daarmede was voldaan, en mitsdyen swarigheit maacte om zijne secoursen te continueeren, zonder andere handelinge, waarvan de beswaarlijkheit zoo ten opzien van den staat van de landen, als namentlijk in 't stuk van de religie, vuytte gedaan voorslagen claarlijk bevonden worde; ende dat daarom zulken merkelijken secours, bedragen hebbende in de leste jaaren, in plaatse van XIIJc Lm guld., XIXc Lm guld., gebrekende ende nyet gefurneert werdende, de zaaken van de landen, naar menschen oordeel, qualijk staande te houden waren, bijzonder nadien boven 't voors. groot secours de landen in de leste vijf of zes jaaren zooveel ten afteren gegaan waren, en haar beswaart hadden; zeggende dat daarin de dienst van de landen gelegen is, dat een yegelijk mag weeten in wat swarigheit de landen waren, ten tijde van 't aangaan van de handelinge van de treves.
| |
276. Waarom hij 't verloop van de finantien in zijn remonstrantie zoo voorstelt, als of de zaaken van het land nyet langer en hadde connen staande gehouden worden, en wat dienst voor 't landt daarin is geleegen dat alle man, zoo wel onsen vijandt als andere dat weeten?
Seyt, 't zelve te dienen om claarlijk aan te wijsen, zelfs vuyte ad vijsen van de twee collegien van de justitie en de earner van de reekeninghe in Hollant, dat de zaken ten tijde van 't aanvangen van de treves in zulken poincten in 't stuk van de finantien in Hollant stonden, dat dezelve handelinge nyet alleen dyenstig, maar ook noodig was tot weeringe van het vuyterste verloop en confusie, en dat 't zelve geen secreete zaken nog hier te lande, nog in der vijanden ofte andere landen
| |
| |
en waren, maar vuytten staat aan de vroedschappen van de steeden te voren gesonden, een yegelijk bekent waren.
| |
277. Of 't vertoog de hoven en rekenkamer gedaen nyet altoos secreet en is gehouden geweest, zonder te divulgeeren, en waarom hij dat nu met ten druk opentlijk heeft gedivulgeert?
Seyt, dat voors. advys int jaar 1604 is gecommuniceert in volle vergadering van de heeren staaten van Hollandt, die hij meent over de L of LX personen sterk geweest te zijn; dat hij ook meent bij alle of veele steden daarvan copien geligt te zijn; en dat hij meent 't zelve ten einde voors. mede dienstig en nodig geweest te zijn, ook tot ververschinge van de memorie van de vroedschappen van de steeden, aan welke zijn remonstrantie was addresseerende.
| |
278. Of hij met yemant van de regeeringe van 't landt, 't zij dan vuyte heeren staaten generael of vuyte heeren staaten van Hollandt gecommuniceert heeft, dat hij deese stucken alzo opentlijk wilde divulgeeren, met wien en wat die daertoe gesegt hebben.
Seyt naar zijn beste onthout, dat in 't einde van Martio of 't begin van April, hooggedagte heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt aan hem, ziekelijk zijnde zijn earner houdende, gesonden hebben eenige gecommitteerden vuyte edelen en steeden om van hem te verstaen, wat reedenen hij hadde jegens eenen Jan Dankaerts, die gemaakt hadde een fameus libel vol valsheden, injurien en calumnien, en hebbende in 't hooft een pasquil jegens hem en den heer griffier Aerssens, in 't jaar 1608 jegens het besoigne op te treves gestroyt, zeggende dat 't zelve discours zoude dienen om mij hatich te maken
| |
| |
voor de gemeente, en alzoo den dienst Godes ende kerke te vorderen, en dat hij tenselven tijde aan deselve gecommitteerden vermaent heeft, dat hij notelijk zijn voors. remonstrantie aan de heeren edelen en steeden moste zeynden, zonder dat hij heml. de voors. remonstrantie heeft vertoont of ook vermaant dat hij de voors. poincten daarin zoude stellen, en dat hij geen memorie en heeft 't zelve met yemant anders van de regeeringe gecommuniceert te hebben.
| |
279. Of het advys van de hoven, daar vuyt 't verhaal van 't verloop van de finantien schijnt genomen te wesen, nyet tot anderen eynde en heeft gedient als hij 't zelve bij zijne remonstrantie duydende is.
Seyt, dat bij 't voors. advys naar zijn verstant de meeninge van de collegien was, dat men 't verloop van de finantien en groote interessen zoude redresseeren tot laste van de steeden, en voorcomen dat men in gelijke swarigheit van ligten van penningen op interest nyet en zoude comen ende dat de remonstrantie medebrengt, dat bij gevoegelijke wegen deur de handelinge van de treves der landen zaaken tot zulken en bequamer redres gebragt zijn; dat hij hem niettemin gedraagt totten text van 't zelve advys en de kennisse van de heeren van de collegien, als 't zelve geformeert en de beste kennisse van haare meeninge hebbende.
| |
280. Of 't voors. advys bij de hoven nyet ingestelt en was met dier meeninge om de landen daarmede cragtiger ter oorloge te maken, en nyet om deselve te doen despereeren in 't beleyt van dyen?
Seyt te gelooven, dat de meening van de collegien zulks is geweest.
| |
| |
| |
281. Waarom hij deur den heer van Buzenval de souveraineteit dezer landen heeft doen defereeren aan den coninck van Vrankrijk?
Seyt zulks nog gedaan nog gedagt te hebben, en dat d'eerste miscontentement dat hij van de handelinge van de ambassadeur Aerssens gecregen heeft, is geprocedeert vuyte aanneeminge van last om zulks alhier te proponeeren, wel weetende hij die spreect, dat zulks nyet alleen hier te lande onuytspreekelijke en naar zijn verstant onverwinnelijke swarigheden moste mede brengen, maar ook van de grootste ten opzien van de Co. Maj. van Groot-Bretaingien ende Engelsche natie.
| |
282. Of hij met yemant anders van 't zelve defereeren der souveraineteit en heeft gesproken en met wie?
Verclaart ook neen.
| |
283. Waarom hij die van Amsterdam nagezeyt en verweeten heeft, dat zij trouloze ende meneedige menschen waren, ter oorzake dat zij in den jare 1578 haar magistraat hadden vuytgeleyt?
Seyt zulks nog gesproken nog gedagt te hebben.
| |
| |
| |
284. Of dat vuytleyden nyet en was geschiet bij last en ordre van de heeren staaten van Hollandt en van mijn heere den prince H.M., en of daertoe nyet naar Amsterdam en waren gecommitteert de heeren Adriaan van Mijle en Bruynincx?
Seyt, dat hem nyet en gedenct daarover geweest te zijn dat zulken resolutie bij de heeren staaten is genomen; maar dat hij wel gelooft, dat secretelijk zulks bij hooggedagte zijn Exc. en eenige gecommitteerden van de heeren staaten mag wesen beleyt.
| |
285. Tot wat einde gestrect heeft, dat hij de staaten van Hollandt geraden heeft henne gecommitteerden absolute magt tot alles te geven, volgende de procuratie van den XIIIJ Mey lestleden?
Seyt, dat hij daar van nyet verder en can spreeken dan hij hier voren gedaan heeft, namentlijk, dat hij de procuratie heeft goetgevonden omme te beletten de sagillaen. (sic) der reprochen, die den gecommitteerden van de steeden en zonderlinge de pensionaris bij fameuse libellen nagegeven worden, dat zij veele resolution hielpen neemen zonder behoorlijken last.
| |
286. Of hij meent, dat generale last tot alles, behoorlijke last is, volgende de ordre van de regeeringe deser landen?
Seyt, te meenen ja, met zulken verstande nogtans, dat de steeden wijze, discreete en voorsigtige gecommitteerden zulken last geven, opdat sij haer van denselven mogen betrouwen, dat zulken last nyet anders als totter landen dienste en zal worden gebruykt.
| |
| |
| |
287. Of zulke generale last nyet strijdig is mette resolutie en verclaringe der heeren staaten van Hollandt anno 1587 tot Haarlem genomen, ende aan den grave van Leicester overgegeven, bij dewelke verclaart wort, dat geene resolutien voor der staaten resolutien en zijn te agten, dan die naar voorgaande beschrijvinge in de vroedschappen zijn geexamiheert en zoo in de vergaderinge der heeren staaten ingebragt?
Seyt, dat hij nyet en can begrijpen, dat zulken generale last jegens der landen en steeden rechten of voorgaande resolutie strijt, als de gedeputeerden zijn gequalificeert, gelijk hier voren verhaalt is; ende dat hem nyet en gedenct, dat zulken resolutie als hier verhaelt wordt in 't jaer 1587 tot Haerlem zoude wesen genomen, of alzoo generalijck verstaan, zoo hij voor ende naar denzelven tijt heeft geweeten dat anders gepractiseert en gebruict is.
| |
288. Of de voors. generale last nyet eigentlijk gestrect en heeft om oppositie en datelickheit tegens de generaliteit en zijn Exe. te mogen doen, en ook jegens eenige landen van Hollandt zelfs?
Seyt, dat hij nyet en meent deselve last gestrect te hebben om eenige datelikheden te doen, maar veeleer om de provincien en steeden, volgende de unie, in haare welstant, versekeringe, vrij- en geregtigheden te conserveeren.
| |
289. Waarom hij in secreete vergaderingen en bij diverse gedeputeerden van de steeden van Hollandt zijn Exe naagegeven heeft, dat hij stonde naar de souverainiteyt van de landen?
Seyt, zulks zijn Exe nyet nagegeven te hebben, nog bij de vergaderinge nog bij de gedeputeerden van de steeden.
Was geteekent Johan van Oldenbarnevelt.
| |
| |
Eodem die naar den noen weder geexamineert den voorn. advocaet, ter presentie als voren, mitsgaders van de heere Ploys.
| |
290. Of hij binnen drie jaaren herwaerts nyet aen diverse gedeputeerden van steeden van Hollant in 't secreet en heeft geseyt ende zijn Exe nagegeeven, dat hij stonde naer de souveraineteyt van de landen, en dat 't zelve bij hem nyet en is gedaen om deselve gedeputeerden daarmede te sondeeren, maar om zijn Exe daar deur bij dezelve steeden verdagt te maaken?
8cyt, bij zijn wetenschap nyemant gezeyt te hebben, dat zijn Exe stonde naar de souveraineteit van de landen, alzoo hij 't zelve metter waarheyt nyet en heeft connen zeggen, dewijle hij noyt vuytten monde van zijn Exe 't zelve claarlijk heeft connen verstaan; maar dat ongeveerlijk drie jaaren geleden zoo uyt eenige libellen, als ook propoosten gebruikt bij den voors. Dankaert, zeggende dat de contreremonstranten waren prince geusen of diergelijke woorden, zoo van denselven Dankaert als van andere geprocedeert, ook namentlijk van een libel, 't welk men attribueerde eenen Drillenburg van Utrecht, gelijk ook vuyte propoosten van eenen engelsen barbier, wonende op 't Buytenhof, hij wel eenig agterdenken heeft geschept, of onder dexel van deese religions differenten diesaangaande yets onordentelijk zoude mogen voorgenomen worden, nyet bij sijn Exc., maar bij 't gemeene volk of andere; dat hij daaromme in 't begin van den jaare 1616 een poinct van beschrijvinge hadde gedresseert, 't welk met goetvinden van de g.r. aan de heeren edelen en steeden was gezonden, inhoudende naar zijn beste onthout, dat men hoe langer hoe claarder bevindt, dat onder de religions differenten iets anders in den staat van de landen mogte gemeent worden, en dat men daaromme daarop rijpelijk zoude willen letten, adviseeren en resolveeren ten meesten dienste van de landen.
| |
| |
Dat op 't zelve poinct bij hem tot verscheiden maal in 't begin van 't voors. jaar 1616 propositie en ommevraag is gedaan, of de heeren edelen en steeden eenig misnoegen in de jegenwoordige regeeringe hadden ende daaromme eenige veranderinge begeerden, ende dat wel mag wesen, dat geduyrende de deliberatie op 't voors. poinct, hij aan de gedeputeerden van eenige steeden gevraagt heeft of zij wel memorie hadden van 't geene tusschen hooggedagten heere prince van Oraengien h.l.m. ende mijn heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt op te delatie van de souverainiteit van Hollandt was gehandelt geweest, en waar de zaake in 't jaar 1584 ten tijde van 't bedroeffelijk ombrengen van hooggedagten heere prince was gebleven, en of daarop nyet en diende gelet naar de constitutie van de zaaken der landen alsdoen, en dat hij namentlijk metten heere Grotio heeft gesproken van 't geene daarop tot Rotterdam was gepasseert in den voors. jaare 1584, om 't zelve naar te zien, gelijk hiervoren is verhaelt. Welke vermaninge hij ter goeder trouwe ten dienste van zijn Exc. en der landen heeft gedaan, opdat, ingevalle de inclinatie mogte wezen tot eenige veranderinge in de regeeringe, daarop na behoren mogte worden agt genomen; nyet hebbende opregtelijk andere meeninge gehad, als om dengeenen die hij daarvan mogte hebben gesprooken te sondeeren, om haare inclinatie verstaan hebbende vorder te letten, wat daarinne diende gedaan, hebbende hij die spreect tot meermalen sedert dien tijd aan zijn Exc. bij monde en ook in April lestleden bij gescrifte verclaart, dat hij zijnen opregten dienaar was, altijts geweest was en begeerde ten vuyteinde zijns levens te blijfven, op hope dat zijn Exc. hem eenige openinge van zijne goede meeninge en intentie zoude believen te doen. Dan alzoo hij nyet zeekers daarop en heeft verstaan, en dat de gedeputeerden van de steeden genoeg eendragtelijk verclaerden hem bij de regeeringhe als doen wesende wel te vinden, zoo en is daarop nyet vorder
gevolgt.
| |
| |
| |
291. Of de vuytschrijvinge opt stuk van de regieringe hier voren vermeit, nyet en is geschiet met die meeninge om den geheelen stant der contraremonstranten daar mede odieux te maken?
Seyt neen in geender manieren, en tot zeker bewijs dat hij in deselve vergaderinge en ook wel daarnae in de religions zaaken en omme tot een gevoegelijke accommodatie van dyen te comen, de heeren edelen gedisponeert heeft, dat zij daarop de heerste stemme nyet en zouden geeven, maar de steeden laten voor of eerst adviseeren om te zien of de steeden malcanderen opten voorslag van de heeren van Dordrecht, als d'oudste en eerste stadt, beter zouden willen verstaan als zij te voren gedaan hadden op ten voorslag van de edelen, zulks ook in 't zelve jaar op een voorslag van de gecommitteerden van Dordrecht geordineert is geweest, dat een poinct van bescrijvinge daarop zoude worden gemaact als geschiet is.
| |
292. Waerom hij geaerbeit heeft om de macht van zijn Exc., hem als stadhouder competerende, te besnoeijen?
Seyt zulks nyet gedaan te hebben, maar veel eer opregtelijk daarna getragt, omme de auctoriteit van zijne Exc. wettelijk te doen vermeerderen.
| |
293. Of hij de magt van zijn Exc. nyet en heeft vermindert zelfs in 't vergeven van de deurwaarderschappen ende bodeampten?
Seyt 't zelve in geender manieren te geloven, zoo hij nyet en weet datter eenige deurwaarderschappen of bodeampten ver- | |
| |
geven of geconfereert zijn dan op acten van commissie of expectatyven van zijn Exc.
| |
294. Waarom hij mede getragt heeft de macht van zijn Exc. als capitein generael te verminderen en datelijck te doen steuyten 't geene denzelven tot ruste van den lande voornam?
Seyt, dat hij die spreect d'auctoriteit van zijn Exc. als gouverneur en capitein generael in Hollandt ende West-vrieslandt, in conformité van zijn Exc. commissie en instructie, mitsgaders d'acten tot vermeerderinge van dien (die hij heeft helpen te wege brengen), genegen is geweest en geaarbeit heeft religieuselijk te conserveren, en dat hij van het steuyten in dezen geroert nyet en weet te spreeken.
| |
295. Wat en hoeveel hij van de croone van Vranckrijk genooten heeft vuyte negotiatie van het tiers ende omme 't zelve hier te doen aannemen?
Seyt daar van de weerde van een stuyver min of meer int alderminste nyet genooten te hebben.
| |
296. Of den heer van Russy hem geen vereeringe daar voren en heeft gedaan en van hoe veel?
Seyt als boven.
| |
297. Of den heere van Russy nyet eenige belooften aan hem daarvoor heeft gedaan en van hoe veel?
Seyt als boven, int alderminste nyet.
| |
| |
| |
298. Wat zijn swager den heere van der Mijle op dat stuk in Vrankrijk heeft genegotieert gehad?
Seyt, dat hij nyet en weet nog en can geloven dat den heere van der Mijle in Vrankrijk yets heeft genegotieert of connen negocieeren, terwijlen wel agt maanden voor zijn compste in Vrankrijk de zaake al afgehandelt en d'origincele quitancie van den coning van Groot-Bretaingien aldaar overgebragt was.
| |
299. Waaromme hij in den jaare 1614 deur den heere van der Mijle, in Vrankrijk gezonden aan den marquis d'Ancre, heeft doen aanbieden de magt van dese landen jegens de princen en die van de religie aldaar?
Seyt, dat hij nyet weet, nogte gelooft, ofte oyt gehoort heeft dat de heere van der Mijle in zijne legatie van den voors. jare in Vrankrijk gedaan, yets anders gedaan of genegotieert heeft als hij bij zijn commissie en instructie was gelast.
| |
300. Of dezelve heere van der Mijle bij zijne instruction was gelast aanbiedinge van de magt van deese landen tegens de princen en die van de religie te doen, 't zij aan den voors. marquis of andere?
Seyt hem te refereeren totten inhoude van de commissie en instruction, en dat hij vastelijk gelooft, dat de heere van der Mijle hem religieuselijk daarnaa gedragen heeft.
| |
| |
| |
301. Wat handelingen of contracten hij vorders metten voors. marquis d'Ancre heeft gehad of gemaact?
Seyt, dat hij van geen handelinge of contracten metten marquis d'Ancre in eeniger manieren en weet te spreeken of eenige voornemen in 't minste daartoe gehad te hebben.
| |
302. Waaromme hij met drie provincien alleen heeft doen decreteeren zoo solemneelen assistentie aan den voors. marquis, als recht voor zijn doot derwaarts gedestineert was?
Seyt nyet te weeten hoeveel provincien int secours van den conink versogt, hebben geconsenteert gehad, maar wel te weeten dat mijn heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt particulierlijk in behoorlijke forme hen verbonden en verobligeert hebben om den conink van Vrankrijk tot allen tijden, op zijne vermaninge, de franchoisen, die in deze landen zoo te voet als te paerde uyt zijn secours onderhouden zijn, tot zijnen dienst toe te zeynden en laten gebruyken, en dat alle jaars in 't versoeken van de continuatie van 't selve secours, Aerssens en de heere van Langerak successivelijk gelast zijn geweest, tot facilitatie van de voors. continuatie te verclaren, dat deselve franchoisen alhier te lande gehouden, geexerceert en ten dienste bequaam gemaackt worden, omme tot vermaninge van zijne maj. tot zijnen dienste in Vrankrijk gezonden te worden, ende dat den conink naar de executie aan den persoon van den marquis d'Ancre gedaan, mijn heeren staaten bedanekt heeft van hare voors. resolutie, volgende de brieven daarvan zijnde.
| |
303. Of hem nyet bekent en is dat de heer van Villeroy aan personen van aanzien geadviseert hadde, dat de Fransche troupen nyet en dienden van hier naar Vrankrijk gezonden te worden, dewijle 't selve strecken zoude grootelijks tot ondienst van den conink?
| |
| |
Seyt daarvan in 't minste nog meeste nyet gehoort nog verstaan te hebben.
| |
304. Wat en hoeveel hij genooten heeft vuyt de vier ten hondert die gecort zijn geweest aan de fransche secoursen?
Seyt daarvan nyet genoten of geprofiteert te hebben.
| |
305. Met wiens kennisse hij doen concipieeren en instellen heeft, in de treves handelinge, d'acte voor de dorpen van Brabant om papist te mogen blijfven?
Seyt, dat hij nog ingestelt nog doen instellen heeft eenige acte ten eynde als in deezen.
| |
306. Of de voors. acte met zijn kennisse nyet is ingestelt geweest?
Seyt daarvan ook geen kennisse te hebben, maar dat de heeren Jeannin en Russij hem geseyt hebben, dat den eertshertog geensints totte handelinge van de treves zoude te bewegen geweest zijn, ten ware hij de dorpen van Brabant conde doen blijven bij de religie als se waren, ten eynde van 't besluyt van de treves. Ende dat se daarop op 't woort van zijn Exc. een acte bij heml. geteekent, hebben gegeeven, en hij die spreekt, daarvan advertentie of copie hier in den Hage gecregen hebbende, naar zijn onthout bij ordre van de heeren staaten of van zijn Exc. daarop een interpretatie van haare meeninge heeft gecregen, en bij de stucken van de handelinge overgelevert.
| |
| |
| |
307. Waarom hij gepoogt heeft zijn Exc. te degraderen van het stadhouderschap van Utrecht en den grave van Culenburg daar in te brengen?
Seyt dat hij zulks nog gedaan, nog gedagt, nog het alderminste daarvan gehoort heeft.
| |
308. Waarom hij geduyrende den treves getragt heeft de stad van Breda neutraal te maken en de landen van zoo een notable frontiere te ontblooten?
Seyt dat hem voorstaat, dat mijn heere den prince van Oraengien l.g. zijn Exc. geliefden heer broeder daartoe wel eenige instantie gedaan of doen doen heeft, voor de treves; maar hem en gedenct nyet dat bij zijne kennisse daarop vervolg gedaan is naar de treves, maar wel datter disputen geweest zijn tusschen hooggedagten heere prince en den raade van Brabant op eenige poincten van auctoriteit ofte jurisdictie in de stad en baronye van Breda en aanpalende plaatsen.
| |
309. Wat handelinge geduyrende den treves hij dienaangaande met Kerremans heeft gemaakt, en wat communication met hem daarop gehouden?
Seyt dewijle deese zaake lange geleeden is, dat hij geene memorie daarvan en heeft, maar gedenct hem wel, datter Kerremans hem van gesproken heeft vuyten name ende laste van mijn heere den prince.
| |
| |
| |
310. Of hij geduyrende de treves deselve neutraalmakinge van Breda nyet gevordert en heeft bij die van Hollant, noemende de plaatse maar te wezen een houkint voor de staten daarvan zij nyet dan last hadden te verwagten?
Seyt hem 't zelve nyet te gedenken en ook qualijk te konnen geloven, nademael mijn heeren de staaten naar 't besluyten van de treves, aan de heeren princen gebroederen verscheiden concessien tot ontlastinge van den sterfhuyse van h.l.m. haar heer vader hadden bewilligt, en ook in de handelinge voor deselve heeren princen eenige avantagieuse conditien van de eertshertogen bedongen. En dat hij Breda hout voor een frontiere wel gefortificeert en geprovideert en dienstelijk voor de vereenigde landen. Dat hem nyettemin voorstaat, dat hij eens geduyrende dit vervolg aan eenige gecommitteerden der stadt Dordrecht, als naatste hooftstadt van Hollandt, van dat vervolg secreete openinge heeft gedaan, en haare redenen verstaan hebbende, den vervolger vermaant, dat hij zijns oordeels wel doen zoude de zaake nyet verder te vervolgen, en dat oversulks daarop geen verder vervolg en is geschiet.
| |
311. Of hij nyet wel en weet dat de neutraalmakinge van Breda nyet en conde strecken dan tot grooten ondienst van de landen?
Seyt dat hij met het neutraal maken geen voordeel voor de landen en heeft connen oordeelen, dan dat hij nyettemin mijnheer den prince van Oraengien, als oudste zoon van den hooggedagten overleeden heer prince, en zooveel in zijn gevankenisse geleeden hebbende, altijts ghunstig en favorabel is geweest, zoo veel metten welstandt en dienste van de landen heeft connen geschieden.
| |
| |
| |
312. Of hij nyet wel en weet dat 't heele stuk van de neutraalmakinge van Breda gedreven worde bij den vijandt, en dat die daarover aan den prince Maurits presenteerde over te geeven den geheelen staat ofte graafschappe van Lingen?
Seyt sulks noyt verstaan te hebben, en dat hij het vorstelijk gemoet van den hooggedagten heer prince zulks gesondeert ende van zulken rondeur en opregtigheit geoordeeld heeft, dat niettegenstaande hij van de roomsche religie was, hij nogtans sulks voor de Spangiaerts en eertshertogen tot nadeel van de vereenigde landen en zijn eigen hnys nyet en zoude hebben willen doen; zulks dat de handelinge, in dit article verhaalt, een andere handelinge moet wezen.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt,
Vrijdags den lesten November ao. 1618 weder geexamineert den voors. advocaat, ter presentie van de hoeren Voocht, Sweeten, Muys, Pauw, Manmaker, Ploys Atsma en Gockinga.
| |
313. Of hij anno 1603 in Engelandt wesende en metten marquies van Rhony spreekende, hij zelfs nyet geopent en heeft aan denzelven marquis 't poinct van de souverainiteit dezer landen aan den conink van Vrankrijk bij een nieuwe handelinge over te zetten?
Seyt in geender maniere, en dat zijn verstant altijts geweest is, dat 't zelve nyet alleen in deese landen nyet en zoude connen smaaken ofte aangenaam weesen, maar ook dat onwedersprekelijk daar vuyt mosten spruyten misverstanden tusschen Vrankrijk en Engelandt, en consequentelijk den ondergank van deeze landen, naar zijn verstant.
| |
| |
| |
314. Of hij tenselven tijde aan den voors. marquies nyet voorgeslagen en heeft, dat men, tot verseckertheit van de Fransche secoursen, dien conink inhanden zoude mogen stellen allen de plaatsen die de heeren staaten generael dier tijt in Vlaanderen bezaten?
Seyt dat hem sulks nyet en gedenct, en dat hij meent dat zulken voorslag dien tijt den conink van Vrankrijk zeer zoude hebben geoffenseert, alsoo de principaalste plaatse, die men in Vlaenderen in 't jaar 1603 hadde, was de stad van Oosteynde, die tenselven tijde twee jaaren lank met zooveel costelijke en bloedige defensie extraordinaris was geconserveert, en dat naar zijn oordeel onaangename voorslagen nyet bequaam en zijn om secoursen te impetreeren, 't welk nogtans de principale last was van hooggedagte heeren staaten.
| |
315. Of hij geduyrende de handelinge van het tiers, de secreete brieven van den ambassadeur Aerssens nyet bij copie en heeft doen ghaan naar Vrankrijk?
Seyt dat Aerssens hem met groot ongelijk 't zelve heeft willen nageven, maar dat gebeurt is geduirende zijne langduirige siecte van de quartagne, dat hij een of twee zijner brieven heeft gegeeven in handen van eenige der heeren g.r. om daarvan openinge aan het collegie, en ook aan de heeren staten generael te doen, zonder nogtans daarvan eenige copien te laten vuytgeeven. Ende dat hij op 't scrijven van Aerssens aan hem, wel bedenken heeft gehad of zijn voors. begeerte ook wel agtervolgt is geweest,
| |
| |
| |
316. Of hij in 't begin, als getracteert wierden de huwelijken tusschen Vrankrijk en Spaengien, de voors. ambassadeur Aerssens nyet veele advysen aan hem en heeft gescreven op 't interest dat daar bij deese landen scheenen te zullen lijden?
Seyt, dat bij meent, dat hij eenige brieven daarop aan hem gescreven heeft, en dat hij deselve aan de hooggedagte heeren staaten generael en ook van Hollant of haare g.r. heeft gecommuniceert.
| |
317. Waarom hij dezelve ad vijsen verworpen, of daar op nyet willen doen heeft?
Seyt, dat Aerssens bij zijne brieven scheen te willen urgeeren, dat mijn heeren de staaten hem behoorden te lasten om hem daar jegens formelijken te opposeeren, en dat hij daartoe geen inclinatie, nog bij hooggedagte heeren staaten generael, nog bij die van Hollandt en heeft gevonden, agtende 't zelve nyet alleen offensie, maar ook bij consequentie refuys van continuatie van 't versogte secours te zullen veroorsaaken, en evenwel zonder eenige vrugt te weesen. Daar bij nog quam, dat tenselven tijde, nyet alleen advijsen vuijt Engelant van d'heere Caron, maar ook van Rodenburch vuyt Spaengien quamen, dat bij den ambassadeur van Engelandt, in Spangien wesende, zeer geaerbeyt werde om een huywelick tusschen den prince van Groot Bretaingien h. l.g. en de oudste dogter van den conink van Spaengien te maken, daar op veel schadelicker redenen van staate, zoo ten opzien van Engelant, als deeze landen werden geconsideert en gebalancheert.
| |
318. Of hij nyet wel en kent eenen Frans of Franchoys van Place van Mechelen, die hier in den Hage plag te woonen, en hem te geneeren met tappen van wijn en bier?
Seyt, nyet te weeten dat hij oyt zijnen name gehoort of hem gekent heeft.
| |
| |
| |
319. Of hij denzelven Frans voor de treves nyet te meermalen gezonden en heeft met zijne brieven over Engelandt en Cales, naar Bruyssel?
Seyt neen, om redenen voors.
| |
320. Of nyet gebeurt is, dat dezelve Frans eens wederkeerende met eenig antwoort, dat hij hem doen zeyde: Frans, gij mogt nu wel bij middel van peys of treves weder in u goet geraken?
Seyt bij zijne kennisse daar van nyet te weeten.
| |
321. Of ten tijde zijn Ex. tot Utrecht de waertgelders casseerde, de borgemr. van der Laen in zijn presentie nyet en zeyde, dat die proceduyren nyet tijdelijk en waren?
Seyt, dat hem sulks nyet en gedenct.
| |
322. Of dezelve van der Laen nyet mede en zeyde, hij wilde liever zijnen grijsen cop daar bij opzetten, als zulks van een dienaer te leyden?
Seyt, dat hem nyet en gedenct zulke woorden van van der Laen gehoort te hebben,
| |
323. Of deselve van der Laen nyet nog en zeyde, dat het beter ware, naar den ouden natuurlijken heere weder te keeren, die sucht tot zijne landen en onderdanen hadde?
Seyt als boven.
| |
| |
| |
324. Item of denzelven nyet meede en zeyde, dat beter waare van den natuurlijken heere wat te verdragen, dan van een deel cale graven?
Seyt als boven.
| |
325. Of hij noyt met yemant in communicatie is geweest, om deese landen weder aan 't huys van Bourgongien te brengen?
Seyt noyt nyet, en dat hij van 't jaer van 1572 hem daer toe heeft gedisponeert en geresolveert om met alle eerlijcke acten hem irreconciabel te maken als hier voren gesegt is; daar hij noch wel XIJ notable acten bij hem gepleecht zijn, die elk, boven alle voorgaende hier voren gespecificeert, voor crimen lese majestatis bij die van 't huys van Bourgoengien zouden gehouden worden, en dat hij van zijn jonekheit aff geleert heeft, dat heeren peeren nyet en rotten, nochte zulke acten vergeten worden.
| |
326. Waarom hij dikwijls gezeyt heeft, dat die van Bourgoengien en Oostenrijk deese landen altoos wel hadden geregeert?
Seyt, dat hem 't zelve nyet en gedenct, maar dat nyettemin in familiere discoursen bij hem wel zoude mogen gezeyt zijn, dat vuytgesondert de excessen ende tirannijen in 't stuk van de religie en het bouwen der casteelen, coninck Philips, den vader van keyser Caerl, en keyser Caerl de landen wel en wijsselijk hadden geregeert, of diergelijke woorden.
| |
| |
| |
327. Of hy nyet aan eenich persoon of personen van de regieringe geseyt heeft, det het tijt was dat men eens dachte op middelen om vuyt deese oorloge te comen?
Seyt, dat 't selve wel mach weesen, zoo hij altijt een goddelijke, eerlijcke ende verseekerde vrede beter gehouden heeft als een onseeker oorloge, ende in zijn gemoet als noch hout.
| |
328. Of hij aan dezelve persoon of personen nyet gezeyt en heeft, dat de beste middel om vuyte oorloge te comen was, te keeren weder onder 't huis van Bourgongien?
Seyt, zulks nyet geseyt te hebben en daar van te abhorreren, om redenen hier voren meermaels verhaelt.
| |
329. Of hy nyet mede geseyt en heeft, dat die van Bourgongien princen waren, die macht hadden de landen te defendeeren en haer dienaars wel te recompenseeren?
Seyt, hem nyet te gedencken zulke woorden gesproken te hebben, ende van het begin der oorloge af geabhoreert heeft weder onder haar gebiet of gesach te comen, gelijk voor geseyt is.
| |
330. Of hij nyet mede geseyt en heeft, dat men in Portugael hadde gesien, dat allen die geene die den Coninck vorderlijck daar hadde geholpen, dat hemluyden hare staten gecontinueert waren haar leven lank?
Seyt, nyet te weeten noch te gelooven zulks geseyt te hebben, zoo hij de gelegentheit van de staten van Portugael, noch die d'selve bedienen, nyet en kent.
| |
| |
| |
331. Ende zoo bij den voor, persoon hem daer op geseyt werde, dat aldaer andere redenen waren als hier, nyet hebbende eenich different in de religie, ende of hij daar op nyet en zeyde, dat het different in de religie zoo groot nyet en is, of t' en zoude nog wel connen gevonden worden?
Seyt als voren, ende dat het geposeerde van de religie geen apparentie ter werelt can hebben, van hem zulke woorden gesprooken te zijn, naar dyen hij het Pausdom over L jaren gehouden heeft ende noch hout besmet van afgoderije, ketterijen en tirannijen.
| |
332. Of hij denselven persoon nyet en belaste naarder daerop te willen letten?
Seyt als voren, neen.
| |
333. Wat eigentlijk zijn intentie en meeninge is geweest in 't vorderen en aandrijven van alle deese disputen, verwerringen en beroerten, zoo wel in de kerken als in de polityen?
Seyt, dat hij altijts oprechtelijk en in een goet gemoet getracht en bij alle middelen geaerbeydt heeft, omme de landen in goede ruste zoo wel in de politye als in de kerkelijke zaaken te helpen houden en conserveeren, jae zoo dat hij met waerheit can zeggen en gelooft, dat eenige van de vergaderinge van de heeren staten van Hollant daarvan kennisse zullen hebben, dat hij, ongeveerlijk drie jaaren geleeden, geseyt heeft, dat voor zijn hooft, eer de landen in swaeriglieyden ofte oneenicheden ter oorsake van 't verscheyden gevoelen op 't stuk van de praedestinatic en gevolge van dyen, zouden comen, dat hij liever de opinie van de contraremonstranten alleen in de landen zouden laten leeren, mits dat altijts alle conscientiedwanek zoude worden geweert, zoodat met groot
| |
| |
ongelijk hem te laste gelegt wort, dat hij zoude veroorsaackt hebben de swevende geschillen in de religie en politye, maer d'selve oneenicheden der religie zijn gecomen, vuytdien van 't beginsel van der oorloge af nyet alleen eenige leeraars, maar ook de gemeenten op te voors. poincten van verscheyden gevoelen zijn geweest.
| |
334. Of 't placcaet tot Utrecht gemaect, daar bij de contreremonstranten verboden werde buy ten der stadt te kercken te gaen op sware peynen, hem nyet en is gecommuniceert. geweest, aleer 't seive daer gepubliceert worde?
Seyt, dat hem 't zelve nyet en gedenct, ende naar zijn beste onthout van geen placcaten aldaer gemaakt zeekere kennisse gehad te hebben, voordat d'heere Leeuwen geduyrende deeze examinatie daervan heeft vermaent.
| |
335. Wanneer den tijt van de alliantien met Vrankrijk ende Engelant gemaect, compt te expireeren?
Seyt, dat naer zijn beste onthout een alliantie gemaect is in 't jaer 1595, tusschen Vrankrijk, Engelant en deese landen, en dat die is generael en zonder determinatie van zeeckeren tijt, naer zijn beste onthout; dan daerop compt in consideratie, dat bij de handelinge van den conink van Vrankrijk in 't jaer van 1598 te Vervins daer jegens is gedaen, ende dat de Co. Majt. van Groot Bretaingien in 't jaer 1603 aen de heeren gesanten van hooggedagte heeren staten verclaerde, dat hij wel gesuccedeert was in de rijcken, maar nyet in de alliantie ter oorloge, ende dat naer zijn begrip de leste alliantie, tusschen de conink van Vrankrijk, Groot Bretaingien en de heeren staten generael in 't jaar 1609 gemaect, alleenlijk slaet op de twaelf jaren van de treves; dat hij hem nyettemin refereert tot den text en 't rechte verstant van dyen.
| |
| |
| |
336. Om wat reedenen hij geprocureert heeft, dat de voors. leste alliantie compt te expireeren, juist metten tijt van de treves?
Seyt, dat naar zijn beste onthout de heeren ambassadeurs van Vrankrijk en Groot Bretaingien hare coningen voor langer of vorderen tijt nyet en hebben willen verbinden, dan zoo lange de treves ofte stilstand duyren zoude.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
Examinatie gedaen in 's Gravenhage donderdaags den VIJ Marty anno 1619, deur de fiscaalen Duyck, Leeuwen en Sille, ter presentie van de heeren Voocht, Cromhout, Junius, Couwenburch. Rosa, van Sweeten, Muys Meynertsz, Broechoven, Pauw, Schagen, Bruynings Scotte, Ploos, Salmius, van der Sande, Atsma, Sloot ende Scaffer, van den persoon van Mr. Johan van Oldenbarnevelt, gevangen.
Seyt, dat op d'eerste comparatie bij hem begonst zijn te allegeeren en dicteeren de reedenen, waaromme de heeren gecommitteerden van de zeven provincien, representerende van wegen haare respective principalen de staaten generaal der Vereenichde Nederlanden, zonder infractie van de naarder unie tot Utrecht gemaakt, daar bij in de beste forme belooft is voor te staan de hoogheden, rechten, previlegien en wel hergebragte gebruiken en usatien van de respective provincien, wesende de voorsz. unie 't fundament van de vergaderinge van haare hooge mogende, en zonder violatie van de hoogheyden, rechten, previlegien, gebruicken en jurisdictien van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslant nyet en vermogen, (onder reverentie) nog zelfs, nog heure gecommitteerden of gedelegeerden, kennisse van zijn persoon ofte actien te neemen; ende dat hij de reedenen begonst hebbende te dicteeren, hem
| |
| |
toegestaan is deselve bij geschrifte te stellen. Dan aangesien ten selven dage hem ontnomen zijn de middelen om iets bij gescrifte te stellen, ende deselve tot nog toe, nyettegenstaande zijne menigfuldige versocken, onthouden, zoo is zijn ootmoedelijk versoek, dat hem deselve middelen mogen worden gerestitueert, en geaccordeert een competenten tijt om 't zelve te mogen minuteeren, en een clercq om 't zelve te grosseeren.
Seyt voorts voor sommiere en provisioneele redenen notoir en kenlijk te weezen, dat hij ten dage van 't arrest op zijn persoon gedaan, nyet en is geweest in eet, gagie of commissie van hare hooge mogende, maar een notabel ende wel bekent inwoonder van den Hage, aldaar gehuyst en gehooft, een vasal van de generaliteit van Hollandt ende Westvrieslandt, van verscheiden notable leenen, bedienende eerlijke staten en officien bij commissie van hooggedagte heeren staten van Hollandt en Westvrieslandt, wesende van geboorte, promotie, geconfereerde coe digniteyten en officienhalven een suppoost van de hooge overheit ende den hove van Hollandt en Westvrieslandt, ende dat kennelijk is, dat de landen van Hollandt en Westvrieslandt over veel hondert jaaren, zoo voor als geduyrende de regieringe der graven van Hollandt, en nu lest onder de regieringe van de hooggedagte heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt, tusschen de XXX en en XL jaaren zijn geweest een vrijen staat, in alle opperheyden en souverainiteyten, zoo in zaeken van staet, religie, justitie, politye, en anderen, geen superieur recognosceerende als God Almagtich alleen, als bij acten promtelijk kan bewesen worden; latende daar en tusschen ter dispositie van hooggeduchte heeren staaten generael de poincten bij de voors. nader unie van Utrecht en bij het tractaat metten hertoge van Anjou h.m. daarnae tot laste van de heeren van Hollandt en Westvrieslant ter dispositie van hare hooge mogende gestelt, voor soo veel bij de t'samentlijke provincien aangenomen is, ende ter dispositie van de heeren raaden van staaten, collegien van de admiraliteyten, ende gecommitteerden op des
| |
| |
gemeenlandts reeckeninge de poincten tot laste van deselve bij haare respective instruction gestelt, zulks, dat hij wesende een suppoost van hooggedagte heeren staten van Hollandt en Westvrieslandt en den hove van Hollandt, volgende 't voors. recht, previlegien en gebruyken, nyet justiciabel en is dan voor hooggedagte heeren staaten van Hollant ende Westvrieslandt ende haar ordinaris rechters, waar inne nyet alleen hooggedagte heeren staaten van Hollant en Westvrieslant, maar ook zijne p. Ex. mijn heere den prince van Oraengien, als gouverneur en vasal van hooggemelte heeren staaten van Hollant en Westvrieslandt van verscheyden heerlijkheeden, de heeren edelen van Hollandt ter vergaderinge van de heeren staaten van Hollandt compareerende, de collegien van justitie en de luyden van reeckeninge, regenten van de steeden van deselve landen, insgelijks alle vasallen, justicieren en offichiers, volgende hare respective eeden, hem te maintineeren ende beschermen, bij haer respective eeden verpligt zijn.
Ende dat 't selve te meer in reguard van hem behoort gedaan te worden, overmits hij in den jaare 1586 ter eernstige instantie van de heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt aangenomen hebbende de bedieninge van den staet als advocaat van voorsz. lande, op zekeren last, corts naar de zes maanden van den selven dienst (ziende den quaden cours bij den grave van Licester, dier tijt gouverneur-generael absoluyt van de vereenigde Nederlanden) vertoont heeft dat hij denselven staat op den voorsz. last nyet en conde bedienen, en oversulks daar van ontslaginge versogte. Welke ontslaginge hem ontseyt, en hij versogt zijnde in de bedieninge van den voorsz. staat te blijffven, en deselve te bedienen na gelegentheyt van tijd en saaken, hij hem alleenlijk tot der landen dienste daar inne getrouwelijk met groot gevaar en pericule heeft gequecten tot in de maand van Augusti 1587, als wanneer hij in deselve maand in de vergaderinge van hooggedagte heeren staten vuyt zekere sccreete advijsen heeft geopent het voorneemen van welgemelde heere grave, ende dat den- | |
| |
selven heere grave daar van onbehoorlijke advertentiè jegens den gedanen eet gedaan zijnde, hij resolveerde ter oorsake van de selve openinge jegens hem die spreect extraordinaris proceduyren te gebruyken, tot welken eynden op eenen dag van Dordrecht in den Hage quam, dan werde hij die spreect deur den heere van Benthuysen, in sijn leven president, en den heer Casembroot, raadt in den hove van Hollandt, in der nagt daar van geadverteert. Daarop hij dier tijd lettende van 't geene zijn twee predecesseurs in offitio als Mr. Jacob van den Eynde, in den jaare 1568 onder de tirannye van den hertoge van Alva, en Mr. Pouwels Buys, bij extraordinaris wegen van apprehensie binnen Utrecht onder 't gouvernement des welgemelten grave van Licester bejegent was, datelijk zijn voorsz. staat en woon plaatse verlaaten heeft, de heeren staaten van de reedenen van dyen adviseerende. Dan dat deselve heeren staaten
eernstelijk aangehouden hebben, ten einde hij den voorschreven staat wederom zoude willen aanneemen, en naar gelegenheit van tijd en zaaken dienst doen; 't welk bij hem gedifficulteert zijnde, hebben ten lesten de heeren staaten hem beweegt tot wederaanneeminge van den voorsz. staat, om die naar gelegenheit van tijd en zaaken te bedienen, onder expresse beloofte bij monde en ook bij geschrifte gedaan, van hem jegens alle extraordinaris proceduren te bevrijden; daar op hij weder in dienste getreeden zijnde, en met groote moeyten, aerbeyd en periculen totten jaare 1592 gedient hebbende, heeft hij als doen, de landen wesende in de meeste prosperiteit, van nieuws ontslaginge van de voors. dienst eernstelijk versogt, dan is het zelve geweygert, met versoek te willen continueeren, en hem toegeleit ook eenige mereede (sic) en vermeerderinge van tractement. Dat hij daar na te meermaals de voorsz. ontslaginge versogt heeft, maar telkens geweygert is, al onder vernieuwinge van de voorsz. belooften, zoodat hij daer nae vier coe legatien over zee heeft gedaan, ende ten leste int jaar XVIc agt, wesende in zeer moeijelijke en periculcuse besoigne op te handelinge van den
| |
| |
vrede of treves, deur zijne quaatwilligen bij sediticuse pasquillen, om de handelinge bij tumulte populair te beletten, aangetast zijnde, egter den voorsz. staat heeft gepresenteert datelijk te verlaaten, en ook heeft verlaaten, dan bij gecommitteerden van de heeren staaten vuytte edelen en verscheyde steeden vuyt zijn huys gehaalt en tot continuatie van zijnen dienst gehouden is, egter onder vernieuwinge van de voorgaande belooften, ende dat hij daar naa in den jaare 1617 in de volle vergaderinge bij eenige gedeputeerden gedreigt zijnde van met pasquillen en fameuse libellen aangetast te zullen worden, ter oorsaake van de religions differenten, hij door stoornisse in debiliteyt en zwackheyt gevallen zijnde, vertogen is tot recouvrement van zijn gesontheit in 't Sticht van Utrecht, zijn vaderlandt, meenende van daar de heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt te versoeken hem van verdere comparitie in haar hoog mogende vergaderinge te ontslaan, en voor een jaar te laaten besoigneeren om de registreren, charters en stucken onder hem wesende in goede ordre aan hare H.M. over te leveren, en bij weygeringe mits zijnen hoogen ouderdom ende swakheyt, mitsgaders de voorsz. reedenen bij dreygementen van den voorsz. dienst datelijk ontslagen te worden: maar dat hij zoo deur gecommitteerden vuyt 't collegia van de g.r., ook bij gedeputeerden van eenige steeden, en lestelijk bij brieven van de voors. g.r. en sommatie van den outsten vuyten edelen, den overleeden heer van Schagen, wederom in den Hage gecomen is, en aldaar gecomen zijnde, en de voors. dreygementen van fameuse libellen jegens hem in 't werk gestelt wesende, ende hij gedecouvreert hebbende onwederspreekelijk een van de principale auteuren, vuyten welken men 't geheele beleit zoude hebben connen verstaan, de waarheit ondersogt zijnde als 't behoort, maar 't zelve bij de regierders van een stadt verhindert wesende, hadde hij egter voorgenomen den dienst te verlaaten; maar de heeren staaten hebben
eenige vuyte edelen en principaalste steden gecommitteert om hem in zijn afhictic te vertroosten, ende
| |
| |
voorgaande belooften te renoveeren; gelijk zij daar na ook bij placcaten, principaal jegens de auteurs der voors. libellen, hebben ordre gegeeven, en zijn persoon in haar protectie en sauvegarde genomen, zoodat vuyt crachte van allen de voors. belooften, hij van alle extraordinaris proceduyren en regters behoort verschoont en bevrijdt te worden, alwaar 't dat de voors. generale reedenen en rechten geen plaats en mogten hebben, als hij nogtans vertrouwt en vastelijk verhoopt jae.
Ende zoude voorwaar een geheel harde zaake wesen, dat hij, hebbende 46 jaaren hem geemploijeert, eerst tot ontset der goede steeden Haarlem en Leyden op zijn eygen beurs mette wapenen, daar na in eerlijke vocation, en voorts in de 43 jaaren in publique besoignen van staat, met veel dangereuse reysen in de legers, moeijelijke en sware besoignes zoo ter vergaderinge van de heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt als haar gr. r. als ook ter vergaderinge van de heeren staten generaal, met zijne Pr. Exe, welgeboren grave van Hohenloo l.m. en andere chrijchsoversten, ook in veele geschillen tusschen de provincien, steeden en leden van dyen, zoo in politijke als kerkelijke zaaken, ook in de geschillen tusschen de voornaemste personagien, meest met groot gevaer en peryckel vijf coninklijke legation dienstelijk beleyt hebbende, ende ten lesten mede een goet instrument geweest zijnde, om de landen te brengen tot een goddelijke, eerlike en versekerde vuytcompste van der oorloge, daar bij de landen alrede XIJ jaaren de vrugten, met het ophouden van 't verstorten van veel bloets, ook van overval van provincien, landen en steeden, en 't voorcomen van het bedroeven en beschadigen van ettelicke hondert duysent menschen, die deur de exploicten van oorloge in de voorsz. jaaren van boy den zijden te water en te landen zoude geschiet zijn. Hat hij nu in zijn LXXIJ jaar jegens der landen vrij- en geregtigheyden, daar voor allen de voorsz; devoiren gedaan zijn, zoude werden bij extraordinaris wegen en rechters getracteert. Ende behalven de voorsz. particuliere redenen ende consideration is
| |
| |
van zeer groot bedenken, nyet alleen voor de heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt, steeden en leeden van dyen, maar ook van alle andere vereenigde provincien, oimne de sequele en concequente infractie van hare privilegien de non evocando te laten geschieden, dewijlen 't selve altijts bij allen de provincien, steeden, leden en ingeseetenen van dyen, van seer groote insigt is gehouden, zoo wel in civile als crimineele, weerlijke als geestelijke zaaken, gelijk een yeder bekent is.
Boven welke reedenen nog van groote gewigte is de groote op- en naspraak, die nyet alleen in de vereenigde landen, maar ook daar buyten vuyt de extraordinaris proceduyren en rechtsplegingen apparentelijk zouden volgen, tot nadeel en prejuditie van de loffelijke regeeringe van mijn heeren de staaten in 't generael en particulier, leeden en steeden van dyen, zelfs ook na alle apparentie van haare princelijke Exe en genaden, en haar hoogloffelijke huysen van Oraengien en Nassau; welke reedenen alleen zouden behooren te beweegen, omme ongehoorde en ongebruicte wegen van rechtspleginge en rechters, bijzonder in de landen zoo lange jaaren voor haare vrij- en geregtigheyden, met employ van goet en bloet, constante en vrome resolution ende alle extreme devoir en hem zoo gequeeten ende gedragen hebbende, als mijn heeren de staaten van Hollandt ende Westvrieslandt, en de andere provincien hebben gedaan: want al is 't zoo dat de conink van Spaengien, in den jaere 1567 en daar na, extraordinaris cours van rechters en rechtspleginge heeft gebruict, zoo is onwederspreekelijk dat op te clagten van de heeren staaten, de princen, graven, heeren en andere geinteresseerdens in deselve proceduyren, alle ongepassioneerden van alle gesintheeden, nyet alleen in de Nederlanden, maar ook de neutrale coningen, cheurfursten, fursten, graven, heeren, regenten, van groote ende kleyne republijeken, deselve onbehoorlijeke proceduyren des coninks van Spaengien wel voor de voornaemste en fundamenteelste reedenen van het aennemen der wapenen tegens
| |
| |
denselven conink, ende hem te verclaren van zijn recht totte Nederlanden vervallen te zijn, gehouden hebben.
Nogtans hadde de voors. conink voor reedenen van zijn onbehoorlijke proceduyren, dat hij was een ongetwijffelt geboren aengenomen en besworen prince of heer souverein van elk der vereenigde nederlandsche provincien, ende dat de heeren staaten, regenten van de steeden, edelen en de gemeenten hem gesworen en belooft hadden gehouw en getrouw te weesen, zijn hoogheden en rechten voor te staan, ende ook hem hadden doen sweeren de roomsche kerke en religie te defendeeren; in welke poincten hij sustineerde dat, of met doen, of nyet te beletten, allen de heeren staaten en ingeseetenen der respective provincien contraventie hadden gedaen, ende dat hij daar omme met advijs van zijne raaden en groote deliberatie allen de heeren staaten van de provincien, regenten van de steeden ende ingeseetenen, bij sententie hadde verclaert in crimen lesae majestatis divinae et humanae vervallen te zijn, ende oversulks alle haare privilegien, rechten ende usantien verbeurt te hebben.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
's Vrijdaags den VIIJ Martii 1619, ter presentie als voren, mitsgaders van de heere van Santen, den voorn. Barnevelt voorlgaende, seyt, dat
Welke redenen (onder reverentie) in reguard van de heeren gecommitteerden van de zeven vereenigde provincien, vuyten name van haare principaalen de staaten generael representerende geen plaats en hebben connen hebben, alzoo ongehoort, jae onbedagt is, dat de heeren staaten van de respective vereenigde provincien haere opperheyt en recht van souvereiniteit aan weynig gecommitteerden buyten hare provincien zoude laten voeren of brengen; maar word deselve vergadering gehouden als van bontgenooten en geallieerden, en geensins souvereinen van de geunieerde provincien, Dat ook oversulks noyt
| |
| |
gedagt en is aan deselven daertoe eet te doen of te laten doen, maar werd deselve vergaderinge gehouden ten naesten op den voet van creitzen of cirkelen van Duytsland, ende eetgenooten van Switserlandt, die respectivelijk vuyt veel vorsten, heeren, en republieken worden geformeert, en besoigneeren alleen op te zaaken, die haar bij haar verbont gemeen gemaact zijn op ten last, die haar hare respective principalen gheeven, blijvende de opperheyt in de souvereiniteit bij denselven principalen. Gelijk bij exempel zeer wel te verstaan is geweest, of ten tijde als een generale unie tusschen de coninklijke majesteiten van Vrankrijk en Engelandt, mitsgaders mijn heeren staten van de vereenigde Nederlanden gemaakt was, een collegie van deselve geformeert ware geweest, dat een groote absurditeyt zoude geweest zijn, dat 't zelve collegie zoude hebben willen gebruyken eenige acten van souvereiteit over de voorsz. rijken en landen respective in justitie of andere zaaken; dat hetzelve altijts de meninge van de respective vereenigde provincien is geweest, is ook daar vuyt kennelijk, dat zoo wel in de handelinge voorgenomen met hoogstgedagte majesteyten van Vrankrijk en Engelandt op te souvereiniteit der vereenigde landen, daartoe speciale procuratie van de heeren staaten van de respective provincien is gerequireert en gebruyet. Gelijk ook de gecommitteerden van de respective provincien in eenige importante zaaken nyet gewoon en zijn yets te doen, zonder specialen last van haare committenten. Ende is generalijk den last van de gecommitteeren, naar zijn beste kennisse ordinaris geweest op te propositie van hare Exen, genaden, ende andere heeren van den raede van staaten op 't stuk van de consenten en gevolge van dyen, en om te letten op 't onderhout van de poincten van de naarder unie bij de t' samentlijke provincien aangenomen: welke aanneminge hij notanter alhier verhaelt, overmits veel poincten in de unie gestelt, nyet aangenomen en zijn, als
namentlijk 't stuk van de gemeene middelen, daertoe veel provincien nyet te brengen en zijn ge- | |
| |
weest, nyettegenstaande de groote instantie van de heeren gecommitteerden van Hollant en Westvrieslant, gelijk ook de andere provincien nyet en hebben connen beweegt worden, omme 't overschot van de domeinen daertoe te laten gebruiken, ook nyet 't sleyschat en 't seigneuriael recht van der munte, 't welk nogtans na alle recht en redenen daartoe behoorden gebruict te zijn geweest. Gelijk ook bij de provincien noyt en is gepractiseert het doen opschrijven van de ingeseetenen van 18 jaren en daar en boven, nocht het doen van den eet in deselve unie vermelt: verclaart voorts dat hij in de tijd van XL jaaren dat hij eerst in de vergaderinge van de heeren staaten generael heeft gecompareert, noyt en heeft gehoort, dat yemant heeft derven proponeren of vorderen om yets gedaan te worden jegens de vrij- en geregtigheeden, previlegien en loffelijke gebruiken der respective provincien, steeden en leeden van dyen, maar wel dat men alle infraction van dyen bij alle middelen schuldig is af te weeren, en heeft hij in denselven tijt tot meermael gesien en verstaen, dat d'outste van de vergaderinge swarigheit hebben gemaact aan haren principalen te rapporteeren ofte over te schrijven eenige proposition of voorslagen in de generaliteyt gedaan, die zij oordeelden hare principalen nyet aangenaam te zullen wesen, ende dat als die bij pluraliteyt van stemmen overgesonden werden, tot hare decharge deden teekenen, dat zij in 't zelve overseynden nyet en hadden bewilligt; gelijk hij ook dikwils meerder swarigheid heeft zien en hooren maken in 't aannemen van eenige voorslagen op 't behagen van de principalen. Ende aangaande de versekeringe en welstant der respective provincien en steeden van dyen, en heeft hij noyt hooren in twijfel stellen of de heeren staaten ende de regenten van de respective steeden hebben tot hare particuliere last mogen ordre stellen, 't zij in alle ofte een
deel van hare inwoonderen in wapenen te stellen en gebruyken, of ook eenige in soldije aan te noemen; wesende kenlijk dat de graven van Hollandt en ook de bisschoppen van Utrecht
| |
| |
haar zoo te velde als in garnisoen van over ettelijke hondert jaaren hebben doen assisteer en met seeker getal van luyden van wapenen, ende is 't selve recht en gebruyk zoo notoir en onwedersprekelijk gehouden, ook onder de regieringe van den coninck van Spaengien, dat in den jaare 1566 de regeerders der stad Antwerpen swarigheit makende ordinaris garnisoen van den coninck van Spaengien in haer stad te ontfangen, mijn heere den prince van Orangien h.m. aan de regeerders aldaar heeft geproponeert tot weeringe van alle confusie en populaire swarigheden aan te willen neemen XIJc mannen in gagie, ende zoo zij dien raat tijdelijk hadden aangenoomen, zoude het leven van veele harer inwoonderen geconserveert en veele confusien en schade voorgecomen hebben, en deden 't zelve namaels als 't te laat was. Gelijk ook kennelijk is, dat in den jaare 1572 in Hollandt zoo tot Delft, Amsterdam, Enchuysen en andere steeden volk van wapenen in soldije aangenomen zijn geweest tot hare versekeringe en weeringe van alle confusie, ende heeft hij 't selve zien en weeten practiseeren, te weeten 't wapenen van poorteren en inwoonderen, en in gagie te neemen van eenige derselver geduyrende den jegenwoordigen oorloge, zoo wel onder 't gouvernement van de jegenwoordige keyserl. majt. Matthias als gouverneur generael der Nederlanden, hooggeduchte heere prince van Oraengien zoo als gouverneur, en mede als hebbende de bedieninge van de hooge overheit, den hertoge van Anjou h.l.g. als prince, den grave van Licester, als gouverneur absoluyt der vereenige Nederlanden, en ook de jegenwoordige regieringe, nu XXXI jaaren geduyrt hebbende; ende dat 't zelve ook alzoo te verstaan en gepractiseert is geduyrende het jegenwoordig bestand, is daar vuijt notoir ende kennelijk, dat voor de gewapende poorteren en inwoonderen der steeden Dordrecht en Gorcum, ook voor de gewapende of soldaten binnen Amsterdam en de zeven steeden van den noorderquartier,
gelijke assistentie gedaan wort als geduyrende de oorloge is geschied, en dat de regierders van
| |
| |
Amsterdam boven 't getal van vier en vijf hondert altijts aldaar in soldije gehouden, nog twee hondert meer geduyrende de treves aangenomen hebben. Dat ook in 't jaar 1614 bij de heeren van de stad Groeningen en Ommelanden, ook volk van wapenen aangenomen zijn geweest, al zonder kennis van de generaliteit, gelijk ook nog heden ten dage onder den eertshertog in zijne steeden volk van wapenen gehouden worden, vuyt borgeren en inwoonderen in gagie, als in 's Hertogenbosch en andere plaatsen. Ende hoe wel men gewoon is zulke gegageerde quade namen te geeven, gelijck in Hollandt, Utrecht en andere van stoepen, in Groeningen, eertijds nienvogels, ten Bosch, hannekens, in Vlaenderen, keurlingen, zoo is nogtans metter daat bevonden, dat de gewapende borgers en zulke gegageerde groote en merkelijke diensten gedaan hebben, zoo wel tegens als voor mijn heeren de staaten, als bij exempel in de stad Bruissel anno 1579 tot weeringe van den aanslag van heer Phs. grave van Egmont, voor de malcontenten op te selve stadt in 't jaar 1583 in de stadt Antwerpen, daar dier tijd onder vaandelen waren 86 compagnien tot groote merkelijke besten van de stadt; dat oock in denselven jaare de stadt Brugge (daar dier tijd ses gegageerde compagnien in waren) beide voorsz. heerlijke steden deur de gewapende borgeren en gegageerden, respective van de aenslagen des hertogen van Anjou om deselve te vermeesteren, gepreserveert zijn geweest voor mijn heeren staaten; gelijk ook jegens de aanslagen van mijn heeren staaten de stad Amsterdam anno 1576 en de stad van den Bosch in den jaare 1585 deur de gewapende en gegageerde zijn gepreserveert geweest. Ende in reguard van de religie, kerkelijke zaaken en persoonen, gedenct hem, dat in den jare 1581 mijn heer den prince h.l.m. deur de desordre en confusie in Vlaenderen en elders, mede bij toedoen van eenige kerkelijke personen te wege gebragt, mijn heeren de staaten van Hollant en Westvrieslant eernstelijck vermaant heeft, dat se in tijts op
te kerkelijke personen ende zaaken zouden willen
| |
| |
voorzien en ordre stellen, of dat geschapen was, dat men nyet alleen de religie, maar ook 't land zoude verliesen. Dat ook door deselven vermaninge, de heeren staaten van Hollant en Westvrieslant anno 1582 gecommitteert hebben eenige vuyt hare vergaderinge, van den hogen raade en andere, omme voor de kerkelijke personen en zaaken, kerkelijke wetten en ordinantien te maken, daarover hij mede een van de jongste gecommitteerden is geweest, ende is in denzelven jaare op ten naame van hooggedagten heer prince en heeren staaten van Hollant, een kerkelijke ordinantie ingestelt, inhoudende dat de hooge overheit van Hollant en Westvrieslant behoorden ordre te stellen, dat Godes H. Woord in suiverheit haare gemeenten en inwoonders onder goede ordre werden geleert, ende dat gelijke ordonantie bij commissie van hoogged. heeren staaten in 't jaar 1591 bij vier gecommitteerden vuyt haer Mo. Ed. vergaderinge, vier vuyt beide de collegien van de raaden en agt predicanten van de voornaemste steeden en plaatsen is ingestelt geweest, met gelijke clausulen van 't ampt van de hooge overheit van Hollandt ende Westvrieslandt, als hier voren verhaelt is, en ook de clausulen naar zijn beste onthout, dat men in middelmatige zaaken met andere kerken andere ordre gebruykende, al evenwel christelijke broederschap en gemeenschap verstonde te houden, welke ordonnantie ook bij beyde de collegien van de raaden van justitie bij haer E. schriftelijk ad vis voor de landen en kerken dienstig en noodig geoordeelt is, gelijk ook bij de heeren edelen en meeste steeden van Hollant ende Westvrieslandt naar voorgaende beschrijvinge is gedaan. Ende in den voors. jaare van 1591 hebben de heeren staaten van Zeeland voor haare kerkelijke persoonen en zaaken, insgelijks een particuliere kerkelijke ordonnantie gemaakt met een acte, daar bij hare Mo. E. claarlijk en expresselijk ordonneeren, dat een ygelijk hem daarnaa zal hebben te reguleeren, ende ook naar zijn onthout, dat zij de veranderinge en
vermeerderinge van dyen aan haar reserveeren, ende andere clausulen tot conservatie
| |
| |
van haar auctoriteit en recht in de kerkelijke zaaken strekkende.
Des jaars te voren als in den jaare 1590 hadden de heeren staaten van Utrecht ook voor haare kerkelijke zaaken en personen een kerkelijke ordonnantie gemaakt, en naar 't maken van deselve aan mijne heere den prince van Oraengien, jegenwoordig confereerende 't gouvernement van de provincie van Utrecht, met goetbevinden en toestaan van mijn heeren staaten generael en ook van de heeren staaten van Hollandt expresselijk verclaart en bedongen hebben, dat se aan haar geresolveerd hebben in conformité van de naarder unie van Utrecht de dispositie over de religie en religions zaaken, dat zijn Exe belooft de ordonnantie, bij henlieden daarop gemaakt ende nog te maken, te doen onderhouden; dat insgelijks in 't jaar 1595 de heer gouverneur en gedeputeerde staaten van de stadt Groningen en Ommelanden, bij auctorisatie van de staaten van deselve provincie, eene kerkelijke ordonnancie hebben gemaakt, inhoudende ample en breede verclaringe van 't recht en auctoriteyt, de hooge overheyt van die provincie in religions zaaken competeerende; gelijk ook op 't zelve notoir regt en gebruyck van de heeren staaten van de respective provincien in religions zaaken hooggedachte zijne Exe met weynig gecommitteerden vuyt Zeeland in 't voorsz. jaar 1595 aan de heeren Liesvelt en Maas, aldaar vuyt Brabant gekomen, verclaart heeft, dat de heeren staaten in elke provincie in religions zaaken na haar goetbevinden zouden ordonneeren en disponeeren, ende dat d'ander haar daar mede nyet en zouden bemoeijen, ende lestelijk, dat mijn heeren de staaten generael in den jare 1602 bij haere brieven de heeren staaten onder de eertshertogen inviteerende tot het aennemen van de wapenen om de Spangiaarts te helpen verdrijven vuyte landen, denselven aangeboden hebben, dat zij in den haren in 't stuk van de religie naar haaren goetvinden zouden disponeeren, zonder dat de andere haar daarmede zouden hebben te bemoeijen. Ende voor soo veel aangaat 't poinct van de
leere, gedenct hem,
| |
| |
dat omtrent 24 jaaren geleeden vuyt verscheiden question bij de gedeputeerden van de Zuit- en Noorthollandsche synode in de vergaderinge van de heeren staaten van Hollant en West-vrieslant gebragt en veel moeijelijkheeden daar over gevallen, namentlijk vuyt Zuit-Hollant jegens den predicant ter Goude, Hermannum Huberts, en vuyt te synode van Noort-Hollant jegens Taconem Sybrandi, predicant tot Medenblick, ende dat deselve question ten deele resulteerden vuyt 't verstant van 't 16 articul van de nederlantsche confessie des geloofs, spree kende van de verkiesinge of predestinatie, en Taco voorn. verclaart hadde, dat hij tevrede was deselve confessie en articul aantenemen en te onderteekenen, met zulken verstande, dat hij deselve verstont naar Godes H. Woort, daarop bij Petrus Plancius in de volle vergaderinge van de heeren staten verclaart is geweest, dat hij onder zulke limitatic en verclaringe tevreden was te onderteekenen den Alcoran van den Turck; dat daar deur de heeren edelen ter vergaderinge van de heeren staaten comparerende, onder dewelke verscheiden waren die bij den hertoge van Alva uytte landen gebannen waren geweest, als den ouden heere van Asperen, van Duvenvoorden, Wijngaerden, Assendelft en 's Heeraartsberge, dewelke neffens d'andere edelen als den ouden heer van Brederoode, van Schagen, Mathenesse, Poelgeest, Noortwijk, Warmont, Cralingen en Keenenburg, al van aansienlijke auctoriteit en ouder van jaaren als hij, dier tijd verstaan hebben, dat nademaal veel hondert jaaren in de primitieve kerken de questie van de predestinatie nyet en was bekent geweest, ende naar tijden Augustini daar inne verscheyde opinion waren getolereert ende ook wel de opinie van de absolute predestinatie gereprobeert, als genomen ex libris Augustini male intellectis, en dat daar omme bij de Heydelbergse cathechismus met goede insigte wijsselijk de materie van de predestinatie nyet en was gemoveert, maar claarlijk de zaligheit den gelovigen en de verdoemenisse
den ongelovigen toegeeygent. Dat ook in de kleine cathechismi van de fransche sprake Theoderi Bese.
| |
| |
insgelijks den gelovigen en ongelovigen respective geattribueert werd, zonder te mentioneeren van de damnatoire predestinatie; ende dat in 't cort ondersoek, zoo wel in de nederlandse als fransche tale, van den genen die hen ten H. Avondmale des Heeren begeeven, ook van de predestinatie denselven nyet en werd gevercht, dat zij daaromme tot rust en vrede van de kerke goetvonden, dat men zoude aarbeyden omme 't voirs. XVI articel of te redresseeren, of bij interpretatie te doen verstaan van de gelovige en in den gelove volherdende, mitsgaders hare kinderen beneden de jaaren van verstant stervende, de zaligheit, ende de ongelovigen ende in ongelove blijvende, de verdoemenisse zoude toeeygenen; meenende dat daartoe verscheyden texten van de H. Schriftuure bequaam, en de gebeden, gedruct agter de psalmboeken in nederduits en franchois, zeer wel applicabel waren, ende dat nademael de gemeene lidmaten in hare conscientie of gemoet nyet beswaert en werden, omme de absoluyte damnatoire predestinatie te geloven, ofte den opregten gelovige christenen in onseekerheit te stellen of hare kinderen, in de onbejaardheid stervende, zalig zullen wesen of nyet, dat men daarom de conscientie van de predicanten jegens haer gemoet nyet meer en behoorden te bedwingen, als de gereformeerde kerken zelfs de gemeene lidtmaten en religionsverwanten hadden goetgevonden te beswaren, zoo deselve gemeene lidtmaten zoo wel zalig begeeren te worden als de predicanten. Ende dat daarop successivelijk vuyt veele communicatien, conferentien tusschen theologanten en predicanten gehouden, beyde de opinien bij verscheyden resolution zijn getolereert, gelijk die in de kerken van de Nederlanden onder verscheiden predikanten is geweest, van 't begin van de reformatie af, zonder dat de heeren staaten verstaan of gemeent hebben daarmede eenige veranderinge in de religie te maken, stellende de conscientien der predicanten buyten dwank, gelijk de kerke zelfs de gemeene lidtmaten gestelt hadde, en of
daar uyt eenige veranderinge mogte geinfereert worden, als om redenen voorsz.
| |
| |
neen, dat in zulken geval mijn heeren staaten van Hollant en Westvrieslant, als onwedersprekelijk souvereine overheit der voors. landen, 't selve hebben mogen doen tot ruste en vrede van haar ondersaten, ende tot vermeerderinge van de religionsverwanten, hebbende daar toe voorgaende conferentie tusschen verschelde theologanten, predicanten zoo in den hoogen rade als in hare volle vergaderinge daarop gehouden, gebruyct en gepractiseert, 't geene de religionsverwanten in 't jaar 1566 aan den conink van Spaengien en de staaten des lands hebben verzogt, namentlijk met haar eigen ooren, oogen en verstant te hooren, zien en oordeelen over religions zaaken, zonder 't zelve te laten aancomen op te geestelijke personen, ende dat op te conferentien gehouden tusschen negen en negen theologanten, zoo gereformeerde als papisten, de hoogst geeerde en onsterffelicker gedagtenisse coninginne Elisabeth van Engelandt, met advijs of consent van 't parlement of de staaten des rijcx, bij publieke auctoriteit in den jaare 1559 de jegenwoordige reformatie in Engelandt ingevoert heeft; dat van gelijken de con. majesteit van Vrankrijk in 't jaar 1561 op te conferentien van XII ende XII, zoo gereformeerde als papistische theologanten, de exercitie van de gereformeerde religie in Vrankrijk heeft gecesseert en daar op gevolgt is 't edict van den IJ Januarij 1562. Dat ook zijne co. majt. jegenwoordig van Groot Brittangien in den jaare 1604 naar den stijle deser landen, of van Engelant 1603, met zijnen raadt, ten overstaan van ongeveerlijk XX bisschoppen en prelaten, tot Hamtoncourt gehoort doctorum Reinoldum met drie zijne assistenten, zeggende gelast te weesen van duijsent ministers van hare gesintheit, versoekende in effecte van zijne majt. gedecreteert te hebben de opinie van de contreremonstranten in 't stuk van de predestinatie ende gevolge, en de veranderinge van verscheide ceremonien naar haar verstant nyet genoeg gereformeert, maar dat hooggedachte
zijne majt. 't meerendeel van haare pretensien bij publieke autoriteit heeft afgeslagen, gelijk vuyte besoigne ter
| |
| |
voors, plaatse gevallen, breeder te zien is. De churfursten Palts, Brandenburg ende verscheyde andere fursten, graven, heeren en steeden van Duytslandt, hebben bij publieke auctoriteit met veel min kennisse van zaken grooter veranderinge in de religie ingevoert, gelijck oock bij publieke auctoriteit zoo tot Beern als elders in Switserlant, gelijke differenten zijn ter nedergeleyt. En de auctoriteit van mijn heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt in religions zaaken, minder te willen maken als de voorsz. hooge overheden, en can hare hoogheit, digniteit nogte recht van souverainiteyt nyet lijden, immers naar zijn verstant ende de eeden daarop aan deselve gedaan.
Ende aangaande de justitie is notoir ende kennelijk, dat mijn heeren staaten van Hollant en Westvrieslant zoo in de collegien van de raaden als andersints, administreeren souveraine justitie, zonder dat eenige provocatie buyten hare ordre daarop toegelaten worden, of dat se daar in eenige andere overheyt recognosceeren, hebbende 't geene ongeveerlijk wat bet als hondert jaaren geleden daar jegens ingevoert was om den grooten raadt van Mechelen te recognosceeren bij appellatie, bij de erectie van den hoogen raadt in Hollant geredresseert. Gelijk zij ook onwedersprekelijk in 't stuk van de politye en alle andere zaaken tot welstant en dienst van de landen en ingeseetenen 't opperste recht ende dispositie tot nog toe gebruyct hebben, en nog jegenwoordig gebruiken, zonder dat yemant anders hem daer mede bemoeyt als de hooge overheit ende ordinaris justiciers; zonder dat in eenige consideratie tegens 't gunt hier voor verhaelt is, gebragt can worden, 't gunt men zegt, dat de naarder unie zoude inhouden, dat alle de geunieerde landen zouden gehouden worden als een republiek, alzoo 't zelve naar beschreven rechten ende de expresse woorden van den text van de unie nyet vorder en can genomen worden dan van de poincten in de unie begreepen, en bij de t' samentlijke provincien aangenomen of verstaan worden, gelijk hier voren verhaelt is; als ook nyet
| |
| |
en can comen in eenige consideratie 't gunt geseyt wordt dat in 't jaer 1581 tot Amsterdam eenige predicanten op 't houden van 't nationaale synode van Middelburg zoude geseyt zijn, alzoo 't selve in effecte anders nyet medebrengt, dan nademael de heeren staaten generael op 't voorgaende synode nationael nyemant en hadden gecommitteert, zij ook daer toe nyet en begeerden te committeeren, maar den predicanten daar mede lieten bewerden, zonder interventie van hare auctoriteit; gelijck oock in consideratie in religions zaaken nyet en compt 't geene bij de gecommitteerden van de naarder geunieerde provincien bij project in 't jaar 1582 of 1583 is voorgeslagen geweest, nog de particuliere resolution, die daer op in eenige provincien zijn genoomen, alzoo daarop nyet en is gevolgt eenige resolutie van de 't samentlijeke geunieerden, zulks dat de naarder unie in 't stuk van de religie, nyettegenstaende 't zelve project en particuliere resolutie van eenige provincien, verstaan moet worden gebleven te zijn in haar geheel, alzoo de unie expresselijk inhout, dat van geene poincten veranderinge en zal worden gedaan, dan bij toestaan van de t' samentlijke provincien; gelijk ook in geen consideratie en can comen 't geene geallegeert werd van de instructie van den landraet, alzoo deselve instructie metten lantraet is gedoot, ende dat in de instructie van de drie navolgende regeeringen nu geleden 34 jaaren, zulken artikel of ordre nyet bevonden en werd; als mede impertinent zijn 't gunt geallegeert word van 't gehandelde met zijn P. Exe. h.l.m. alzoo 't zelve namaals mede is verandert, zelfs op te voors. aanmaninge van hooggedachte zijn Exe. d'anno 1581 hiervoren verhaelt; gelijk ook impertinent zijn d'allegatien van 't geene voorgenoomen is geweest op te handelinge met te co. majten van Vrankrijk ende Groot Bretaengien, in de jaaren 1584 en 1585, alsoo deselve handelingen geen effect en hebben gehad en dat
wel expresselijk voor het vuytseijnden van de gesanten naar de voors. coningen, bij speciale acte verstaan ende geresolveert is, dat de naarder unie zoude blijven ongeerend en
| |
| |
in haar geheel, ende dat bij 't voorgaande tractaet, metten hertoge van Anjou gesloten, expresselijk geaccordeert was, dat elke provincie in 't stuk van de religie zoude ordre stellen ende Hollant en Zeelant blijven gelijk se waren, zoo in de religie als andersins, 't welk altijds verstaan is in conformité van de naarder unie, om bij elcx daar in gedaan te worden als zij goet zouden vinden, ende is kennelijk dat de opinie van de remonstranten dier tijd in de landen mede geleert worden.
Was geteekent Johan van Oldenbarnevelt.
| |
Eodem die naar den middag, voortgaende,
Zeyt, zonder dat ook op de religions zaaken van eenige consideratie zijn de synodale decreeten van den jaare 1586, onder de ongeluckige regieringe van den grave van Licester, alzoo de heeren staaten generael ao. 1587 den baron van Buckenhorst, ambassadeur van de co. mat. van Engelandt onder anderen over deselve hebben geclaegt, en dat nog de heeren staaten van Hollandt en Westvriesland, nog ook van Zeelandt, Utrecht, stadt Groeningen en Ommelanden, deur het maken van haere particuliere kerckelijke ordenantie hier boven verhaelt, verstaen hebben daar in gehouden te zijn, zonder dat hij van de andere drie provincien van 't gunt zij desaahgaande hebben gedaan, wel is berigt. Gelijk ook van geen consideratie diesaangaande en zijn de handelingen mette gereduceerde steeden opte religions zaaken gemaakt, alzoo de heeren staaten van Hollandt en Utrecht door Godes genade daar onder nyet en connen begrepen worden, als zulke wetten nyet ontfangen hebbende, zonder ook dat van eenige consideratie diesaangaande can gereekent worden het consent, dat naar zijn onthout anno 1606 naar lange vervolg van de heeren gecommitteerden van Hollant in de generaliteyt bij gemeene bewilliginge, naar veele induction nopende 't houden van een nationale synode, gedragen is geweest, mits dat daarinne zoude worden gerevideert of geresumeert de Nederlandse
| |
| |
confessie en Hijdelbergse catechismus, alzoo wegens de difficulteyten van wegen de contraremonstranten opte voorsz. revisie gemo veert, en andere voorgevallen swarigheyden, 't zelve besoigne is geevanesceert geweest, ende bij de hoeren staaten van Hollandt bij een resolutie en civile practijcke van dyen, en ook bij de heeren staaten van Utrecht en Overijssel jegens de principale difficulteyten ordre gestelt, en daarom de zaake nyet gebleven is in haar geheel.
Ende aengaende 't poinct van justitie en can hij nyet bedenken, dat eenige exempelen in dese connen wesen pertinent, omme daar vuyt dese jurisdictte en proceduyren te fundeeren, alzoo de civile questien bij tractaat van Groeningen aan de heeren staaten generael waren gesubmitteert, omme bij haar of hare gecommitteerden gedediceert te worden, ende dat daerop vuyt verscheyden collegien van justitie alleen tot contentement van partijen contendenten rechters zijn vercoren en genomen, ende op haar besoigne decisie gedaan. Ende aangaande de executie voor de contributie, mits het zeer groot agter wesen van tusschen twee en drie jaeren agterstal jegens 't voorsz. tractaat, is deselve executie gedaen deur gewigttge reedenen van staat, om nyet te vallen in voorgaande inconvenient en; ende hoewel de heeren Alting en Hoeflin gehouden, waren voor aucteurs van de contraventien van het voorsz. tractaat in 't zelve stuk, en daerop alhier in den Hage gesonden, zoo meent hij nogtans vastelijk, dat deselve opt privilegie de non evocando, wederom naar Groeningen zijn gestiert, dog naar zijn beste onthout. De proceduyren gehouden jegens Sijpesteyn, als commis van 't aanneemen van schepen in dienst van de heeren staaten generael wesende, ende Harinkman vuyt Zeelandt gebannen en naer zijn beste onthoudt in Brabant wonende, en openbaerlijk metten vijand gehandelt hebbende op de invasie ven 't land van der Tholen, zijnde opten voors, dienst van Sijpestein complice en 't recht van souvereiniteit, dat de generaliteit in Brabant gebruyct, als aan deze zijde geen staaten hebbende, gefundeert geweest, en van gelijken de
| |
| |
proceduyren jegens den spaenschen naeijer van Steenbergen, mede Brabant wesende, alhier gesonden: van andere proceduyren bij de generaliteyt gebruyct, ten ware onder volk van oorloge en de gevangens van oorloge, of andere in dienst van de generaliteyt wesende of vuyt Vlaenderen, daer de heeren staten generael resort ende souvereiniteit gebruycken, aan haar zijn geresolveert, en heeft hij geen memorie.
Ende op 't geene voorgestelt zoude mogen worden, dat mijn heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt, hare gecommitteerde of hij die spreect, yet met de heeren gedeputeerden van de heeren staaten van Utrecht alhier, of ook tot Utrecht zoude hebben gedaan jegens de naarder unie van Utrecht, ofte quade interpretatie van den eed der heeren gouverneurs, hoofden, oversten, ritmeesteren, capiteynen en volk van oorloge, daervan en weet hij in goeder conscientie nyet ter werelt te spreecken, hebbende van de heeren staaten van Hollandt, haare gecommitteerden, gelijk ook van hem zelfs in goede gewisse nyet anders verstaan, dan dat se seer religieuselijk hebben geaarbeyt ende gebesoigneert tot voorstand van de voorsz. naarder unie in alle poincten; de beseyndinge en besoigne mitte heeren van Utrecht gefundeert geweest zijnde op te navolgende redenen:
Eerst op 't versoek van hare Mo. E. gecommitteerden.
Ten tweede, op 't groot en notabel interest dat, tusschen tagtig en negentig jaaren geleeden, de heeren staten van Hollandt geoordeelt hebben, te hebben in de welstand van de provincie, stad en steeden van Utrecht, meer als allen de Nederlandse provincien te samen.
Ten derde, tot maintienement van de unie bij de keyserlijke mat. Carolus qnintus, anno 1536 van de landen van Hollandt ende Utrecht gemaact, ook met ordre dat se bij een gouverneur souden worden geregeert, tot onderhoudinge van goede eenigheit en gebuyrschap.
Ten vierde, opte belooften bij de heeren staaten van Hollandt aan de heeren staaten van Utrecht anno 1577 gedaen
| |
| |
op 't hant houden van de poincten hemlieden bij satisfactie belooft.
Ten vijfde, in consideratie dat de heeren staaten van Utrecht door haare gecommitteerden haar in den laare 1578 mette gecommitteerden van Hollandt hebben gevoegt, om in Gelderlandt te vorderen de naarder unie in den navolgenden jaare tot Utrecht geslooten, daar bij de vereenigde landen merkelijk zijn gedient geweest.
Ten sesde, omme de zonderlinge groote moeyten, aarbeyt, en officien die de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt, zoo door hem als andere hare gecommitteerden hebben gedaan, omme te comen tot reparatie van de excessen in den jaare 1586 binnen Utrecht tot groot nadeel van de provincie, de stad en veele edele en notable gevallen, daartoe eyntelijk, naar veele debvoiren in de jaaren 1586, 87 en 88 gedaan, met assistentie van den grave van Meurs, dier tijt gouverneur, geluckelijk te wege gebragt, mogten genieten haar behoorlijk effect.
Ten sevende, omme de belooften bij de heeren staaten van Hollandt ende West-vrieslandt aan die van Utrecht gedaan, omme de heeren staaten van Utrecht te doen genieten het effect van de poincten met zijn Pr. Exc. verhandelt op 't confereeren van 't gouvernement van deselve provincie.
Ten agtste, omme de groote moeyten en costen, anno 1610 gedaan tot redres van de commotie dier tijt ontstaan, te doen genieten haar effect; wesende daartoe te meer beweegt boven alle de voors. reedenen, dat zij vaste hope hadden, dat volgende 't advys van den raadt van staate, (daarinne zij niet verstaan hadde eenige veranderinge in de generaliteit gevallen te zijn) de zaake gevoegelijk zoude hebben geaccommodeert geworden.
Ende aangaande den eed van 't volk van oorloge, zoo van de hoogste, hooge als andere conditien, can hij die spreect mette beste kennisse spreeken, als deselve ingestelt hebbende vuyt verscheyden voorgaande eeden, nyet wetende dat in den
| |
| |
tijdt van 30 jaaren, als deselve ingestelt is geweest bij de heeren staten generael, vuyt cragte van dyen yet anders oyt is gepretendeert, als 't gunt bij de nader unie getracteert en bij de samentlijke provincien aangenomen is geweest en tot hare dispositie gestelt, daarinne hij nyet en weet, dat de heeren staaten van Hollant of Utrecht, nogte hare respective gecommitteerden eenige veranderinge hebben gepretendeert.
Seyt voorts dat over de kerkelijke ordonnantie bij ordre van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt in den jaare 1582 en 1591 successivelijck ingestelt, hier voren verhaelt, mede gebesoigneert hebben de heeren presidenten van den hoogen en provinciale raaden, de heer van Benthuysen, de heere Dirk van Egmont van der Nyenburch, de heer Banche, mitsgaders onder andere raetsheeren Casembroot, Doreest, Wenssen, Leeuwen ende andere, al bekende opregte religionsverwanten ende goede patriotten, die verstaan hebben volgens deselve ordonnantie de auctoriteit over de religie en religionszaaken de heeren van Hollandt te competeren, en dat deselve veel ouder van jaeren waren als hij.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
Saterdaegs den IX Marty 1619 weder begeert te examineeren den voorn. Johan van Oldenbarnevelt, gevangen, ter presentie als voren, vuytgezondert den voorn. heere van Sweeten.
Seyt voorts, dat boven de publieque reedenen hiervoren tot verdediginge van de actien van mijn heeren staaten van Hollandt ende West-vrieslandt, haare gecommitteerden ende hem tot Utrecht gehouden, dat voor 't gemeen daarin considerabel is, dat de heeren staaten en regeerders van Utrecht nyet en waren nog geconditioneert, nog geproscribeert, nog gebannen, maar gehouden voor goede en getrouwe bontgenooten. Dat hij ook nyet verstaan en hadde, eenige resolutie genomen te zijn van precys commandement of proceduyren jegens haar
| |
| |
te gebruyken, en voor hem in 't particulier tot verdediginge van zijre advysen, dat hij een gebooren landsaet, notable geerfde, en bij eede van vassalagie, ook bij belooften in 't jaar 1590 op 't confereeren van 't gouvernement van zijn Exc., tot haren beste verpligt en verbonden was.
En compt op 't stuk van de verseekeringe van de landen en steeden in notable consideratie, dat in de leste drie regeeringen der landen in specie bedongen is XXXIIIJ jaeren gepasseert en gestadig onderhouden, dat de steeden jegens piraten en quaatdoenders geauthoriseert zijn schepen van oorloge te equipeeren, tot costen van de generaliteit, om de quaatdoenders te vermeesteren, opdat het aan- ende afkomen voor de steeden mogte vrij gehouden worden, ende dat ze daarom 't zelve tot bewaarnisse van de steeden, publycke plaatsen van deselve en conservatie van de magistraten en inwoonders tegen alle foule ook wel bedongen zouden hebben, zooverre zij eenigsints getwijfelt hadden aan 't recht ende gebruyk om daar in naar hare discretie in alle occurentien te voorzien, wesende 't zelve recht en gebruyk ter alderhoogsten noodig, bijsonder opte landen en steeden aan de zee en opte rivieren gelegen, zoowel jegens der vijanden aanslagen, als allen quaatwilligen, oproerte ende factien, die door 't gebrek van 't selve recht hare aenslagen daarna zouden mogen aanleggen en in 't werk stellen, die altemets geen dag, jae qualijk een vuyr versuim toelaten, om datelijk remedie daar tegens te gebruyken. Alle welke reedenen en andere bij hem pertinenter, particulierlijker en breeder bij geschrifte te deduceeren, daertoe commoditeyt hebbende, hij verhoopt, vertrouwt ende versoekt, dat jegens hem geen extraordinaris rechters, jegens der gemeene landen voorsz. nader unie, de hoogheyden, rechten ende jurisdictien van Hollandt ende West-vrieslandt, mitsgaders de particuliere belooften aan hem gedaan, en zullen werden gebruict.
Ende alsoo bij de commissie hem voorgelesen anders schijnt geordineert te zijn, en hij allenthalven daerbij zeer grootelijk
| |
| |
en enormelijk geledeert, zoo is hij genoodigt daarvan bij provocatie, supplicatie of andere regtmatige middelen, zoo aan de heeren, die deselve gegeven hebben, als ook is 't noot aan hare committenten, daar van redres en veranderinge te versoeken, 't welk hij de heeren bidt en versoekt ten besten te willen duyden.
En of hij zulks niet en conde impetreeren, als hij vastelijk verhoopt jae, zoo is zijn vertrouwen en ootmoedig versoek, dat van de kennisse en judicature van zijn persoon en actien willen abstineeren ofte mogen geweert worden, die met woorden, werken of andersins getoont hebben zijne capitale vijanden te weesen, daarvan hij alsdan pertinente verclaringe zal overleveren en bewijs doen; vertrouwende en ootmoedelijk versoekende, dat in zulken gevalle 't hof van Hollandt, of den hoogen raede, of beyde de collegien te samen, van de regtmatigheid en gefundeertheyt van dyen mogen kennisse nemen en judicature doen. Dan hout generalijk daar voor allen dengeenen die geseyt of toegestaan hebben, dat hij voor of na de treves totten dage van 't arrest op zijn persoon, metten spangiaerts, den eertshertogen, den marquis Spinola of yemant van dier zijde, verstant zoude gehad hebben, van den selven gelt, geltswaarde of beloofte ontvangen, en daeromme yets gedaan of gelaten, alzoo hij 't zelve hout voor openbare valsheyt, smadelijeke en schelmse leugenen en den zeggers en toestanders van dien voor zulke; bereyt zijnde 't zelve bij alle geoorlofde en convenable middelen te mainctineeren tot verdeediginge van de waarheit en zijn eer, voor hem en den zijnen.
Verclaart voorts heyliglijk voor Godt Almagtich, voor de heeren staten generael ende van Hollandt ende West-vrisland, dat opregtelijk ende getrouwelijk zijne actien in de religionszaaken alleenlijk hebben gesterckt tot Godes eere ende versterkinge van de religionsverwanten, ende concequentelijk tot meerder dienst ende versekeringe der landen en steeden; hebbende alleenlijk geerne gesien, dat in de hoogwigtige en
| |
| |
misterieuse materie van de predestinatie en gevolge van dyen, de gemoederen van veele predicanten en ettelijk duysent goede ingesetenen van de landen in gerustigheit hadden mogèn gestelt werden, onder goede christelijke bepalinge jegens alle excessen, daartoe hij tot bewijs van zijn opregt gemoet al in November 1611, naar dat de conferentie gehouden geweest was, een project heeft ingestelt gehad, genoeg naar de begeerte van de contreremonstranten.
Dat hij bedugtende, dat Adolphus, predicant tot Alemaar, eenige excessen in 't hooft hadde, bij de heeren van Alemaar heeft geaerbeyt om denselven van stoel te helpen, gelijk hij met groote moeyten ook voor cenen tijd heeft te wege gebragt, maar is daarna tegens zijn advys weder in dienst gecomen.
Dat hij daarna van nyeuws mette heeren van Alemaar gehandelt heeft opt verlaten van denselven, maar 't selve nyet jegenstaende alle mogelijke debvoiren, nyet en heeft connen te wege brengen.
Ende in 't jaar 1617, naar dat hij op 't vuytgeven van sijn boecksken, geintituleert: vera et mera theologia, hier in den Hage bij de heeren staaten beschreven en bij de commissarissen hem gehoort hebbende, geadviseert zijnde, dat hij van zijnen dienst zoude worden gesuspendeert, hij bij alle middelen geaerbeyt heeft, tot zijn absoluyt deportement, als ook geschied is. 'T welk daartoe dient, dat de heeren mogen volcomelijk verstaan, dat in zijn magt nyet en is geweest de zaake te regten naar zijn goede meeninge, daartoe hij ook, des noot zijnde, zal connen bewijsen, dat hij bij alle gelegenheit den remonstranten vermaant heeft hen te wagten van alle excessen, ofte dat hij alle mogelijke debvoir zoude doen daarjegens.
Hebbende de ordre, die de heeren magistraten met advys van de kerkenraedt tot Dordrecht daar jegens ingestelt hadden, met alle middelen geaarbeyt te doen arresteeren naar haar eygen goetvinden, gelijk ook geschiet is; ende zoude
| |
| |
meer andere debvoiren tot dien eynde mogen met waarheit verhalen.
Lestelijk verclaart, dat in reguard van de beleydinge van 's gemeen lands zaaken, zoo in de generaliteyt als in de vergaderinge van Hollant, hij opregtelijk, vromelijk en getrouwelijk naar zijn vuyterste vermogen geaarbeit heeft, omme de oude loffelijke en duyr vercreege ende gedecreteerde vrijen geregtigheden, privilegien en loffelijke gebruyken der landen, eensamentlijk de wettelijke regeeringe derselver ende steeden van dyen, daar onder Godt de Heere Almagtig de landen zoo merkelijk gezegent heeft, te helpen conserveeren, en zijn P. Exc. in zijne beleydingen en auctoriteyt bij alle mogelijke middelen te secundeeren, ook deselve auctoriteyt wettelijck bij alle gelegentheyt te helpen vermeerderen. Versoekende en biddende, dat in het examineeren van zijne actien daarop goedertieren insigt ende regard mag worden genomen; ende dat onvermindert zijne verclaringe hier boven gedaan, en zonder prejuditie van deselve hij mag verstaan, wat men tot zijnen laste hem zal willen vragen, daar op hij verhoopt goede antwoorde te geven.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
Examinatie gedaen in 's Gravenhage, 's maendaechs den XIen Marty 1619 van den persoon van Mr. Johan van Oldenbarnevelt, gevangen, deur de fiscalen Duyck Leeuwen ende Sille, ter presentie van d' heeren Voocht, Essen Cromhout, Junius, Couwenburch, Rosa, Muys, Meynertsz, Broechoven, Pauw, Schagen, Bruynings, Scotte, Ploos, Salmius, Sandius, Atsma, Sloot ende Scaffer.
| |
| |
1. Of nyet waaragtig en is, naar dat den griffier Aerssens van pater Neyen ontvangen hadde de ghiften die bekent zijn, denselven griffier hem genoemt heeft twee personen, die mede eenige ghiften ontfangen hadden?
Verclaart zulks van den griffier Aerssens nyet verstaen te hebben, maar dat hem dunct dat Aerssens hem zeyde, dat hij hem liet dunken, dat hij van pater Neyen of Crauwel verstaan hadde, dat zij nog eenige presenten hadden, om aan andere te presenteeren.
| |
2. Of nyet waaragtig en is, dat hij gevangen op ten selven Aerssens begeert heeft, dat hij de zaake ende de namen van deselve twee personen stille houden en nyet voortzeggen en zoude?
Seyt neen.
| |
3. Of hij gevange tegens denselven Aerssens nyet en zeyde, dat hij gevangen daarna zoude verneemen?
Seyt daar af geen memorie te hebben.
| |
4. Of hij gevangen daar naar tegens denzelven griffier Aerssens nyet en heeft geseyt, dat hij naar de zaake vernomen hadde, en bevonden hadde waaragtig te wesen dat zij ghiften van den vijand hadden genoten?
Seyt daarvan gantsch nyet te weeten.
| |
5. Wie deselve twee personen waren?
Seyt als voren.
| |
| |
| |
6. Welke de ghiften waren die de griffier Aerssens hem gevangen zeyde, dat den pater commissaris of Crauwel nog hadden, om andere mede te beghiftigen?
Seyt, dat Aerssens ontfangen hadde een diamant ende een obligatie van Spinola, ende dat hij vuyt Aerssens verstonde, dat hij hem liet dunken, dat se nog eenige diamanten hadden om te vereeren aan andere; ende dat hij die spreect, naar dat Aerssens van Delft gecomen was en hem toonde de ghiften van pater commissaris ontfangen, dat hij terstonts met Aerssens gegaan is bij zijne Exc., ende aan deselve geopent en getoont, 'tgeen Aerssens van pater commissaris ontfangen hadde, met versoek dat zijn Exc. zoo wel den diamant als de obligatie zoude willen neemen in zijne bewaringe, opdat men daar mede, (zoo verre als in de handelinge bedrog zoude bevonden worden te schuylen) de handelinge afbreeken en, met 't publiceeren van die onbehoorlijeke proceduyren, deser landen zaaken te beter justificeeren zoude.
| |
7. Of hij gevangen den voors. griffier Aerssens nyet versogt en heeft van de voors. presenten geen openinge aan zijn Exc. te doen?
Seyt neen, geensins, maar dat op te zelve vuyre als hij hem daarvan openinge heeft gedaan, hij terstonts met hem bij zijn Exc. is gegaan.
| |
8. Of hij gevangen aan denzelven Aerssens nyet genoemt en heeft vier personen, aan dewelke hij 'tselve in confidentie zoude mogen te kennen geven?
Seyt, hem dat nyet te gedenken, maar dat hij hem laat
| |
| |
voorstaan, naar dat de openinge aan zijn Exc. gedaan was, Aerssens in bedenken gegeeven te hebben, of nyet goed en zoude wesen tot zijne decharge, dat hij daervan openinge zoude doen aan eenige gecommitteerden, onder beloofte dat se de zaake zoude willen secreet houden, ter tijt toe dat men met voordeel en tot dienste van de landen, de zaaken zoude mogen openbaren.
| |
9. Of den griffier Aerssens, ontboden zijnde bij den pater commissaris tot Delft te comen, of yemant te zeynden, hem gevangen dat nyet en heeft gecomuniceert, aleer derwaerts te gaen of te zeynden?
Seyt, dat hem dunkt jaa, met zulken verstande en besprek, dat hij van 't gunt hem aldaar bejegenen zoude, openinge zoude doen omme 't selve aan sijn Exc. of aan de heeren staten generael te verclaren.
| |
10. Of hij gevangen vuytten griffier Aerssens doen verstaande, dat hij zulks zijn Exc. mede wilde te kennen geeven, denselven zulks nyet en heeft ontraden en verzogt, dat hij 't zelve liever wilde te kennen geeven vier persoonen die hij hem noemde?
Seyt daarvan geen memorie te hebben.
| |
11. Of hij gevangen anno 1602, 't leger leggende voor den Graaf, een secreete vergaderinge geleyt heeft, ende daer geopent, dat zijn Exc. stonde naer de souvereiniteyt dezer landen?
Seyt hem zulks nyet te gedencken, oock 't solve nyet te connen geloven.
| |
| |
| |
12. Of hij gevangen daar nyet mede voor en sloeg een stilstant van wapenen metten vijand te maken, daar bij deselve van Oosteynde en wij van den Grave wijken zouden?
Seyt, dat hem zulks nyet wel en gedenct, maar dat hij bemerkende het beleg van Oosteynde zoo costelijk voor de landen te vallen, zoo wel in 't verlies van veel duysent soldaten door de rigeur van den oorloge als andersins, en dat de costen extraordinairis zoo hoog liepen, dat die voor de landen ondragelijk, naar zijn oordeel, waren te continueeren, en dat op 't outset van Oostende zeer groote en exorbitante costen, zoo met ligtinge van nieuwe ruyteren en soldaten, als ook trein van wagens die zeer menigfuldig waren, en andere notelijkheit tot zulken expeditie waren gedaan en het dessein gebroken, hij in zijn gemoet voor de landen dienstelijk zoude gevonden hebben, zoo verre men dat jaar aan beiden zijden zoude hebben connen te wege brengen, dat 't spaansche leger van Oostende, en 't leger deser landen ook gescheiden hadde mogen worden; maar of hij daarvan eenige openinge zoude hebben gedaan, dat en weet hij nyet.
| |
13. Of hij gevangen bij den overleden heer van Warmont dier tijt nyet en is berigt geworden van eenige discoursen bij den tresorier Valck opt voorsz. stuk van de souvereiniteyt gehouden?
Seyt hem dat ook nyet te gedenken, maar nyettemin waar te weesen, dat de tresorier Valck naar zijn beste onthout in 't jaar 1600 of 1601, daarop eenige besoigne heeft gehouden of gedaan gehad.
| |
| |
| |
14. Of hij gevangen, naar de doot van den tresorier Kinschot, nyet diverse minuten van brieven becomen en heeft vuyt desselfs comptoir, op 't voorsz. subject van de souvereiniteyt tusschen hem Kinschot en den tresorier Valck geschreven?
Seyt, dat hij meynt, dat hem eenige minuten dies aangaande gelevert zijn.
| |
15. Bij wien deselve hem zijn gelevert geweest?
Seyt, dat hij meent dat se hem gelevert zijn bij een swager van de huysfrou van Kinschot, die desselfs huysfrouwen suster getrout hadde, en vuyt Zeelant was.
| |
16. Of deselve vuyt hem zelven die minuten aan hem gevangen leverde of op 't begeeren van hem gevangen?
Seyt, dat deselve vuyt henizelven, zonder eenich versoek van hem die spreect, zulks gedaan heeft.
| |
17. Of hij gevangen anno 1608 nyet nog geleyt heeft een secreete vergaderinge, ende daer gelezen de voors. minuten van de brieven, ende daar bij de gedeputeerden van de steeden ingebeelt, dat zijn Exe naar de souvereiniteyt stonde?
Seyt, dat hem gedenkt, dat in 't selve jaar bij de heeren staten van Hollandt ende West-vrieslandt, ziende datter extraordinairis debvoiren gedaan werden omme te beletten den voortgank en succes van de handelinge van de treves, en dat zijn Exe scheen bij anderen buyten de vergaderinge beweegt te zijn, omme tot dien eynde aan de steeden van Hollandt en West-vrieslandt te scrijven van het misnoegen en
| |
| |
mishagen dat zijn Exe hadde in de continuatie van deselve handelinge, bij de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt goedgevonden is eenige vuyt de edelen en de prineipaalste steeden te committeeren, omme de redenen in deselve brieven vervatet ende 't gunt op die materie totter landen dienst behoorde geexamineert te worden, rijpelijk te overwegen. Ende dat in deselve vergaderinge, naar zijn beste onthout, eenige openinge van 'tgeene diesaangaande zoo wel hem bejegent als tusschen de heeren tresoriers Kinschot en Valck en ook in Engelandt gepasseert was, alleen met naact verhaal van 't geene gepasseert was, zonder de gedeputeerden van de steeden diesaangaande yets in te beelden, dan dat ze van 't gepasseerde zelfs zouden oordeelen 't gunt zij goedvonden, en alzoo der landen dienst bevorderen.
| |
18. Welke 't geene is dat desen aangaande in Engelant is gepasseert?
Seyt, dat naar zijn beste onthout de heere tresorier Valck zonder eenige kennisse van hem die spreekt aan de heere Caron heeft ordre gegeeven, om op die materie te sundeeren de goede meeninge ende intentie van de co. mat. van Engelandt, en dat deselve coninginne daerop eenige consideration gemoveert hadde, dat zulks nog voor de landen, nog voor zijn Exe nyet en zoude weesen dienstig.
| |
19. Waeromme hij gevangen geweygert heeft aan zijn Exc., comende in de vergadering van de heeren staaten van Hollandt, te openen 'tgeene desaangaande in de secreete communicatie was verhandelt?
Seyt, dat hij zonder ordre van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt, die 'tselve aangink, daarvan geen
| |
| |
openinge en conde doen, en dat deselve heeren staaten tenselven dage eenige vuyte edelen en steeden gecoramitteert hebben, omme zijn Exe. te onderrigten van de gelegentheyt van de zaake, en dat jegens der landen vrij- en geregtigheid en gedanen eedt, de zaake buyten de gecommitteerden nyet en hadde behoort ontdect te worden, en dat daarop de zaake gebleven is zonder eenig verder ondersoek, naar zijn beste onthout.
| |
20. Of hij gevangen meent dat de vrijheit en geregtigheit van de landen toeliet, een lidmaat van 't land, zoo hoog in de zaake geinteresseert, alzoo in een secreete vergaderinge te mogen denigreeren?
Seyt, dat zijne meeninge, nog ook van heeren edelen en de gecommitteerden van de steeden daar mede nyet en is geweest hooggedagte zijn Exe te denigreeren, maar geoordeelt reden te weesen, dat 't geene de landen zoo hooglijk aanginge en betreften in die difficile gelegentheit van 's lants zaaken wel te overwegen, ende tot der landen en zijn Exe, dienst te gebruyken.
| |
21. Dewijle de communicatie bij die brieven en 't gunt hem gevangen bejegent was, ende in Engelandt ook gepasseert was, alle te samen zaaken zijn die lange geleeden waren, wat dienst het voor de landen of zijn Exe. doen conde dat alles in dien tijt op te halen, anders om zijn Exe. in bedenken te brengen?
Seyt, dat zijns oordeels den dienst daarin gelegen was, dat zoo wel de heeren staaten als zijn Exe. conden verstaan en overwegen (bijzonder daar bij gevoegt zijnde tgeene zeer corts voor 't jaar 1608 op die zaake voorgebragt was, vuyt
| |
| |
Vrankrijk bij Franchoys Aerssens, dier tijd ambassadeur), dat notelijk en dienstelijk was, zo wel voor de landen als zijn Ex., dat het vuyterste werde versogt omme, bij continuatie van besoigne op te handelinge van de treves, te zien of men tot een godlijke, eerlijke en verseekerde vuytcomste de zaake konde brengen, gelijk door Godes genade en goede debvoiren eintelijk te wege is gebragt.
| |
22. Of hij gevangen nyet diverse gedeputeerden van provincien en steeden ingescherpt heeft dat zijn Exe. naer de souvereiniteyt der landen stonde?
Seyt, dat hij aan nyemant bij zijn gedenken heeft gezegt of geopenbacrt, dat zijn Exe. naer de souvereiniteyt der landen stonde, maar ziende en bemerkende langer als drie jaaren geleden, dat de zaaken naar een apparente veranderinge scheenen te willen loopen, dat hij in 't publyck in de vergaderinge van de heeren staaten van Hollant en Westvrieslandt, de heeren edelen en steeden heeft verzogt en eernstelijk gebeeden op alles rijpelijk te willen letten, ende haer rondelijk ende openlijk te verclaren of se misnoegen in de regieringe hadden, en ingevalle ja, wat veranderinge dat se zouden ordentelijk begeeren; hebbende hij die spreect de heeren edelen daartoe helpen disponeeren, dat zij hen tot alle ordentelicke middelen wilden bequaam maken; ende dat wel mag wesen, dat hij aan eenige in confidentie geopent heeft eenige advijsen en propoosten van dat bij andere zulks voorgeslagen werden, om te verstaan haar inclinatie daar op, maar nyet met intentie om zijn Exe. diesaangaande bedenkelijk te maken, nademael zijn Ex. zelfs hem noyt daarvan en heeft gesprooken dan in 't jaar 1617, op eenige openinge bij hem aan zijn Exe. van zulke gerugten gedaan, van dezelve verstaan zulks zijn meeninge nyet te wesen, als hij insgelijks verstaan heeft vuyten monde van zijn genade mijnbeer graaf Willem.
| |
| |
| |
23. Of hij gevangen aan den secretaris Ledenberg en den heere van Moersbergen zulx nyet en heeft gezegt, mitsgaders ook aan den heere van Mijdregt?
Seyt bij zijn kennisse aan hemlieden nyet gesegt te hebben dat zijn Exe. daar na zoude tragten, maar dat wel mag wesen, dat hij aan deselve of yemant van heml. gecommuniceert heeft de advijsen en spraaken, die daarop gegeeven waren en gingen.
| |
24. Bij wien ofte aan wien die advijsen gegeeven waren en de spraaken gingen, en hoe die luyden?
Seyt, dat hij meent te voren verclaart te hebben, en ook aan zijn Exe., dat bij een engelsman, wonende over Hondius, gesegt was, dat hij van de contreremonstranten, tot Hondius vergaderende, zoude verstaan hebben, dat se onder anderen tot haar contentement verstonden, dat men zijn Exe. graaf van Holland zoude maken, dat ook bij eenige libellen en geschriften in de naaste drie of vier jaaren daar toe scheen getragt te worden, ook dat hij in 't lopende jaar van 1618 heeft een advijs vuyt Vrankrijk ontfangen gehad, daar bij secreetelijk geadviseert worde dat der contreremonstranten meeninge zulx was.
| |
25. Tot wat eynde strecken conde, dat hij gevangen aan den secretaris Ledenberg en de heeren van Moersbergen en Mijdrecht geopent heeft de voors. advijsen en spraaken, dewijle deselve maar en raacten de provincie van Hollandt en nyet van Utrecht?
Seyt tot geenen anderen eynde als om ingevalle de zaaken
| |
| |
daartoe zouden comen, dat zijns oordeels best zoude geweest zijn, daartoe ordentelijk volgende der landen rechten in tijds te procedeeren, dan de zaaken bij disordre en confusie daartoe te laten comen, gelijk in andere rijken en landen zoo van ouden tijden als bij de onse dikwils is gebeurt, ende dat volgende de naarder unie zulks nyet en conde geschieden van Hollandt alleen, maar generalijk bij alle de provincien zoude behooren gedaan te worden, alsoo deselve naarder unie expresselijk daarop gefundeert is, dat de vereenigde landen bij den anderen ongescheyden gehouden moeten worden.
| |
26. Hoe dan die van Hollandt en Zeelant de delatie van de graafschappe hebben connen doen aan den heere prince h.m., dewijle de unie al voorheenen gecontracteert was?
Seyt, dat naar zijn verstant, als in den jare 1580 de 't sam entlijke vereenigde landen goetvonden metten hertoge van Anjou te tracteeren op te delatie van de souvereiniteyt, bij de andere provincien bewilligt en geconsenteert is, dat Hollandt en Zeelandt zouden blijfven als se waren, en dat daarop brieven van ren verse bij den hertog van Anjou waren gepasseert, dat hooggeduchte zijne pr. Exe. zoude hebben de landen van Hollant en Zeelant, mits dat dezelve den hooggemelten hertog en de generaliteit zouden erkennen in 't stuk van 't maintienement van de privilegien en rechten, de contributieri en de unie.
| |
27. Of hij gevangen aan den heere van Mijdrecht nyet gesegt en heeft, dat hij wel wiste, dat zijn Exe. stonde naer de souvereiniteyt, en van hem gevange begeert hadde, hem daartoe te vorderen?
Seyt geen gedenkenisse te hebben, dat hij zulks zoude ge- | |
| |
zeyt hebben, alzoo zijn Ex. zulke openinge noyt aan hem gedaan of ge vordert heeft, maar wel eenige van zijne raaden.
| |
28. Of hij gevangen op Vuytenbogaert nyet begeert en heeft, dat hij zijn Ex. zulks voorhouden zoude, met presentatie, dat hij gevangen daartoe zijn vuyterste debvoir zoude doen indyen zijn Ex. tot zulx geinclineert ware?
Seyt hem wel te gedenken, dat hij aan de raaden van zijn Exc. hem int bijzonder van deze zaaken sprekende, geseyt heeft, dat zooverre zijn Ex. hem van de zaake zelfs beliefde te spreeken, en zijne, die spreect, redenen zoowel voor der landen als zijn Exc. dienste gehoort hebbende, zoude begeeren dat hij de zaaken vorderen en proponeeren zoude, dat hij zulks met eernst en affectie zeer geerne zoude doen, maar nyet succedecrende dat zijn Exc. zoude believen de hant daaraan te houden, dat hij van zijnen dienst zoude mogen worden ontslagen en vuytte landen mogen vertrecken, ende dat hij meent dat Vuytenbogaert deselve zijne antwoorden verstaan hebbende, hem die spreect daarvan gesproken heeft, en dat hij bekent heeft zulke antwoorde gegeven te hebben, ende dat hij wel van herten wenschte ende begeerde zijn Exc. goede meeninge daar op te mogen verstaan, zonder dat hem gedenct, dat hij Vuytenbogaert versogt heeft, zulks zijn Exc. te willen aandienen.
| |
29. Of hij gevange int jaar 1618 van den ambassadeur Langerack nyet een secreten brief op dat subject en heeft ontfangen?
Seyt jaa, op 't subject dat een heer van qualiteyt in Vrankrijk hem geseyt hadde, dat de contreremonstrantsche partije van de landen, in hare magt wesende, zijn Exc. wilden maken prince of heer, of diergelijke woorden.
| |
| |
| |
30. Of hij deselve missive nyet aen diverse gecommitteerden van de steeden ende ook aan Grotio en heeft gecommuniceert, ende tot wat eynde?
Seyt, dat hij gelooft deselve eenige gedeputeerden van de steeden ende ook Grotio gecommuniceert te hebben, ten einde indien de inclinatie daartoe zoude mogen wesen, dat de zake ordentelijk ende nyet bij confusie of disordre zoude mogen gehandelt worden, omme de landen en zijn Exe. beide den besten dienst te doen.
| |
31. Waeromme dien brief nyet mede gecommuniceert en is geweest met zijn Exe.?
Seyt, dat ten tijde van de receptie zijn Exe. naer zijn onthout in den Hage nyet en was, en dat hij hadde gemerct te voren, dat zijn Exe. ongeerne van die zaake van hem die spreect hoorde, en ook dat den brief een andere clausule meedebragte zijns oordeels voor de landen zeer considerabel, ende daarom ende mits zijne gestadige debiliteit sedert dien tijdt nyet dienstig en vonde.
| |
32. Of hij gevangen nyet zelfs dien brief geprocureert en heeft aan den heere van Langerak?
Seyt neen.
| |
33. Of allen de voors. openingen aan de gedeputeerden van de steeden en de provincien nyet alle gedaen en zijn met dien inzigte om zijn Exe. daarmede verdagt te maken?
Seyt, dat zijne meeninge is geweest, daar mede zijne Exc.
| |
| |
nyet te brengen in bedenkinge, maar te verstaan de inclinatie, en daar naa te letten wat dienstelijxt was voor de landen en voor zijn Exe.
| |
34. Of dezelve openingen nyet en zijn geschiet, op dat de provincien en steeden d'actien van zijn Exe. verdagt houdende, contregaarreeren (sic) zouden?
Seyt geensins, maar dat hem gedenct, dat hij aan eenige van de gedeputeerden van de steeden de contreremonstrants opinion meest toegedaan, aan dewelke hij de openinge heeft gedaan, naar zijn beste onthout heeft geseyt, zoo verre als zulks zouden goetvinden, dat zij 't selve zouden willen openen, en dat hij hem naar haar advijsen ende goedvinden naar zijn vuyterste vermogen zoude gedragen, en dat hij oversulks de meeste communicatie daar van heeft gedaan mette heeren van Dordrecht, van Amsterdam en van Enkhuysen.
| |
35. Of hij gevangen aan Ledenberg nyet geseyt en heeft, dat zijn Exe. geen landsaten en beminde, en nog minder doen zoude als hij prince ware?
Seyt daar van geen memorie te hebben.
| |
36. Of d' overleeden heer van Busenval hem gevange nyet geseyt en heeft, dat hij zijn Exe. wil serieuselijk gesundeert hadde op dit stuk van de souvereiniteyt, en dat deselve hem geantwoort hadde, dat hij hem liever precipiteeren wilde van den haagschen tooren?
Seyt naar zijn beste onthout zulke of gelijke propoosten van wijlen den heere van Buzen val verstaan te hebben, te
| |
| |
weten dat zijn Exe. hem liever wilde precipiteeren van den haagschen toren, als de graafschap van Hollandt aanneemen op te conditie tusschen hooggeduchte heere prince van Orangien, zijn Exe. heer vader, en de heeren staaten van Hollandt ende Westvrieslandt gemaect.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
Eodem die naar den middag, ter presentie als voren, weder geexamineert den voorn. Barnevelt,
37. Of nyet waaragtig en is dat Grotius gaande naar Engelant, om de zaake van de Oostindische comp., hij gevangen denselven gelast heeft aldaar onder de theologanten te sundeeren hoe hen smaakten d'opinie van Arminius?
Seyt dat hij hem laet dunken, dat Grotius hem aansprekende opt aannemen van die reyse, hij aan denselven versogt heeft, dat hij zoo bij zijne Mat. zoo de gelegenheyt zulks presenteerde, als bij eenige voorname bisschoppen of theologanten de regte gelegentheyt van de religions dilierenten in deese landen zoude willen te kennen geven, ende haare goede meeninge daarop sondeeren ende ondersoeken, want alsoo de resolutie van mijn heeren staaten maar provisioneel en was, zooverre daarop onderrigtinge ware gecomen van dier hant van eenige defecten of andere swarigheden in deselve, daarop zoude mogen gelet en gedaan worden naar behooren, tot meesten dienst der landen en ruste der kerken en gemeenten.
| |
| |
| |
38. Oft selve nyet en geschiede om gesondeert hebbende derselver opinien, in tijden en wijlen te weeten van wien men wat goets voor die zaake zoude hebben te verwagten?
Seyt dat principale meeninge is geweest van haar gevoelen beregt te mogen wesen, ende dat het ander ook na gelegentheyt daar vuyt zoude hebben mogen volgen.
| |
39. Of Grotius hem gevangen nyet mondelinge of scriftelijk gerefereert heeft, dat den bisschop van Eli en den deken van S. Pouwels de voorsz. openie wat toegedaan waren?
Seyt dat hij geen vaste memorie daar van en heeft, dan dat hij evenwel naar zijn beste onthout hem laat bedunken van de heer Grotius scriftelijk en op zijn wedercompste mondelinge verstaan heeft, dat de heer Casabonus en eenige bisschoppen, zonder dat hij de namen perfectelijk zoude weten te verclaren, geen zwarigheit en hadden gevonden in de tolerantie van de vijf poincten, immers geen merckelicke.
| |
40. Of hij gevange in den jare 1618 nyet geschreven en heeft aan de heere Caron, ten eynde procureeren zoude dat den voors. bisschop van Eli ende bisschop van St. Pouwels doen tot ander bisdommen gepromoveert, alhier tot de synode naetionael mogten gezonden worden?
Seyt dat hij hem laat dunken, dat hij in de maand van Mei of Junij lestleden, vindende de zaaken daarna gedisponeert te zijn, dat of in provinciael synode van Hollandt en West-vrieslandt ofte van een nationael, eenige bisschoppen, prelaten, of theologanten vuyt Engelandt verzogt zouden worden, om de religions differenten ten besten te helpen accommodeeren, hij aan Caron bij brieven versogt heeft, daar aan de hant te willen houden, dat moderate, vreedsamige en geleerde personen
| |
| |
mogten worden gezonden, ende dat wel mag weesen, dat hij eenige zoude hebben mogen genomineert, zonder dat hij 't zelve vast can seggen.
| |
41. Waaromme hij gevangen meent hem vrij gestaan te hebben dienaangaande de publique ministers van de generaliteit anderen last te geeven als de heeren generael gedaen hadden?
Seyt aan Caron geschreven te hebben als advocaat en volgende den last van mijn heeren van Hollandt, omme bij alle gelegentheit de publycke ministers van mijn heeren de staaten generael wesende ook ministers van de heeren van Hollandt, en hare tractementen meest bij deselve betaalt werdende, te instrueeren tot vorderinge van de resolutie en goede meeninge van deselve heeren van Hollandt, en dat hij nyet en meent, dat de qualiteyten bij hem voorgestelt eenigsins strijden mette meeninge van de heeren staten generael, en zoo 't zelve maar particuliere advysen zijn, zoo weet een publyck minister hoe de zaaken ten meesten dienste beleyt konnen worden; en meent, maar twijfelt nyettemin, dat zijn brieven al geschreven zijn geweest eer de publycke brieven afgesonden zijn geweest, en dat hij nog hoope hadde, dat bij een provinciaal synode van Hollandt en West-vrieslandt bij assistentie van kerkelijke personen, nyet alleen vuyt de andere provincien, maar ook vuyte nagebuyrde gereformeerde rijken en landen de questie zoude hebben geaccommodeert mogen worden.
| |
42. Of hij gevangen daartoe speciale last van de hoeren staaten van Hollandt heeft gehadt?
Seyt dat zijn generalen last om alle resolution van mijn heeren staaten van Hollandt en West-vrieslant bij bequame midde- | |
| |
len te doen goedvinden, daartoe naar zijn oordeel genoeg was; gelijk hij in XXX jaren zulks altijt gepractisccrt heeft, zonder dat hij weet van eenigen anderen specialen last.
| |
43. Of hij van 't gunt hij dienaangaande aan de heer Caron hadde geschreven, aan de heeren staten generael ofte van Hollandt eenig particulier rapport heeft gedaan?
Seyt in de generaliteit in XII maanden voor 't arrest op zijn persoon gedaan, maar tweemaal geweest te zijn, en dat hij oversulks aldaar geen rapport gedaan en heeft; gedenct ook nyet, dat hij aan de heeren staaten van Hollandt in 't generael daar van rapport heeft gedaan, alzoo hij van zulke advysen, daar van de vuytcompsten onzeeker zijn, nyet gewoon en was yets te rapporteeren, voor dat hij advys ontfangen hadde wat daarop apparent is te geschieden: dat hij oversulks meent de brief van Caron responsive op te zijne, houdende dat de coninck goede vreedsamige luyden zoude committeeren, die de zaake tot vreede en eenigheit zouden helpen bereyden, de heeren staaten van Hollandt heeft gecommunieeert, naar zijn beste onthout.
| |
44. Of hij nyet aan Arminio en heeft geseyt dat hij zoude willen wagten tot naar 't besluyt van de treves, dat men alsdan met volle leden op zijn zaake zoude letten?
Seyt dat hem nyet en gedenkt zulks aan Arminio geseyt te hebben, zoo hij metten zelven zeer weinig gesprooken, en hem geen viermaal in zijn huis gesien en heeft, maar dat hij nyettemin wel gelooft, dat hij in het jaar 1608 aan hem of aan eenige predicanten, zoo remonstranten als contreremonstranten, gezeyt mag hebben, dat mits de besoigne en handelinge van de treves, en dat de Spaansche commissarissen alhier
| |
| |
waren, de tijd onbequaam was van op de religions differenten te besoigneeren, dan dat deselve zaaken afgedaan zijnde, daarop gelet zoude worden naar behooren, of diergelijke woorden.
| |
45. Of nyet waaragtig en is, dat de remonstranten int begin genegen wesende hare zake te brengen aan een nationale synode, hij gevangen henl. 't zelve heeft ontraden gehad?
Seyt hem 't zelve nyet te gedenken.
| |
46. Of hij deselve remonstranten nyet geraden en heeft haar te addresseeren aan de heeren staaten als hare overheyt en aldaar haar remonstrantie over te geeven?
Seyt hem nyet wel zulks te gedenken, maar dat hij nyettemin meent wel onthouden te hebben, datter geclaagt werde, dat Arminius en de remonstranten haar gevoelen nyet en wilden openbaren, en dat zij daarmede haare zaake suspect maacten, van veel swarigheden die zij zouden willen moveeren, en de gerugten gingen, dat zij veele veranderinge in de religie begeerden, dat hij daaromme henlieden geseyt heeft, dat zij wel zouden doen haare meeninge claarlijk te openen, en zoo weinig zwarigheit te moveeren als eenigsins doenlijk was, en zij met goede conscientie conden verdedigen, naar Godes H. woord; ende mag wel zijn, dat hij haar geseyt heeft, dat zij haar verclaringe aan de heeren staaten zouden willen overleveren, zonder dat hij 't selve zekerlijk weet, maar weet wel 't zelve geschiet te zijn naar dat de conferentie tusschen Gomarum en Arminium met hare assistenten in de vergaderinge van Hollandt en West-vrieslandt gehouden was geweest.
| |
| |
| |
47. Of hij gevangen nyet nominatim Vuytenbogaert en heeft geraden afstand te doen van 't versoeck van de synode, of hem daar toe te begeeven, maar te gaan aan de heeren staaten?
Seyt hem 't zelve nyet te gedenken.
| |
48. Of hij gevangen dien volgende de remonstrantie van de remonstranten nyet en heeft ontfangen, voorgedragen en resolutie daar op gevordert?
Seyt de remonstrantie ontfangen en geleesen te hebben, maar alzoo ten tijde als die gepresenteert worde in de vergaderinge van de heeren staaten van Hollandt en Westvrieslandt volgende de beschrijvinge gedelibereert zoude werden opt houden van een provinciaal synode, hij deselve een goede tijt opgehouden heeft te presenteeren en voor te leesen, op hope dat tzelve synode en daar mede de zaake gecommuniceert, en daar na naarder op gelet en gedaan te worden naar behooren; maar dat de steeden nyet connende accordeeren in de forme vant zelve synode te houden, hij de remonstrantie in de vergaderinge van de heeren staaten voorgelezen heeft, en dezelve gelesen zijnde, een yegelijk verblijt was, datter geen ander swarigheyden gemoveert en worden, zulks dat een yegelijk aannam dezelve bij copie in den haren te commuuiceeren, en binnen zekeren tijd daar op gelast te comen, ende dat alzoo naar gedaan rapport aan de respective vroetschappen, daarop geresolveert is.
| |
| |
| |
49. Wat redenen hij gevangen heeft gehad de synode nationaal zoozeer tegens te staan?
Seyt dat de heeren edelen en steeden bij de meeste stemmen zwarigheit gemaact hebben daar in te bewilligen, bedugt zijnde dat deur de ontsteltenisse van de humeuren daar vuyt geen eenigheit of goede vruchten en zoude komen, en dat hij voor zijn particulier veel jaren met affectie geaarbeyt heeft gehad om te comen tot een synode nationaal, maar dat het bij de andere provincien is geretardeert, en van de heeren staten van Hollandt bij hare resolutie op te tolerantie van 't verscheiden gevoelen op te predestinatie en gevolge van dyen, verstaan is geweest, dat bij provinciale synode van d' andere provincien tegens deselve tolerantie was geresolveert, en dat eenige kerkelijke personen in Hollandt en West-vrieslandt bij onwettelijke manieren de resolutie van mijn heeren staaten, en alle besoigne tot accommodatie en vereeniginge streckende, waren contremineerende, ende daar op advysen van d' eene stadt in d' ander geevende, dat zij tot geene andere middelen zouden verstaan als tot 't houden van een nationaal synode, met vuytdruckelijke verclaringe, dat bij de andere provincien de zaaken daartoe geprepareert waren. Dat daerop de datelicke resolutie van scheuringe der 25 Jan. anno 1617 is gevolgt, en in veel plaatsen datelijk in 't werk gestelt, en dat twee of drie maanden daar nae de gecommitteerden van Gelderlandt, Zeelandt, Vrieslandt, stadt Groningen en Ommelanden, aan de heeren staaten van Hollandt corts op ten anderen hebben gepreponneert het houden van een nationael synode; daar vuyt men speurden, dat 't geadviseerde van d' eene kerk aan d' andere van dat de zaaken in de provincien waren geprepareert tot 't synode nationael waaragtig waren, en terwijlen dat geen van de vier provincien opte antwoorde van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt op hare gedane propositie yets over leeverden, zoo heeft 't selve de heeren edelen en meeste steeden grcot bedenken gegeeven.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
| |
| |
Dynsdaags den XII Martii 1619 is den voors. van Oldenbarnevelt, ter presentie als voren, geconfronteert tegens den griffier Aerssens op te volgende poincten, vuyte voorgaande verclaringen alhier gerepeteert.
50. Of nyet waaragtig en is, dat den voors. griffier Aerssens van pater commissaris ontfangen hebbende de presenten, dezelve gecomen is geweest bij hem gevangen, hem zulks aandienende, ende zeggende dat hij 't zelve zijn Ex. mede wilde gaan aandienen, ende of hij gevangen denselven griffier zulks nyet en heeft ontraden, noemende vier andere personen aan dewelke hij zulks in confidentie zoude mogen te kennen geven?
Den voorn. van Oldenbarnevelt seyt daarvan geen memorie te hebben, nogte ook vier personen aan hem genoemt te hebben, bij zijn regte wetenschap.
Den voors. heer griffier Aerssens segt 't zelve zoo geschied te zijn, dog dat den advocaat hem nyet duydelijk en ontried 't zelve zijn Ex. te kennen te geven, maar scheen dat hij 't nyet geerne gezien en hadde dat het zijn Ex. zoude gecommuniceert werden, overmits hij hem vier andere personen daar toe noemde, gelijk hij hier voren verclaart heeft.
| |
51. Of nyet waaragtig en is, dat de voors. heer griffier Aerssens naar het ontfangen van de presenten' en de communicatie metten voors. Oldenbarnevelt, alleen gegaan is geweest bij zijn Ex. en hem zulks mede heeft gecommuniceert gehad, zeggende: genadige heer, hier hebben wij nu in handen middel waarmede u Ex. t' allen tijden vuyte handelinge can comen?
Den voors. heer griffier Aerssens zeyt zulks waaragtig te
| |
| |
wesen, ende dat hij eerst alleen gegaan is geweest bij zijn Ex. en hem de voors. presenten getoont heeft, zeggende de woorden in 't vraagstuk vermaant.
Den voors. Oldenbarnevelt verclaart nyet anders te weeten, of hij en zij metten griffier Aerssens t' samen terstonts gelijk gegaan bij zijn Ex., ende dat de woorden bij Aerssens gebruyct naar zijn onthout waren: genadige furst en heere, ik brenge aan u Ex. middelen en bewijs waarmede dat men t' allen tijden eerlijken en dienstelijk vuytte handelinge zal connen comen, ende dat dezelve in zijn presentie aldaar zijn gesproken, en dat daarop de presenten in handen van zijn Ex. geconsigneert zijh.
| |
33. Of nyet waaragtig en is, dat de voorn. griffier Aerssens aan hem, van Oldenbarnevelt, geseyt heeft, dat Crauwel hem genoemt hadde twee personen die eenige presenten van wegen den vijand ontfangen zoude hebben en deselve genoemt?
De voorn. heer griffier seyt aan voors. van Oldenbarnevelt geseyt te hebben, dat Crauwel hem geseit hadde, datter nog twee personen waren die presenten hadden ontfangen, met designatie van de personen, waer se gecoft, en aan wien dat se gegeeven waren, ende dat deselve Oldenbarnevelt hem zeyde, dat hij 't bij hem houden, en hij van Oldenbarnevelt daar na verneemen zoude.
Den voors. van Oldenbarnevelt zeyt daar of gansch geen memorie te hebben, maar dat hem dunct, dat de griffier Aerssens hem zeyde, datter nog andere presenten waren.
| |
53. Waar de voorsz. presenten zijn gecoft geweest ende aan wien gegeeven?
| |
| |
Den voors, heer griffier Aerssens bij volle resolutie van de vergadering aangedrongen zijnde, nyettegenstaende diverse recusatien ter contrarie gedaan, zeyt dat Crauwel hem geseyt heeft, dat hij verwondert was, dat zoo oude geusen en luyden, die zoo lange in regieringe waren geweest, hen met eenige presenten hadden laten begiftigen, ende dat den borgemr. Beresteyn van Delft ontfangen hadde een diamant gecoft van Duarto Fernandes, en dat den borgemr. Ruychaver van Haerlem ook een present ontfangen hadde, zonder te specificeeren welke; en dat hij griffier zulks den voorn. van Oldenbarnevelt aangedient heeft, die zeyde dat hij griffier 't zelve zoude willen bij hem houden, ende dat hij Oldenbarnevelt daarna verneemen zoude; en dat eenigen tijd daarna gebeurt is, dat den voors, van Oldenbarnevelt comende in de camer van de heeren staten generaal, ende staande hij griffier metten buyk tegens de tafel, den voors, van Oldenbarnevelt na de tafel toecomende en sijn sack nederleggende, en de andere heeren aan de tafel wat afgezondert staande, hij den voors. van Barnevelt gevraagt heeft, of hij naar 't gunt voors. is vernomen hadde, en dat deselve van Oldenbarnevelt antwoorde daar na vernoomen te hebben, en bevonden datter wat aan was.
Den voorsz. van Oldenbarnevelt verclaart van geen van beyde de poincten in 't alderminste yets te weeten, of oyt daarvan gehoort te hebben.
Ende verclaarde den voors. heer griffier ter presentie van den voors. van Oldenbarnevelt, dat t'gunt hier voorz. staat alzoo waaragtig is, op ten eet die hij op zijne vorige depositie met opgestrecte vingeren heeft gedaan, en dat hij geen vijantschap ter werelt tegens den voors. advocaat en heeft.
En den voors. van Oldenbarnevelt persisteerde mede daar bij, desenaangaande anders nyet te weeten of geheugenisse te hebben.
Was geteekent Johan van Oldenbarnevelt.
C. Aerssens. 1619.
| |
| |
| |
Ten voorsz. dage voormiddag ter presentie als voren weder geexamineert den voorn. van Oldenbarnevelt, gevangen.
54. Of nyet waaragtig en is, dat in den tijde van de treves handelinge ten huyse van hem gevangen zijn geweest diverse heeren van de regieringe en onder dyen ook den borgemr. Berk, en dat Crauwel aldaar mede wesende, en propoosten gevallen zijnde van de presenten aan den griffier Aerssens gegeven, deselve Crauwel in presentie van allen de heeren daar op begonde te lachen en opentlijk en rondelijk verclaerde, dat verscheyden obligation van hondert duysent min ende meer ducaten, mitsgaders andere presenten ende coupetassen van massyf gout, hier te lande gesonden en weggeschonken waren, en dat nyet een van allen weder terugge gecomen en was?
Seyt van den geheelen inhouden van dit artikel int allerminste nyet te weeten, nogte oyt daarvan gehoort te hebben.
| |
55. Of hij gevangen van den voorn. borgemeester Berk, bij hem comende om de dispute van de repartitie van 't crijgsvolk, hij gevangen denselven Berk geseyt heeft gehad het tijt was dat men eens dagte op middelen om vuyt deese oorlogh te comen?
Seyt hier van geen memorie te hebben, dan dat hij zulke of diergelijke propoosten wel gehouden mag hebben bijzonder geduyrende de handelinge van de treves, en de hoope van een goede vuytcomste derselver, beweegt zijnde, dat in de leste jaaren van der oorloge, te weten van 1599 tot 1606 inclusive, de vereenigde landen wel omtrent twintig millioenen gulden in der oorloge meer te water ende te lande naar zijn
| |
| |
beste onthout hadden geconsumeert als vuyte middelen van de consumptie, convoyen en ommeslagen over de onroerende goederen hadden konnen gevonden en gefurneert worden; en datter zoo goede apparentie van een goddelijke, eerlijke en verseekerde goede vuytcompste gegeeven werde.
| |
56. Of hij aan denselven borgemr. Berk nyet geseyt en heeft, dat de beste middel, om vuyte oorloge te comen was, wedertekeeren onder 't huys van Bourgoengien?
Zeit zekerlijk wel te weeten dat het zelve nyet waaragtig en is, alsoo hij van 't begin der oorloge af tot nog toe een schrik gehad en geabhorreert heeft van 't buys van Spaangien, Oostenrijk en Bourgoengien, ende dat zijne resolutie om de zake te mainteneeren met onveranderlicke constantie claarlijk boven alle andere actien van 't begin der oorlogen af hier voren gespecificeert, blijken can bij de resolutie van de heeren staten generael int jaar 1608 genomen op 't breeken van de vreedehandelinge, bij hem in zulke termen geextendeert, dat daar vuyt onwedersprekelijk verstaan can worden zijne onveranderlicke resolutie om de zaake ten uyterste te mainteneeren, ingevalle de landen in hare bevogten en gedecreteerde vrijheit nyet en zouden blijfven, of daar in eenig inbrek lijden.
| |
57. Of hij gevangen tegen denselven borgemeester Berk nyet mede geseyt en heeft, dat de princen van Bourgoengien dese landen nyet qualijk en hadden geregiert, en dat se magt en middelen hadden om de landen wel te defendeeren, en haare dienaars ook wel te recompenseeren?
Seyt dat wel mag weesen, zonder dat hem nogtans zekerlijk gedenct, van 't gunt hier gestelt word, dat hij eerlijk van de
| |
| |
princen van 't huys van Bourgoengien heeft gesproken, gelijk mijn heeren staten generael bij verscheyden proposition en remonstrantien ook hebben gedaan, maar dat hij in specie altijts verstaan heeft, dat keyser Karel de Vijfde in deese landen hadde geexhorbiteert en deselve verongelijkt mette rigoureusc placcaten opt stuk van de religie en 't maken van de casteelen, en conink Philippus zijn zoon deur zijne tirannique proceduyren veroorsaact het calamiteus oorlog, en dat men hem daarom moste wagten om wederom onder haar of haar nacomelingen gebiet te vallen of te comen; zonder dat hij weet de woorden als in 't vraagstuk aan den burgemeester Berk gesprooken ofte van de recompense van de dienaars des huys van Bourgoenjen vermaant te hebben.
| |
58. Of hij gevangen aan den selven Berk nyet nog geseyt en heeft, dat men gesien heeft dat den conink van Spaengien en Portugaal gevordert en in hunne diensten gecontinueert hadde allen die geene die hem daar hadden gedient ofte behulpelijk geweest?
Seyt daarvan nyet te weeten, nogte ook 't selve nyet te gelooven, alsoo hij daarvan gansch geen kennisse en heeft.
| |
59. Of denselven Berk aan hem gevangen daar op nyet geseyt en heeft, dat in Portugaal andere reedenen waren, dewijle daar geen different en was van de religie als alhier is, en of hij gevange daar op nyet en seyde, het different in de religie en is nyet zoo groot of 't en zoude wel connen gevonden worden?
Segt daar van ook nyet te weten, ende van 't stuk van de religie geensins te gelooven zulke propoosten bij hem gehouden te zijn, dewijle hij altijts verstaan heeft, en als nog ver- | |
| |
staat, dat in 't pausdom afgoderijc, ketterije en tirannije gepleegt en gebruict werd; van welke drie elk een zeer exorbitantelijk en grootelijk verschelen van zijn verstant in 't stuk van religie.
| |
60. Of hij in 't afscheyden denselven Berk nyet en laste dat hij daar op naarder letten zoude?
Seyt daar van ook nyet te weeten, nogte eenige kennisse te hebben.
| |
61. Of hij aan den voorn. Berk allen de voorgaande propoosten nyet gehouden en heeft in zijn eygen huys in de Spuystraat op zijn comptoir, daar op hij den voorn. Berk geleyd hadde langs een kleyn trapken, staande in de salet, ter zijden 't voorsz. huis?
Seyt hem daar van ook in 't allerminste nyet te gedenken, en dat hij nyet gewoon en was deur een cleyn trapken yemant, daarmede hij nyet familiaar en was, op zijn comptoir te brengen. Versoekende dat de heeren gelieven te letten, dat de heer Berk met onregt eenen haat tegens hem geconcipieert heeft gehad, vuyt zaake dat de heeren staten van Utrecht Jr. Gerrit van Renesse, heere van der Aa, in 't jaar 1608 committeerden op te handelinge van de treves, en dat hij pretendeerde te genieten in de presenten, ook dat hem namaals bij de heeren staten van Utrecht eenig ongelijk mag zijn aangedaan, en dat bij 't zelve hem die spreect heeft willen imputeeren, daar inne dat hij nogtans nyet alleen nyet en heeft connen doen tot zijne prejuditie, maar dat hij die spreect zelfs geaarbeyt heeft om voor hem goede offitien te doen.
Was geteekent
Johan van Oldenbarnevelt.
| |
| |
| |
Eodem die naar den middags ter presentie als voren, mitsgaders van de heeren van Sweten en van Santen, weder geexamineert den voorn. van Oldenbarnevelt.
62. Waarom hij gevangen den brief van de staaten generael nopende de uytschrijvinge van de synode nationael ongeopent aan de heeren staten generael heeft doen wederseynden?
Seyt, overmits mijn heeren d' edelen en meeste steeden van Hollandt en West-vrieslandt verstonden, dat zonder haar consent en bewilliginge geen uytschrijvinge van 't synode nationaal en mogte gedaan worden, zoo is bij haar M. Ed. verstaan dat men denzelven brief nyet en zoude openen, maar zulks die gecomen was wederom brengen, gelijk hij meent conform de resolutie gedaan te wesen.
| |
63. Of hij gevangen aan de heeren edelen en steeden van Hollandt zulks nyet en heeft geraden?
Seyt dat de ordre in de vergaderinge van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt, zoo voor als geduyrende den tijt van zijnen dienst is geweest, dat op zulke ende gelijke voorvallende zaken, de opinien van de edelen en steeden bij den advocaat van 't landt gevraagt, en 't geene bij de meeste stemmen goetgevonden word, voor resolutie verklaart word, en dat in dezen dien conform is geprocedeert, te weeten, de ommevraag gedaan of men den brief zoude openen ofte besloten wederom zoude zeynden, weetende dat den brief was inhoudende de vuytschrijvinge van de synode nationaal, daar op te voren op te geopende brieven van gelijken inhouden verstaan was, ende heeren staaten generael verclaert, dat de heeren staaten van Hollandt geene brieven, zonder haar voorgaande
| |
| |
bewilliginge en consent op die zaake te scrijven, en conden aannemen of nacomen, en dat hij wel mag vermaant hebben van die resolutie te voren genomen, ende daar naa aan de heeren edelen en meeste steeden de ommevraag gedaan en verclaart volgende hare resolutie, zonder dat hij weet of hem gedenct yet anders in de zaake gedaan of geraden te hebben, zonder dat hij de steeden of hare gedeputeerden geraden heeft, dat men den brief besloten wederom zouden zeynden, maar adviseerende daar op mette heeren edelen, is hij van die opinie geweest, verstaande dat zulks behoorde te geschieden, en heeft over zulks voor zijn advijs aan de edelen zulks verclaart.
| |
64. Of hij gevangen aan de gedeputeerden van Utrecht nyet mede geraden en heeft, dat zij insgelijks den brief dienaangaande aan haar geschreven ook besloten wederom zeynden zouden?
Seyt dat hij nyet en weet of gelooft dat hij de gedeputeerden van de heeren staaten van Utrecht daar van gesprooken of geraden heeft, maar dat de resolutie in Hollandt genomen zijnde, deselve met een groot getal inde vergaderinge van de heeren staaten generael overgebragt is, daar de gedeputeerden van de heeren staaten van Utrecht present waren.
| |
65. Waarom hij gevangen buyten en binnen 's lands geseyt en geschreven heeft, dat de twee leste synoden nationaal de landen grooten ondienst hadden gedaen?
Seyt om dat in 't synode van 't jaar 1581 zoo gebesoingneert was, dat borgemeesteren en regeerders der stad Leyden, daarover bij gedructe remonstrantie in de hoogste forme geclaagt hadden, ende dat hij altijts gemeent heeft en als nog meent, dat de vermaninge van hoogstgedachte heer prince van Oraen- | |
| |
gien h.l.m. aan de heeren staaten van Hollandt in denzelven jaare gedaan, om op te kerkelijke zaaken en persoonen zelfs ordre te stellen, of dat zij geschapen waren nyet alleen de religie maar 't land te verliesen; en dat kennelijk is, dat vuyt 't synode van 't jaar 1586 onder den grave van Licester veel swarigheyden zoo in Hollandt, West-vriesland, Utrecht, en elders zijn ontstaan, en dat daarom Hollandt en Zeelandt anno 1591, Utrecht anno 1590, stad Groeningen en Ommelanden anno 1595, elks in den haren tegens den inhouden van 't selve synode, kerkelijke ordonnantien en wetten hebben gemaakt, ook dat bij de heeren staten generael aan den baron van Buckenhorst, ambassadeur van de co. mat van Engelandt, over 't zelve synode geclaegt was, gelijk hier voren is verhaalt.
| |
66. Of hij gevangen dan meent dat 't gunt die van Leyden particulierlijk over de synode anno 1581 hadden geclaegt, 't werk van 't geheele landt was, ende sulks voor 't geheele landt tot ondienst strecte?
Seyt dat de swarigheyden bij die van Leyden gemoveert, bij hare gedructe remonstrantie mijn heeren de edelen en steeden en verscheyden anderen mede ten decle was aangaande int conserveeren van haar oude geregtigheyden.
| |
67. Welke die oude geregtigheyden waren?
Seyt onder anderen 'tjus patronatus in 't confereeren van de giften der kerken en kerkelijke officien bij den grave van Hollandt, voor haar en haare vasallen altijts in groote weerde gehouden, jaa zoo, dat onder de grootste tirannije van den conink van Spaengien geduyrende of juyst voor den oorloge 't hof van Hollandt jegens 't concilie van Trenten verstaan hebben, dat men 't zelve recht voor de overheit van Hollandt en dessclfs vasallen moste behouden.
| |
| |
| |
68. Of hij verstaat dat iemant hebbende jus patronatus, zoude vermogen eenige andere predicanten te stellen dan die van 't gevoelen zijn van de religie, publykelijk aangenomen?
Seyt geensins, maar dat hij moet wesen van de ware gereformeerde religie, zulks die bij de hooge overheit wort gemaintineert.
| |
69. Waeromme hij gevangen geseyt ende geschreven heeft binnen en buy ten 's lands, dat de jegenwoordige synode nationaal nog tienmaal meer quaats in 't land zoude bijbrengen?
Seyt dat hij meent, dat hij die of gelijke woorden in eenige brieven of andersins mag gebruyct hebben, en dat vuyt vreese en juste apprehensie die hij uyt de ontsteltenisse van de humeuren der kerkelijke persoonen meent jegenwoordig in alle provinciën meer te wesen als in de jaren 1581 en 1586 geweest zijn, en dat alle oude tijden zulke en gelijke swarigheyden vuyt de synodale vergaderinge geweert, en ook dikwijls overgecomen zijn; hebbende altijts voor zijn gevoelen gemeent en verstaan, dat de kerkelijke geschillen nyet bij subtile disputation, inquisitien of decreeten, maar bij christelijke accommodatie en hanthoudinge van de hooge overheyt behoorden nedergeleyt te worden, ende alzoo de landen, steeden, kerken en gemeenten best gedient te wesen, en dat hij 't zelve te meer gevreest heeft, mits de prejudicial resolution en decreeten in verscheyden provincien en steeden jegens de geaccordeerde christelijke tolerantie genomen.
| |
| |
| |
70. Wat vreese of ondienst te wagten stonde vuytte verbitterheid der humeuren van de kerkelijke personen, dewijle dog alle de acta synodalia bij de hooge overheyt moeten aangenomen en geapprobeert worden, eer deselve cragt hebben of geexecuteert connen worden?
Seyt dat het een groote prejuditie is, dat de kerkelijke decreeten ingestelt worden eenzijdig, alzoo 't zelve gedaan zijnde nyet zoo ligtelijk verandert en can worden; ende gelijk geaarbeydt wort om de decreeten te maken, dat te vreezen is ook zoo geaarbeydt en de leeden van de hooge overheyt geimportuneert zullen worden om die te approbeeren, ende als die geapprobeert zijn en de gemeenten nyet en smaaken, dat daar vuyt scheuringen, ondiensten en onrusten onder de religions verwanten staan te verwagten, tot der landen grooten ondienst, die voorgecomen connen worden, indyen een goede en christelijke moderatie int maken van de decreeten synodaal gebruyct wort, 't welk beter te hopen ware geweest als de humeuren wat beter tot eenigheyd ende stilte ware gedisponeert geweest, naar zijn beste verstant.
| |
71. Hoe hij meent dat de gemoederen tot stilte zoude connen comen, als men veranderinge van de religie invoert, ende daardoor ook scheuringen in den staat verweet.
Seyt dat hij altijts mispresen heeft 't invoeren van veranderinge in de religie en nog meer de scheuringe zoowel in 't stuk van de religie als in den staat, maar gemeent heeft dat bij onderlinge christelijke tolerantie zoowel van beyde de opinien der contreremonstranten zoo voor als na den val, als ook de opinie van de remonstranten op te materie van de predestinatie en gevolge van dien, met goede christelijke bepalinge eenvoudelijk zonder equivocatie gepractiseert ende aangenomen wordende, en blijvende in de limiten van Godes H. woort, alle de voors. swarigheyden zouden cesseeren, en zoowel de kerkendienaars als de religions verwanten in goede vreede en eenigheit leven tot der landen en steeden dienst en welvaart,
| |
| |
ende dat hij altijts tegens alle exorbitantien en onbehoorlijke proceduyren zoo in 't schrijven als andersins, met affectie geaarbeyt heeft ter goeder trouwen en naar zijn beste verstant.
| |
72. Of Grotius hem gevangen nyet geseyt en geadviseert en heeft, dat men de scheuringe van den staat niet en zoude voorcomen, ten ware hij de kerkelijke different ten bij een synode liet afdoen?
Seyt dat hij met Grotio daar op verscheyde communication gehouden heeft, en 't samenlijk verstaan dat de zaaken in die poincten waren, dat nootelijk bij een synode op 't accommodatie van de geschillen diende gelet, maar dat de opinie van hem die spreect altyts geweest is, dat men sulks eerst behoorde te beproeven met een synode provinciaal, en zoo aldaar de zaake nyet en conde worden gevonden en geaccommodeert, dat men alsdan op te selve accommodatie behoorde te aarbeyden bij een synode nationaal, maar zoo bij 't zelve de zaake tot accommodatie ook nyet en zoude connen gebragt worden, maar nodig bevonden decisie op te verscheyde opinien inde materie van de predestinatie ende gevolge van dien, te doen, dat men vuyte naaste gereformeerde coninkrijken, cheurfurstendommen, republycken, steeden en kerken een generale synode van deselve zoo haast als eenigsins mogelijk ware zoude convoceeren, ende van deselve een christelijke decisie te verwagten, en daar en tusschen rust en eenigheit in de kerkelijke personen te onderhouden, en allen de voors. vergaderingen en besoignen in een jaer wel hadden connen gedaan worden.
Seyt voorts nopende 't gunt dat heden morgen gepasscert is tusschen hem en de griffier Aerssens, dat hoewel hij geen memorie en heeft van den voorslag der vier personen bij hem genoemt, hij al evenwel wil geloven, dat de griffier als wesende principalyk zijn stuk, daar van beter memorie zal hebben als hij, maar denselven voorslag nyet goetgevonden zijnde,
| |
| |
dat zij te samen bij zijn Ex. zijn gegaan, gelijk hier voor geseyt is.
Ende dat wel mag wezen, dat de voors. griffier te voren alleen bij zijn Ex. is geweest buyten zijn kennjsse.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
's Woensdaags den XIII Marty 1619 weder geexamineert den voorn. van Oldenbarnevelt, ter presentie als voren.
Den voorn. van Oldenbarnevelt seyt, dat de griffier Aerssens, als aangenomen hebbende de querele van zijn zoon jegens hem die spreect, geen geloof en can hebben als zijn formeele partye, of halende vliegende woorden ofte voorslagen die hij zelfs bekent dat terstont zijn nagelaten ende zijn meeninge gevolgt, zulks dat 't ophalen van dyen claarlijk blijkt te geschieden bij last van vindicte; behalven dat hij van dier tijt met hem ter quader trouwen zoude hebben geprocedeert, waar zijnde, 't geene hij nu zeyt van te voren met zijn Ex. gecommuniceert te hebben, want in zulken gevalle buyten eenige apparentie zoude geweest eenige andere voorslagen te doen.
| |
73. Waaromme hij gevangen zoo lange tegengehouden en verhindert heeft de vergaderinge van de synode provinciaal in Hollant?
Seyt dat de kerkelijke ordonnantie van 't jaar van 1591 by agt polityeke en agt kerkelijke personen ingestelt, bij beyde de collegien van de raaden goetgevonden, ende insgelijks bij de heeren edelen en t' meerendeel van de steeden, onder andere inhielde, dat men alle jaars een synode provinciaal over Hollandt en West-vrieslandt op zekeren gestelden dag zoude houden, ende daarmede cesseeren zoude het houden van twee
| |
| |
synoden van Zuid-Hollandt ende Noord-Hollandt, opdat te beter eenigheit in de kerken gehouden zoude mogen worden, ende dat hij alsmede geweest zijnde over het instellen van deselve ordonnantie, altijts met eernst en affectie gewenscht en geaarbeyt heeft omme tzelve in practycque te brengen, maar overmits eenige steeden tot het aanneemen van de voors. kerkelijke ordonnantie nyet en waren te beweegen, en andere voorgevallen difficulteyten, zulks nyet en heeft connen te weege brengen, ende dat nog in 't jaar 1610, voor 't neem en van de resolutie op te tolerantie van de vijf poincten, hij tot 't houden van deselve synode groote debvoiren heeft gedaan, maar zulks nyet connen te wege brengen; ende in 't jaar 1617 in de maanden van Maio, Junio en Julio bij hem daartoe nieuwe openinge en debvoiren gedaan zijnde, en heeft van gelijken 't zelve nyet connen te wege brengen, deur de verscheydenheit van de opinien onder de steeden wesende, ende 't zelve in 't begin van den jare 1618 wederom hervat hebbende, en daer toe verscheiden middelen voorgeslagen, omme de steeden van d' een en d'ander opinie wesende, te geven contentement, ook 't zelve nyet en heeft connen te wege brengen, zulks dat ten lesten de zaken daar toe zijn gedisponeert geweest, dat men zoude moeten houden twee provinciale synoden, d' eene in Zuid- ende d' andere in Noord-Hollandt naar voorgaande gebruick; welk gebruik hij en d' andere gecommitteerden op 't instellen van de kerkelijke ordre, zoo polytike als kerkelijke, gelijk ook bij advys van de collegien van beyde de raaden beter hadden gevonden te doen cesseeren, omme door een synode over de geheele provincic van Hollandt en West-vriesland te beter eenigheit onder de kerkelijke personen te doen houden en ook om geen exempel te geeven van de polityche regieringe in saken van staat mede te scheyden in twee vergaderingen. Ende dat daar vuyt blijkt, dat hij geen verhinderinge in de synode en heeft gedaan.
| |
| |
| |
74. Of hij gevangen nyet altoos tegengehouden heeft, dat men de synode van Hollandt zoude vergaderen op den ouden voet?
Seyt nyet te gedenken, dat hij eenige verhinderinge diesaangaande heeft gedaan, maar dat hij om redenen voors. best hadde gevonden 't houden van een synode provinciaal, gelijk op te voorgaande vrage gestelt is.
| |
75. Of hij in volle vergaderinge van Hollandt nyet verclaer en heeft, dat hij nyet en conde goetvinden 't houden van een synode provinciaal, ten ware beyde de partijen daartoe geadmitteert waren te comen, even sterk?
Seyt dat hij gelooft onder andere voorslagen wel zulken voorslag gedaan te hebben, met bijvoeginge dat de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt daar bij tot gemeen cententement zoo van de heeren edelen en steeden als kerkelijke personen totte synode gecommitteert, nog eenige van de geleerste en best in kerkelijke zaaken ervarenste personen, hem voor d' eene of d' andere opinie nyet opentlijk verclaert hebbende, zoude mogen bijstellen, omme te beter tot rust en vreede te comen, en de zaake met christelijke vruntschap te accomodeeren.
| |
76. Of hij 't vergaderen van de provinciale synoden in Hollant nyet verhindert en heeft, om eerst te doen installeeren de vijf poincten, en daar naar dan wederom te doen revivisceeren de censure van de provinciale en classicalc vergaderingen?
Seyt neen. als daar uyt blijkt, dat hij geaarbeyt heeft tot
| |
| |
't houden van een provinciate synode voor 't openen van de vijf poincten, als hiervoren verhaelt is, ende dat hij dikwijls geproponeert en voorgeslagen heeft, ten eynde deur het afdoen van de afzonderinge in verscheiden classen onwettelijk gepractiseert, de censure ecclesiastique mogte gebruykt worden naar behooren.
| |
77. Of nyet waaragtig is, dat hij gevangen aan eenige predicanten, hem aansprekende tot 't houden van de synode nationael, gezeyt heeft, dat d' oorloge om de religie nyet en was aangevangen?
Seyt dat hij nyet en gelooft alzoo gesprooken te hebben, maar wel dat de oorloge aengenomen en de naarder unie van Utrecht gefundeert was nyet op te religie, maar op te conservatie van de vrij en geregtigheyden der landen; dan dat hij onder deselve vrij en geregtigheyden de ware christelijke gereformeerde religie voor te staan in de eerste specie gestelt en gehouden heeft.
| |
78. Of hij tegens deselve nyet mede gesustineert en heeft, dat elke stadt ofte provincie vermogte zulke religie aan te neemen als 't haar goetdunken zoude?
Seyt hem zulks ook niet te gedenken, maar wel dat volgende de naarder unie en andere tractaaten, de heeren staaten van elke provincie opt stuk van de religie in den haren ordre mogten stelten, tot contentement en gerustigheit van hare respective steeden ende ingezeetenen van dyen.
| |
79. Of de voorslag van de provinciale synode bij hem gevangen gedaan, nyet en diende om den voortganck van de nationale daar mede te beletten?
| |
| |
Seyt dat zijn hope en vertrouwen is geweest door een provinciaal synode van Hollandt en West-vrieslandt, de zaken differentiaal tot eenigheit en accommodatie te brengen, en zoo 't zelve deur de gecommitteerden van mijn heeren staaten voornoemd, ofte andere kerkelijke personen, zo van de vereenigde provincien als vuytheemsche, binnen zekeren gelimiteerden tijt van maanden nyet en zoude connen te wege gebragt worden, dat alsdan opt rapport van de gecommitteerden op 't houden van een nationale synode en andere kerkelijke vergaderingen zoude worden geadvyseert en geresolveert, omme deur deselve tot een christelijke accomodatie waer 't doenlijk te geraken, in dyen nyet tot een christelijke desisie; ende dat hij gemeent heeft tzelve de regte en bequaamste ordre naar gelegentheyt der zaken te wesen.
| |
80. Of hij gevangen aan den heer van Rijsenburgh nyet en heeft verclaart, dat zijn voorslag van de provinciale synode diende om de nationale te verhinderen?
Seyt, dat zoo verre als hij yet zoude geseyt hebben aen den heer van Rijsenburgh van retardement, 't welk hem nogtans nyet en gedenct, dat hij 't selve gedaan heeft om ordentelijk te procedeeren, gelijk hier voren verhaelt is, zonder dat hij weet yets anders tegens den heer van Rijsenburgh geseyt te hebben.
| |
81. Hoe de woorden aan den heer van Rijsenburg gesproken, getrocken zouden konnen worden totte ordentelijke proceduyren van de provinciale voor en de nationale naa, als de nationale daer deur verhindert of belet zoude worden?
Seyt zoo verre hij van retardement of belet gesproken zoude
| |
| |
hebben, dat bij hem daar bij nyet anders en can verstaan zijn, dan dat deur de hope van accomodatie bij een provinciale synode, het vuytschrijven van 't nationaal in Februario beraamt gedaen te worden, belet of opgehouden zoude worden, totdat het provinciaal synode van Hollandt en West-vrieslandt zoude wesen geeyndigt.
| |
82. Of oyt de leden gevordert hebben de nationale synode zonder voorgank van de provinciale?
Seyt dat verscheyden steeden swarigheit gemaakt hebben in 't consenteeren van een provinciale synode, zonder teffens mede te consenteren het nationaal, en dat de heeren edelen en meeste steden, en ook hij die spreect, verstaan hebben dat daar mede zoude worden geenarveert ende vrugteloos gemaakt het provinciale synode, daar nogtans na haar verstant de eere, dienst en de reputatie van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt eensamentlijk de rust en vreede van de religions verwanten in deselve ten hoogste daar aan geleegen was, ten opsien van de genomen resolutie van welgedagte heeren staaten, dat 't provinciaal synode bij assistentie van de gecommitteerden vuytte collegien van de raaden, ende andere andere daar bij te voegen, mogten besoigneeren met volcomen vrugt, 't welk deur 't seffens inwilligen van 't nationaal belet zoude zijn geweest, alzoo eenige hen apparentelijk daarop zouden agtergehouden en de accomodatie opgehouden zoude hebben geworden.
| |
83. Of hij gevangen nyet tegen s Grotio en andere gesustineert en heeft, dat 't houden van alle synoden prejudiciabel zoude wesen de auctoriteyt van de heeren staten van den landen?
Seyt dat hij nyet en gelooft dat hij zulke propoosten zoude gesproken hebben.
| |
| |
| |
84. Of hij nyet buyten en binnen 's lands geseyt en geschreven heeft, dat door 't houden van de synoden 't regt van de hooge overheyt om in kerkelijke zaaken te mogen disponeeren, afgenomen ende gebragt werden aan een deel predicanten?
Seyt dat het geene hij in dese materie geschreven heeft, dat zijn gescrifte geexhibeert zijnde, hij verhoopt de heeren daer op zulke onderrigtinge te doen, dat se claarlijk verstaan zullen zijne meeninge geweest te zijn, dat mijn heeren staaten van Hollandt ende West-vrieslandt, als hooge overheyt van deselve landen verstaan hebben in kerkelijke zaaken de advysen en intentie van de kerkelijke personen ofte vergaderinge toequam daar op te ordonneeren, gelijk zij tot dienst der landen en ruste en vreede van de kerken en gemeenten bevonden te behooren, ende dat tzelve moet verstaan worden tegens 't geene bij eenige kerkelijke personen gepretendeert wort, dat kerkelijke vergaderingen in kerkelijke zaaken met gelijke magt en auctoriteyt hebben te disponeeren als de hooge overheyt, in saaken van staat ofte politye; ende zoo hij in deese materie yets gezeyt heeft, dat men 't zelve moet verstaan in manieren als voren, zonder dat hij tot ander verstant yets geseyt of geschreven heeft.
| |
85. Of hij nyet mede geseyt of geschreven heeft, dat 't recht van de hooge overheyt deur de synoden gebragt worden aan een deel puritanen en vreemdelingen?
Seyt, zoo verre hij yets gezeyt en geschreven heeft, dat zijne meeninge daar van is en bevonden zal worden te wezen, zoo verre de kerkelijke personen op te kerkelijke zaaken met gelijke auctoriteit zouden willen disponeeren als de heeren staaten in zaaken van staat doen, ende dat hij meest alle de predicanten al hout puriteins ende veel vreemdelingen; ver- | |
| |
staande 't woordeken puritains dat ze de religie in leere en ceremonien hier te lande zulks hebben, als in Engelant versogt wort.
| |
86. Wat predicanten hij voor vreemdelingen is houdende?
Seyt, die buyten Hollandt en West-vrieslandt of de zeven geunieerde provincien of de steeden en plaatsen onder dezelve jegenwoordig sorterende geboren zijn, en die in Hollandt en West-vrieslandt geen staat en officien volgende der landen privilegien en mogen bedienen, bij hem voor vreemdelingen werden geagt en gehouden.
| |
87. Of hij nyet mede geseyt en geschreven heeft, dat deur deselve puritanen ende vreemdelingen allen de moeyten hier in 't landt gemaakt worden?
Seyt, dat hij altijts die vreeze gehad heeft, dat de meeste swarigheyden die de landen in de religionszaeken hebben, meest door de vreemdelingen veroorzaakt zouden wesen, en de landen overcomen deur dien zij veel al onder 't cruys opgevoeyt zijnde, nyet gewoon en zijn andere auctoriteyt als van de kerkdijken te recognosceeren.
| |
88. Of hij niet geseyt en heeft tegens verscheyden personen, datter geen synode gehouden zoude worden, zoo lange zijn oogen open stonden?
Seyt, dat hij het nyet can gelooven, maar zoo verre als hij bij haastigheit of onbedagtheyt zulks geseyt mogte hebben, dat hij in Julio lestleden in volle vergaderinge van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt verclaart heeft, zulks zijn meeninge nyet te weesen, maar dat de humeuren tot eenigheit en ruste bequaam zijnde, als dan met gemeene be- | |
| |
williginge (zonder bij overdringinge ofte overstemminge te willen procederen) tot het houden van een synode nationaal dienstelijk zoude mogen geprocedeert worden; ende dat hij versoeckt dat zijn woorden ofte scrijfven daarna mogen verstaan worden.
| |
89. Of hij gevangen nyet zoo afschouwelijk en is geweest van de synode, dat den predicant Taurinus van Utrecht hem eens gevraagt hebbende een resolutie van de heeren staaten van Utrecht, inhoudende dat deselve genomen was met advys van de synode, hij gevangen daar op seyde, zouden wij zoo verre mede nog moeten comen, dat wij zoo zouden moeten spreeken, zoo waren wij wel miserabel?
Seyt, zoo verre als hij zulke woorden zoude hebben ge- sprooken, dat het moet wesen van zaaken die nyet kerkelijk en waren, alzoo hij in zaaken, kerkelijk zijnde, altijts goetgevonden heeft, daarop kerkelijke personen en haar advys te hooren, zonder dat hij in andere meeninge daar van heeft gesproken.
| |
90. In wat plaatsen door de predicanten den genen die recht van patronaatschap totte collature der pastoryen hadden, en 't zelve ordentelijk wilden gebruyken, hen is benomen geweest?
Seyt, dat hij daar van geene pertinente verclaringe en zoude connen doen, maar dat hij vastelijk gelooft dat bij goet ondersoek bevonden zal worden, dat in veele steeden en dorpen van Hollandt ende West-vrieslandt, daar de g. edelen ende andere vasallen recht van patronaatschap hebben, zonder hare presentatie predicanten gestelt zijn.
Was geteckent,
Johan van Oldenbarnevelt.
| |
| |
| |
Eodem die naar den middag, ter presentie ah voren, weder geexamineert den voorn. van Oldenbarnevelt.
91. Waaromme hij gevangen nyet en heeft willen gehoor geven het advys van den conink van Groot-Brittaingien ende andere die radende waren, dat men de kerkelijke geschillen door een synode zoude doen besligten?
Seyt, dat zoo lange hij hoope gehad heeft, dat men de zaake bij een provinciale synode in Hollandt ende West-vrieslandt te houden, zoude mogen geaccomodeert worden, hij volgende 't advys van de heeren edelen en meeste steedenvan Hollandt en West-vrieslandt heeft verstaan, dat men nyet en behoorde te spreeken van een synode nationaal, ende terwijlen zijne mats. brieven in 't reysen waren gedepescheert, dat hij ook gemeent heeft, dat deselve bij importuniteyt waren vereregen, anders dat hij zijne mats. raat en advys in de hoogste weerde heeft gehouden in de kerkelijke differenten.
| |
92. Waeromme hij gevangen dan volgende 't advys van den conink van Groot-Bretaingien, Vorstius nyet en heeft doen vertrecken vuyten lande, volgende het eernstig versoek van deselve zijne mat.?
Seyt, dat hij heeft in de zaake Vorstii zoo veel gedaan als hij heeft connen te wege brengen, namentlijk heeft helpen doen desisteeren van de proffessie ende ook doen vertrecken vuyte universiteyt, en dat hij vertrouwt heeft gehad dat de co. mat. daar mede zoude genomen hebben contentement, ende dat hij verder nyet en heeft connen doen.
| |
| |
| |
93. Waarom hij gevangen goetgevonden en toegestaan heeft, dat die van Utrecht een contrepoix zonden wezen tegens 't beroepen van de synode nationael, ende nyet gedogen dat eenige overstemminge daar in viele?
Seyt, dat hij hem laet dunken, dat de heeren van Utrecht op die zaake met hem hebben gesproken en zijnen raat begeert, ende dat hij henl. heeft geseyt voor zijn advys, dat zij wel zouden doen, blijvende in terminis van de naarder unie en hare handelinge met zijn Exc. gemaakt, ende dat conform 't advys van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt, die verstaan hadden bij haare scriftelijke resolutie, dat in de generaliteyt zonder gemeene bewilliginge van alle de provincien daerinne nyet en mogte getreeden worden, veel min bij overstemminge geresolveert, wesende de voors. naarder unie zelfs in zaaken tot dispositie van de geunieerden staande, gefundeert op vruntlijke handelinge, ende nyet op overdringinge ofte overstemminge. Ende dat hij van te zijn een contrepoix nyet en weet te spreeken.
| |
94. Of nyet aan de heer Caron gezonden en heeft de substantie van de vijf questieuse poincten, getranslateert in Franchoys met een corte justificatie daer bij?
Seyt, dat hem nyet en gedenct die gezonden te hebben, maar meent dat de heer Caron in den Hage wesende, dezelve zijn gelevert, zonder dat hij nogtans 't zelve zekerlijk zoude connen zeggen.
| |
95. Bij wien deselve aan den heer Caron gelevert zijn geweest?
Seyt, zulks nyet zekerlijk te weeten, en dat wel zoude mogen wesen, dat se van hem zijn gecomen, zonder dat hij nogtans 't zelve zeekerlijk weet.
| |
| |
| |
96. Wie deselve gestelt of getranslateert hadde in Franchoys?
Seyt, dat hij meent, dat zulks gedaan is bij Vuytenbogaert, maar dat hij het ook nyet heel zeeker en weet.
| |
97. Tot wat eynde deselve aen Caron zijn gelevert geweest?
Seyt, dat hij anders nyet en weet, dan op dat Caron van der zaake geleegentheyt zoude wesen geinformeert, en bij occasie zoo aan de co. mat. als andere, daar de gelegentheyt zoude mogen presenteeren, daarvan onderrigtinge te doen.
| |
98. Of hij gevangen hier te lande nyet geconcipieert en heeft den brief daar naar men in Engelandt versoeken zoude, dat den conink herwaerts een gelijken brief zoude willen scryven?
Seyt, dat hem nyet en gedenct, dat hij 't concept vanden brief gemaakt heeft.
| |
99. Wie met hem gevangen om 't zelve concept in te stellen ofte corrigeeren, gecontribueert hebben?
Seyt als boven.
| |
100. Of nyet Vuytenbogaert en Grotius beyde, of een van beyden, dat concept gevisiteert ende gecorrigeert hebben?
Seyt ook 't zelve nyet te weeten.
| |
| |
| |
101. Of zijnen clercq Swerius 't zelve concept nyet veelmalen en heeft moeten herschryven, om de groote correctien daar in gedaan, eer men daarop arresteeren conde?
Seyt, dat 't zelve mag wesen, hoewel hij 't ook nyet zeekerlijk en weet.
| |
102. Of hij gevangen nyet zelfs zijnen clerq Swerii belast heeft zulks te doen?
Seyt als voren.
| |
103. Of hij gevangen dat concept nyet gesonden en heeft in Engelandt aan de heer Caron, om te procureeren dat dienvolgende de brief geschreven zoude mogen worden?
Seyt dat hij meent, dat de heer Caron 't zelve van hier medenam, zonder nogtans 't zekerlijk te connen verclaren.
| |
104. Vuyt wiens handen d'heer Caron hier te lande wesende, 't zelve concept heeft ontfangen gehad?
Seyt dat hij meent, dat hij 't van hem die spreect zoude mogen ontfangen hebben.
| |
105. Van wien hij gevangen 't zelve concept gecregen heeft gehad om aan den heer Caron te leveren, dewijle hij hier voren seyt, 't zelve nyet geconcipieert nog gecorrigeert te hebben?
Seyt dat hij hem laat voorstaan deselve ontfangen te hebben deur Vuytenbogaert.
| |
| |
| |
106. Of de heere Caron nyet geprocureert en heeft dat bij den coninck dien conform geschreven zijn geweest twee brieven, d'eene aan de heeren staaten generael, en d'andere aan de heeren staten van Hollandt, beyde in dato den VI Marty anno 1613, naar onse ende d'oude style?
Seyt, dat hem gedenct naar zijn beste onthout, dat hij Caron hadde versogt, dat zoo verre zijn mat. mogte resolveeren om op te religions differenten alhier zijnen goeden raat te scryven, omme tot der landen en kerken dienste, en ruste van de gemeente gebruyct te mogen worden, dat 't zelve zoude mogen geschieden aan de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt, bij dewelke de swarigheit was; maar dat drie ofte vier maanden daar naa van zijne mat. gecomen is een brief aan de heeren staaten generael, zonder dat hij zekerlijk weet, of deselve was conform 't voors. concept, ofte dat daar inne groote veranderinge was of nyet; dat hij neffens de antwoorde van hooggedachte heeren staaten generael aan zijne mat. op ten zelven brief, hij aan Caron geschreven heeft, dat naar zijn onthout bij hem abuz was gedaan, dat den brief nyet en was geaddresseert aan de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt, dat hij daaromme zoude willen letten, of zijne majt. ware te disponeeren aan hooggedagte heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt mede te scrijven; gelijk ongeveerlijk zes weeken naar date van den eersten brief bij zijne mat. aan de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt mede geschreven is geweest en bevonden, dat in de principale substantie des briefs, zijne majt. boven het concept vuyt zijn eyge movement hadde geschreven, zulks dat beyde de brieven van eenen date nyet en zijn, ende 't gunt de coninck vuyt zyn eygen movement daar bij hadde gevoegt, was naar zijn beste onthout, dat hij verstondt, dat zoo wel d'eene als d'andere opinie totter menschen zaligheit wel mogte aangenomen worden of diergelijke.
| |
| |
| |
107. Of de heer Caron bey de de voors. brieven nyet en heeft geaddresseert aan hem gevangen, en of hij gevangen deselve beyde nyet geexhibeert en heeft aan de heeren staaten generael en van Hollandt?
Seyt aangaande den brief van de heeren staaten van Hollandt, dat hij wel weet deselve aan hem geaddresseert geweest te zijn, en dat die bij hem aan de heeren staaten van Hollandt is gepresenteert aldaar geopent en geleezen; maar aangaande den brief van de heeren staaten generael en heeft hij geen memorie die ontfangen of aldaar gelevert te hebben.
| |
108. Of hij gevangen den brief, aan de heeren staaten generael geaddresseert, nyet opgehouden en heeft ter tijt toe dat den brief addresseerende aan de heeren staaten van Hollandt, bij hem mede was ontfangen?
Seyt zulks nyet te connen geloven, zoo hij hem vastelijk laat voor staan, dat hij mette antwoorde van de heeren staten generael aan Caron screef om het abuys te rechten, en aan mijn heeren van Hollant een brief te crijgen.
| |
109. Of hij gevangen aan Caron nyet geschreven en heeft, dat hij hem daar voor bedancte, en dat deselve bij de heeren staaten generael en van Hollandt, zeer aangenaam waren geweest?
Seyt te geloven dat bij hem zulks is geschreven, ende dat de antwoorde van de heeren staaten generael en van Hollant, respective 't selve mede brengen.
| |
| |
| |
110. Item, of hij aan deselve heer Caron ter dier tijt nyet mede en heeft geschreven, dat hij hem vermijden zoude aan de gedeputeerden van deese landen, om de Oost-Indische zaaken in Engelandt wesende, eenige openinge van den brief te doen, of hoe deselve becomen was?
Seyt, dat hem dat nyet en gedenct, maar dat het nyettemin wel zoude mogen wesen, dat hy sulks geschreven mag hebben.
| |
111. Om wat reedenen hij gevangen nyet begeert en heeft, dat de gedeputeerden van deese landen in Engelandt wesende, hier van kennisse zouden hebben, en of 't nyet en geschiede, opdat deselve gedeputeerden van den conink nyet ontdecken zouden, hoe dien brief was geprocurcert.
Seyt, indyen hij zulks geschreven heeft, 't zelve alleenlijk geschiedt te weesen, om dat de heeren gecommitteerden in Engelandt gezonden waren op te zaaken van de Oost-Indische handelingen en questie mette Engelsen, ende geen andere; zulks dat op 't gunt hier gevraagt word bij hem nyet en is gedagt of gepeynst geweest, naar zijn beste onthout.
| |
112. Dewijle die gedeputeerden daar gezonden waren om de zaaken van de Oost-Indische compagnie en geen andere, waaromme dan Grotio gelast aldaar te sondeeren de humeuren der bisschoppen op te tolerantie van de opinie der remonstranten?
Seyt dat hij Grotio daar toe versogt heeft, als hebbende de qualiteyten en partyen van geleertheyt en andere, omme de humeuren van de geleerden te sondeeren, en deselve te bejegenen, gelijk in zulke materie behoort.
| |
| |
| |
113. Of hij gevangen daar naar nyet dikwils aan de heere Caron geschreven heeft, ten eynde om nog een brief van den conink van Groot Bretaingien te becomen als anno 1613 gedaan was?
Seyt dat hij gelooft van wegen mijn heeren van Hollandt, als haren dienaar, zulks geschreven te hebben.
| |
114. Of hij gevangen eenige last van wegen de heeren staaten van Hollandt daar toe heeft gehad, of dat deselve heeren staaten oyt geweeten hebben, dat hij zulks hadde geschreven?
Seyt daar toe geen speciale last gehad te hebben, maar dat hij sulks gedaan heeft vuyt zijnen generalen last, omme bij alle bequame middelen, en zonderlinge metten salutaren raat van zijne mat, in de voors. sake te vorderen naar zijn vermogen. Weet ook nyet dat hij daar van eenig rapport aan de heeren staaten van Hollandt gedaan heeft.
| |
115. Of hij aan denselven Caron nyet mede geschreven en heeft, dat allen de swarigheit hier te lande daar vuyt ontstonde, dat de conink van Groot Britttaingien nyet en was gebleven bij de termen van zijnen brief de anno 1613 maar daar af was geweken, en de heeren staaten generael hadde doen aanraden de synode nationaal?
Seyt dat hij gelooft, dat hij van die materie yets geschreven heeft, en dat hij hem gedraagt tot 't zelve, hebbende 't gunt hij geschreven heeft, geschreven als een dienaer van mijn heeren staten van Hollandt ende West-vrieslandt.
| |
| |
| |
116. Of hij gevangen eenigen last heeft gehad van de heeren staten van Hollandt om zulks te schrijven of daarvan eenig rapport sedert heeft gedaan?
Seyt dat hij 't zelve gedaan heeft vuyt zijn generalen last, zonder specialen last daar toe gehad te hebben, en dat hij ook meent openinge daarvan gedaan te hebben, zonder dat hij 't nogtans zekerlijk weet.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
Donderdaags den XIIII Marty 1619 weder geexamineert den voorn. van Oldenbarnevelt, ter presentie als voren, praeter de heeren Meynertsz en van Santen.
Seyts voorts tot zeeker bewijs, dat hij de voorsz. zijne brieven aan de heer Caron geschreven heeft conform de intentie en meeninge van de hooggedagte heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt, volgende de opinie van de heeren edelen en meeste steeden, ten voors. tijde geresolveert was aan zijne mat. met brieven, en ook bij antwoorde op te propositie van de heer Carleton, zijne mats. ambassadeur, voor 't interest van hooggedagte heeren staaten van Hollandt in 't breede respective te schrijven en antwoorden tot justificatie van de actien van hooggedagte heeren staaten, op hope dat daar deur zijne mat. beweegt zoude worden zijne gequalificeerde theologanten te zeynden tot assistentie van de provinciale synode van Hollandt en West-vrieslandt tot vorderinge van eene christelijke accomodatie, daar toe de renovatie van zijne mats. brieven van 't jaar 1613 zoude hebben connen dienen, en al evenwel zijne mats. brieven van 't jaar 1617 in haar geheel gebleven zijn, ingevalle in de provinciale synode van Hollandt de zaake nyet en hadde connen gevonden en geaccommodeert worden.
| |
| |
| |
117. Bij wat reedenen hij gevangen meent geoorlooft te wesen alsoo onderhans verdagt te maken een monarche zooveel van dese landen gemeriteert, en in een zake bij zulke wegen van hem becomen?
Seyt dat zijne meeninge in 't minste nyet en is geweest zijne mat. eenigsins verdagt te maken, aangezien dezelve naar zijn onthout bij de brieven van 't jaar 1617, zelfs repeteert zijne brieven van 't jaar 1613, of 't effect van dyen, en dat hij nyet en can verstaan, dat de brieven de anno 1613 anders als behoorlijk met goede deliberatie ende iterativelijk bij zijne mat. zijn geschreven, en dat hij de heer Caron hadde verclaart, dat de geheele gelegentheit van de disputen naarder en volcommelicker vuytte gedructe handelinge en gevolge van dien, in Duytsch en Latyn gedruct, conde verstaan worden.
| |
118. Waaromme zijne mat. van Groot Bretaingien nyet vrij en stonde de landen zoo wel te raden totte nationale synode, als hij oordeelde zulks voor onzen staat dienstig te zijn, als hij te voren geraden hadde dat men de kerkelijke differenten met auctoriteit zoude afdoen?
Seyt dat hij verstaat, dat zijne majt. zulks buyten eenig twijfel vrij stonde, maar dat de heeren staten van Hollandt en West-vrieslandt verhoopten zijne mat. alzoo te berigten, en door hare redenen te beweegen, dat dezelve zoude hebben goedgevonden, dat eerst in eene vrije provinciale synode van Hollandt en West-vrieslandt bij interventie van zijne mats. aanzienelijke theologanten, tot een christelijke accommodatie en vereeniginge zoude worden gebragt, en 't zelve nyet succedeerende naar wensen en begeeren, dat men alsdan tot vorder vergaderinge zoude comen, 't welk geen contrariteyten en zoude hebben medegebragt, aangezien zijne mat. ligtelijk conde oordeelen, dat zoo verre deselve een nationael synode van zijne rijken van Groot Bretaingien zoude willen convoceren, ontwijfelijk zoo wel in Engelandt als in Schotland zoude worden ge- | |
| |
sustineert, dat in elk rijk, als bij hemselven souverain en absolut, (gelijk de provincie van Hollandt en Westvrislandt en ook andere vereenigde zijn) eerst zoude behooren en ook moeten gehouden worden.
| |
119. Waaromme hij gevangen van meerder agtinge heeft willen gehouden hebben den brief van de voors. mat. van 't jaer 1613 als den brief van 't jaar 1617, de synode nationaal aanradende?
Seyt dat hij van de auctoriteyt van zijne mat. brieven nyet en can oordeelen, houdende dezelve beyde in weerden, maar dat hij van langen tijt geleert, vuyt de historien geleesen, en bij experientie bevonden heeft, dat met desputatien, interrogatien, inquisitien, subtile disputen, ofte ecclesiastique decreeten, de schismata in de kerkelijke differenten nyet zoo wel nedergeleyt en tot ruste en vreede van de landen, steeden, kerken en ingeseetenen geaccomodeert en vereenigt worden, als bij accomodatie en interpositie van de publycque auctoriteyt daartoe.
| |
120. Of hij dan meent dat den brief van den voors. conink van 't jaar 1617, nyet en was geschreven met zoo goeden circumspectie en beradinge als die van den jaare 1613?
Seyt dat hij meent de brieven van 't jaar 1613 met volcomen deliberatie geschreven te zijn, als bij een bequaam interval van tijd geïtereert, en genoeg conform des coninks meeninge in de materie van de predestinatie vuyt verscheyden zijne boeken en actien, en ook bij hem vuyt het rapport van de gesanten vuyt deese landen in Engelandt geweest zijnde eenige jaaren te vooren verstaan, ende dat hij nyet en can verstaan, dat
| |
| |
de brieven ven 't jaar 1617 opte reyse naar Schotlandt gedepescheert daar tegens strijdig zijn, en daaromme in haar volcomen weerde wel connen blijven, ordentelijk naar de rechten van de landen ende van Hollandt en West-vrieslandt in de zaken procedeerende, gelijk hiervoren gezeyt is.
| |
121. Bij wat reedenen hij gevangen meent dat eenen dienaar, of raadt in dienst van den lande wesende, alzoo bij gepreoccupeerde brieven de gansche regeeringe zoude mogen blinthoeken en circumvenieeren?
Seyt dat hij geduyrende den geheelen tijd van zijnen dienst de resolutien van mijn heeren staaten van Hollandt ende West-vrieslandt, zijne meesters, vuyt cragte van zijnen last, heeft helpen sterken bij alle bequame middelen, zoo veel hem doenlijk is geweest, en dat hij 't zelve ook in desen heeft gedaan, conform zijn last en gebruyk van alle den tijt zijnes diensts, daar mede hij meent de landen goeden dienst gedaan te hebben. Seyt voorts, dat zijn meeninge nyet en is geweest, dat de brieven de anno 1613 aan de heeren staten generael, maar alleen aan de heeren staaten van Hollandt geadresseert zouden worden.
| |
122. Of hij gevangen nyet zelfs voorheen en bij hemselven geconcipieert en ingestelt heeft de resolutie van iiij Augusti 1617?
Seyt dat de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt langen tijd bij den anderen geweest zijnde, ende op te poincten van bescrijvingen en reces daar op int jaar 1617 de vergaderinge was geleyt, zoo veel de poincten differentiaal onder de steeden diesaangaande wesende, veel reysen was ommevraag gedaan, en bij de meeste stemmen daar op resolutie genomen,
| |
| |
en bij hem alle mogelijke debvoiren int gemeen en particulier, ook met versoek en bidden aan de steeden gedaan om hen tot eenigheit te disponeren totter landen en steeden dienst en verseekeringe, en 't zelve met geene middelen hebbende connen te weege brengen, en daar deur de gedeputeerden van de steeden moeijeloos wordende, wilden vertrekken, goetgevonden is, dat hij naar zijn ampt en gebruyk de resolutie zulks die met de meeste stemmen diewils was goedgevonden, zoude instellen, en dat hij oversulks deselve ingestelt of geminuteert heeft.
| |
123. Of hem gevangen bij expresse resolutie van de staaten opgeleyt was die resolutie in te stellen en te minuteeren?
Seyt dat naar zijn onthout hem 't zelve bij de meeste leeden is opgeleyt, en dat het in allen gevalle zijn ampt en gebruyk is.
| |
124. Of hij gevangen deselve resolutie van den IIIJ Augusti niet te zijnen particulieren huyse onder de gedeputeerden van agt steeden en heeft geresumeert, aleer in de staaten daar af te vermaanen?
Seyt dat de resolutie in de vergaderinge van de heeren staaten bij hem mondelinge verhaalt zijnde, eenige vuytte edelen en principaalste steeden, vuytgezondert Dordrecht, Amsterdam, Enchuysen en Edam, die naar zijn onthout daarinne swarigheit maacten, geordineert is geweest aan zijne P. Ex. bij monde te verclaren en openen, en ook daar na aan mevrouw de princesse van Oraengien, weduwe, mitsgaders mijn heere prince Henrik, haren zoon, en dat deselve gecommitteerden gelast wesende onime de mondelinge openinge te doen, ook gelast waren op te instellinge van dyen bij geschrifte te
| |
| |
letten, en dat deselve comende van hooggedagte vrouwe princesse en haren zoon, tot zijnen huyse de resumptie van het geminuteerde hebben gedaan, en bij haar advys en goetvinden tot haar gemeen contentement gedresseert; maar dat na zijn onthout boven de gedeputeerden vuyt de edelen, daar over meer gedeputeerden der steeden geweest zijn als van de agt steeden, ende namentlijk die van Delft en Gorcum, zonder dat voor date bij zijn kennisse tot zijnen huyze eenige vergaderinge van de voors. steeden is gehouden geweest op te resumptie van den voors. concepte, dan naar de openinge aan zijn Ex., de vrouwe princesse en prince Henrik, gelijk hiervoren geseyt is.
| |
125. Met wiens last hij de voorsz. particuliere vergaderinge ten zijnen huyse gehouden heeft?
Seyt dat hij nyet en weet dat eenige andere vergaderinge t' zijnen huyse gehouden is, als die hier voren verhaalt is.
| |
126. Of de gedeputeerden van de agt, eenige andere steeden op te voors. eerste resumptie van 't concept van de resolutie van den IIIJ Augusti, 't zelve nyet goetgevonden en hebben zonder eenige veranderinge daar in te doen?
Seyt dat naar zijn beste onthout bij de gecommitteerden, int resumeeren van dyen, eenige veranderingen zijn gedaan, en goetgevonden dat het zoo in 't net gestelt en in de vergaderinge gerapporteert zoude worden.
| |
| |
| |
127. Of deselve resumptie en bijeencomste tzijnen particulieren huyse, nyet en is geschiet eer hij gevangen de resolutien, zoo nu en dan genomen in de vergaderinge van de heeren staaten, mondelinge bij een brachte, ende een generale conclusie daar van maacte?
Seyt dat hij het nyet gelooft.
| |
128. Waarom hij gevangen doen egter dede depnteeren eenige vuytte heeren edelen en diverse steeden omme alle de voors. resolutien zoo nu en dan genomen bij een te brengen en in geschrifte te stellen?
Seyt dat hij nyet en weet datter eenige gedeputeerden van de edelen en steeden gecommitteert zijn, dan totte actie hier voren verhaalt, te weten om zijn Ex., mevrouw princesse en prince Hendrik van de resolutie bij monde openinge te doen, en het ingestelde daar naa te resumeeren en zoo ter vergaderinge in te brengen, om daar op geresolveert te mogen worden.
| |
129. Of deselve deputatie naar date van de voors. resumtie nyet en is geschiet, om de zake een schijn te doen geven als of men alles met behoorlijke deliberatie deede?
Seyt dat naar de resumptie geen deputatie en is geschiet en dat de zaake wettelijk en behoorlijk is gehandelt.
| |
130. Of de voors. resumptie nyet alzoo particulierlijk is geschiet. om de voors. resolutie met meerderheyt van stemmen door te dringen?
Seyt dat hij van geen andere resumptie en weet te spreeken, als die hier voren verhaalt is.
| |
| |
| |
131. Wat hem gevangen beweegt heeft omme de voors. resolutie zoo precipitantelijk te insinueeren aan zijn Ex. en den prince Henrik?
Seyt dat hij de gedeputeerden van de steeden, nyettegenstaande zijn versoeken en debvoiren aan deselve gedaan, nyet langer bij den anderen en conde houden, doordeyn die verstoort waren dat zoo langen tijt bij ten hoogsten vier steeden de resolutien tot meermalen genomen, worden opgehouden; ende dat hij goedvinde dat zijn Ex., mevrouwe princesse en mijnheere prince Henrik, deur de gecommitteerden van de steeden zelfs haare goede meeninge zouden verstaan.
| |
132 Of hij gevangen nyet zelfs den heeren edelen en steeden geraden heeft dat men die insinuatie alzoo zoude doen?
Seyt, dat de zaake in de vergaderinge is gedelibereert, en dat hij mette heeren edelen daar op geconsulteert hebbende, tzelve voor hare opinie hebben verclaart, ende naar de omvraag zulks is goetgevonden en geresolveert, zonder dat hij weet de steeden dit geraden te hebben.
| |
133. Of het interest van zijn Ex. in desen staat, zoo nopende zijn goederen als qualiteyten, nyet zoo groot en ware, dat hij behoort over 't nemen van dezelve resolutie geconsulteert te worden, aleer dezelve hem alzoo pro imperio te insinueeren?
Seyt dat hij in deese zake heeft helpen vorderen 't gunt de heeren edelen en gedeputeerden van de steeden, als representeerende de hooge overheyt van de landen, gewoon waren te doen, ende dat de heeren edelen en gecommitteerden bij zijn Ex. geweest zijnde, de resolutie met behoorlijk respect ende vruntelijk hebben geopent, en aan deselve versogt dat die na- | |
| |
gecomen zoude mogen worden; zonder dat hij anders op 't interest van zijn Ex. zoude connen antwoorden.
| |
134. Waeromme de voors. resolutie mede geinsinueert worde aan mevrouw princesse, die geen gezag in de regieringe van 't land en hadde?
Seyt dat bij de vergaderinge van de heeren staaten 't zelve alzoo goetgevonden is, zoo ten respectie dat haar Ex. wed. van mijn heere den prince van Oraengien h.l.m. in de welstand der landen mede geinteresseert was, ende namentlijk in de religions zaaken, dat de fransche kerke tot hare contemplatie meest alhier was geërigeert, en bij de erectie Vuytenbogaert in de bedieninge van dyen gebragt, en dat men begeerde van haar te verstaan, of zij eenige zwarigheit in zijn leer hadde bevonden, met offre, indyen zulks mogte wesen, van haar te geeven contentement; ende voorts opdat haar Ex. van de opregte meeninge ende intentie van de heeren staaten wel geinformeert zijnde, namentlijk, dat haar meeninge nyet en was de contreremonstrants gezinde predicanten eenigsins te vercorten ofte in hare leeringe eenige verhinderinge te doen, (gelijk 't onregt den heeren staaten dier tijt naargeseyt worde) zij te beter gerust en jegens zulke calumnien geinstrueert mogte wezen, vuyt 't geene van zoo notablen getal van heeren edelen en steeden worde verzeekert.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
Eodem die, naar de middag weder geexamineert den voorsz. Oldenbarnevelt, ter presentie als voren.
| |
| |
| |
135. Of hij gevangen eenige speciale last van de heeren staaten van Hollandt heeft gehad, omme te concipieren en minuteeren de voors. resolutie van den IIIJ Augusti, voor dat hij daar van mondelinge verhaal in de vergaderinge van de heeren staaten gedaan heeft?
Seyt dat zijnen last, is alle resolution van importantie in te stellen, dan dat hij nyet en weet, dat van deese materie yets resolutiesgewijse ingestelt is voor dat de steeden willende scheyden, de poincten die van tijt tot tijt waren geproponeert en geresolveert aan de vergadering zijn gerepeteert en geresumeert, ende daar op de voors. last van openinge aan haar Ex. te doen, en hem, om die bij gescrifte te stellen, is genomen geweest.
| |
136. Of hij gevangen de agt steeden ofte derselver gedeputeerden nyet dickwils vermaent en heeft dat zij particulierlijk bij een zouden comen om met malcanderen te verstaan?
Seyt dat hem dikwils bij de gedeputeerden van verscheyde steeden gezijt is, dat de steeden, hen geformaliseert hebbende tegens de resolutie van den IIIJ Augusti, aparte vergaderingen hielden, en dat hij daer op geseyt heeft, dat se van gelijken mogten doen, gelijk se al gedaan hadden geduyrende zijn absentie vuyten Hage t' Utrecht.
| |
137, Of hij door den pensionaris Zeyst deselve agt steeden nyet en heeft particulierlijk doen vergaderen in de castelenye voor 't neemen van de resolutie van den IIIJ Augusti.
Seyt daartoe bij zijne kennisse geen last gegeven te hebben.
| |
| |
| |
138. Of hij gevangen de gedeputeerden van de agt steeden nyet verscheydenlijk en wel eernstelijk vermaent heeft, met malcanderen voor heen te sprccken en te overcomen om altoos in eenigheit te ghaen, eer zij luyden in de vergaderinge zouden comen?
Seyt hem dat ook nyet te gedenken.
| |
139. Of hij dezelve vermaninge nyet dikwils en heeft vernieuwd, naar dat die van Delft, Gorinchem, Schiedam, Monickendam ende Medenblick, van de particuliere vergaderinge van de agt steeden afbleven?
Seyt dat bij wel vermaant heeft tot eenigheid onder de steeden, en dat bij zijn kennisse de steeden van Delft, Gorcum, Monickendam of Medenblick van de andere steeden in de vergaderinge van de heeren staaten nyet zijn afgeweeken geweest maar in veel questieuse zaaken mette edelen en andere steeden gestemt totte leste tijt toe, dan dat Monickendam en Medenblick int jaar 1618 dikwils absent zijn geweest, wesende de ordre van de vergaderinge dat de absente steeden gerekent worden als hen te conformeeren mette meeste steeden van presenten, ende en zijn bij zijn kennisse eerst maar drie, daar naa vier, ende sedertde resolutie van den IIIJ Augusti 1617 vijf, en sedert Mey lestleden maar ses van de negentien stemmen van ander gevoelen geweest als de heeren edelen en meeste steeden totte leste weeke van zijn besoigne toe; ende dat hij de steeden in het generael en elk van dyen int particulier tot goede eenigheit heeft vermaant, zonder dat hij de gedeputeerden van de agt steeden oyt t' samentlijk heeft gezien of gesproken, en elk van hemlieden tot goede eenigheyt en correspondentie heeft geraden.
| |
| |
| |
140. Of hij nyet zoo nu en dan eenige van de gedeputeerden van de agt steeden vermaant heeft dat zij particulierlijk bij malcanderen vergaderen, elkanderen verstaan, en onderlinge overcomen zouden, om alzoo in de vergaderinge comende, met eenigheyt van stemmen te mogen ghaan?
Seyt den gedeputeerden van de agt steeden en ook van de andere die bij hem gecomen zijn, elcx in 't particulier wel vermaant te hebben in 't stuk van 't maintienement van de unie, vrij en geregtigheyden der landen, en maintienement van de resolutien der heeren staaten, met eenigheit te willen ghaan, en daartoe metten anderen goede correspondentie te houden; verclarende als nu geen memorie te hebben op 't geent in dit vraagstuk naarder gevraagt word, daar op hij hem naarder zal bedenken.
| |
141. Of dit alles die insigt nyet en hadde, om dat dan alle resolutien doordringen mogte met meerderheit van stemmen?
Seyt dat hij altyts geaarbeydt heeft om de stemmen tot eenigheit te brengen, en dat hij daertoe zeer veel debvoiren gedaan heeft, en tot maintienement van voorgaande genomen resolutie, als den dienst van de landen zulks vereyschte heeft geconcludeert, ende in nieuwe zaaken te voren nyet geresolveert, meesten tijt in zaken van importantie bij de meeste stemmen nyet geconcludeert, maar de steeden versogt hen naarder te willen bedenken tot onderlinge accomodatie en eenigheit; zonder zijne vermaningen tot anderen cynde gedient hebben dan voortgeseyt is, zullende hem op 't vorder van dit vraagstuk ook nader bedenken.
| |
| |
| |
142. Waeromme hij gevangen de agt steeden ingebeelt heeft dat twee steeden genoeg waren omme te maincteneeren de resolutien van de heeren staaten?
Seyt wel geseyt te hebben dat de minste steeden of leden van de vergaderinge, de hoogheyden ende geregtigheyden van de landen nyet en mogten overgeven ofte met andere gemeen maken, maer wel, dat met reden de minste steeden der landen regten conden conserveeren en 't overgeeven van dyen verhinderen, ende dat hij 't alsoo bij zijnen tijd heeft gepractiseert en te voren weeten practiseeren; meent ook naar regten 't zelve sustenibel te wezen, boven 't voors. gebruik; ende dat zulks de minste steeden de resolution tot conservatie van deselve rechten en hoogheyden vermogen te mainctineeren, zonder dat ze anders als bij bewilliginge tot quiteeringe van dyen mogten worden geconstringeert.
| |
143. Of de steeden alzoo op te zetten tot particuliere vergaderingen om malcanderen te verstaan, onderlinge te overcomen, en dan in eenigheit hen stemmen in de staaten in te brengen, nyet eigentlijk is staaten in staaten op te regten?
Seyt dat hij voor de beste ordre heeft altijts gepractiseert en verstaat best te weesen, dat de stemmen vrij blijfven, en dat zijne vermaningen omme met eenigheit en correspondentie te ghaan is veroorsaect deur den cours die andere steeden genomen hebben, ende nyet verder ofte tot anderen eynde streckende dan tot maintienement van de resolutie der heeren staaten, 't welk een van de principaelste poincten van zijn ampt is, en alzoo altijts gepractiseert heeft, ende dat hij dien cours, die bij eenige steeden van beyden zijden genomen is geweest om particulierlijk bij een te comen en hen stemmen te conformeeren en zoo in de staaten in te brengen, quaat vonde, en wel gewenscht hadde dat het van d' een en d' ander zijde nagelaten ware geweest.
| |
| |
| |
144. Of hij gevangen door den solliciteur Noordingen die van Leyden bij nachte nyet en heeft doen waarschouwen van 't vertrek van zijn Exc.?
Seyt dat hij meent hem te voren gevraagt te zijn of hij tot Leyden geschreven hadde, of wiste bij yemant anders geschreven te zijn, ten eynde alhier gevraagt, en daarop hij ter goeder trouwe verclaert heeft nog geschreven te hebben, nog te weeten bij yemant anders zulks geschreven was, maar dat hij op dit poinct ende eenige andere poincten hem geerne nader hadde geexpliceert, gelijk hij hier te voren heeft verclaart; en dat hij hem hier op bedagt hebbende, weet dat een persoon, zonder dat hij weet of t Noordingen is geweest of nyet, bij hem op een sondag 's avons, als de borgemeesters maaltijd tot Leyden gehouden was, in zijn huys gecomen is, 't welk hij als ziekelijk zijnde hielde, zeggende dat op 't hof tijdinge was, dat zijn Ex. in den nagt omtrent vier uren zoude vertrecken naar Leyden, ende vuyt denselven persoon naar zijn onthout verstonde, dat de heer Weesp mede tot Leyden was, en dat hij bedugt zijnde dat de heeren borgemeesteren en regeerders of ten maaltijt wat hoog beschonken zonden wesen, denselven persoon versogt heeft naar Leyden te willen reysen en hem adresseeren aan den heer van der Mijle zijn swager, die mede op ten maaltijt was genoot, en die hij wel wiste dat zijn wijn wel conde mesnageeren, bij monde wilde zeggen, 't gunt hij verstaan hadde, omme 't zelve discretelijk te mesnageeren, maar dat hij in de nagt mette zaake becommert wesende, goedgevonden heeft naarder te ondersoeken wat van de zaake was, ende dat hij omtrent de klocke vier vuyren tijdinge krijgende, dat zijn Ex. niet naar Leyden, maar na Delft zoude reysen, yemant van de zijne na Leyden gezonden heeft, omme de heer van der Mijle van de waarheyt te adverteeren, en zoo te diligenteeren dat hij met het opgaan van de poorte aldaar mogte wezen; ende dat hij daar inne nyet anders gedaan en heeft als een dienaer van alle de steeden van Hollandt en West-vrieslandt toestaat, en hij geduyrende zijnen dienst van XXXI jaaren bij alle gelegentheyt
| |
| |
zoo ten opzien van zijn Ex. als andere haren gedaan heeft.
| |
145. Of hij verstaande dat zijn Ex. gink naar Delft, ook die van Delft in zulker haaste daar van heeft gewaarschouwt?
Seyt neen, zoo hij meent dat de gecommitteerde van Delft hier zijnde, daar op wel hadde gelet.
| |
146. Of 't advys door Noordingen aan den heer van der Mijle gezonden, nyet daar toe en strekte om die van Leyden te vermanen wel op hare hoede te weesen, en op de bewakinge van hare stad te letten?
Seyt dat zijn meeninge is geweest mette advertentie van den heer van der Mijle, dat de heeren borgemeesteren van Leyden daar van verwittigt zijnde, daar op zouden letten en doen gelijk zij voor de geleegentheyt, verzekeringe en bewaringe van haar stadt bevinden zouden te behooren, en 't geene de gelegentheyt van de zaake verder zoude vereysschen, naar haare descretie, zonder dat hij van andere woorden memorie heeft, en ook nyet te gedenken, dat hij heeft laten weeten dat se op haar hoede zouden zijn.
Was geteekent
Johan van Oldenbarnevelt.
's Vrijdaags den XV Marty 1619 weder geexamineert den voorn. Oldenbarnevelt, ter presentie als voren.
| |
| |
| |
147. Nogmaals gevraagt wesende, of hij nyet de gedeputeerden van de agt steeden zoo nu en dan dikwils vermaant heeft, dat zij particulierlijk bij malcanderen zouden vergaderen om malcanderen te verstaan, onderlinge te overcommen, en dan in eenigheyt henne stemmen in de vergaderinge in te brengen?
Seyt als nog nyet anders te weeten, dan dat hij wel eenige gedeputeerden van de steeden, en onder andere ook van de agt steeden heeft vermaant, haar in de zaake, concerneerende het mainctienement van de unie, vrij en geregtigheyden der landen en resolutie van de heeren staaten daar toe genomen, daar inne differentie was mette andere steeden, hen daar jegens geopposeert hebbende, zoude in eenigheyt houden, en nyettemin tot alle gevoegelijke middelen disponeeren, ten eynde de zaake tot accomodatie en onderlinge vereeniginge van alle de leeden zoude mogen worden gebragt; gelijk ook in de drie poincten differentiaal getenteert, en twee derselver tot eenigheyt gebragt zijn geweest, te weten: het eerste nopende 'tmainctienement van de unie, vrij en geregtigheden, daar op bij de gedeputeerden van Amsterdam een voet van moderatie voorgeslagen zijnde, dezelve bij de heeren edelen en andere steden is aangenomen, en deselve daar bij gelaten, gelijk ook in reguard van de waertgelders bij gemeen advijs verstaan is geweest, dat de generaliteit daarover nyet en hadde te disponeeren, als de costen van dyen tot laste van de generaliteyt nyet en zouden werden gebragt, als van wegen de heeren van Hollandt in de volle vergaderinge van de heeren staaten generael is ingebragt. Ende nopende het derde poinct, rakende de kerkelijke vergaderingen synodaal, dat daar op ook verscheyden voorslagen van accomodatie saccessivelijk zijn gedaan, zonder dat zijn meeninge, intentie, of woorden aan yemant van de gedeputeerden van de agt steeden, als die wesende tusschen hemlieden ende zes steeden te voren differentiaal tot eenige aparte vergaderinge heeft vermaant ofte geraden, maar wel totte voorsz. drie poincten, ten fyne als in t vraagstuk.
| |
| |
| |
148. Item, of dit alles die insigt nyet en hadde, om dat men dan alle resolutien doordringen mogte met meerderheit van stemmen?
Seyt nyet anders te connen zeggen, dan hij hier voren heeft gezeyt, en dat hij niettemin op te voors. drie poincten de agt steeden vermaant heeft tot eenigheit ende ook tot dien eynde alle gevoegelijke middelen te willen bedenken en aannemen, en dat in geender manieren zijn meeninge is geweest henluyden zulks te raden ten eynde de resolutie met meerderheit van stemmen zoude doorgedrongen worden, alzoo alle voorslagen tot aecommodatie bij hem gedaen, ook bij andere gedaan en bij hem gevordert, anders medebrengen.
| |
149. Oft advijs bij hem gevangen door Noordingen aan den heer vander Mijle tot Leyden gegeeven nyet mede was ten eynde die van Leyden in haaste de andere naasteeden als Haarlem, Woerden en Gouda mede daar af zouden verwittigen?
Seyt dat zijn advijs aan Noordingen hij monde gegeeven daer toe gestrect heeft, dat borgemrn. van Leyden, haar in wettelijke natuurlijke beloofte ende notelicke verseekeringe en defensie, zonder yemants nadeel ofte offensie zouden houden, en zijn Exc. comende met respect en offitie van accomodatie bejegenen, gelijck gebruyckelijck is; daar mede hij verstaan heeft, dat de landen, zijn Exc., de steeden en ingeseetenen best zouden wesen gedient. Dat naar zijn onthout hij aan Noordingen mede vermaant heeft, dat de heeren van Leyden zouden willen letten, of zij de naastgelegen steeden daar van mede zouden adverteeren, streckende zijn intentie mede als voren.
| |
| |
| |
150. Waaromme hij gevangen die van Leyden vermaant ofte gewaarschouwt heeft om op te bewaringe van haar stadt te letten tegens haren eygen stadhouder?
Seyt, dat de advertentie aan hem gedaan zijnde, hij in zijn geraoet overleyt heeft, of hij de heeren van Leyden daar van zoude adverteeren of nyet, en alles overwogen hebbende, naer zijn dispositie toeliet, tot quytinge van zijn ampt en conscientie, zoo ten opzien van 't geene aldaar gepasseert was in t beginsel van October, als de ontsteltenisse der gemoederen binnen Leyden, best gevonden heeft de advertentie te doen, om geexcuseert te zijn van de onheylen die zouden hebben mogen vallen bij gebrek van de voorsz. waarschouwinge, en zijn intentie nyet anders geweest te zijn als hier voren verhaalt is, daar mede hij gemeent heeft, dat ook zijn Exc. best zoude wesen gedient.
| |
151. Of hij gevangen in zijn gemoet en conscientie de zaake dan daar voor heeft gehouden, dat zijn Exc. maken ofte stijven zoude gelijke beroerten als den le Oetober tot Leyden waren gevallen?
Seyt geensins, maar terwijlen opte compste van zijn Exc., naar gebruyk eene gemeene toeloop van vele soorten van menschen bij den anderen compt, en in die ontsteltenisse der humeuren daar vuyt eenige swarigheyt hadde mogen vallen of comen, zelfs tot misgenoegen van zijn Exc., best gevonden hadde, dat de heeren van Leyden daar op letten, ende naar de kennisse die zij van hare ingeseetenen hadden, doen zulks zij best zouden vinden, daarmede hij gemeent heeft, dat de landen, zijn Exc., ende stadt en ingeseetenen van dyen, best zouden wesen gedient, ende nyemant vercort ofte verhindert
| |
| |
| |
152. Waaromme hij gevangen dan geen gelijke advertentie heeft gedaan naar Delft, daar te voren mede een groot rumoer onder de borgers was geweest?
Seyt, dat hij die van Delft nyet en heeft geadverteert, geschiet is, omdat die van Delft hier ordinaris twee gedeputeerden hadden, en zoo de heeren gedeputeerden van Leyden in den Hage waren geweest, zoude hij de advertentie tot Leyden op ten zelven mede hebben laten aancomen; en 't onweer van Delft was omtrent zoo veel jaaren als van Leyden maanden gepasseert, en dat de ontsteltenisse van de humeuren van Delft lange waren geappaiseert.
| |
153. Indien 't advijs van hem gevangen aan die van Leyden gegeven, fundament heeft gehad op te ontsteltenisse der gemoederen aldaar en 't geene den le October was gepasseert, waaromme dan ook andere steeden gewaarschouwt of doen waarschouwen, daar zulke of gelijke ontsteltenissen nyet en waren?
Seyt, dat hoewel in andere steeden de ontsteltenissen der gemoederen haar zulks nyet en hebben geopenbaert als binnen Leyden, dat nogtans om de religions differenten in meest alle de steeden der humeuren waren.
| |
154. Of op t advijs bij hem gevangen tot Leyden gezonden, nyet allen de schutters en waertgelders aldaar bij nagt in wapenen zijn gebragt geweest tegens zijn Exc.?
Seyt, dat zij nyet en weet wie datter in wapenen gebragt zijn, maar dat naar zijn verstant die geene die in wapenen gebragt zijn tot dienste der landen, zijn Exc., de stadt, poorters en inwoonderen derselver stadt daar in gebragt zijn.
| |
| |
| |
155. Of hij gevangen 's anderen daags vroeg den commissaris Snoek nyet en heeft gezonden naar Leyden, om aldaar aan te dienen, dat zijn Exc. een anderen weg hadde genomen?
Seyt jae, en t zelve gedaan te hebben terstonts naar dat hij tijdinge kreeg, dat zijn Exc. zijn reys naar Leyden nyet en zoude doen, zoo dat hij meent, dat den commissaris Snoek in desen genoemt, tot Leyden heel vroeg is geweest, en van 't voorgaande advijs tijdinge gebragt heeft.
| |
156. Waartoe t voors. advertissement deur deze commissaris Snoek dienstig was, indien 't voorgaande advijs nyet en was om de borgerije en waerdgelders in wapenen te brengen tegens zijn Exc., en de poorten toe te houden?
Seyt, omme met advijs van de waerheyt het abuys van de voorgaande advertentie te regten.
| |
157. Of 't geheele advijs naar Leyden en andere steeden gegeeven, nyet daer toe en strecte om die van Leyden ende andere steeden in meerder bedenkinge tegens zijn Exc. te brengen?
Seyt dat zijn meeninge nyet anders als tot gemeene diensten heeft gestrect, als voren verhaelt is, en nyet ten eynde als hier verhaelt wordt.
| |
| |
| |
158. Of hij gevangen nyet en is autheur van 't protest van uniebraak tegens de generaliteit over 't houden van de nationale synode, op ten name van drie provincien gedaan?
Seyt dat hij van geen protest van uniebraak en weet te spreeken, maar dat waar is, dat hij siekelijk zijn camer houdende, bij hem gecomen zijn eenige gecommitteerden vuyt Hollandt, Utrecht en Overijssel, te kennen gevende, dat meerendeel van de gecommitteerden van Gelderlandt, (ook bij contradictie van eenige hare medegecommitteerden) mitsgaders van Zeelandt, Vrieslandt, Groeningen en Ommelanden, nyet jegenstaande de gecommitteerden van Hollandt, Utrecht en Overijssel elks apart verclaart hadden, dat zij dier tijt van hare principalen nyet en waren gelast omme te consenteeren in 't convoceeren of vuytschrijven van een synode nationael, mette selve vuytscrijvinge wilden voortgaan, ende dat hij mette selve gecommitteerden daar op geadviseert hebbende, bij gemeen advys goetgevonden is van wegen de voors. drie provincien, een corte geraisonneerde verclaringe, gefundeert op te nader unie en andere tractaaten te doen, ende daarbij in effecte 't samentlijk in 't cort te zeggen, 't geene bij elk van de gecommitteerden van de provincien in 't breede gezeyt was, welke verclaringe bij hem als d' outste gedicteert, en bij een van de gecommitteerden geschreven is; hebbende hij 't zelve geoordeelt de civilste en bequaamste middel omme 't recht der provincien te conserveeren, die hij in de XL jaaren de generaliteyt gefrequenteert hebbende, heeft weeten te gebruyken, en dat hij de gecommitteerden vuyt Hollandt expresselijk heeft versogt dezelve verclaringe in de generaliteyt nyet over te leveren, dan na voorgaande communicatie en goetvinden nyet, alleen van de ordinaris gecommitteerden van Hollandt ter vergaderinge van de heeren staaten generael, maar ook van 't collegie der gecommitteerde raaden, gelijk hem gerapporteert is zulks geschiet te zijn; ende nopende 't woord van uniebraak seyt dat hij daar van anders nyet en weet als 't geschrift inhout.
| |
| |
| |
159. Of hij gevangen eenigen last van de heeren staten van Holland heeft gehad om van uniebraak te mogen protesteeren?
Seyt dat behalven zijn staat als advocaat van 't land van Hollandt en West-vrieslandt, hij mede gecommitteert was ter vergaderinge van de heeren staaten generael, en dat dezelve gecommitteerden generalick en specialyk gelast zijn op 't onderhout van de gemaacte unie en behoudenisse van der landen vrij en geregtigheyden te letten, en doen 't gunt zij dienstig en nodig vonden, en dat hij op die, en geenen anderen specialen last heeft helpen besoigneren, behalven dat in specie bij die van Hollandt dier tijd geresolveert was, dat men in 't nationael synode nyet en soude consenteren, zonder dat hij weet datter geresolveert is geweest, dat men uniebraak zoude mogen protesteeren, maar dat hem selfs wijst, als daar jegens gedaan wort, dat men 't zelve mag zeggen.
| |
160. Of hij 't voors. protest aan Grotio nyet en heeft gedicteert gehad?
Seyt dat hij 't gedicteert heeft, als voren, en dat hij meent dat Grotio, als de jongste zijnde, 't zelve geschreven heeft.
| |
161. Of hij aan Grotio dienvolgende nyet gelast en heeft in de vergaderinge van de heeren staten generaal van uniebraak te protesteeren?
Seyt, dat hij aan Grotio geraden en denselven versogt heeft t zelve geschrifte nyet over te leveren, dan naar communicatie en goetvinden als hier voren verhaalt is, en dat hij van t vorder nyet en weet te spreeken, àlzo Grotius in digniteyt wesende, hij nyet gequalificiert en was hem te lasten.
| |
| |
| |
162. Of hij 't instellen van 't zelve protest yemant van Hollandt meer is geweest als hij en Grotius?
Seyt, dat hem nyet en gedenct datter yemant meer bij is geweest, en dat hij daarom Grotium versogt heeft ten fyne als hier voren verhaalt is.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
Eodem die, naar de middag, ter presentie als voren, mitsgaders van de heere van Santen, weder geexamineert den voorn. van Oldenbarnevelt.
163. Of zulken protest van de uniebraak te doen, nyet en is strijdende tegens de naarder unie?
Seyt, dat naar zijn verstant de naarder unie expresselijk hout, dat allen t geene daar jegens gedaan wort, is nul en van onweerde, en terwijlen de naarder unie expresselijk hout 't stuk van de religie buyten de dispositie van de geunicerden, maar laat aan de respective provincien, gelijk ook bij navolgende tractaaten, gebruyken en ordenancien van de provincien, claar is, en daarom t geene bij de meeste stemmen van de zeven provincien, zonder bewilliginge van de drie geen last hebbende, voorgenomen hadden met het vuytscrijven van de nationaale synode notoirlijk tegens de unie was, dat hij dacromme neffens d' andere gecommitteerden zoo vuyt Hollandt, Utrecht als Overijssel verstonde, dat hare ingestelde verclaringe, zoo tot onderregtinge van de andere provincien, als het ophouden van het voors. onregtmatig voorneemen, volgende de unie wel gefundeert was. Daar bij voegende, dat zoo 't voors. gescrift in hout protest van uniebraak, daarvan hij geen memorie en heeft, dat hij nvet en can verstaan, dat 't zelve ook strijd tegens de unie.
| |
| |
| |
164. Of zulke particuliere vergaderingen t zijnen huyse in zoo wigtigen zaake, buyten de ordinaris vergaderplaatsen, nyet en zijn verboden conventiculen en pure complotterijen?
Seyt te verstaan, dat deese vrage gansch ongefundeert is, terwijle de gecommitteerden elks apart hare resolutie in de vergaderinge van de heeren staaten generael hadden ingebragt, ende dat de drie provincien met 't meerendeel van de gecommitteerden van de vierde, bij overstemminge al evenwel wilden voortgaan, dat de t' samentlijke geinteresseerden van de drie provincien daar op wettelijk mogten vergaderen en hare t'samentlijke meeninge instellen en verclaren, omme in t cort te beter het ongelijk en de onregtmatigheit te vertoonen, en dat hij voor zoo veel als mijn heeren van Hollandt aangaat, met den geenen die vuyt Hollandt daar over was, besprak, dat voor 't overleveren, 't zelve de andere Hollantse gecommitteerden ter vergaderinge van de heeren staten generael en ook de g.r. zoude worden gecommuniceert, en nyet zonder goetvinden van dezelve overgelevert.
| |
165. Of nyet strijdig en is tegens de naarder unie en d' ordre van 't besoigneeren in de generaliteyt, dat de gedeputeerden van drie provincien t samen bandeeren en met een geligeert protest tegens de andere leden aangaan?
Seyt, dat naar zijn onthout in de generaliteyt noyt en is gebruickt, dat men bij pluraliteyt van stemmen bij overstemminge ofte overdringinge een, ik laat staan drie provincien, zoude willen de wet stellen in zaaken, nyet wesende van de dispositie van de geunieerden, maar expresselijk aan de heeren staaten der respective provinciën, geresolveert, dat daeromme de t samentlijke geinteresseerden zulks wel t samentlijk hebben mogen verclaren.
| |
| |
| |
166. Of hij gevangen nyet bij overstemminge de provincie van Vriesland overgedrongen heeft de deputatie naar Leeuwaerden in een zaake van polityc, die naer zijn eygen zeggen aan de respective provincien bleeft gereserveert?
Seyt, dat hij wel verstaan hadde in 't verleenen van 't octroy van die van Leeuwaerden, dat 't zelve nyet en was van de dispositie van de heeren staaten generael, maar nadyen de gecommitteerden van Vrieslandt ter vergaderinge van de heeren staten generael zelfs instantie deeden tot 't verleenen van 't octroy aan die van Leeuwaerden, en naar zijn onthout voor een principale of fundamenteele reden allegeerden, dat de grave van Licester dier tijt absoluyt gouverneur bij commissie van de heeren staten generaal, zulke octrooijen mogte verleenen, ende des te meer de heeren staten generael, als zijne committenten, en dat daarop 't octroy bij gemeene bewilliginge was geconsidereert, hij die spreect neffens d' andere gecommitteerden van Hollandt en andere provincien bij meerderheit van stemmen totte deputatie heeft helpen resolveeren, en bijzonder nademael de eyntelijke meeninge van deselve deputatie alleenlijk daartoe strecte, dat het veranderen van t voors. verleende octroy zonder bewilliginge van die van Leeuwaerden zoude worden vuytgestelt totte vergaderinge van de heeren staaten van Vrieslandt, omme bij deselve daar op gelet en gedaan te worden, gelijk zijluyden ten dienste van de provincie en de stad van Leeuwaerden zouden goedvinden.
| |
167. Of de voorsz. gedeputierden naar Vrieslandt gezonden of eenige van deselve van hem gevangen geen particulieren last en hebben gehad, om in Vrieslandt te sundeeren de humeuren in t stuk van de religie?
Seyt hem t zelve nyct te gedenken, nogte daarvan eenige memorie te hebben.
| |
| |
| |
168. Oft voors. protest der drie provincien wettelijk geresumeert en goetgevonden is geweest bij de gecommitteerde raeden en andere gecommitteerden ter generaliteyt, al eer 't zelve ter vergaderinge van de heeren staaten generaal is overgelevert geworden?
Seyt dat hij van de heer Grotio verstaan heeft zulks gedaan te zijn, zonder dat hij anders daar van weet, alzoo hij mits zijn indispositie zijn camer was houdende?
| |
169. Of hij gevangen de disputen tusschen de magistraat van Nimwegen nyet en heeft getragt te brengen aan de heeren staten generael, die naar zijn eygen zeggen en volgende de unie daar nyet comen en conden?
Seyt dat hij daar van eerst gesproken zijnde van de gecommitteerden van Nimwegen, zeyde, dat het een zaak was die naar zijn verstant nyet en stonde ter dispositie van de generaliteyt, daarop zij repliceerende zeyden, dat de stadt Nimwegen een vrije rijks stadt was, en dat zij het afstand van de privilegien geduyrende den oorloge hadden gedaan deur de wapenen in de magt van de heeren staten generael; dat zij daaromme meenden gefundeert te weesen hen aan deselven te adresseeren, en haare dispositie daar op te vorderen, ende dat hij in de vergaderinge van de staaten generael nyet geweest en is, als aldaar geventileert worden of men de gedeputeerden van de heeren staaten generael naar Nimegen zoude zeynden, dog ingevalle bij dit vraagstuk gemeent zoude worden de questie die aldaar geweest is op 't beroepen van een predicant, dat hij gedenct daar bij geweest te zijn, en dat de zaake is gerenvoyeert naar Gelderlandt, zoo hem dunct aan 't hof aldaar.
| |
| |
| |
170. Of hij gevangen aan Bieseman en anderen van Nimegen nyet gegeeven en heeft raat en advys om in haar t stuk van de keuze van de magistraat tegens zijn Ex. te opposeren?
Seyt dat hij memorie heeft dat eenige gecommitteerden van Nimwegen op die materie bij hem zijn geweest, willende sustineeren, dat nademaal zijn Ex. alleenlijk was gecommitteert bij tractaat op te reductie der stad Nimmegen om geduyrende de oorloge de magistraat te stellen, en dat hare privilegien opt stellen van de magistraat zoo lange zouden worden opgehouden, dat daaromme mits de gemaacte treves zij behooren te genieten hare privilegien; en naer eenige communicatien dat hij die spreect hemlieden geraden heeft haar te willen addressceren aan zijn Ex., en deselve tot haar versoek bij bequame middelen te disponeeren; ende zoo zij daernae weder bij hem quamen, zeggende, van zijn Ex. geen eyntelijk bescheyd tot baar contentement ontfangen te hebben, en zijn raat versoekende, hij dezelve zeyde, de materie te wesen important en bestaande in rechten, dat zijne dispositie nyet toe en liet, daarop te mogen letten, en dat zij daarom wel zouden doen haar zaaken consulteerende met verscheyden rechtsgeleerden, op verscheyden plaatsen; ende dat hij haar zulks geenen anderen raat en heeft gegeeven om hen tegens zijn Ex. te opposecren, maar zoo zij advysen van rechtsgeleerden t' haren voordeel crcgen, dat zij deselve zijn Ex. zouden communiceeren, en bezien of zij hem daarmede tot hare meeninge zouden connen bewegen.
| |
171. Wat raat hij den voors. Bieseman en andere gegeeven heeft, om te doen als zij zijn Ex. nyet en zouden hebben conden bewegen tot hare begeerte?
Seyt geen anderen dan dat zij tot Nimegen metten anderen op te zaake zouden letten en doen, zooals zij zouden best vinden, en zo veel mogelijk met contentement van zijn Exc.
| |
| |
| |
172. Of hij deselve nyet geraden en heeft dat zij zelfs de keure van de magistraat zouden doen en zijn Exc. voorbijgaan?
Seyt nyet te weeten ofte gelooven zulks gedaan te hebben.
| |
173. Of hij gevangen van dezelve geen brieven ontfangen en heeft, regt voor de veranderinge van de magistraet aldaar, en van wat inhout en wat hij daarop heeft gerescribeert of laaten weeten?
Seyt daar van geen memorie te hebben.
| |
174. Of hij gevangen de heeren van Moersbergen en van Rijsenburg nyet vermaant en heeft dat die van Utrecht, als naaste provincie, die van Nimmegen behoorden te encourgeren?
Seyt 't zelve hem ook nyet te gedenken, en dat hem onmogelijk zoude wesen alle communicatien te onthouden, ende dat 't zelve een man van LXXIJ jaaren nyet en behoort gevergt te worden.
| |
175. Of hij ten faveure van Bieseman ende andere van Nimegen nyet gezogt en heeft zijn Exc. van zijn voorgenomen reyse naar Nimegen te diverteeren?
Seyt dat hij meent, dat hij op gelijke vrage hier voren verclaart heeft, dat hij meede was geweest over de resolutie van de g.r. omme zijn Exc. te versoeken, mits de swarigheit in Holland wesende, en onbequamen tijt de reyse naar te
| |
| |
laaten, en dat hij na zjjn beste onthout meent, dat zulks is geschiet; dog hem nader bedenkende, meent over de resolutie nyet geweest te zijn, maar dat eenige gecommitteerden vuyt 't collegie bij hem zijn geweest, mette welke hij van de zaake gesproken heeft, ende aan deselve verclaart voor zijn advys het blijven van zijn Exc. in Hollandt, om reedenen voorsz. best te wesen, 't welk hij primario ten dienste van t landt van Hollandt en secundario ten dienste van de gedeputeerden van Nimegen gedaan heeft, alzoo zijn Exc. gewoon was aldaar bij commissarissen en niet in persoon op 't verstellen van de magistraat te besoigneeren.
| |
176. Of hij gevangen nyet gepromoveert en heeft dat de afgesette magistraat van Nimegen in de qualiteyt zoo zij pretendeerden in de vergadering van de heeren staaten generael audientie zoude geven?
Seyt dat hij dier tijt in de vergadering van de heeren staaten generael nyet en heeft gecompareert, en nyet te weeten of hij de gecommitteerden van Hollandt aldaar compareerende, daar van gesproken heeft ofte nyet, maar wel dat de voors. gecommitteerden in de vergaderinge van Hollandt versogt en vereregen hebben audientie.
| |
177. Of hij gevangen zelfs de voors. afgezette magistraet nyet geraden heeft zoo in de vergadering van de heeren staten generael als van Hollandt respective, over de keuze bij zijn Exc gedaan, opentlijk te doleeren en reparatie daar jegens te versoeken?
Seyt dat hem gedenct dat verscheyden gecommitteerden van de oude magistraet bij hem zijn geweest, en verclaart hebben zulks hare meeninge te wesen. zonder dat hij weet deselve
| |
| |
eenigen raat gegeeven te hebben om zulks te doen, maar belooft alle addres te doen bij de heeren staaten van Hollant, om henl. aldaar te doen hooren en hare redenen te verstaan.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
's Maandaags den XVIIJ Marty 1619 weder geexamineert den voorn. van Oldenbarnevelt, ter presentie van de heeren Voocht, van Essen, Cromhout, Junius Couwenburch, Rosa, van Sweten, Pauw, Schagen, Bruynings, Manmaker, Scotte, Ploos, Salmius, Sandius, Atsma, Sloot, van Hemert en Scaffer.
| |
178. Of hij gevangen deselve van Nimegen nyet belooft en heeft, dat deselve bij de heeren staaten van Hollandt zoude doen hebben reparatie jegens deselve keure?
Seyt neen.
| |
179. Of hij deselve afgezette magistraat van Nimegen nyet en heeft doen hebben audientie bij de heeren staaten van Hollandt int stuk van de clagten die zij over de keure van zijn Exc. waren doende?
Seyt dat zij audientie versogt hebbende, hij 't zelve bij de heeren edelen en steeden heeft geproponeert; ende dat bij deselve goedgevonden is geweest haar te doen binnen staan en audientie te verleenen.
| |
180. Waar gebleven is de scriftelijke propositie bij deselve overgegeeven?
| |
| |
Seyt dat hij 't zelve nyet en weet, wijffelende of deselve hem zoude mogen gerestitueert zijn, maar en weet het nyet seeker.
| |
181. Waaromme hij deselve propositie nyet en heeft willen communiceeren die van Gelderlandt?
Seyt dat hem nyet gedenct, dat die van Gelderlandt communicatie daar van versogt hebben.
| |
183. Waeromme hij gevangen deselve propositie nyet en heeft willen communiceeren diverse leden van Hollandt, als Dordrecht, Amsterdam, en andere?
Seyt dat hem ook nyet en gedenct zulks aan hem verzogt te zijn.
| |
185. Of hij gevangen nyet gemuniteert en ingestelt en heeft den brief aan de heeren staaten van Gelderlandt, geschreven ten fijne omme de afgezette magistraat van Nimmegen te doen hebben cessie op ten landtdag in gelijk getal neffens de dienende magistraat?
Seyt dat hij meent dezelve minute ingestelt te hebben, volgens de resolutie van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt, en dat hij gelooft dat deselve hout t gunt hier vermaant word, bij forme van voorslag of raat, en dat hij nyet en weet wat verandering in 't arresteeren vant concept bij de heeren staaten is gedaan, alzoo hij daar nyet bij en is geweest.
| |
| |
| |
186. In wat regieringe van dese landen oyt gebruykelijk is geweest dat de afgezette magistraat cessie heeft neffens de dienende?
Seyt dat de consideration en redenen bij de gedeputeerden van de oude magistraet van Nimmegen geproponeert, van zulke consideratie bij de heeren van Hollant en West-vrieslandt verstaan zijn, dat zoo wel ten opzien van de twaalfjarige treves, en 't geene geduyrende deselve in 't bestellen van de magistraet geallegeert werden gepasseert te zijn, namentlijk dat die gestelt was geweest naar 't eygen gevoelen en begeerte van die van de magistraat en deselve daar toe zelfs bij zijne Exc. gecommitteert, behalven dat zij XXVI of XXVIJ jaren hem wel en getrouwelijk voor de gemeene zake hadden gedragen, en zoo lange geschorst geweest zijnde 't gebruyk van hare privilegien, dat van consideratie was bij de landschap van Gelderlandt geexamineert te worden, oft nyet redelijk en ware dat se haar privilegien zouden behooren te genieten, gelijk andere groote en cleyne steeden van Gelderlandt genoten; zonder dat hij zoude connen eenig exempel allegeeren volgende de vrage, nyet wetende datter gelijke casus in regard van andere magistraaten voorgevallen is geweest.
| |
187. Waaromme hij gevangen de heeren staaten van Hollandt zulken raat gegeeven heeft om alzo te schrijven tegens 't notoire regt van de landen?
Seyt dat in de vergaderinge van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt geleeden zijn de reedenen bij die van Nimmegen overgegeeven, en daar jegens 't verbaal bij zijn Exc. aan de heeren staten generaal overgelevert van 't gepasseerde in 't veranderen van de magistraat binnen Nimmegen, ende op alles gelet zijnde na de ordre van de vergaderinge geresolveert is aan de heeren staaten van Gelderlandt te scrijven, zonder dat hij anders raat gegeeven dan de stucken geleesen zijnde, de stemmen om gevraagt en bij de meeste stem- | |
| |
men geconcludeert heeft volgens zijnen last en gebruyk; dog dat bij de heeren edelen in 't formeeren van haar advys 't zelve is voorgeslagen, ende bij hem die spreect, int vuyten van derselver advys verclaart, en bij de meeste stemmen voorts gevolgt, zonder dat hij die spreect eygentlijk weet of hij 't bij de heeren edelen heeft voorgeslagen.
| |
188. Of hij gevangen nyet diverse steeden van Hollandt aangeraden heeft de veranderinge van den eedt van de schutterijen?
Seyt dat hij daar van geen memorie en heeft.
| |
189. Of eenigen last of resolutie van de heeren staaten is geweest, in cragte van dewelke de schuttereeden rnogten verandert worden?
Seyt dat hij daarvan ook geen memorie en heeft, maar dat hij meent 't selve altyts gestaan te hebben tot dispositie van de regierders van de steeden, en dat hij bij zijnen tijt als pensionaris van Rotterdam zulks aldaar heeft helpen procureeren.
| |
190. Of hij in Septembri 1617, den secretaris Ledenberg hem gevangen nyet gecommuniceert en heeft 't concept van eenen brief die beraamt was aan zijn Exc. te scrijven ten eynde hij tot Utrecht nyet comen zoude?
Seyt daar van geen memorie te hebben.
| |
| |
| |
191. Of hij gevangen nyet diverse consideration opt concept van dien brief en heeft gemoveert daar na dien brief gecorrigeert is?
Seyt ook daar van geen memorie te hebben.
| |
192. Of hij gevangen onder correctie van de consideration bij hem gemoveert, nyet goedgevonden en heeft dat zijn Ex. zulken brief zoude toegesonden werden?
Seyt dat hij daar op nyet anders can zeggen dan als voren.
| |
193. Of de verclaringe van die van Haarlem met zijn toedoen en advys nyet ingestelt en is geweest?
Seyt dat hem gedenct, dat die van Haarlem deur eenige gedeputeerden hem gecommuniceert hebben zeker gescrift, inhoudende hare opinie tot voorstant van de unie, vrij en geregtigheyden, mitsgaders privilegien der steeden, zonder dat hem gedenct dat daar op bij hem eenige veranderingen zijn gedaan.
| |
194. Of hij deselve verclaringe nyet zoo goetgevonden en heeft gehadt?
Seyt dat hem nyet en gedenct, dat hij daar tegens yet heeft gezeyt, ende dat aangaande zijn goevinden of nyet, dat hij dat heeft gereserveert totdat de heeren edelen zouden vergaderen ende daar op delibereeren, bij dewelke dat hij eenige poincten van dyen verstaan heeft, alsoo nyet practicabel te wesen, gelijk deselve na de letter scheenen te luyden; en dat in reguard van 't precys repareeren van 't geene tegens de vrij en geregtigheyden der landen ende steden was gedaan, daar inne de heeren edelen en hij neffens deselve verstaan heeft,
| |
| |
dat moderatie ende discretie mogte gebruyckt worden, zonder dat hij weet dat hij te dier tijd aan die van Haarlem verclaart zoude hebben deselve goet te vinden.
| |
195. Of hij gevangen den gedeputeerden van de agt steeden die over 't concipieeren van deselve verclaringe hadden gebesoigneert, nyet en heeft geraden dat zij deselve zouden brengen in hare steeden en bij hare respective vroedschappen daar op doen resolveeren?
Seyt dat hem 't zelve nyet en gedenct, maar wel dat bij zijn absentie deur indispositie in de vergaderinge van de heeren staaten van Hollandt en West-vrieslandt goetgevonden is deselve aan de edelen en steeden over te zeynden, en dat naar deselve bescrijvinge daar op een moderatie bij gemeen consent van allen de leden is geschiet, en bij hem het aannemen van dezelve moderatie is gevordert.
| |
196. Of deselve verclaringe bij die van Haarlem nyet daar na in de vergaderinge van de staaten ingebragt is. en bij zijn beleit bij de agt steden aangenomen, ende resolutie daar op geformeert?
Seyt dat hij nyet wel en weet of hij daar bij is geweest datter resolutie in de vergaderinge op zoude wesen geformeert, alzoo na zijn memorie de heeren edelen de moderatie hier voren geroert hebben gemoveert en bij de andere steeden gedifficulteert haar daar op te verclaren, zonder voorgaande bescrijvinge ende communicatie met haar vroetschappen.
| |
| |
| |
197. Of hij gevangen deselve verclaringe nyet heeft doen translateeren int Franchoys en bij wien dat gedaan is?
Seyt neen.
| |
198. Of hij gevangen deselve verclaringe van Haarlem in Francoys getranslateert nyet gesonden en heeft buyten 's lands in Engelandt, Vrankrijk en elders?
Seyt zulks nyet te gelooven of hem te gedenken.
| |
199. Tot wat eynde hij deselve buyten 's lands heeft gezonden?
Seyt nyet te weeten dat hij se buyten 's lands gesonden heeft.
| |
200. Of de publicatie van die van Haarlem gedaan tegens den hoogen raade met zijn advys, weeten, of toedoen nyet en is ingestelt geweest?
Seyt daar van ook geen memorie te hebben, maar dat hij hem laat dunken dat de pensionaris van Haarlem hem geduyrende zijn indispositie yets daar van gezeyt of gecommuniceert heeft, zonder dat hij 't nogtans zeekerlijk weet.
| |
201. Of hij gevangen de gedeputeerden van de steeden van Hollant, die in de resolutie van den IIIJ Augusti 1617 hadden geconsenteert, nyet geraden en heeft tot mainctienement van deselve resolutie waertgelders te ligten?
Seyt dat voor en naar 't neemen van de resolutie van den IIIJ Aug. hij de steeden vermaant heeft wel te willen letten op hare versekeringe yegens alle populaire factien en onwettelijke usurpatien, 't zij met hare schutterijen, ofte bij ligtinge
| |
| |
van luyden van wapenen naar 't gebruyck van de steeden, naar dat een yegelijk met bewilliginge van hare vroetschap zouden best en bequaamst vinden, zonder dat hij weet dat voor zijn vertrek vuyt Hollandt 's manendags voor half oegst, eenig volk in soldey of gagie aangenomen was als tot Haarlem en Rotterdam, die deselve al aangenomen hadden voor den IIIJ Augusti.
| |
202. Of hij de gedeputeerden van Haarlem, Leyden en Rotterdam nyet geraden en heeft waertgelders te ligten?
Seyt over 36 jaaren hij in zulke en gelijke occurentie het ligten van waertgelders of volk van wapenen in gagie voor 't bequaamste gevonden, en daarom tot verscheyden tijden geur. geert, en ook altemets te weege gebragt, dat bij de steeden waertgelders zijn geligt geweest, en dat hij van die reedenen de steeden in 't generaal en in 't particulier zijne inclinatie daar toe wel heeft geopent, zonder nogtans yemant daar toe te raden, maar 't zelve gelaten tot dispositie en goedvinden van borgemeesteren en vroetschappen van de respective steeden, zonder dat hij bij zijn bedenken in specie der voorsz. steden zulks geraden heeft.
| |
203. Of hij gevangen dien van der Goude nyet geraden en heeft mede waertgelders te ligten?
Seyt hem 't zelve ook nyet te gedenken, maar dat wel mag wesen dat hij aan de zelven zijne consideration desaangaande heeft geopent, om daar op in den haren gelet en gedaan te worden, gelijk zij best zouden vinden.
| |
| |
| |
204. Of hij gevangen nyet raat ende advys gegeeven heeft aan die van Schoonhoven om haar mede met waertgelders te voorsien?
Seyt dat hem dat ook nyet en gedenct, maar wel dat yemant van Schoonhoven naar zijn beste onthout hem aangesproken heeft, zeggende, dat de regeerders aldaar geresolveert waren tot hare verzeekeringe eenige aan te nemen.
| |
205. Of deselve van Schoonhoven hem nyet aangezeyt en hebben, dat se bij secreete particuliere onderteekeninge malcanderen verbonden hadden, tot 't ligten der waertgelders?
Seyt dat hem dat nyet en gedenct.
| |
206. Of die van Rotterdam bij zijne kennisse, voorweten, of advys eenige van hare waertgelders nyet gesonden en hebben naar Schoonhoven?
Seyt neen, maar dat hij meent eens verstaan te hebben of van yemant van Rotterdam, of van yemant van Schoonhoven, dat die van Rotterdam omtrent XXV van haare waertgelders hadden afgesonden omme die van Schoonhoven daar mede te gerieven.
| |
207. Of hij gevangen deur de heer Meerman tot Delft nyet en heeft doen aarbeyden ten eynde zij mede waertgelders zouden ligten?
Seyt hem zulks nyet te gedenken, maar wel dat hij denzelven gezeyt heeft naar zijn beste onthout, dat volgende de libellen en fameuse geschriften een yegelijk van de steeden wel behoorde op zijn hoede te wesen, of diergelijke propoosten,
| |
| |
maar nyet dat hij hem particulierlijk geraden heeft, om tot Delft waertgelders te doen ligten; dan bekent wel dat hij zulks wel nodig geagt heeft.
| |
208. Of hij tot Utrecht wesende, door den secretaris Ledenberg en andere nyet en heeft doen aarbeyden om aldaar mede waertgelders te ligten?
Seyt daar van nyemant t Utrecht gesproken te hebben, voor dat se seyden geresolveert te wesen tot het ligten van de waertgelders, en dat hij zulks met Ledenberg daar van nyet en heeft gesproken voordat hij hem gezeyt heeft, dat de heeren daartoe waren geinclineert, en hacre meeninge daartoe strecten.
| |
209. Of hij gevangen tegens denzelven Ledenberg nyet gezeyt en heeft, dat de stadt Utrecht zonder de waertgelders nyet en conde verseekert zijn?
Seyt dat hem nyet en gedenct zulke woorden gesproken te hebben, maar wel dat hij meende in de stadt veel meer luyden gemiscontenteert te zijn, zoo om 't stuk van de regieringe als religie als hij te voren gemeent hadde; dat se daaromme wel deeden lettende op haare behoorlijke versekertheyt.
| |
210. Of hij gevangen tegens denselven Ledenberg nyet gezeyt en heeft, dat de waertgelders haar ten hoogsten nodig waren, en waeromme?
Seyt dat het wel mag wezen, dat hij verstaan hebbende vuyt Ledenberg de heeren staaten meeninge omme waertgelders of soldaten te ligten, en verstaan hebbende als voren 't misnoegen van veele ingeseetenen van de stadt, goetgevonden en
| |
| |
gepresenteert heeft der heeren staaten meeninge om op hare verseekeringe tijdelijk te letten, deur dien hij verstonde dat deur 't gepasseerde in eenige steeden in Hollandt, de gemoederen van de gemiscontenteerden en ook haar getal hooger en grooter te worden, en daaromme vuytte voorgaande exempelen de resolutie of meeninge van de heeren staaten tot hare wettelijke, natuurlicke, beloofde en nootelicke versekeringe en defensie, zonder yemants lesie ofte offensie, behoorden behertigt te worden, zonder dat hij eenige inductive reedenen tegens Ledenberg gebruyct heeft tot het aannemen der waertgelders, tot hij hem zeyde, dat de meeninge van de heeren staaten van Utrecht was soldaten aan te nemen, en dat hij te meer zulks toestonde en prees, overmits boven 't gemeene recht, van de heeren staaten en regeerders van Utrecht diesaangaande, hij kennisse hadde, dat zoowel bij de heeren staaten generael als raadt van staten in reguard van de stadt Utrecht, zulks naar de leste alteratie aldaar goetgevonden was.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
Eodem die naar den middag ter presentie als voren, preter de heere Essen, weder geexamineert den voorn. van Oldenbarnevelt, gevangen.
211. Waarinne 't gevaar ofte pericule van die van Utrecht conde bestaan, dewijle zij binnen de stadt hadden zoo grooten garnisoen, die haar tegens alle tumulten populair conden beschermen?
Seyt dat ten tijde als die geene die in 't stuk van de religie, regieringe en ontwapeninge van de borgers, ofte 't brengen van dezelve vuytte ordre van haar wagten binnen Utrecht, nog zoo zeer nyet geoffenseert en waren als in September 1617, nog zoo zeer gestijft vuyt t geene in Hollandt omgink, 't gar- | |
| |
nisoen sterker wesende als het dier tijt was, gebragt is om t zelve vuyte stadt te jagen, ende dat in t voorleden jaar onder 't volk van oorloge een gemeen gerugt en geschrey was, dat in geene zaaken de religie rakende zij schuldig waren de overigheyt de hand te bieden en te assisteeren, en dat daarom zijns bedunkens de heeren staaten en de regierders der stadt Utrecht, geleert zijnde door de groote voorgaande swarigheyden, en best de gelegentheyt van de borgeren en inwoonderen kennende, totte voors. resolutie gecomen waren; welke redenen hij die spreekt mede goetgevonden heeft, kennende ten deele de stercte en de resolutie der burgeren en inwoonderen.
| |
212. Wanneer bij de borgeren tot Utrecht getracht is geweest 't garnisoen vuyt de stadt te jagen?
Seyt zulks geschied te zijn naar zijn onthout in 't jaar 1610 volgende de sententic t' Utrecht ten overstaan van eenige gecommitteerden vuyte andere provincien, op 't versoek van de heeren van Utrecht, om bevrijt te wesen van alle opsprake van partijdigheyt daar toe tot Utrecht gezonden, gewesen.
| |
213. Of den ced en de instructie der waertgelders tot Utrecht nyet ingestelt en zijn met advys van hem gevangen?
Seyt naar zijn beste onthout, dat Ledenberg dezelve hem heeft gecommuniccert, maar zoo hij ziekelijk was, zoo en gedenct hem nyet wel van inhouden derzelver, en dat zulks deselve met zijn advys nyet en zijn ingestelt, maar bij Ledenberg ingestelt zijnde, gecommuniceert als voren.
| |
| |
| |
214. Of hij gevangen denselven eedt ende instructie te dier tijt als die hem worden gecommuniceert nyet goet en vonde?
Seyt dat hem nyet en gedenct, dat hij daar inne eenige poincten van swarigheyt heeft gevonden, maar wel dat Ledenberg bij hem gekomen is, en hem deselve heeft gecommuniceert en gevraagt, of hij eenige swarigheit daar inne vonde; waar op hij die spreect geantwoort heeft geen swarigheit daar in gevonden, geremarqueert ofte ook dezelve quaat gevonden te hebben, zonder dat hij op 't vorder van deese vrage yets naarder can zeggen; versoekende dat de heeren van naarder antwoort hem willen excuseeren. Seyt verder derwijle hij 't nyet quaad gevonden en heeft, dat daar vuyt volgt dat hij het goetgevonden heeft, verhopende nogtans dat de heeren daar vuyt nyet en zullen capteeren eenige woorden die daar inne zouden mogen gestelt zijn, daarop hij mits sijn siccte nyet ten vollen zoude mogen hebben gelet.
| |
215. Waaromme den naam van zijn Exc. vuyt denzelven eedt en de instructie is gelaten geweest daar dezelve nogtans was capiteyn generael van de provincie van Utrecht?
Seyt daarop nyet gelet te hebben, en dat hij ook meent dat zulke gegageerde soldaten die tot partienlieren laste van de provincie of stad aangenomen worden, nyet gewoon zijn geweest anderen eedt te doen als die was, ende dat se over sulks ook nyet gewoon en zijn eedt te doen aan den capiteyn generael, als staande alleen onder 't commandement van die geene die haar betalen, ende tot hare particuliere verscekeringe geligt.
| |
| |
| |
216. Wat reedenen geweest zijn waarom men getwijfelt heeft, dat den capiteyn generael op te verseckertheyt van de stadt Utrecht nyet wel en zouden letten?
Seyt dat hij daar van geen reedenen verstaan en heeft ofte zoude connen zeggen.
| |
217. Waaromme de naam van de staten generael vuyte zelve instructic en eedt mede zijn gelaten, daar nogtans de provincien tot onderlinge defensie zijn verbonden?
Seyt, dat geen gebruik en is, dat de naam van de heeren staten generaal gebruyct wort, dan in regard van de geenen die tot laste van de generaliteyt betaalt worden, ende dat boven de generale defensie volgende de unie de heeren staaten van de respective provincien, en ook de regeerders van de steeden op hare naarder verseekeringe tot haar eygen costen wel mogen voorsien, zulks zij goedvinden; dat hij 't zelve alzoo altijts heeft weeten te practisecren bij tijden van zijnen dienst.
| |
218. Waaromme in dezelve instructie gestelt is dat de waertgelders zullen dienen tegens alle ende eenen yegelijk zonder eenige distinctie, ende of daarmede nyet gemeent en zijn, zoowel zijn Exc. als de heeren staten generael?
Seyt, alzoo die aangenomen zijn geweest voor de verseekeringe van de provincie ende stadt Utrecht, ook tot bewaringe en bescherminge van hare vrij en geregtigheyden, dat daar inne gestelt zijn de eygen woorden staande in de naarder unie, ende dat dezelve woorden sani moeten worden verstaan tegens een yegelijk die jegens de unie, vrij ende geregtigheyden der landen en steeden mitsgaders hare privilegien en publicke auctoriteyt yets zouden willen attenteeren, ende zulks ook tegens zijn Exc. en de staaten generael, indien die yets tegens de vrij en geregtigheyden der landen wilden doen, des Godt verhoede,
| |
| |
zoo deselve alzoo weynig tegens de vrij en geregtigheyden der landen yets mogen doen, als yemant anders.
| |
219. Of de woorden in dezelve instructie vervatet, dat de waertgelders op nyemants commandementen en zouden passen, ook nyet en sluyten dat se ongehouden waren te passen op zijn Exc. en de staaten generael?
Seyt dat naar zijn verstant een prince of de heeren staaten van een souvereyne provincie, gelijk de zeven vereenigde provincien, zijn, ende daarvoor gehouden wort, op dien voet tot hare particuliere lasten, volk van wapenen mogen aanneemen, ende dat zulks voor en geduyrende den oorloge is gebruyct geweest, ende dat over zulks deselve nyet gehouden waren te obediceren de beveelen van zijn Exc. ende heeren staaten gencrael zonder ordre van de heeren staaten van Utrecht als souverains, met zulken verstande nogtans, dat die nyet gebruyct en mogen worden tot nadeel van de provincie, steeden, leden ofte ingeseetenen van dyen, maar alleenlijk tot wettelijke en natuurlijke defensie, zonder yemants lesie.
| |
220. Waartoe dan in dezelve instructie gestelt, dat ze zouden moeten dienen te water en te lande, binnen of buyten de provincie?
Seyt dat naar zijn verstant deselve clausule alleene dacrtoe dient, of de heeren staten generael, zijn Exc., ofte de heeren staaten van eenige provincie, bij occurentie en noot die zouden hebben begeeren te gebruyken, ende de heeren staaten van Utrecht daar toe versoeken, dat deselve daar inne bewilligende, de capiteynen, offichieren, en soldaten zulken dienst nyet en zouden mogen weygeren, maar hem daar toe moeten laten gebruyken.
| |
| |
| |
221. Of met zijn advys en aanradinge die van Utrecht nyet geschreven hebben aan de heeren staaten generael de missive van den 5 September 1617 op de excusen van 't aenneemen van de waertgelders?
Seyt te meenen dat hem dien brief is gecommuniceert geweest, en dat hij mede goetgevonden heeft dat dezelve alzoo zoude geschreven worden, zoo hij daer inne nyet en hadde geremarqueert ofte 't mogte wel geschreven worden.
| |
222. Tot wat getal het dessein ofte voornemen van hem gevangen is geweest, dat men de waertgelders in Hollandt zoude ligten?
Seyt dat bij zijne kennisse daar op nyet en is gedelibereert, om het eyntelijk te sluyten, maar dat de respective regeerders van de steeden alleenlijk zooveel zouden aanneemen als zij tot haare nootelicke verseekeringe en defensie zouden bevinden te behooren, en dat men de zaake in goede verseekeringe houdende, zoude mogen comen tot een gevoegelijke accommodatie, en versekeringe met volk van oorloge in ordinaris dienst wesende, om als dan de afdankinge te doen.
| |
223. Of hij gevangen in Decembre 1616 nyet voorgeslagen, en onder de poincten van reces gebragt heeft om ses duysent waertgelders te ligten?
Seyt niet wel onthouden te hebben, of in 't zelve jaar zulken poinct bij beschrijvinge is gemaakt, dat hij hem daarom gedraagt totte zelve poincten van reces of beschrijvinge, te meer zoo hem dunct dat in 't begin van 't jaar 1617 bij reces gebragt is het aanneemen van vier duysent waertgelders.
| |
| |
| |
224. Waar vuyt hij gevangen gemeent heeft de betalinge der waertgelders te vinden?
Seyt dat hij, gelijk hier voren gezeyt is, hoope gehad heeft, dat de zaake haast gevoegelijk zoude hebben worden geaccommodeert, maar zoo 't zelve zoo haast nyet en zoude hebben connen te wege gebragt worden, dat als dan bij de steeden, die dezelve verstonden nodig te wesen, daar op zoude hebben moeten gelet en geresolveert worden, hoe deselve steeden malcanderen zouden mogen verstaan, om den anderen onderlinge assistentie te doen, conform de unie in de beste redelickheyt en gelijkheyt ter tijd toe de voors. gevoegelijke middelen hadden mogen genomen worden.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
| |
Dynsdag den XIX Marty onno XVIo negentien weder geexamineert den voorn. van Oldenbarnevelt, ter presentie als voren, mitsgaders de heere van Essen.
225. Of hij gevangen de agt steeden nyet geraden en heeft de betalinge van dyen bij repartitie naa yeders magt onder malcanderen te vinden, ende dat se in hare vroedschappen daar op zouden letten?
Seyt dat, hij noyt mette 't samentlijke gedeputeerden van de agt steeden gesproken en heeft, maar wel met eenige van dyen, en dat deselve meenden hare consenten met die limitatie te dragen, dat het onderhouden der waertgelders als tot hare verzeekeringe en defensie noodig, daar uyt voor al behoorden betaald te worden, maar dat hij verstaan hebbende dat verscheyden steeden en zelfs de heeren edelen 't zelve nyet goet en vonden, hen vermaant heeft van dat voorneemen te
| |
| |
willen aesisteeren en ordre stellen, dat die costen bij een yegelijk vuyt hare steede-middelen mogten gevonden worden, zonder de middelen van 't gemeene land daartoe te gebruyken, ende dat bij eenige gedeputeerden aan hem gezeit zijnde, dat zulks vuyt haar eygen middelen nyet en zouden connen vervallen, hij daar op eens voorgeslagen heeft, dat zoo verre metten eersten de zaaken tot gevoegelijke accomodatie, contentement en verseekeringe van de steeden, nyet en conde gebragt worden, dat men alsdan zoude behooren te letten hoe veel volke elke stadt nootelijk tot hare verseeckeringe van doen hadde, en dat men van de costen in 't gemeen zoude behooren te maken een repartitie naar 't vermogen van elke stadt totte notelijke maandelijke betalinge derselver, tot ter tijt toe de zaaken zoude gevonden wezen als voren, ende dat daar inne de steden malcanderen behoorden behoorlijk de hand te bieden, in conformité van de unie. Maar dat daarop verder nyet en is gevolgt, overmits den XIIJ Julij 1618 bij hem die spreect ter presentie van XXVIJ of XXVIIJ gecommitteerden vuyte edelen en steeden, van hare Ex. en gen. werde voorgeslagen, dat zijns oordeels het stuk van de waertgelders ofte de nieuwe soldaten zoo in eenige steden van Hollandt ende West-Vrieslandt aangenomen, als ook binnen Utrecht ligtelijk was te vinden en te accomodeeren met 't veranderen van de uytheemsche garnisoenen, ende in plaatse van dyen zoo de steeden van Hollandt als de stadt Utrecht accomodeerende met compagnien van de landen van hare respective repartitie, en dezelve hen reguleerende in conformité van de naarder unie; daar op hij verhoopten, dat de zake zoude mogen afgedaan worden tot contentement ende de waertgelders afgedanct, daar mede ook den voorslag van de voors. repartitie zoude hebben gecesseert; ende zooverre de zaake als voren nyet en hadde geaccomodeert geworden, dat zijn voorslag zulks was, en dat hij dat zoude hebben geraden, en
de gedeputeerden geseyt dat zij daarop zouden letten, ende met haren principalen communiceeren om te weeten hoc het smaken zoude.
| |
| |
| |
226. Of den voorslag aan zijn Exc. gedaan van in de steeden te hebben inlandse soldaten van de respective repartitien nyet daar toe en strecten, om deselve in particulieren eedt der steeden te brengen, hen meester van de militie te maken, ende allen de garnisoenen in handen van de vuytheemsche te doen comen?
Seyt dat hij die spreect naar zijn beste onthout aan hare Exc. en gen, verclaarden, dat met XX Nederlandse comp. de zake conde geregt worden, ende dat men 't zelve zoo veel steeden van Hollandt, ende de stadt Utrecht haar respectivelijk zoo loffelijk voor de gemeene zaake altijts gequeeten hebbende, nyet en behoorde te weygeren; ende hoewel hij die spreect in 't instellen van den eedt vant volk van oorloge anno 1588 gemeent heeft daar mede de steeden, volgende de naarder unie, contentement gegeeven te hebben, mette clausule daar inne comende dat zij ook gehouw en getrouw zullen weesen den heeren staaten van de provincic en regenten van de steeden daar inne zij in garnizoen of anders gebruyct zouden worden, zoo lange zij aldaar zullen wezen, maar dat hij meent, dat veele steeden hen daar mede nyet contenteerende, in 't ontfangen van de garnisoenen boven dien zelfs den eedt hebben afgenomen in conformité van 't VII artikel van de naarder unie, en dat hij verstaan heeft dat hetselve geenen nieuwen eedt en importecrt, maar in effecte nyet anders als vernieuwinge ofte iteratie van de voors. clausule, daarbij nyemant prejudicie en conde pretendeeren, ende zijns oordeels nyet en behoorden gedifficulteert te worden, omme de regenten van de steeden daar inne te believen, ende dat zoo weynig comp. zonderlinge geen veranderinge in de garnisoenen van de frontieren en conden maken; zonder dat hem gedenct, dat hij zijn Exc. den voorslag alhier verhaalt, dier tijt is gedaan, dan dat hij hem gedraagt tot te waerheyt.
| |
| |
| |
227. Wie die geenen zijn die hij zeyt dat de staten van den lande cleyn en tot stoffe hebben willen maaken, en daar jegens dezelve altoos weder opgecomen zijn?
Seyt dat hij bij zijn leven en memorie 't zelve tot verscheyden tijden heeft zien doen bij fameuse libellen in geschriften, en dat die haar noyt zoo veel of zoo groffelijk geopenbaart en hebben als in de naaste vier of vijf jaaren, zonder dat hij van eenige andere weet te spreeken, die de staaten hebben willen cleyn maken.
| |
228. Of hij die van Schoonhoven nyet geraden en heeft, de gemeene middelen van 't landt van Hollandt aan te tasten tot betalinge van haar waertgelders?
Seyt dat hij de steeden of gedeputeerden van dyen, die bij hem geweest zijn ontraden heeft tot betalinge van de waertgelders aan te tasten de gemeene middelen van 't landt, maar die te betalen vuyt haar eygen middelen, ofte daar toe te gebruyken repartitie gelijk voor verhaalt is, maar dat hij hem laat voorstaan, dat yemant van Schoonhoven hem eens gezeyt heeft, dat zij van geen vermogen en waren vuyt hare middelen deselve te betalen, dat zij mitsdien de penningen mosten ligten, van de pagters der middelen, zonder dat hij zulks geraden ofte ook daar veel tegen gezeyt heeft, weetende haar cleyn vermogen, meenende dat bij accomodatie ofte bij 't invoeren van de repartitie voren verhaalt, de zaake ligtelijk zoude hebben connen geregt worden.
| |
| |
| |
229. Wie die geene van Schoonhoven waren die hem quamen aandienen datse de gemeene middelen aldaar tot betalinge van de waertgelders zouden aantasten?
Seyt nyet wel onhouden te hebben of het geweest is een borgemeester ofte den secretaris.
| |
230. Of die van Utrecht in den Hage gecomen wesende in competenten getale om hare resolutie op 't afdanken der waertgelders te openen, den secretaris Ledenberg bij hem gevangen nyet en is gecomen om hem 't zelve te kennen te geven?
Seyt dat in 't begin van de maant van Julio, zonder den dag wel onthouden te hebben, op een morgenstont bij hem gecomen is den secretaris Ledenberg, zeggende dat de heeren gecommitteerden van Utrecht in competenten getale waren aangecomen en hem gelast en hadden te gaan bij hem die spreect, om openinge te doen van haar voorneemen, en dat zij begeerden dat hij als haar geboren lantsaat, notabel geerfden vasal, ook volgende zijn belooften anno 1590 voor 't confereeren van 't gouvernement van de provincie van Utrecht aan zijn Exc., aan hare Mo. Ed. gedaan, haar zouden willen in de zaake ten besten raaden, en daar op voorts verclaart, dat de meeninge van de gecommitteerden was te versoeken veranderinge van haar geheele garnisoen ende in plaatse van dyen comp. van lantsaten van hare repartitie, en deselve in de stadt hebbende, de nieuwe compen. of waertgelders af te danken. Waar op na eenige discoursen ende consideratien bij hem die spreeet gemoveert, van dat zulken voornemen behoorden secreet gehouden te worden, om alle ondiensten te voorcomen, ende daar op Ledenbergs redenen gehoort hebbende, heeft hij die spreect verclaart, t voorneemen van de heeren van Utrecht goet te vinden, maar verzogte van hem Ledenberg te verstaan, wat ordre zij daar inne geraamt hadden te gebruyken, daarop hij zeyde dat daar op nog nyet en was gedelibereert, ende verder eenige propoosten op te zaake gevallen zijnde tusschen hen beyden, heeft hij voorgeslagen tot gevoe- | |
| |
gelijke, ordentelijke en aangename middelen, te willen letten of nyet goet en ware te verzoeken dat alleenlijk vijf of ten minsten vier comp. van 't oude garnisoen vuyte stadt geligt en elders gezonden zouden worden, tot keurc van de heeren staaten en regeerders der stadt Utrecht, en patenten verzogt van zes comp. Nederlanders, mede tot hare keure ende van hare repartitie, ende te presenteeren terstons naar 't vertrek van de voorsz, vier of vijf comp.
aftedanken de eene helft van 't nieuwe volck of waertgelders, ende de voors. zes Nederlandse comp. in de stadt gecomen wesende, aftedanken de reste, ende als dan naarder te letten op te vordere veranderinge des voors. garnisoens. Welken voorslag den voors. Ledenberg scheen nyet wel te behagen, en ook daar inne irresolut en zonder couragie te wezen, zoodat hij die spreect tot hem zeyde, dat hij geen bequamer middel conde bedenken, maar dat hij daarop zoude willen letten, en mette heeren gecommitteerden van Utrecht spreeken, en dien of zulken anderen voet neemen, als zij naar de dispositie van hare zaaken best zouden vinden; dat 't geene zij goetvonden zij met resolutie en couragie int werk zouden stellen, daarop hij van hem gescheyden is.
| |
231. Of hij gevangen denzelven Ledenberg dier tijt nyet ontraden en heeft de openinge van haren last, en vermaant tot couragie en continuatie van de voorsz. waertgelders?
Seyt naar discoursen pro et contra met hem gesproken en afscheyt genomen te hebben, gelijk hier voren verhaalt is, meenende voor zijn oordeel dien voet de bequaamste te wesen, zoo ten opzien van de inclinatie van de heeren staaten, het ophouden van de costen, alsdat zij mette ordinaris en permanente compagnien wel zoo wel verseekert zouden wesen, als mette nieuwe geen gestadigen dienst hebbende, zonder dat hij den voors. Ledenberg anders geraden ofte ontraden heeft
| |
| |
van 't openen van haren last ofte vermaant tot continuatie der waertgelders, in voegen ofte anders als hier voren verhaalt is.
| |
232. Of hij op Ledenberg nyet begeert en heeft, dat hij gaan zoude ten huyse van Vuytenbogaert, en geseyt dat hij aldaar eenige van de gedeputeerden van de agt steeden van Hollandt bij hem zoude zeynden om naarder met hem op 't stuk van haren last te spreeken?
Seyt neen.
| |
233. Of hij den pensionaris de Haan nyet ontboden en aangezeyt heeft, dat hij ten fijne als voren met Hogerbeets en Grotio tot Vuytenbogaert zoude willen gaan?
Seyt hem zulks nyet te gedenken nogte 't zelve te gelooven.
| |
234. Of de voorn. Haen en Hogerbeets bij zijnen last nyet en zijn gegaan geweest tot Vuytenbogaert bij den voors. Ledenberg, en of deselve aldaar nyet ontboden en hebben Grotium, dier tijt bij hem gevangen wesende?
Seyt daar van anders nyet te weeten, dan dat Grotius bij hem zijnde, aan denzelven geboodschapt werden naar zijn zeggen, dat de heeren Haen en Hogerbeets ten huyse van Vuytenbogaert waren, ende aan hem versogten daar bij hen te willen comen, zonder dat dezelve Haen en Hogerbeets bij zijnen last of kennisse daar gegaan waren.
| |
| |
| |
235. Of hij gevangen Grotio nyet en riede daar mede te gaan?
Seyt dat naar zijn onthout hij op te openinge van de voorsz. advertentie goetvonde, dat Grotius aldaar mede zoude gaan, en verstaan de meeninge van de voors. heeren.
| |
236. Wat last of ordre hij gevangen Grotio gaf om aldaar te doen?
Seyt nyet altoos dan als hier voren verhaalt is.
| |
237. Of hij gevangen dier tijt nyet en wiste tot wat eynde Haen en Hogerbeets aldaar bij Ledenberg waren?
Seyt, dat hij vuyte voors. boodschap nyet en verstonde dat Ledenberg aldaar was, dat hij ook nyet en wiste tot wat eynde zij aldaar vergadert waren.
| |
238. Of Haen, Hogerbeets ende Grotius, ofte eenig van henluyden hem gevangen geen rapport en hebben gedaan van 't geene tot Vuytenbogaert met Ledenberg was verhandelt?
Seyt dat hij meent dat yemant van hemlieden hem daar van yets heeft geopent, zonder dat hij ean bedenken eygentlijk wat tzelve is geweest, maar dat het was op te materie van 't afdanken der waertgelders, ende en weet ook nyet wie 't zelve is geweest, die hem dat gerapporteert heeft.
| |
| |
| |
239. Of dezelve hem nyet gerapporteert en hebben, dat se met Ledenberg veel redenen hebben gehad, ten eynde die van Utrecht haren last nyet en zouden openen, maar dat se haar waertgelders zouden willen continueeren, en dat te dien eynde eenige van de gedeputeerden van de agt steeden bij de t' samentlijke gedeputeerden van Utrecht gaan zouden?
Seyt hem nyet te gedenken dat de voors. gecommitteerden of yemant van henlieden in specie zouden gezeyt hebben, in 't stuk van 't openen van de last ofte nyet; maar dat hij verlangende te weeten wat de intentie van de heeren van Utrecht was, aan nyemant van deselve gecommitteerden gezeyt dat de steeden in gelijcke poincten met die van Utrecht op 't stuk van de waertgelders wezende, zouden willen letten of nyet geraden en ware de gecommitteerden van Utrecht te begroeten, haare consideratien en inclinatien te openen, omme te beter de meeninge van de heeren van Utrecht te verstaan, wezende zijn meeninge geweest te verstaan, of de heeren van Utrecht was openinge gedaan van zijnen voorslach aan Ledenberg gedaan, ende wat zij daar op hadden gedaan, daar bij voegende, dat hem nyet en gedenct wat verder propoosten desen aangaande, nopende 't aanhouden van de waertgelders, of nyet, aan hem zouden wesen verclaart.
| |
240. Welke de reedenen of consideratien waren, die de gedeputeerden van de agt steeden aan die van Utrecht zouden verclaren, ende of die nyet en waren van die van Utrecht te disponecren tot het aanhouden van hare waertgelders, ende haren last nyet te openen?
Seyt zijne principale consideratien geweest te zijn terwijlen Ledenberg van hem gescheyden was irresolut ende zonder courage was, omme te weeten waartoe de heeren van Utrecht eyntelijk waren geresolveert, opdat gelijke voet als die van Utrecht zouden goetvinden, de steeden van Hollant ook zouden letten, ofte nyet oorbaar en ware een eenparigen voet met die van Utrecht te gebruyken, daar toe ook zijne openinge van
| |
| |
den XIIJ Julij, wesende twee of drie dagen daarnaa, zoo voor de steeden van Hollant als Utrecht, bij forme van voorslach is gedaan, als hier boven is verhaalt. Seggende voorts de consideratien van de steeden geweest te zijn, dat zij hare zaaken zouden in verzeekeringe houden, zonder 't zij bij continuatie van de waertgelders, ofte anders, zoo als zij goet zouden vinden, en dat hij verder op dit vraagstuk nyet en can antwoorden
| |
241. Of hij de gedeputeerden van de agt steeden of eenige van hemlieden nyet vermaant en heeft, om de gecommitteerden van Utrecht te ghaen begroeten, en haar daer toe disponeeren, dat ze de waertgelders aanhouden, ende haren last nyet openen en zouden?
Seyt zijne meeninge nyet anders te weezen, als hier voren verhaelt is, ende aan de gedeputeerden nyet anders gezeyt te hebben, dan gelijk mede hier voren verhaelt is, ende dat hem overzulks ook nyet en gedenct, dat hij hemlieden vermaant heeft de woorden in 't vraagstuk gestelt, alzoo hij dier tijd hope hadde, dat de zaake zoude hebben gewerden gevoegelijk geaccommodeert, gelijk zijne navolgende actien hebben betoont.
| |
242. Of hij gevangen den secretaris Ledenberg nyet stedes vermaant ende geraden heeft couragie te toonen, ende de waertgelders nyet af te danken?
Seyt dat hij naar zijn onthout den secretaris Ledenberg maar tweemaal hier in den Hage heeft gesproken, de eerste reyse in 't begin van Julij, gelijk hier voren verhaelt is, ende voor de tweede reyse XIIIJ dagen daar nae, dat hij hem quam, zeggende van meeninge te wesen te vertrecken, ende dat hij dier tijd hem vraagde, of hij zijn voorslach aan de heeren ge- | |
| |
deputeerden van Utrecht hadde verhaelt, ende wat daarop gedaan was, daarop hij zeyde, dat de heeren goetgevonden hadden, de voors. zaake in haar geheel te laten, tot d' aanstaande vergaderinge van de heeren staaten van Utrecht, daer op hij die spreect aan hem verzogte, dat hij in dezelve vergaderinge zoude willen gedenken van 't middel van accommodatie bij hem ses of zeven dagen te voren aan hare Ex. en gen. gedaan, wesende in effecte openinge van haren last, 't welk hij aannam alzoo te doen, ende dat wel mach wesen, dat hij die spreect, hem vermaant heeft, de zaeke met goede couragie te willen beleyden, verstaende daer bij, dat 't geene de heeren staaten van Utrecht zouden goetvinden, dat men 't zelve met goede couragie zoude effectueeren, ende wel op te versekeringe lettende, Godt de Heere de zaeke beveelen, zonder dat hij hem specialyk vermaent heeft tot continuatie van de waertgelders anders, dan voren is gezeyt.
Was geteekent, Johan van Oldenbarnevelt.
|
|